Commissie
voor Financiën en Begroting |
Commission des Finances et du Budget |
van Dinsdag 1 juli 2025 Namiddag ______ |
du Mardi 1 juillet
2025 Après-midi ______ |
De behandeling van de vragen vangt aan om 14.38 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Steven Vandeput.
Le développement des questions commence à 14 h 38. La réunion est présidée par M. Steven Vandeput.
De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, eerst en vooral, ik heb de felicitaties gelezen van de vakbonden en van de PS. Zij feliciteren u met het akkoord over de meerwaardebelasting en zeggen dat het een eerste stap in de goede richting is. "Het kraantje zit nu in de muur en het feest kan beginnen", hebben ze gezegd.
Tot nu toe hebt u inderdaad op televisie niets gezegd, mijnheer de minister. U hebt de primeur aan het Parlement gelaten. Ik denk echter dat het zo is omdat u hier niet te veel vragen over wilt krijgen. U wilt er niet te veel mee geassocieerd worden.
Wanneer ik het akkoord lees, mijnheer de minister, dan kom ik tot drie conclusies. Ten eerste, de middenklasse wordt gepluimd, in tegenstelling tot de rijkste 1 %. Ten tweede, zelfstandige familiebedrijven, starters en groeiers zijn allemaal het slachtoffer van de meerwaardetaks. Ten derde, als ik het uiteindelijke compromis vergelijk met uw voorstel van april, dan gaat dat er kilometers op achteruit. Ik stel mij eigenlijk de vraag wat u daar die nacht hebt zitten doen, want u hebt op alle punten toegegeven aan Vooruit. U hebt niets binnengehaald, niets.
Ten eerste, de vrijstelling van tien jaar die in uw oorspronkelijke tekst stond, is eruit gehaald. De VRT spreekt nu over de leraar Tom, maar eigenlijk gaat het over Wouter De Both. Stel dat iemand gedurende 20 jaar 200 euro per maand spaart voor zijn pasgeboren dochtertje. Moet er daarop onder de nieuwe regeling een meerwaardetaks worden betaald, ja of nee? Ik had graag een duidelijk antwoord.
Ten tweede, 1,3 miljoen zelfstandigen worden geviseerd. Zullen mensen die aan pensioenopbouw doen als zelfstandige, buiten de tweede en de derde pijler, en die 250 euro per maand sparen, hun hele carrière lang, 90.000 euro meerwaardetaks moeten betalen? Ja of neen?
Bovendien moeten 500.000 vennootschappen worden gewaardeerd. Voor beursgenoteerde bedrijven is dat niet moeilijk, maar voor niet-beursgenoteerde bedrijven moet er een waardering gebeuren. Ik lees dat dat moet gebeuren op basis van een vaste waardering: het eigen vermogen plus EBITDA maal vier. Men kan daar echter ook van afwijken door een waardering te laten uitvoeren door een revisor of een accountant. In de notificaties van uw beslissing lees ik, mijnheer de minister, dat die waardering kan worden tegengesproken door de fiscus als ze niet-marktconform is. Klopt dat? Hebt u dan zo weinig vertrouwen in de revisoren en de accountants? Hoelang kan de fiscus dat soort waardering contesteren? Meneer de minister, zijn de kosten voor die waardering aftrekbaar? Een revisor kost 10.000 euro. Zal dat aftrekbaar zijn voor de vennootschap of niet? Ik had dat graag willen weten.
Ten derde, het is een aanslag op familiebedrijven. Van de 20 % die u in uw oorspronkelijk voorstel had opgenomen, met name door een bundeling van familieleden, blijft niets over. Het is nu 20 % per persoon. Het gevolg is dat tal van mensen, zoals Yannick Dillen, professor aan de Vlerick Business School, nu stellen dat familiebedrijven, waarin het aandeelhouderschap tot in de derde generatie verspreid is, plots allemaal belast zullen worden. Vanaf 10.000 of 15.000 euro zullen ze 10 % belasting moeten betalen. Dat betekent in feite een verarming van het systeem. Het is een aanslag op familiebedrijven, maar ook op starters en scale-ups, waar business angels vaak minder dan 20 % hebben.
Ten vierde, u spreekt over een meerwaardetaks van 10 %. Als men echter de notificaties goed leest, mijnheer de minister, dan staat er dat het niet alleen 10 % kan zijn, maar ook 33 %.
In uw voorstel van april had u namelijk 10 % opgenomen, waarbij de deur naar 33 % gesloten zou zijn. Nu blijkt die deur opnieuw open te staan. Dat betekent, zoals gisteren ook is gezegd in de podcast van De Tijd, dat de fiscus kan oordelen dat het om een meerwaardetaks van 10 % gaat, maar dat hij ook 33 % kan toepassen in geval van zogenaamd abnormaal beheer. Waarom hebt u die deur opnieuw geopend? Jawel, meneer de minister, luister naar de podcast van De Tijd.
Ten slotte, mijnheer de minister, had uw eigen kabinetschef u gewaarschuwd dat dit compromis van een raspaard een dromedaris zou maken. Welnu, collega’s, het is een dromedaris geworden. Het is onwaarschijnlijk complex.
Ten eerste zegt Febelfin dat het onuitvoerbaar is. Febelfin stelt letterlijk dat het operationeel niet in te voeren is tegen 1 januari 2026. Wat is uw antwoord daarop aan Febelfin?
Ten tweede: het is een taks boven op een taks. Mijnheer de minister, neem nu als voorbeeld tak 21, dat eveneens wordt belast via de meerwaardebelasting. Uw voorstel om de premietaks te verlagen van 2 % naar 0,7 % zat nog in het voorstel van april – herinnert u het zich nog – maar dat is verdwenen. Blijkbaar is die taks gewoon integraal behouden. Het gaat dus om een taks boven op een taks, terwijl een tak 21 vergelijkbaar is met een spaarrekening. Wie zal dan nog willen investeren in een tak 21?
Mijnheer de minister, u zou de Reynderstaks ook afschaffen. Dat stond eveneens in uw voorstel van april, maar blijkbaar blijft die gewoon behouden. Dat is weliswaar enkel op de interestcomponent, maar men zegt mij dat dit onwaarschijnlijk moeilijk is.
Tot slot heb ik nog een vraag over de meerwaarde. U zegt dat er een foto zal genomen worden van de portefeuille op 31 december 2025 om de meerwaarde te bepalen. In de notificaties van het akkoord van zondagnacht op maandagochtend staat dat men tot vijf jaar terug kan kijken. Is dat correct? Geldt dat enkel voor de meerwaarde en niet voor de minwaarde? Dat betekent bijvoorbeeld dat iemand in 2022 een aandeel van bpost kocht voor 22 euro. De waarde op 31 december 2025 is 2 euro. Stel dat die persoon het aandeel verkoopt in januari 2026 aan 2,5 euro, dan zal die persoon een meerwaardetaks moeten betalen op 0,5 euro, terwijl hij in werkelijkheid een verlies heeft geleden van 19,5 euro per aandeel.
De voorzitter: Kunt u uw vraag stellen, mijnheer Van Quickenborne?
01.02 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik ben nog even bezig, ik ben aan het afronden.
De voorzitter: Nee, u hebt uw spreektijd met anderhalve minuut overschreden.
01.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, is het rechtvaardig dat u meerwaarde anders behandelt dan minwaarde?
Tot daar mijn vraag. Ik kan echter nu al aankondigen dat ik u hierover donderdag zal interpelleren want ik vind deze manier van werken totaal schandalig. Dit getuigt van geen enkel respect voor de democratie, mijnheer de voorzitter. U probeert ons gewoon de mond te snoeren, omdat het moeilijk is dat de minister antwoord moet geven. Dat is de realiteit.
De voorzitter: Ik hoop dat uw filmpje werkt, mijnheer Van Quickenborne. U hebt 1 minuut en 50 seconden langer gesproken dan toegestaan. Goed, mijnheer Hedebouw heeft het woord.
01.04 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): (Roept buiten micro) Het is een schande! Dit is geen respect voor het Parlement, geen enkel respect. Lach de mensen maar uit! Schaf het Parlement af! Ga met vakantie! Wat een schande is dit! Ik vind het werkelijk beschamend. Het is heel duidelijk dat wij niets mogen inbrengen, helemaal niets!
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, u hebt ruimte genoeg gehad om vragen te stellen. De heer Hedebouw heeft het woord.
01.05 Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, of de vraag nu door een linkse of een rechtse partij wordt gesteld, de discussie gaat over wie in onze maatschappij de meerwaardebelasting zal betalen. Zijn het de rijksten, de sterkste schouders, of niet? Dat is de essentie van de discussie die we hier voeren.
Ik wil u heel specifiek vragen of de
1 % rijksten effectief die belasting gaan betalen. Die discussie komt
eindelijk op gang bij het brede publiek. Onze partij denk dat dit niet het
geval zal zijn. Onze hypothese is dat de grote meerderheid van die 1 %
rijksten hun aandelen in vennootschappen en bedrijven zullen behouden en dat uw
meerwaardebelasting daar dus niet op toepasbaar zal zijn.
C’est là que se situe la question de fond: les super riches paieront-ils ou pas? Toute mon intervention sera construite sur cette question, à savoir si vous êtes d’accord que la niche fiscale essentielle …
Het gaat niet over achterpoortjes, maar om de grote voordeur. De fiscale realiteit in België is die van een wereld met superrijken, via hun vennootschappen, en niet-superrijken, die allen onderworpen zijn aan de gewone personenbelasting.
Ik ben niet de enige die dat zegt. Gisteren verklaarde professor fiscaal recht Michel Maus over jullie akkoord: "Wat men nu heeft goedgekeurd, is een meerwaardebelasting in de personenbelasting. Er verandert niets in de vennootschapsbelasting. Het is een open deur intrappen om te stellen dat de allerrijksten niet veel personenbelasting betalen. Hun vermogen is immers gestructureerd in rechtspersonen: vennootschappen, stichtingen, noem maar op. Zij ontsnappen dus aan dit verhaal." Daarmee citeer ik professor Michel Maus, niet de studiedienst van de PVDA.
Ook mevrouw Isabel Albers, hoofdredacteur
van De Tijd, niet bepaald een links
dagblad, verklaart dat de realiteit is dat de echte one percent ontsnapt. Ik ben het volledig met haar eens.
Je cite Bruno Colmant, ex-chef de cabinet de Didier Reynders: "Cette taxe ne touchera pas les plus fortunés, notamment les grandes familles, qui ne vendent jamais mais gardent le contrôle de l’entreprise et transfèrent leurs actions à leurs héritiers".
Het is duidelijk dat de superrijken die belasting niet zullen betalen. Dat verwondert mij niet. Marc Coucke zegt bijvoorbeeld dat er geen probleem is met de meerwaardebelasting. Ik denk dat hij er niets van zal betalen. Hij zal niets betalen, want toen Marc Coucke Omega Pharma verkocht, deed hij dat via zijn bedrijf Alychlo. Dat bedrijf bezit al zijn aandelen, en Alychlo zal niets aan meerwaardebelasting betalen.
Mijnheer de minister, dat wil ik bevragen
zonder op een individuele case in te gaan. Kunt u bevestigen dat de bedrijfswereld, de
vennootschappen, niets, maar dan ook 0,0 euro zullen betalen? Via de
DBI-aftrek binnen die bedrijven zullen zij nul procent meerwaardebelasting
belasting betalen, zeker wanneer het gaat om een aandelenbezit van 10 %
volgens de geldende richtlijnen. Mijn vraag is dus duidelijk.
Il n’y a pas de preuve que le 1 % le plus riche paiera, que du contraire. Pouvez-vous le confirmer? En tant que parti de droite, peut-être cela vous rassurera-t-il mais au moins aurons-nous une réponse sur les faits. Deuxièmement, je vois que vous êtres très fier, monsieur le ministre, en annonçant un accord sur une taxe sur les plus-values.
U zegt dat dat akkoord andere hervormingen mogelijk maakt, zoals de werkloosheidsbeperking in de tijd, de pensioenhervorming met de malus, die gepensioneerden honderden euro's zal kosten, een strenger asiel- en migratiebeleid, nodige investeringen in defensie met miljarden voor de F-35's.
Vous faites passer la pilule au travers de cette petite taxe qui rapportera des miettes. Le procès-verbal de la commission confirmera que le PVDA-PTB a donc bien raison.
We krijgen er gelijk in dat de meerwaardebelasting gewoon bedoeld is om die pil te doen slikken. Ik vind het fair dat de minister dat beaamt, want hij was daar niet toe verplicht.
Mijnheer de minister, brengen we met die meerwaardebelasting echt de begroting op orde? Zullen de superrijken echt betalen? Mijn vraag is concreet: zal die niche van vennootschappen blijven bestaan?
01.06 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, collega's, ik wil eerst benadrukken dat het volgens mij een absurd idee is om de structurele financiering van de overheid van de grillen van de beurs te laten afhangen. Als de beurs een jaar slecht presteert, hoe wilt u dat dan gaan opvangen? Gaat u dan ziekenhuizen, het leger, de politie of rechtbanken stilleggen? Of zult u nieuwe belastingen invoeren?
Wat mij bovendien stoort, is dat wordt gezegd dat de opbrengst van deze meerwaardebelasting zou worden aangewend om de lasten op arbeid te verlagen. Op kruissnelheid brengt deze belasting 500 miljoen euro op. Dat komt neer op ongeveer 110 euro per jaar of 9 euro per maand in 2029.
Dan over de technische kant van de wet. Er is een duidelijke discriminatie van kleine beleggers die een vrijstelling tussen 10.000 en 15.000 euro krijgen, terwijl grote beleggers een vrijstelling van 1 miljoen euro krijgen, zonder dat dit redelijk wordt gemotiveerd. Minister Van Peteghem heeft in Terzake een poging gedaan. Ik zal dat niet herhalen wegens tijdsgebrek, maar ik vroeg mij af hoe u dat motiveert, want dat was gewoon naast de kwestie.
De meerwaarde zou vanaf 31 december 2025 worden berekend of, nu komt het, gedurende vijf jaar op basis van de historische aankoopdatum. Dat betekent dat wie na vijf jaar en één dag verkoopt aan een hogere prijs, maar lager dan de aankoopprijs belasting op een minwaarde moet betalen. Dat is volkomen absurd.
Minister Van Peteghem zei dat deze taks even robuust is als de effectentaks. Ik denk van niet. Ze is even robuust als de speculatietaks, die door het Grondwettelijk Hof werd afgeschaft. Daar werkte men ook met minwaarden.
De Reynderstaks op obligatiefondsen blijft overeind, wat leidt tot een dubbele belasting op dezelfde grondslag. U ontkent dat, want u gaat een splitsing maken tussen de interestcomponent en de zuivere meerwaarde. Er bestaat echter ook zoiets als kapitalisatiefondsen waar de interesten in het fonds worden gekapitaliseerd. Als aandeelhouder van een obligatiefonds realiseer ik enkel meerwaarde. Dat is zelfs gangbare praktijk. Ik denk dan ook dat uw redenering niet overeind blijft. Wat is uw reactie?
Bij de bepaling van het aanmerkelijk belang worden, terecht, de grootooms en achternichten tot in de vierde graad niet langer meegeteld. Dat was overdreven. Wat ik echter niet begrijp, is dat zelfs de ouders of broers en zussen niet worden meegerekend. Dat vind ik onterecht. Als u familiebedrijven echt recht in het hart wil treffen en kapot maken, dan moet u hiermee vooral doorgaan.
Ten vijfde, er wordt bericht over een voetvrijstelling van 10.000 euro, te verhogen met 1.000 euro per jaar gedurende 5 jaar als er in de jaren daarvoor geen gebruik is gemaakt van die voetvrijstelling. Geldt dit uitsluitend bij niet-gebruik of ook bij niet-uitputting van de voetvrijstelling?
Ten zesde, er wordt bericht over een gezamenlijke vrijstelling van 30.000 euro voor koppels. Zal deze vrijstelling overdraagbaar zijn tussen de partners, of kan ik mijn aandelen doorschuiven?
Ten zevende, er is geen correctie voor inflatie ingeschreven. Dat betekent dat men meerwaardebelasting zal betalen louter en alleen op prijsstijgingen en niet op waardestijgingen. Dat is toch de bedoeling van een meerwaardebelasting.
Tot slot een politieke vraag. Die meerwaardebelasting werd maandenlang gekoppeld aan de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Is dit nu zeker afgeklopt? Er is nu een eerste lezing. Is Vooruit tevreden met die eerste lezing? Zal zij nu de koninklijke besluiten steunen? Als ik het goed begrijp, moet er dus nog geen wet zijn, maar is de eerste lezing voldoende. Hoe zit dat met Les Engagés, die dat nu plots koppelen aan voldoende financiering voor de OCMW's?
01.07 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik zal snel drie punten afhaspelen, zodat er nog wat tijd overblijft voor mijn collega Schlitz.
De voorzitter: Mijnheer Vanbesien, u hebt beiden een vraag gesteld en hebt in principe elk twee minuten spreektijd voor de vraag. U krijgt van mij vier minuten.
01.08 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Ik heb twee vragen gesteld.
De voorzitter: Mijn excuses, u hebt gelijk.
01.09 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, een tijdje geleden circuleerde het gerucht dat de regering de intentie had om het tarief voor meerwaarde uit speculatieve beleggingen en normale beleggingen gelijk te stellen op 10 % bij de introductie van de meerwaardebelasting. Het huidige tarief van 33 % zou op die manier spectaculair dalen. Kunt u toelichten wat er uiteindelijk uit de bus is gekomen? Wordt dat tarief effectief verlaagd of niet?
Dan heb ik een vraag over het aanmerkelijk belang. Er is een enorm verschil tussen de belasting die betaald moet worden door de modale belegger en de taks die betaald moet worden door iemand die 20 % van de aandelen in een bedrijf bezit. De heer Ive Marx verwoordde het treffend: het is een solidariteitsbijdrage op de sterkste schouders, behalve op de allersterkste schouders.
Op welke manier verantwoordt u dat grote verschil? Iemand met 19 % aandelen in een bedrijf krijgt een vrijstelling van 10.000 euro, terwijl iemand met 20 % aandelen recht heeft op een vrijstelling van 1 miljoen. Dat verschil is aanzienlijk. Waarom zou het Grondwettelijk Hof dat aanvaarden?
Die vraag werd ook voorgelegd aan professor Maus, namelijk waarom de politiek dergelijke risico's neemt. Hij stelde: "Je hebt misschien politieke partijen die erop speculeren dat de wettekst als gevolg van juridische problemen even van tafel zal verdwijnen. Zo is er weer wat uitstel gerealiseerd." Die bedenking hadden wij uiteraard zelf ook al eerder gemaakt. De heer Kevin Spiritus zegt dat de uitzondering voor het aanmerkelijk belang een internationale anomalie is en geen enkele economische basis kent.
Hoe zult u dit verdedigen zodat het standhoudt? Misschien kunnen we een pronostiek organiseren over de datum waarop de wet vernietigd zal worden.
Ten slotte zal de bankensector een cruciale rol spelen bij de implementatie van de meerwaardebelasting. In de pers lezen we echter dat de banken het niet geregeld krijgen tegen januari. Uw belasting zal dus misschien ingevoerd zijn, maar de banken zullen ze niet kunnen innen. Wat is de stand van zaken van uw besprekingen met de bankensector over de invoering van de meerwaardebelasting?
01.10 Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, cela fait longtemps que nous attendions votre accord. Cela fait maintenant un an, puisque nous avions compris qu'il s'agissait de l’élément majeur de votre gouvernement, autour duquel tout allait tourner. Il est enfin arrivé et je dois reconnaître que votre accord sur les plus-values ouvre une porte. C’est un premier pas.
Contrairement à ce que j’ai entendu du collègue, le PS ne vous a pas félicité. Le PS a simplement souligné que c’était un premier pas et qu’il serait toujours aux côtés des groupes politiques qui veulent plus de justice fiscale, puisque, comme nous le savons tous, 70 % de l’impôt proviennent du travail et la consommation alors que le capital n’est taxé qu’à seulement 30 %.
Monsieur le ministre, il y a deux problèmes dans votre texte. Pour le premier, nous avons bien compris qu'il n'y aura pas de réponse aujourd’hui, puisque vous n’avez pas encore de texte. Le deuxième problème est, selon moi, que ce n'est pas du tout une avancée en matière de justice fiscale. Selon moi, vous avez vraiment raté l’objectif, car les vraies épaules les plus larges sont encore une fois protégées grâce à ces taxes et aux exonérations Bouchez.
Je vais vous citer un exemple très simple: quelqu’un qui détient 20 % du capital d’une entreprise pourra bénéficier d’une exonération d’un million d’euros. Un million d’euros ne sera donc pas taxé! Les travailleurs, qui, eux, ne voient pas la situation changer, vont apprécier. Ce ne sont pas uniquement ces "mauvais socialistes” qui tirent la sonnette d’alarme. Monsieur le ministre, l’Inspection des finances signale que cette exonération vide complètement la taxe de son contenu. Vous n’en tenez malheureusement pas compte.
Si ce ne sont pas les riches qui vont payer, qui va réellement payer? Je suppose que vous avez analysé la question pendant des heures et des heures. Vous allez donc pouvoir nous répondre très clairement. Que dire de l’objectif budgétaire? Vous annoncez 500 millions d’euros. Comment? Par quelle méthode? Personne n'y croit. Vous pouvez froncer les yeux, monsieur le ministre, mais personne n’y croit. La Cour des comptes l’a écrit. L'Inspection des finances, les économistes, tant de droite que de gauche, doutent de ce chiffre, mais vous ne répondez pas.
Seule l'utilisation de cet argent est claire. Il n'arrivera pas dans la poche des travailleurs, ni dans celle des pensionnés. Ce matin, le ministre Clarinval a d'ailleurs dit très clairement qu'il servira pour acheter des F-35 à Trump. Il n’y aura donc pas un euro pour le pouvoir d’achat, mais des milliards pour des avions et aller faire la guerre.
Monsieur le ministre, votre taxe sur les plus-values est clairement symbolique, mais surtout profondément injuste. Voici mes questions.
Qui va réellement payer cette taxe?
Nous savons que le diable se cache toujours dans les détails, et particulièrement dans les matières fiscales. Dès lors, quelle sera la liste précise des exemptions et des exonérations?
Quel taux sera choisi, et quelles tranches d'imposition?
Avez-vous revu le rendement budgétaire comme le préconisent la Cour des comptes et l'Inspection des finances? J'ai entendu ce matin que le gouvernement avait aussi décidé d'accélérer les diminutions de cotisations spéciales de sécurité sociale et de quotités d'impôt. Soit je suis toujours sur la même ligne et vous jouez en fait au vogelpik parce que vous n'avez aucun tableau, soit vous avez réellement discuté avec des chiffres et des tableaux, et vous allez pouvoir nous répondre dans quelques minutes.
Enfin, quelles seront les mesures anti-abus de la taxe?
Vous le savez, monsieur le ministre, cela fait des mois que nous vous posons ces questions. Cela fait des mois que nous n'avons pas de réponse. Vous avez, vous-même et plusieurs de vos collègues, sorti plusieurs communiqués de presse ou des interviews dans la presse. À un moment donné, quand vous dites que vous respectez le Parlement, il faut le respecter jusqu'au bout. Il faut maintenant nous donner des réponses claires et précises. J'espère en tout cas que nous aurons plus d'informations que lors de votre conférence de presse de demain avec les journalistes qui pourraient découvrir de nouvelles choses que nous parlementaires, alors que c'est notre travail de base, nous n'aurions pas.
01.11 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, alors ça y est, le kern est enfin parvenu à un accord sur la taxation des plus-values. On nous dit qu'il s'agissait simplement de la transposition de l'accord de majorité. On se demande donc bien pourquoi il a fallu tant de temps pour enfin arriver à un accord. Sans doute que certains avaient besoin de montrer qu'ils bloquaient, qu'ils freinaient au maximum cette mesure qui, en réalité, n'est qu'une mesure de justice sociale. Pourquoi aujourd'hui un salarié, quelqu'un qui travaille et qui gagne un salaire, doit-il payer, quand il fait partie de la classe moyenne, 43 euros sur 100 euros gagnés, alors que quand on joue en bourse ou qu'on achète et qu'on vend des appartements, on ne paie pas un euro d'impôt?
Monsieur le ministre, je pense que cette taxe doit être conçue dès le départ de la manière la plus robuste possible, sinon cela sera un véritable gruyère qui continuera à perpétuer les injustices et les privilèges dans notre société.
Mes questions sont les suivantes, monsieur le ministre, et j'espère avoir les réponses les plus précises possibles. Je pense que le Parlement a assez attendu.
Quelles sont les modalités précises d'une taxation des plus-values adoptée par le gouvernement fédéral? Que sera-t-il possible de mettre en œuvre dès le 1er janvier 2026?
Quelles sont les exceptions prévues dans le mécanisme que vous allez installer? Quel est le rendement budgétaire annuel attendu de cette nouvelle mesure? D'où sortez-vous les 500 millions d'euros? Quelles sont les clauses anti-abus prévues pour éviter les stratégies d'optimisation ou de contournement, notamment via des holdings? Ce régime s'applique-t-il aussi aux plus-values réalisées via des sociétés, notamment les holdings?
J'aimerais aussi obtenir des réponses relatives à la déductibilité. Quelqu'un qui réalise une plus-value de 60 000 euros et une moins-value de 20 000 euros sur un autre titre devra-t-il payer sa taxe uniquement sur les 40 000 euros?
Par ailleurs, quel est le mécanisme prévu pour éviter que quelqu'un ne contourne la taxation en fractionnant artificiellement une plus-value importante en plusieurs ventes inférieures à 10 000 euros, tout en dépassant largement ce seuil au total?
01.12 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, gisteren werd een politiek akkoord bereikt over de meerwaardebelasting. De krijtlijnen daarvan waren vastgelegd in het regeerakkoord, maar de interpretatie en de details moesten natuurlijk nog verder worden uitgeklaard. Dat is intussen gebeurd.
In die discussie zijn voor cd&v altijd drie elementen van belang geweest.
Ten eerste moeten de sterkste schouders hun bijdrage leveren. We zijn trouwens niet het enige land met een meerwaardebelasting. Dat bestaat ook in de landen rondom ons. Onder de sterkste schouders horen ook zij die bijvoorbeeld aandelenpakketten onderbrengen in structuren, zoals stichtingen. Collega's van de PVDA, het is niet omdat er ergens in een tweet wordt beweerd dat stichtingen de belastingen zullen ontlopen, dat dat ook zo is. Dat klopt immers niet.
Ten tweede, de meerwaardebelastingbelasting moet de kleine spaarder zoveel mogelijk ontzien. Op dat element zijn we altijd blijven hameren en daarvoor worden nu een aantal maatregelen genomen.
Ten derde, de meerwaardebelasting moet volgend jaar 250 miljoen euro opbrengen en een half miljard tegen 2029. Die budgettaire opbrengsten moeten gehaald worden om de andere maatregelen te kunnen doorvoeren.
Het is dus een goede zaak dat er nu een akkoord is dat verder kan worden omgezet in wetteksten, want rechtszekerheid is belangrijk voor burgers, bedrijven en investeerders.
Ik heb daarover nog enkele vragen.
Welke garanties zijn overeengekomen zodat de middenklasse niet wordt geraakt?
Een snelle implementatie is belangrijk. Welke planning hanteert u in dat verband?
Hoe zult u de vooropgestelde opbrengsten monitoren?
In de rechtspersonenbelasting is rechtszekerheid belangrijk. Ik had het al over de stichtingen. Er is ook een bijzondere vrijstelling voorzien voor vzw's. Hoe ziet die eruit en hoe zal daarmee worden omgegaan?
01.13 Charlotte Verkeyn (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn betoog heel kort houden. Als er nog spreektijd over is, wil ik die graag overdragen aan de collega's die dat wensen, aangezien het een heel interessante discussie is.
Voor alle duidelijkheid: onze fractie en onze partij zijn nooit echt vragende partij geweest voor een extra belasting onder de vorm van een meerwaardetaks. Ze is er nu echter – die kiezel is uit de schoen – en het moet gezegd dat het akkoord daarover ons zal toelaten om heel grote hervormingen door te voeren, zoals de beperking van de werkloosheid in de tijd.
Ik denk dat we kunnen wachten tot de eerste lezing, want daarin zullen nog veel modaliteiten aan bod komen en zullen we ook pertinente vragen kunnen stellen over de uitwerking.
Nu heb ik één vraag, waarmee ik graag wat meer duidelijkheid zou krijgen. Er wordt gesproken over een foto op het einde van het jaar, maar ik mag toch hopen dat het niet de bedoeling is dat iedereen met een klein bv’tje of vennootschapje in ons land nog snel naar een revisor moet lopen als hij dat over dertig jaar wil verkopen. De revisor kan de waarde perfect bepalen op het ogenblik van verkoop. Dat signaal wil ik hier meegeven.
Mijnheer Van Quickenborne, u schudt van nee, maar u interpreteert de tekst in de pers op een bepaalde manier. Ik stel die pertinente vraag om duidelijkheid te krijgen. Die duidelijkheid kan nog komen. Een revisor kan een en ander immers perfect op het moment van een verkoop bepalen.
Mijnheer de minister, het signaal dat ik wil geven, is dat daarover bezorgdheid leeft.
01.14 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le président, s’agissant d’un débat d’actualité, j’interviendrai en réplique.
01.15 Xavier Dubois (Les Engagés): Monsieur le président, je veux mettre en avant cet accord important qui a été atteint. Ce que de nombreux gouvernements n'ont pas réussi à faire par le passé, nous réussissons à le faire. Une taxe sur les plus-values va voir le jour. Il importe de le signaler.
Par ailleurs, je tiens à rappeler que le projet de loi-programme, suspendu pour l'instant, prévoyait déjà toute une série de mesures visant à faire contribuer les épaules les plus larges, notamment le renforcement du régime des revenues définitivement taxés (RDT), la mise en place de conditions anti-abus au niveau des comptes-titres ainsi que la nouvelle opération de régularisation.
Notre engagement est donc tenu. Il y a effectivement cette taxe sur les plus-values. Des mesures sont prévues pour permettre de protéger la classe moyenne, les petits épargnants, avec notamment l'exonération de 10 000 euros, qui pourra monter jusqu'à 15 000 euros. C’est un élément important à mettre en avant, tout comme l’exonération des investissements dans l'épargne-pensions et les assurances groupes. Nous devons nous féliciter de ces dispositions.
En outre, une exit tax est prévue, puisque certains mettaient en avant le risque d'une fuite de certains hauts patrimoines. Il y a donc la possibilité de les retenir de cette manière-là.
Monsieur le ministre, vous avez toujours mis en exergue le fait que vous débattriez de façon détaillée lorsque les textes seraient là. Ma question sera donc simple. Quand disposerons-nous de ce texte? J'attends donc une réponse précise sur le timing.
01.16 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, u ziet hier een trotse jongeman. Ik zal nu niet te veel vragen stellen, want de genomen beslissing is voor ons heel duidelijk. De spreektijd die mij rest, gebruik ik, indien ik nog opmerkingen heb, bij mijn repliek.
01.17 Minister Jan Jambon: Mijnheer de voorzitter, laat me om te beginnen bevestigen dat ik inderdaad morgen in de namiddag een persbriefing heb georganiseerd. Ik vond het kies om eerst het Parlement te woord te staan, maar blijkbaar wordt dat niet geapprecieerd. Wanneer ik vervolgens aangeef dat het Parlement zich kan buigen over de spelregels en ik bereid ben ruim openheid te bieden, lijkt ook dat niet gewaardeerd te worden. Goed, ik neem dat mee. Het is spijtig dat die souplesse zich tegen mij keert. Ik had gehoopt dat die wel op prijs gesteld zou worden.
Ik denk dat dit overigens niet de laatste
bespreking over deze thematiek zal zijn. Er is gevraagd naar een timing.
Vrijdag zal de tekst in eerste lezing op de ministerraad komen. Dan is de
wettekst bekend. Vervolgens wordt een advies van de Raad van State gevraagd;
dat is de gewone gang van zaken. Daarna volgt de tweede lezing op de ministerraad.
Après une deuxième lecture au gouvernement, le texte sera déposé au Parlement. Nous pourrons alors entamer les débats. C’est la façon normale de travailler.
Maar goed, ik heb hier vandaag weer enkele zaken geleerd.
Beste collega's, chers collègues, het is vandaag 1 juli 2025. Onze regering is gestart op 3 februari. Ik ben blij dat we na vijf maanden een compromis over dit punt hebben gevonden. Voor de ene partij gaat de taks niet ver genoeg, wegens te veel achterpoortjes en allerhande bezwaren, en voor de andere partij gaat de taks dan weer veel te ver. Dat doet mij vermoeden dat we een evenwicht in het midden hebben gevonden.
Op een moment waarop onze overheidsfinanciën onder zware druk staan – en dat is niet het gevolg van deze regering, we hebben dat geërfd van de vorige – kiezen wij ervoor om te hervormen en te besparen. De regering vraagt daarbij ook effectief van de sterkste schouders een billijke bijdrage. De meerwaardebelasting past dus binnen een ruimer kader waarin de belastingdruk op arbeid moet worden verminderd. Dat laatste staat ook in het regeerakkoord en ik zal daaromtrent binnenkort voorstellen aan de regering voorleggen.
Ik wil nogmaals herhalen welke andere maatregelen deze hervormingsregering neemt. Er komt een verlaging van de loonkosten met 1 miljard euro op kruissnelheid. Er komt een verlaging van de energiekosten. Er komt een ondernemersaftrek. Er komt een verlaging van de personenbelasting voor iedereen die werkt. Er komt een vergaande pensioenhervorming en een hervorming van de arbeidsmarkt, waarbij de werkloosheidsuitkeringen eindelijk in de tijd worden beperkt. Er komen meer middelen voor onze defensie en er komt een strenger asiel- en migratiebeleid. Het regeerakkoord van deze ambitieuze arizonaploeg gaat dus veel en veel breder dan de ene maatregel waarover we nu debatteren. Alles hoort samen en het volledige regeerakkoord moet worden uitgevoerd.
Comme je l'ai déjà dit, le projet de loi sera examiné cette semaine en première lecture par le Conseil des ministres et sera ensuite soumis pour avis au Conseil d'État. Par la suite, le Parlement jouera pleinement son rôle.
Beaucoup d'entre vous ont déjà posé des questions techniques pertinentes. Certains le font chaque semaine, d'autres même chaque jour. Vous savez que j'ai beaucoup de respect pour le Parlement. J'espère donc que vous appréciez mon exposé à sa juste valeur.
La taxe sur les plus-values s'applique à l'impôt des personnes physiques. La plus-value réalisée sera imposée comme un revenu divers. Le nouveau régime s'applique également à l'impôt des personnes morales, mais les institutions reconnues bénéficiant de dons ouvrant droit à une réduction d'impôt restent hors du champ d'application.
Aan de heer Matheï – hij is er momenteel niet, maar zijn medewerker, die ik goed ken vanuit de gemeenteraad in Brasschaat, is er wel – kan ik zeggen dat de vzw's waaraan de giften aftrekbaar zijn, buiten de toepassing vallen.
Aucun changement n’est apporté au régime de l’impôt des sociétés.
La notion d’actif financier doit être interprétée de manière large. Tous les instruments financiers sont concernés, y compris, par exemple, les cryptomonnaies. Pour les cryptomonnaies, l'administration pourra toujours apporter la preuve qu'il s'agit d'une gestion anormale d'un patrimoine privé, ce qui permettrait encore l'application d'un taux de 33 %. C'est déjà le cas aujourd'hui.
Le nouveau régime sera d'application à partir du 1er janvier 2026. Les plus-values historiques seront exonérées. Si la valeur d'acquisition est supérieure à la valeur au 31 décembre 2025, il sera possible de conserver la valeur d'acquisition pendant les cinq années suivantes.
In het voorontwerp van wet staat tevens een specifiek uitzonderingsregime gericht tegen de zogenaamde interne meerwaarden, die belast zouden worden aan 33 %. Er wordt ook voorzien in een exitstelsel, dat maximaal twee jaar toelaat om de meerwaarde die bestaat op het moment dat de belastingplichtige België verlaat, te belasten. Zo'n exittaks bestaat ook in onze buurlanden.
De meerwaarde die het voorwerp vormt van de meerwaardebelasting kan worden verminderd met eventuele minderwaarden. Dat is enkel mogelijk wanneer de minderwaarde werd gerealiseerd door dezelfde belastingplichtige in de loop van hetzelfde belastbare tijdperk binnen dezelfde categorie van belastbare financiële activa. Er zal dan bijgevolg gewerkt worden met de FIFO-methode: first in, first out.
Het stelsel van de meerwaardebelasting voorziet in een algemeen regime met een aanslagvoet van 10 % van de gerealiseerde meerwaarde na vrijstelling van een eerste jaarlijkse schijf van 10.000 euro. Dat bedrag zal jaarlijks worden geïndexeerd. Dat bedrag zal elk jaar toenemen met 1.000 euro, die ook geïndexeerd zal worden, en zal, voor zover er geen vrijstelling wordt benut, in de komende 5 jaar maximaal 15.000 euro kunnen bedragen. Mijnheer Vereeck, het is inderdaad zo dat het niet-opgevraagde gedeelte overgedragen kan worden.
Ik geef u een aantal voorbeelden.
Voorbeeld 1: in 2026 bedraagt de basisvrijstelling 10.000 euro. Dat wil zeggen dat in 2027 de basisvrijstelling 11.000 euro bedraagt, en zo gaat dat door tot 2032, waar de basisvrijstelling 15.000 euro bedraagt.
Voorbeeld 2: in 2026 bedraagt de basisvrijstelling 10.000 euro. Ik realiseer vervolgens een meerwaarde van 2.500 euro in 2027. Vooreerst zal de stijging van 1.000 euro worden weggewerkt en vervolgens zal nog 1.500 euro worden aangerekend op de basisvrijstelling van 10.000 euro. De resterende basisvrijstelling zal dus 8.500 euro bedragen in 2027. In 2028 heeft de belastingplichtige opnieuw recht op een voetvrijstelling van 10.000 euro plus 1.000 euro overdracht. Er is dus opnieuw een overdracht omdat de 10.000 euro niet volledig wordt opgenomen.
Op die manier blijft de kleine langetermijnbelegger maximaal buiten het toepassingsgebied van de belasting.
La nouvelle réglementation prévoit en outre un régime particulier pour les contribuables détenant une participation importante. Dès qu'une personne possède une participation de 20 % ou plus, elle peut bénéficier d'une exonération sur une première tranche – une plus-value d'un million d'euros – et de l'application d'un taux progressif allant de 1,25 à 10 % si on arrive à 10 millions d'euros. On pourra bénéficier de cette exonération d'un million d'euros sur une période de cinq ans. Les parts bénéficiaires sont exclues pour le calcul de la participation importante.
Je prends ici l'exemple d'un boulanger local qui vend sa boulangerie pour 1,5 million et réalise une plus-value d'un million d'euros. En l'occurrence, il ne paiera pas de taxes. Ce même boulanger vend sa boulangerie au prix de 2,5 millions d'euros et réalise une plus-value de deux millions. En l'occurrence, le premier million d'euros est exempté et pour le deuxième million, il paiera une taxe de 1,25 %, soit 12 500 euros.
La vente à une société située en dehors de l'Espace économique européen restera, comme aujourd'hui, imposée au taux de 16,5 %
De kleine ondernemingen en zelfstandigen blijven dus maximaal buiten het toepassingsgebied van deze meerwaardetaks. Voor wie onderneemt, mensen tewerkstelt en risico's neemt, zal de impact dus eerder beperkt blijven.
De waardering zal kunnen op verschillende manieren. Concreet zijn er drie verschillende opties voor de belastingplichtigen. Ook een waardering door een onafhankelijk accountant of een revisor zal mogelijk zijn. De inning van de meerwaardetaks zal maximaal via de roerende voorheffing gebeuren wat betreft het algemene stelsel van 10 %. Via de aangifte kunnen de voetvrijstelling en de minderwaarde worden verrekend.
Belastingplichtigen zullen ook kunnen kiezen voor een opt-out, waarbij ze kunnen aangeven dat ze niet willen dat er 10 % roerende voorheffing wordt ingehouden. In dat geval zal een belastingplichtige de meerwaarde moeten aangeven in de aangifte en zal er ook een ficheverplichting ontstaan in hoofde van de financiële tussenpersoon.
De operationalisering van deze meerwaardetaks is een gigantische taak, waarbij wij de sector uitdrukkelijk de hand reiken. Mijn administratie en beleidscel zullen samen met onder andere Febelfin en andere middenveldorganisaties regelmatig overleggen om deze taks op een correcte manier operationeel te krijgen. De afschaffing van de Reynderstaks of een verlaging van de premietaks is niet opgenomen in het voorontwerp van wet.
Collega's, ik ben ervan overtuigd dat we de komende weken, maanden en jaren nog herhaaldelijk en grondig zullen discussiëren over deze wet, onder andere volgende week al, wanneer ik daarover nog openstaande vragen zal beantwoorden, maar hiermee hebt u reeds een eerste toelichting gekregen.
01.18 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, de minister is meer dan vijf minuten over zijn spreektijd gegaan en we hebben hem laten uitspreken.
Dat is het beste bewijs dat een debat in zo’n beperkt tijdbestek totaal ongepast is. Dit is alweer een bewijs dat deze gang van zaken totaal ongepast is. Ik betreur dat ten zeerste. Er is nul respect voor het Parlement. Mijnheer de voorzitter, waarschijnlijk is het uw ultieme droom om het Parlement en deze commissie uit te schakelen, zodat we geen vragen meer kunnen stellen, maar het is mijn opdracht als oppositielid om die vragen te stellen.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, ik ga u even onderbreken als voorzitter.
01.19 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik zal die vragen hier blijven stellen.
De voorzitter: Maar u mag uw vragen stellen.
01.20 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): U kunt mij in de put gooien, maar ik zal de vragen die gesteld moeten worden blijven stellen.
Mijnheer de minister, ik stel vast dat u op tal van vragen niet antwoordt.
Ten eerste, ik heb u een vraag gesteld over de middenklasse. U bent daar niet op ingegaan. De heer Wouter de Both, gisteren op de VRT. Tom, een leraar, spaart voor zijn pasgeboren dochtertje 200 euro per maand gedurende 20 jaar. Ondanks het feit dat de vrijstelling wordt opgetrokken van 10.000 euro naar 15.000 euro, zal die man die taks moeten betalen. Ik heb u die vraag gesteld en u hebt er niet op geantwoord.
Ik lees op die websites wel dat het kabinet een suggestie doet. Het is heel interessant, collega’s, fiscaal advies van het kabinet. Het kabinet zegt dat men de taks kan ontwijken door in verschillende tranches te verkopen. Met andere woorden, de taks is er nog niet, maar men kan hem wel al ontwijken. Hoe moet men dat doen? Misschien moet men bellen naar het kabinet. Daar zullen ze het u uitleggen.
De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Van Quickenborne.
01.21 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Neen, ik ben nog niet klaar. De minister is ook over zijn tijd gegaan.
Mijnheer de minister, ten tweede zijn er de zelfstandigen. Ik heb u een vraag gesteld over de waardering.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, uw microfoon wordt nu uitgezet.
01.22 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): EBITDA maal vier, mijnheer de minister. Ik heb u gevraagd van waar die waardering komt en of die kosten van de waardering worden afgetrokken, ja of neen. U hebt daar niet op geantwoord.
Febelfin zegt dat ze dit niet klaarkrijgen tegen 1 januari. Wat is uw antwoord daarop? U hebt die vraag niet beantwoord, mijnheer de minister.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, u moet stoppen.
01.23 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, wat gebeurt hier eigenlijk? De minister overschrijdt zijn spreektijd en ik mag niet eens mijn tijd benutten. De minister is vijf minuten over zijn tijd gegaan.
De voorzitter: Ik ben deze discussie beu. Deze discussie is gedaan.
01.24 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, ik zal mijn laatste punt maken. Ik beloof het.
Ik wil nog even citeren uit de twee A4’tjes waarover maandagmorgen een akkoord is gesloten met als titel: 30 juni – beslissing kern. In het knelpunt met betrekking tot het fameuze kraantje in de muur staat er: “Indien de voorziene opbrengst niet wordt gehaald, zal de regering de benodigde aanpassingen doen voor het inkomstenjaar dat volgt op het jaar met het tekort".
Ik dacht dat de PS dat kraantje in de muur zou opendraaien, van 10 % naar 30 %, maar deze regering gaat dat doen. Deze regering zegt: als we te weinig opbrengst hebben, gaan we het tarief nog verhogen in deze legislatuur. Waarom staat dat in die tekst, mijnheer de minister? Waarom zegt u dat u het tarief gaat verhogen, als de voorziene opbrengst niet wordt gehaald? Ik vind dat onwaarschijnlijk.
De voorzitter: Uw punt is gemaakt, mijnheer Van Quickenborne.
01.25 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Neen, veel te weinig, maar donderdag kom ik terug met een interpellatie.
U hebt geen respect voor het Parlement.
De voorzitter: Als u respect hebt voor dit Huis, dan hebt u ook respect voor de werkwijze die hier wordt gehanteerd en voor het Reglement dat ik als voorzitter probeer toe te passen. Ik stel vast dat het Reglement er voor u is wanneer het u uitkomt, maar dat u het naast zich neerlegt als het u niet uitkomt. In dat kader zal ik ook het Reglement toepassen wat betreft uw gedrag ten aanzien van de voorzitter van deze commissie.
01.26 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): U hebt schrik voor het Parlement. Dat is het probleem. U laat de parlementsleden geen vragen stellen.
01.27 Charlotte Verkeyn (N-VA): Kalmeer nu toch eens. Ik heb daarnet gezegd dat u mijn resterende spreektijd kon krijgen om de discussie te voeren. Dat is voor mij geen probleem, maar mijnheer Van Quickenborne, u gijzelt hier de collega's soms zes, zeven uur aan een stuk. Iets bondig zeggen kan ook goed zijn.
De voorzitter: We gaan weer naar de orde van de dag. De heer Hedebouw heeft het woord.
01.28 Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Je vois que M. le ministre a confirmé en une seule
phrase qu'on ne toucherait pas à l'impôt des sociétés. On fait tout, ici, pour
éviter le débat sur cette niche fiscale – ce n'est pas une petite achterpoortje – énorme, car la
grande majorité des grandes fortunes en Belgique possède leurs actions dans les
sociétés. J'ai pris l'exemple
de Marc Coucke tout à l'heure …
De familie De Spoelberch heeft 620 miljoen euro geboekt op meerwaarde op de verkoop van het transportbedrijf Hillebrand. Dat bedrag komt niet op de persoonlijke belastingbrief van de familie De Spoelberch. Dat wordt behandeld door Cobepa, een persoonlijke vennootschap. Deze mensen zullen daar dus niets op betalen. Ik weet niet of iedereen dat goed beseft.
La grande
bourgeoisie, elle a tout ça. J'ai des dizaines d'exemples.
De Luikse multimiljonair Guy Pacqot verkoopt zijn belangen in bouwgroep Recticel met 95 miljoen euro winst. Hij gaat 0 euro belasting betalen, omdat dat geld allemaal in de Compagnie du Bois Sauvage zit.
…Compagnie du Bois Sauvage, où il a des participations de plus de 10 %, donc RDT! Il n'a donc rien à payer. Par conséquent, chers collègues, pardonnez-moi mais je vois la tentative du gouvernement de ne pas avoir ce débat-là. Ma question est: pourquoi ne l'appliquez-vous pas aux sociétés?
01.29 Lode Vereeck (VB): Dank u, mijnheer de minister. Wij waarderen uw toelichting. Ik hoop dat u ook begrijpt dat wij naar hier zijn gekomen om veel vragen te stellen.
Wat uw inleiding betreft, heb ik een vraag. Is de eerste lezing nu voldoende voor Vooruit om een krabbel te zetten onder de beperking van de werkloosheid in de tijd? Of moet er echt een gestemde wet zijn over de meerwaardebelasting?
In uw inleiding verwijst u ook naar de budgettaire toestand. Ik wil benadrukken dat dit er niet veel aan zal verhelpen. Bij gewijzigd beleid verslechtert de situatie zelfs. Die 500 miljoen betekent slechts 9 euro meer per maand netto in 2029.
U verwijst ook naar FIFO. Mag ik u erop wijzen dat in bepaalde bedrijven de aandelen genummerd zijn en dat genummerde aandelen in het aandelenregister worden verkocht? Daardoor kunt u FIFO niet zomaar toepassen.
Tot slot, wat ik erg belangrijk vind. U verwijst, samen met CD&V, steeds naar de vrijstelling voor kleine beleggers, die 10.000 en 15.000 euro. De vraag is echter waarom er hier sprake is van discriminatie. Mijnheer Van Peteghem heeft gezegd dat grote beleggers, zoals familiebedrijven, zorgen voor werkgelegenheid en economische groei. Maar ik zeg u ook dat kleine beleggers eveneens nemen risico's en ook zorgen voor werkgelegenheid en groei. Daarom wilt u toch een wet-Cooreman-De Clercq invoeren? Dus waarom die discriminatie? En hoe denkt u dit in godsnaam te kunnen verdedigen tegenover het Grondwettelijk Hof?
01.30 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u hebt geen antwoord gegeven op de vraag over de juridische risico's voor het Grondwettelijk Hof met betrekking tot het aanmerkelijk belang. Wat de alarmkreten vanuit de bankensector betreft, zegt u dat u met hen contact opneemt en het samen met hen zult oplossen. Maar dat is niet wat ik hoor uit de sector zelf.
Uw berekening over de overdraagbaarheid van
de vrijstelling heb ik niet helemaal kunnen volgen. Mevrouw Verkeyn gaf echter
aan dat we op de eerste lezing wachten, waarna alle details over de modaliteiten
duidelijk worden. Ik heb begrepen dat die eerste lezing vrijdag 5 juli 2025
plaatsvindt. Ik hoop dat we daarvan een kopie zullen ontvangen, zodat we die
zelf ook kunnen bestuderen. Dank u wel.
01.31 Hugues Bayet (PS): Je vous remercie, monsieur le ministre, pour votre réponse, même si, je ne vous le cache pas, c'est pour moi une vraie déception. Vous avez utilisé la moitié de votre temps pour une resucée de la note d'orientation et puis, toute une série de déclarations d'intention sur ce que vous allez faire, mais sans chiffres ni tableaux, etc. Et rien sur de nombreuses questions: les mesures anti-abus, les exonérations… à se demander si le gouvernement avait vraiment tranché ou pas. En tout cas, c'est clair: votre réforme n'est pas une avancée en matière de justice fiscale.
Tous nos concitoyens ont compris maintenant qu'une personne qui réalise une plus-value de deux millions payera 12 500 euros et on peut très vite faire le parallèle avec un salaire de 2 000 euros et voir le montant des impôts à payer chaque mois. C'est clair!
Cependant, la question que je vous ai posée reste entière: qui va payer si les riches ne payent pas? Je suppose que ce sera encore la caissière de Cora, qui a 55 ans et que l'on menace d'envoyer au CPAS, les pensionnés qui se battent aussi pour conserver leur pouvoir d'achat. En ce qui concerne les 500 euros que le MR ou Les Engagés avaient promis, rien! Mais on a des sous pour acheter des F-35.
Je vous l'avais dit, monsieur le ministre, vous êtes fort avec les faibles et faible avec les riches. Je confirme, ce gouvernement protège ceux qui ont déjà tout et laisse la facture aux autres.
01.32 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre, pour vos réponses. J'ai calculé que vous avez mis à peu près trois minutes pour rentrer dans le vif du sujet et commencer à répondre aux questions des députés. Je pense qu'en termes de gestion du temps de parole, on peut faire des reproches aux députés mais ici, vous avez commencé par des attaques en règle contre les partis de la Vivaldi, contre les uns, les autres et le Parlement. Ensuite, vous nous expliquez qu'en fait, les réponses viendront plus tard et que nous sommes trop impatients.
Le président: Votre réplique, madame Schlitz?
01.33 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Or, cela fait des mois qu'on attend des réponses sur cette question qui n'est pas du tout anodine.
C'est la question de la législature sur la justice fiscale et sociale. Si vous ne parvenez pas à mettre en place une véritable taxation des plus-values, aujourd'hui, les efforts que vous demandez à la classe moyenne et aux classes les plus précaires de notre société ne seront jamais acceptés.
Vous devez faire contribuer les grosses fortunes et le patrimoine. Et qu'est-ce qu'on entend, glissé entre deux phrases, entre quelques considérations techniques? Qu'en fait, les revenus des sociétés seront épargnés car aucun changement au régime des sociétés ne sera apporté.
Nous allons évidemment creuser cela. Si c'est bien le cas, c'est un véritable scandale et vous n'arriverez pas à atteindre les 500 millions qui sont déjà rikiki par rapport à ce qu'une vraie taxation des plus-values peut réaliser. C'est le cas dans d'autres pays d'Europe, que l'on nous cite en exemple quand ça nous arrange. Un coup le Danemark, un coup la Hollande. Eh bien, je vous invite à vous intéresser réellement à des taxations des plus-values de 30 % qui ramènent des milliards par an dans les caisses de l'État!
Ce n'est qu'une question de justice fiscale de le faire. Arrêtez donc de rechigner, arrêtez de freiner. Et mettez en place cette véritable taxation des plus-values, monsieur le ministre.
01.34 Charlotte Verkeyn (N-VA): Ik wil de minister danken voor de transparantie en openheid die hij heeft getoond tegenover dit Parlement. Wij hebben er alle vertrouwen in dat er tijdens de bespreking van de definitieve tekst voldoende ruimte zal zijn voor rekenschap, bezorgdheden en debat.
01.35 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, nous commençons à y voir un peu plus clair en ce qui concerne la taxation sur les plus-values. Depuis que ce gouvernement est entré en fonction, plusieurs ajustements ont été entrepris, notamment à propos des niches fiscales. Plusieurs choses ne sont désormais plus déductibles, alors qu'elles l'étaient encore naguère. Nous voyons que cette taxation des plus-values est en même temps respectueuse des PME. L'exemple a été donné d'une plus-value réalisée par un boulanger, d'un indépendant qui remet son commerce, mais qui a payé des impôts toute sa vie, qui arrive en fin de carrière et qu'on voudrait rançonner. Or il n'est pas question de le rançonner, mais de le faire participer comme les autres.
Maintenant, bien entendu, nous attendons le texte pour parler enfin de quelque chose que l'on connaît, au lieu de parler dans le vide comme d'habitude. Le plus important est de disposer du volet relatif à la réforme fiscale parce que les ajustements qui ont été entrepris doivent conduire à une augmentation des revenus de ceux qui travaillent. Donc, nous sommes dans l'attente et nous savons que ces textes vont arriver. Monsieur le ministre, je vous remercie de votre initiative.
01.36 Xavier Dubois (Les Engagés): Merci monsieur le ministre pour vos réponses. J'entends les informations concernant le timing. Nous serons bien entendu très attentifs au respect de celui-ci ainsi qu'au caractère opérationnel du projet qui sera présenté. Il sera intéressant d'analyser cela en profondeur. Je pense que vous avez rappelé toutes les exonérations prévues qui protègent la classe moyenne. Nous y tenons fortement et nous serons donc attentifs aussi à ce point de vue.
Nous tenons à souligner la volonté de
monitoring de l'accord prévu ici, tant par rapport au rendement attendu de la
taxe que par rapport à l'atteinte de l'objectif qui est véritablement de faire
contribuer les épaules les plus larges. Ce sera un point d'attention très
important pour nous aussi. Nous
attendons le texte avec impatience.
01.37 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, het is jammer dat er veel geroep en getier is. Politiek gaat over geloofwaardigheid en vertrouwen. Als we het vertrouwen in de politiek willen herstellen, dan moeten we durven zeggen waar het op staat: wie veel heeft, zal meer moeten bijdragen. Punt aan de lijn.
Mijnheer Hedenbouw, u knikt. Ik ben blij dat u het daarmee eens bent.
Collega’s, we doen dat niet omdat we iets willen afpakken, maar wel opdat iedereen die werkt en zijn deel doet, eerlijk wordt behandeld. Alleen zo bouwen we aan een eerlijke, sterke en toekomstgerichte samenleving.
Vooruit heeft zich vastgebeten in de meerwaardebelasting. We hebben doorgezet, niet om een trofee binnen te halen of andere verwijten die wij weleens krijgen, maar omdat het eenvoudigweg niet uit te leggen is dat verpleegkundigen, arbeiders of anderen elke maand zwaar belast worden op hun loon, terwijl iemand die miljoenen opstrijkt via aandelen en jarenlang geen bijdrage hoefde te leveren, nul euro belasting betaalt. Dat is wat er scheef zat en wat we nu rechtzetten.
Laat ik het even concreet maken: een ondernemer verkoopt zijn bedrijf en incasseert 5 miljoen euro, in de pocket. Die winst kwam er dankzij onze wegen, ons onderwijs, onze gezondheidszorg, allemaal betaald, collega's, met belastinggeld. Als we hier binnenkort het wetsontwerp goedkeuren, zal die ondernemer daar voortaan ook aan bijdragen. Net als u allemaal, net als de mensen die meekijken en ikzelf. Dat is fiscale rechtvaardigheid. Dat is geen slogan, maar een keuze.
Vooruit maakt in de regering werk van een hervorming die niet alleen op papier staat, maar ook voelbaar is op het terrein. Geen uitzonderingen voor lobbygroepen, geen achterpoortjes voor wie het breed heeft. Als dat niet lukt, dan lukt de rest ook niet. Dus gaan we ervoor, omdat het nodig is, omdat het eerlijk is en omdat mensen dat verwachten van wie wel verantwoordelijkheid durft te nemen. Daarom zit Vooruit in de huidige regering.
Echte vooruitgang, collega's, begint met gelijke spelregels voor iedereen. Daar sta ik voor en daar zal ik altijd voor blijven vechten, zolang ik in dit Parlement zit.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
02.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): (…) (Zonder microfoon.)
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, die vraag hebben wij gehad. U hebt uw kans verkeken. Wij gaan door met onze agenda.
Madame Schlitz,
vous avez la parole. (…)
Bon, madame
Schlitz, soit vous posez votre question, soit nous passons à la question
suivante. J'en ai marre! (Tumulte)
02.02 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, respecteer eens het Parlement!
De voorzitter: Respecteert u eens de regels van het Parlement!
02.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): u respecteert helemaal niets!
De voorzitter: Respecteer de regels van het Parlement!
02.04 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): (…)
De voorzitter: De orde van de werkzaamheden hebben wij daarstraks gehad. Die vraag had u daarstraks moeten stellen.
02.05 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): (…)
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, ik ben voorzitter van de commissie voor Financiën. Ik probeer ze voor te zitten volgens de bepalingen van het Reglement. Ik houd mij aan de agenda. Wij zijn aan het tweede punt van onze agenda gekomen, zijnde een vraag van mevrouw Schlitz aan de minister over la menace pour la presse écrite.
02.06 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le secteur de la presse écrite traverse une période particulièrement critique. Son modèle économique, fragilisé depuis de nombreuses années, est aujourd’hui plus que jamais menacé, entre baisse des revenus publicitaires, montée en puissance des plateformes numériques et dépendance accrue aux aides publiques.
Un des éléments centraux de la survie de la presse écrite, en particulier dans sa diffusion physique, est le mécanisme de soutien fiscal lié à la distribution postale qui a été instauré sous la précédente législature fédérale pour compenser la fin programmée de la concession postale. Ce mécanisme est aujourd’hui prolongé jusqu’en 2026. Mais au-delà de cette échéance, rien n’est prévu, et le silence actuel de la majorité fédérale Arizona est extrêmement préoccupant.
La suppression pure et simple de cette mesure, sans alternative crédible, aurait des conséquences dramatiques pour le pluralisme des médias, l’indépendance des rédactions et l’accès à l’information, en particulier en Wallonie. Il ne s’agit pas seulement de préserver un secteur économique, mais de protéger notre démocratie dans un contexte de prolifération des fake news et de crise de confiance dans l’information.
Monsieur le ministre, le gouvernement envisage-t-il de prolonger ou de pérenniser ce mécanisme ou d'en créer un autre équivalent pour garantir l’accès à une presse écrite pluraliste pour tous les citoyens de notre pays, en ville comme à la campagne?
Envisagez-vous de saisir le Comité de concertation afin que cette question, qui concerne directement la viabilité du secteur, soit abordée au plus haut niveau de coordination entre entités fédérale et fédérées?
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, als u discussies wenst aan te gaan, doet u dat best buiten de zaal. Men is hier aan het werk.
02.07 Minister Jan Jambon: Dank u wel, voorzitter. Het is hier een beetje chaotisch.
Madame Schlitz, je vais être assez bref et très direct.
La loi du 12 mai 2024 prévoyait, comme vous le savez, deux mesures fiscales temporaires qui prendront fin le 31 décembre 2026. À ce jour, le gouvernement n'a pas prévu leur prolongation. De plus, aucun Comité de concertation n'est prévu à ce sujet.
02.08 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci monsieur le ministre, même si la réponse est pour le moins abrupte. Cela signifie donc que vous ne prévoyez aucune perspective pour le secteur de la presse écrite après le 31 décembre 2026. C'est une réponse assez déconcertante.
Aujourd'hui, il s'agit de garantir purement et simplement le droit à une information de qualité et indépendante, dans un contexte démocratique vacillant. Je pense qu'il est de l'intérêt de l'ensemble des partis de l'Arizona et de l'ensemble des forces démocratiques de ce pays de s'assurer de la garantie pour tous les citoyens d'avoir accès à cette presse écrite.
Monsieur le ministre, si un Comité de concertation n’est pas convoqué sur ce sujet, je vous invite à en convoquer un de toute urgence. C’est une question éminemment importante, qui aujourd'hui préoccupe très fortement les rédactions. Je vous remercie, monsieur le ministre, pour les actions que vous pourrez prendre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, uit een onderzoek van professor Dor van het IESEG blijkt dat de gemiddelde rente op spaarrekeningen in dit land veel lager ligt dan in de meeste andere landen van de eurozone. U vindt de cijfers in de tekst van mijn vraag zoals ingediend. Volgens Febelfin zijn voor die bevinding wel aan aantal redenen te bedenken.
Mijnheer de minister, wat verklaart volgens u, en volgens de regering, de verschillen in spaarrentes tussen de landen van de eurozone? Waarom is de gemiddelde rente in dit land zo laag? Deelt de regering het standpunt van Febelfin?
Ten tweede, leidt het renteverschil tot een aanmerkelijke verplaatsing van Belgische naar buitenlandse spaarrekeningen? Zo ja, hoe groot is die verplaatsing, uitgedrukt in euro? Hoeveel spaargeld van Belgische spaarders staat er op buitenlandse spaarrekeningen, vooral in de eurozone?
Ten derde, beschouwt de regering de kapitaalvlucht als problematisch? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen wil de regering nemen?
Ten vierde, wanneer worden de niet-beantwoorde vragen over de meerwaardebelasting beantwoord?
03.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer Vereeck, ingaand op uw laatste vraag, bij het begin van het debat heb ik gezegd akkoord te gaan met een verruiming van de spreektijd die in een actualiteitsdebat aan het Parlement wordt toegestaan. De voorzitter heeft die spreektijd dan ook uitgebreid. Ik vond het dan ook heel ongepast dat de heer Van Quickenborne opsomde op welke vragen ik allemaal nog niet geantwoord had. Ik heb verzocht om een deel van de vragen vandaag en het overige deel volgende week te kunnen beantwoorden. Ik ben dus bereid om de gestelde vragen te beantwoorden, zoals ik bij het begin van het debat heel duidelijk heb voorgesteld, met de bedoeling om tot een werkbaar vergelijk te komen tussen het Parlement en mijzelf. Ik meende dat ik daarmee een geste deed ten aanzien van het Parlement. Als de parlementsleden wat meer spreektijd kregen, dacht ik als minister ook wat meer spreektijd te krijgen om juist die parlementaire vragen te beantwoorden. Ook dat wordt mij kennelijk kwalijk genomen. Op dat vlak heb ik vandaag heel veel geleerd.
Mijnheer Vereeck, nu zal ik ingaan op uw drie technische vragen.
Ten eerste, de spaarmarkt in onze buurlanden en andere landen verschilt aanzienlijk van de Belgische markt. In sommige gevallen nemen spaardeposito's een kleiner aandeel van de totale spaarproducten in, en in andere gevallen wordt hun rendement versterkt door specifieke nationale kenmerken. Daarom is enige voorzichtigheid geboden bij internationale vergelijkingen.
Wanneer men de vergoeding van spaargeld bespreekt, moet men altijd de balans van een bank in haar geheel bekijken, dus niet enkel de vergoeding van de passiva, met name het spaargeld, maar ook het rendement op de activa, met name de kredietportefeuilles. Ook op dat vlak bestaan er verschillen tussen landen. Hypothecaire kredietverlening tegen een vaste rente die de kredietnemer beschermt in geval van een renteverhoging, is een praktijk die slechts in enkele landen van het eurogebied voorkomt, waaronder België. In de meeste Europese landen zijn hypothecaire leningen met een variabele rente de norm. Wanneer de rente stijgt, neemt het rendement op een portefeuille van leningen met variabele rente snel toe, waardoor spaargeld beter kan worden vergoed. Wanneer de rente daalt, zal de vergoeding van spaargeld dan ook sneller dalen. In landen waar de rente overwegend vast is, zoals in de Belgische hypotheekportefeuilles, stijgt het gemiddeld rendement maar geleidelijk. Bij de prijszetting van de spaarboekjes moeten de Belgische banken dat ook in aanmerking nemen. In ieder geval is de rente die de bestaande kredietnemers nu in België effectief op een hypothecair krediet betalen gemiddeld lager dan in de meeste landen van het eurogebied. Dat geldt dus voor bestaande leningen.
Ook voor nieuwe leningen gelden in België lagere tarieven dan in andere landen. In hetzelfde artikel van De Tijd van 9 mei kan men trouwens lezen dat de cijfers van de ECB aantonen dat nieuwe woonkredieten in België relatief goedkoop zijn. De gemiddelde rente op hypothecaire kredieten bedroeg in maart 3,07 % in België, tegenover gemiddeld 3,6 % in Duitsland, 3,46 % in Nederland en 3,05 % in Frankrijk.
Nu kom ik tot het antwoord op uw tweede vraag. De Nationale Bank van België beschikt niet over exacte gegevens met betrekking tot de spaardeposito’s van gezinnen in het buitenland. Wel beschikt de Nationale Bank over gegevens met betrekking tot de totale deposito’s – dat zijn spaar-, zicht- en termijnrekeningen samen – van de Belgische huishoudens bij kredietinstellingen in de rest van de eurozone, via de bancaire rapporteringen die door de ECB worden gepubliceerd. Daarin zien we de laatste jaren geen opmerkelijke evolutie. Over een periode van vijf jaar bijvoorbeeld zijn de deposito’s van de Belgische huishoudens in de andere landen van de eurozone gestegen van 10,3 miljard euro eind 2019 naar 10,6 miljard euro eind 2024. Dat is dus tamelijk stabiel te noemen.
Dan kom ik tot uw derde vraag. Ter aanvulling, het totaal van de deposito’s van gezinnen bij Belgische banken evolueerde in dezelfde periode van 390 miljard naar 439 miljard euro. Dat wijst volgens mij dus niet specifiek op een kapitaalvlucht.
03.03 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw helder antwoord.
Ik vat even samen. Als we binnenlandse en buitenlandse spaarrekeningen, rentevoeten en spaarrentes vergelijken, dan is dat eigenlijk een beetje appelen met peren vergelijken. De voordelen voor onze hypothecaire leningen zijn gunstig, terwijl de opbrengsten van de spaarrekeningen minder gunstig zijn. Dat kan internationaal niet zomaar worden vergeleken.
Ik had gedacht dat mensen in België appels zouden kopen en in het buitenland peren, maar blijkbaar gebeurt dat niet. Er is weinig kapitaalvlucht, wat op zich heuglijk nieuws is. Kapitaalvlucht kan immers weleens tot problemen in het binnenland leiden.
Ik dank u voor de heldere uitleg en voor de cijfers, die inderdaad staven wat u hier naar voren schuift.
Inzake de niet beantwoorde vragen geef ik nog mee dat ik u wel degelijk had begrepen. Dat geldt evenwel niet voor iedereen in de commissie. Ik dacht dus dat, wanneer u een en ander nog één keer zou herhalen, iedereen opnieuw gelukkig zou zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs. 56004975C, 56005220C, 56005985C en 56005986C van mevrouw Almaci worden uitgesteld.
04.01 Anthony Dufrane (MR): Monsieur le ministre, de nombreux citoyens se heurtent à des difficultés pour obtenir des informations ou des rendez-vous auprès du SPF Finances, notamment en raison de la numérisation croissante des services. Il est donc légitime de se demander si la numérisation des services du SPF Finances a réduit l'accès des citoyens moins familiarisés avec les outils numériques.
En réponse aux préoccupations concernant l'accessibilité des services fiscaux, il serait opportun de vous poser quelques questions. Monsieur le ministre, quelles sont les mesures prises pour assister les citoyens éprouvant des difficultés avec les services en ligne du SPF Finances? Existe-t-il des alternatives physiques à leur intention? Enfin, prévoyez-vous des initiatives pour améliorer l'accessibilité des services pour tous?
04.02 Jan Jambon, ministre: Monsieur Dufrane, pour votre première question, le SPF Finances est conscient du fait que tous les citoyens ne sont pas familiarisés avec les applications numériques telles que MyMinfin. C'est pourquoi il est toujours possible de remplir ses obligations fiscales de manière non numérique. Pour l'impôt des personnes physiques, par exemple, la déclaration papier existe toujours. Par ailleurs, différentes mesures sont prises pour aider la population moins familiarisée avec le numérique. Les citoyens peuvent toujours obtenir de l'aide et des informations par téléphone. Lorsque l'aide téléphonique est impossible ou insuffisante, pour quelque raison que ce soit, un rendez-vous peut être pris auprès d'un service local afin d'obtenir une aide personnalisée. En outre, le SPF Finances prévoit la possibilité pour un citoyen dépourvu d'un accès au numérique de donner mandat à quelqu'un qui y est familiarisé. La personne mandatée peut donc exécuter des opérations en ligne au nom du citoyen concerné, de sorte que tout soit traité convenablement et dans les délais impartis.
Ensuite, comme expliqué ci-avant, le SPF Finances ne perd pas de vue les citoyens sans accès au numérique. En 2024, mon administration a répondu à 3,9 millions d'appels téléphoniques. Le temps d'attente moyen a diminué en 2024 de 50 secondes par rapport à 2023 et atteint un peu moins de 2 minutes 30. Les rendez-vous physiques restent possibles après un contact téléphonique préalable. En 2024, 116 000 personnes ont été accueillies pour un rendez-vous physique. Cela représente en moyenne 446 personnes aidées par jour.
En outre, l'Administration générale de la Fiscalité a conclu des accords de coopération avec différentes villes et communes en vue de l'aide au remplissage de déclarations à l'impôt des personnes physiques. Celles-ci fournissent aux fonctionnaires les locaux dans lesquels les citoyens sont accueillis.
Enfin, cette même Administration offre également un support spécifique de remplissage de la déclaration fiscale aux groupes cibles fragiles, comme les personnes malvoyantes, sourdes ou avec d'autres handicaps.
S'agissant de votre troisième question, le SPF Finances offre déjà différents canaux de contact à qui est moins familiarisé à l'électronique. Cette prestation de services est évaluée en permanence avec l'attention nécessaire à l'optimalisation.
Actuellement, des premiers contacts sont par exemple pris avec des organisations telles que Digipunten et Espaces Publics Numériques afin d'explorer la possibilité de collaboration dans le cadre de l'accompagnement et du support des citoyens avec moins de compétences numériques.
Des entretiens sont également réalisés avec les villes et les communes pour examiner comment la collaboration peut être améliorée.
04.03 Anthony Dufrane (MR): Je remercie M. le ministre pour ses réponses détaillées. Je suis ravi. Ce chiffre impressionnant de 3,9 millions de contacts téléphoniques montre que les citoyens sont encore attachés à ces contacts. Vous n’envisagez pas de les supprimer demain. Au contraire, vous envisagez de les renforcer, au travers des permanences dans les communes. Je ne serai pas plus long.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
05.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, dans l’accord de gouvernement, il est indiqué que le champ d’application de la dispense partielle de versement du précompte professionnel sera réformé pour ce qui concerne la recherche dans les universités, les hautes écoles, les hôpitaux et les fonds pour la recherche scientifique.
Cette mention soulève de nombreuses questions parmi les secteurs concernés, d’autant plus qu’aucune précision n’a été apportée depuis l'adoption de cet accord. Lors des débats en commission sur votre exposé d’orientation politique, la question a pourtant été posée, sans que des réponses claires aient été apportées à ce stade.
Les universités, les hautes écoles, les hôpitaux universitaires et les fonds de recherche s’inquiètent légitimement de l’impact qu’une telle réforme pourrait avoir sur le financement de la recherche, la pérennité des équipes scientifiques et l’attractivité des carrières académiques. Pour de nombreuses institutions, ce mécanisme constitue aujourd’hui un levier budgétaire essentiel pour soutenir les chercheurs.
Monsieur le ministre, quelle réforme concrète envisagez-vous concernant ce dispositif? Selon quel calendrier une telle réforme serait-elle mise en œuvre?
Les acteurs concernés – notamment les établissements d’enseignement supérieur et les fonds de recherche – seront-ils consultés en amont de cette réforme?
Envisagez-vous des garanties pour préserver le financement de la recherche et la stabilité de l’emploi scientifique dans ces institutions?
En complément de cette question déposée au mois de mai, pourriez-vous m'indiquer si vous prévoyez de créer une distinction entre les chercheurs et d'exclure uniquement les chercheurs en sciences humaines du périmètre de la défiscalisation du précompte?
05.02 Jan Jambon, ministre: Madame Schlitz, l'accord de gouvernement a fixé l'objectif de clarifier davantage le régime actuel de la dispense partielle de versement du précompte professionnel pour la recherche et le développement, ainsi que d'y apporter des améliorations qualitatives afin de garantir une sécurité juridique maximale en efficacité accrue, un contrôle budgétaire rigoureux et une stabilité durable.
En outre, l'accord de gouvernement prévoit une réforme de la dispense partielle de versement du précompte professionnel applicable aux universités, hautes écoles, hôpitaux universitaires et fonds pour la recherche scientifique. Le contenu de cette réforme fera d'abord l'objet de discussions au sein du gouvernement.
Outre le contenu de la réforme de la dispense partielle de versement du précompte professionnel, les motifs de cette réforme feront également, dans un premier temps, l'objet de discussions au sein du gouvernement. Les mesures prises en exécution de l'accord de gouvernement feront l'objet d'un dialogue avec les parties prenantes concernées. La réforme est donc prévue dans l'accord de gouvernement, mais n'est pas encore mise en exécution.
05.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, j'en conclus que vous n'avez pas d'information à me communiquer sur cette ligne qui est pourtant essentielle dans l'accord de gouvernement et qui a un impact énorme sur certains secteurs en fonction de la manière dont cette réforme va se décliner. Je ne comprends dès lors pas comment on peut accepter de signer un tel accord de majorité qui contient une telle phrase, sans savoir ce que cela veut dire et comment cela va se traduire par la suite.
Je déduis de votre réponse que cela va encore se bagarrer pendant des semaines, des week-ends et des nuits pour savoir qui va gagner dans l'interprétation de cette ligne car les impacts sont considérables. En fait, cet accord, c'est du vent, comme d'habitude! Il y a une ligne mais on ne sait pas ce qu'il y a derrière. Les uns vont plaider en fonction de ce que leurs amis leur demandent et les autres vont plaider en fonction de ce que leurs amis leur demandent. C'est quand même un vrai problème démocratiquement de ne pas savoir ce que veulent dire les accords qui ont pourtant été pris pour former ce gouvernement.
La réponse sera communiquée au secteur qui sera heureux d'apprendre que vous allez le concerter prochainement.
Je pense que c'est déjà un bon signal.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
06.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le droit fiscal belge n’offre actuellement pas de solution satisfaisante aux personnes cotitulaires d’un compte bancaire visé par une saisie fiscale, lorsque celles-ci ne sont ni redevables de la dette fiscale ni codébiteurs.
Plusieurs témoignages font état de situations où le SPF Finances procède à une saisie sur un compte commun, souvent dans le contexte d’une séparation ou d’un conflit conjugal, sans distinguer la part des avoirs appartenant à la personne non concernée par la dette. Cette pratique peut entraîner de lourdes conséquences pour ces personnes: impossibilité de protéger leurs revenus, absence de voie de recours ou de conciliation, et blocage de leur accès à des fonds. Inutile de vous dire que ce sont souvent les femmes qui sont victimes de ce type de violences économiques. Il est donc important d’agir pour faire en sorte que les femmes, qui sont déjà économiquement plus faibles dans notre société, soient protégées de ce type de pratiques.
Pour renforcer la justice fiscale et prévenir les violences économiques, il me semble essentiel d’apporter une réponse structurelle à cette faille juridique. Cette situation soulève donc une série de questions fondamentales.
Monsieur le ministre, quelles garanties existe-t-il aujourd’hui pour protéger les droits des cotitulaires non débiteurs d’un compte bancaire saisi fiscalement?
Existe-t-il des dispositifs permettant de contester ou de limiter une saisie dans le cas d’un compte indivis ou conjoint?
Le SPF Finances prévoit-il des adaptations réglementaires ou des lignes directrices internes pour mieux protéger ces personnes, notamment dans les cas documentés de violences économiques ou de séparation conflictuelle?
Enfin, envisagez-vous une réforme législative pour clarifier les droits des cotitulaires non concernés par une dette fiscale, et leur donner accès à une procédure de contestation équitable?
06.02 Jan Jambon, ministre: Madame Schlitz, comme tout autre créancier, le fisc est tenu de respecter le Code judiciaire. Ce Code relève de la compétence du ministre de la Justice et détermine quels biens et montants ne peuvent pas être saisis, en ce compris les montants crédités sur un compte à vue. Le droit fiscal belge ne règle pas cette matière.
Lorsqu'un créancier pratique une saisie à l'encontre de l'un des titulaires d'un compte commun, cette saisie porte sur l'intégralité du solde disponible à ce moment. La banque doit alors bloquer tous les avoirs. Dans sa déclaration, elle doit indiquer le montant total et préciser la nature du compte. Elle doit informer les autres ayants droit de la saisie afin qu'ils puissent faire valoir leurs droits. Le propriétaire des montants saisis à tort peut s'opposer à la saisie et revendiquer sa part.
Le Code du recouvrement amiable et forcé des créances fiscales et non fiscales prévoit toutefois des dispositions particulières pour le recouvrement à l'encontre d'époux effectivement séparés. Les articles 9 et 10 de ce Code prévoient une procédure de recouvrement spécifique selon laquelle l'époux non redevable est informé de manière adéquate avant toute mesure de recouvrement et a la possibilité, sous certaines conditions, de soustraire ses biens propres au recouvrement.
Étant donné que la problématique décrite n'est pas propre au recouvrement des dettes fiscales, je considère que la législation fiscale actuelle ainsi que les directives internes sont suffisantes et ne doivent donc pas être modifiées. Néanmoins, vous soulevez une problématique tout à fait légitime et j'examinerai la question de plus près afin de déterminer si des modifications supplémentaires s'avèrent nécessaires.
06.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je suis évidemment encline à poser également la question à la ministre de la Justice, si vous pensez que c'est nécessaire.
En effet, je pense que les situations que je vous relate sont des situations vécues par des citoyennes de notre pays. Dès lors, il importe manifestement d'œuvrer en la matière pour éviter que ces situations ne se reproduisent plus.
Donc, merci pour la fin de votre réponse, qui consiste à examiner de plus près ces situations pour voir si des améliorations ou des modifications pourraient empêcher ces situations de se reproduire. C'est important à mes yeux.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
07.01 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, cher
monsieur Jambon, je me permets de vous interroger au sujet de la TVA appliquée
aux pompes à chaleur suite à plusieurs interpellations. En 2024, la TVA était
de 6 %, mais elle est repassée à 21 % en 2025, avant un retour
annoncé dans un article du journal Le Soir à 6 % en 2026. Le problème
qui se pose est que certains clients particuliers ont été facturés à 6 %
en début d’année, et que l’entreprise qui a émis les factures leur réclame
aujourd’hui la différence.
Pouvez-vous
me dire s’il existe une possibilité d’exonération ou un mécanisme permettant
d’éviter ce rattrapage ? Avez-vous des discussions en cours à ce sujet?
07.02 Jan Jambon, ministre: Monsieur Piedboeuf, le taux réduit de TVA de 6 % était temporairement applicable entre le 1er avril 2022 et le 31 décembre 2023, sous certaines conditions, aux travaux immobiliers ayant pour objet la livraison avec installation d'une pompe à chaleur dans, sur ou à proximité immédiate d'un bâtiment d'habitation de moins de dix ans utilisé comme logement privé.
L’intention du gouvernement est de réactiver ce régime tarifaire préférentiel temporaire pour une période de cinq ans à compter du 1er janvier 2026, dans des conditions d’application inchangées. Pour des raisons notamment pratiques et juridiques, cette mesure ne devrait toutefois pas entrer en vigueur de manière rétroactive.
Partant, c’est bien le taux normal de 21 % qui s’applique depuis le 1ᵉʳ janvier 2025 pour ces travaux immobiliers. En cas d’application erronée d’un taux de TVA depuis cette date, celui-ci doit être corrigé. Aucune information n’ayant été communiquée en contradiction avec ce qui précède, les installateurs de pompes à chaleur ne pouvaient dès lors raisonnablement considérer que le taux réduit de 6 % restait applicable.
07.03 Benoît Piedboeuf (MR): Je vous remercie, monsieur le ministre. Les installateurs ont donc continué à appliquer le taux de 6 % qui va être applicable à partir du 1er janvier et qui l'était avant. Les personnes qui ont fait appel à des entreprises qui ont facturé à 6 % vont devoir payer la différence de TVA, alors même que cela ne correspond pas à la vision du gouvernement, mais c'est en effet l'application stricte de la loi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, deze regering werkt aan grondige hervormingen, waaronder ook fiscale hervormingen en vereenvoudigingen die nog op stapel staan. Het is belangrijk dat dit op een goede en kwaliteitsvolle manier gebeurt. Om de kwaliteit van de fiscale wetgeving te verhogen, is het tevens essentieel dat het wetgevingsproces transparant verloopt, zodat verschillende aspecten in overweging kunnen worden genomen. U hebt dat trouwens, mijnheer de minister, zelf een eerste keer gedaan door de nota van de Inspectie van Financiën te delen tijdens het debat over de meerwaardebelasting.
De vraag is of u dit ook in de nabije toekomst van plan bent, zodat bepaalde onderwerpen hier besproken kunnen worden en door het delen van dergelijke nota's het debat verder kan worden gevoed en de besprekingen inhoudelijk verrijkt worden.
08.02 Minister Jan Jambon: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Dank u wel, mijnheer Matheï. Gelet op de vele onduidelijkheden en onwaarheden die de ronde deden over het eerste ontwerp van de meerwaardebelasting en het daarbij horende advies van de Inspectie van Financiën, heb ik destijds inderdaad eenmalig besloten dat advies te delen. Dat was mijn eigen keuze en eenmalig.
Ik werk graag in vertrouwen met het Parlement. Echter, het is het Reglement van de Kamer dat bepaalt welke documenten bij de indiening van een dossier in het Parlement moeten worden gevoegd. Ik zal mij uiteraard houden aan wat het Kamerreglement voorschrijft.
08.03 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, dank u wel. Het is natuurlijk belangrijk dat het Kamerreglement wordt gevolgd. Toch meen ik dat het interessant kan zijn om de nodige informatie, die nuttig kan zijn, ook te kunnen bespreken. Maar ik denk dat dit van onderwerp tot onderwerp door u kan worden afgewogen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, het Hof van Cassatie heeft opnieuw de taxatievoorwaarde uit het vermijdingsartikel van een dubbelbelastingverdrag geïnterpreteerd, meer bepaald wat betreft de bepaling van de inkomsten die in de bronstaat zijn belast.
Volgens het Hof van Cassatie hoeft België als woonstaat van de belastingplichtige geen vrijstelling te verlenen voor het loon dat die had ontvangen voor werk in Congo en dat volgens het verdrag in Congo belastbaar was, maar er niet is belast. Volgens het verdrag met Congo is het Hof verplicht de uitdrukking 'inkomsten die in Congo zijn belast' te interpreteren in overeenstemming met het OESO-commentaar. De bedoeling van die uitdrukking is het voorkomen van dubbele niet-belasting.
Moeten dubbelbelastingverdragen steeds worden geïnterpreteerd conform de bepalingen van het OESO-modelverdrag? Geldt voor elk dubbelbelastingverdrag dat het de impliciete bedoeling is om ook dubbele niet-belasting te vermijden? Ten slotte, als we die zienswijze projecteren op het dubbelbelastingverdrag met Nederland, geldt dan dat, wanneer inkomsten effectief niet belast zijn in Nederland, België dan heffingsbevoegd is?
09.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer Matheï, de door België gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting worden in belangrijke mate geïnspireerd door het OESO-modelverdrag. Wanneer een verdragsbepaling overeenkomt met deze van het OESO-modelverdrag, volgt België de OESO-commentaar met betrekking tot die bepaling, tenzij België een voorbehoud heeft gemaakt over een specifiek onderdeel van die commentaar. De OESO-commentaren maken deel uit van de context van de door België gesloten verdragen en kunnen dus gebruikt worden voor de interpretatie ervan in de zin van het Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 inzake het verdragenrecht.
Wat betreft uw tweede vraag, het voorwerp en het doel van de door België gesloten verdragen is terug te vinden in de preambule van deze verdragen. Het merendeel van de door België gesloten verdragen, met inbegrip van dat met Nederland waarnaar u verwijst, werd echter gewijzigd door de multilaterale overeenkomst ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving.
Deze gewijzigde verdragen bevatten een nieuwe preambule die het mogelijk maakt verdragsbepalingen niet toe te passen wanneer deze bepalingen door belastingontwijking of belastingontduiking een situatie van niet-belastingheffing of verminderde belastingheffing creëren.
Het Hof van Cassatie oordeelde met betrekking tot het verdrag gesloten met de Democratische Republiek Congo bovendien dat de OESO-commentaar, gelezen in combinatie met de preambule en de memorie van toelichting bij de wet tot goedkeuring van het verdrag, het mogelijk maakte de vrijstelling van inkomsten uit Congolese bron van een Belgische inwoner te weigeren indien die inkomsten niet effectief in de Democratische Republiek Congo werden belast.
Wat de derde vraag betreft, met betrekking tot artikel 23 van het verdrag met Nederland, was het Hof van Cassatie van oordeel dat met de uitdrukking – ik citeer – “inkomsten die in Nederland worden belast overeenkomstig de bepalingen van dit verdrag” bedoeld wordt dat, indien inkomsten in Nederland op grond van een bepaling van nationaal recht zijn vrijgesteld, deze aldaar geacht worden te zijn belast, omdat zij in die staat aan het belastingregime onderworpen zijn dat normaal op die inkomsten van toepassing is.
Mijn administratie heeft zich met betrekking tot het verdrag met Nederland bij deze uitspraken van het Hof van Cassatie neergelegd en deze worden sindsdien door de administratie gevolgd. Aangezien dit verdrag ook een nieuwe preambule bevat, moet ermee rekening worden gehouden dat, wanneer er sprake is van belastingontwijking of belastingontduiking, de uitdrukking ‘belaste inkomsten’ zo moet worden geïnterpreteerd dat er geen situatie van niet-belasting kan worden gecreëerd. In een dergelijke context zou de vrijstelling in België kunnen worden geweigerd. In de zaken die door het Hof van Cassatie werden beslist, was er van belastingontwijking of belastingontduiking echter geen sprake.
09.03 Steven Matheï (cd&v): Dank u wel voor het uitvoerige antwoord, mijnheer de minister. Op zich is dat duidelijk. Het is dus duidelijk dat, indien een bedrag in een ander land, zoals Nederland, is vrijgesteld, dat in België wordt beschouwd als reeds belast. Dank u voor het antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10.01 Steven Matheï (cd&v): De fiscus beschikt
over een bijzondere aanslagtermijn van twaalf maanden wanneer een
rechtsvordering uitwijst dat belastbare inkomsten niet werden aangegeven in één
van de vijf jaren voor het jaar waarin de vordering is ingesteld (art. 358, WIB
1992). Rekening houdend met de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, meent
het hof van beroep te Brussel dat deze bijzondere aanslagtermijn geen
toepassing kan vinden als de rechtsvordering in kwestie bestaat uit een door
het parket geopend opsporingsonderzoek en het parket vervolgens beslist de zaak
te seponeren. In mensentaal uitgedrukt, stelde het hof van beroep te Brussel de
fiscus in deze gevallen buitenspel als het parket seponeert.
Mijn
vragen hierbij zijn:
Lijkt
het niet logisch dat, in geval van seponering, het moment waarop de bijzondere
aanslagtermijn start te lopen wordt vastgelegd op het moment van de beslissing
tot seponering?
Zo ja,
bent u van plan een wettelijk initiatief te nemen ter zake of verwacht u dat
het parlement initiatief neemt?
Zo nee,
waarom niet en heeft u een andere oplossing in gedachten?
10.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer Matheï, wat uw eerste vraag betreft, als gevolg van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie, die werd bevestigd door het arrest van het Hof van Beroep te Brussel waarnaar u verwijst, kan de fiscale administratie inderdaad de bijzondere aanslagtermijn van artikel 358, § 1, 3 van het WIB 92 niet toepassen wanneer een strafdossier geseponeerd wordt. Dat komt omdat een beslissing tot seponering van een opsporingsonderzoek niet van rechtsprekende aard is.
Wat uw twee andere vragen betreft, de beslissing van het openbaar ministerie om een strafonderzoek te seponeren, bijvoorbeeld door het vervolgingsbeleid of capaciteitsproblemen, betekent niet dat de informatie uit het dossier niet nuttig kan zijn in het kader van een fiscaal onderzoek. Ik zal in de context van gesprekken binnen de schoot van de regering evalueren welk wetgevend ingrijpen het meest geschikt is om te garanderen dat het doel van deze bepaling ook effectief kan worden gerealiseerd en dat een effectieve strijd tegen fiscale fraude kan worden gevoerd.
10.03 Steven Matheï (cd&v): Dank u wel voor het antwoord. Het is inderdaad duidelijk dat seponering niet hetzelfde is als een rechtsprekend orgaan. Ik begrijp echter dat u en uw kabinet, in overleg met de regering, zullen bekijken of er maatregelen moeten worden genomen om uiteindelijk – en dat is natuurlijk wel belangrijk – belastingfraude aan te pakken en te vermijden dat dat daarvoor een hinderpaal zou zijn.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
Le président: La question n° 56005189C de M. Cornillie est sans objet.
De voorzitter: De heer Bilmez is niet aanwezig.
11.01 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, in het kader van de programmawet hebt u een nieuw fiscaal regime uitgewerkt voor de carried interest. Deze inkomsten zullen belast worden aan een tarief van 25 %. Uit de pers blijkt dat de BBI enkele jaren geleden heeft ingezet op taxaties in de sector van de private equity. Heel wat fondsmanagers ontvingen belangrijke vergoedingen in de vorm van carried interest maar lieten die onbelast. Een aantal van deze dossiers werden betwist voor de rechtbank.
In het licht van het nieuwe regime voor carried interest zou het interessant zijn om een stand van zaken te kennen. Gaan we er met dit nieuwe regime op vooruit of achteruit?
Hoeveel belastingplichtigen heeft de BBI de laatste 10 jaar belast in dossiers rond carried interest?
Hoeveel bedraagt de belastbare grondslag en binnen welke inkomstencategorie werden deze inkomsten belast?
In hoeveel van deze dossiers werd er een akkoord afgesloten? Over welke belastbare grondslag gaat het en hoeveel bedraagt de te betalen belasting?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de gerechtelijke geschillen in deze dossiers? Hoeveel taxaties zijn er nog hangende voor de rechtbank en over welk bedrag aan belastbare materie gaat het? Welk standpunt neemt de fiscale administratie hier in?
Over welke taxaties werd inmiddels definitief geoordeeld door de rechtbank? Hoeveel taxaties werden er behouden en hoeveel werden er geschrapt? Wat is de totale belastbare grondslag van deze twee categorieën? Welk tarief werd door de rechtbank toegepast op het behouden van deze taxaties?
11.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer de voorzitter, mijnheer El Yakhloufi, de eerste twee vragen zal ik samen behandelen. Tussen 2015 en 2024 heeft de BBI 163 dossiers met betrekking tot private equity onderzocht en effectief belast. De onderzoeken hadden betrekking op zowel vennootschapsstructuren als op natuurlijke personen. In totaal werd voor een bedrag van ongeveer 170 miljoen euro, inclusief sancties, ingekohierd. De grootste taxaties werden of worden betwist. Er zijn geen statistieken beschikbaar over het taxatieregime of de uitkomst van deze geschillen.
De Algemene Administratie van de BBI heeft verschillende private-equitystructuren onderzocht van meerdere nationale en internationale spelers. De opgezette structuren zijn zeer divers en zeer complex. Door die grote diversiteit werden deze dossiers onder verschillende sectorcodes gestatisticeerd.
Wat betreft uw derde en vierde vraag, net omwille van die diversiteit in de structuren is het evenmin mogelijk deze onder te brengen in een vaste categorie. Zo werden de opbrengsten belast als roerende inkomsten, diverse inkomsten en beroepsinkomsten in de personenbelasting. Daarnaast werden er ook aanslagen gevestigd in de roerende voorheffing en in de vennootschapsbelasting.
Negatieve rechtsspraak in een dossier impacteert niet noodzakelijk een ander dossier, daar, zoals gezegd, de situaties en de structuren totaal verschillen.
11.03 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Dank u wel, mijnheer de minister. Ik ben blij met uw antwoord. U verduidelijkt een paar dingen.
Ik ben vooral blij omdat we hier eindelijk een scheefgroeiend systeem rechtzetten. Een jaar lang werden er miljoenen aan carrried interest niet belast, terwijl gewone mensen elke maand netjes bijdragen via hun loon. Dat het nieuwe regime nu eindelijk duidelijkheid schept en dat de fiscus effectief resultaat boekt, is een sterke stap vooruit. Wie grote vermogens beheert, draagt vanaf nu ook eerlijk bij. Zo hoort het.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12.01 Steven Matheï (cd&v): Mijnheer de minister, administratieve vereenvoudiging is terecht een belangrijk topic in het regeerakkoord. Die is nodig op fiscaal en wettelijk vlak, alsook op het vlak van de praktische processen. Ik wil het specifiek hebben over een probleem van de talrijke lokale mandatarissen met de informatie-uitwisseling tussen de FOD Financiën en het RSVZ.
Lokale mandatarissen van het OCMW en gemeenteraadsleden krijgen regelmatig het verzoek tot betaling van sociale bijdragen op grond van het feit dat de door de lokale mandatarissen in hun aangifte voor de personenbelasting hun inkomsten als lokaal mandataris in de rubriek baten en vrije beroepen aangeven en die inkomsten als inkomsten uit een zelfstandige activiteit worden geïnterpreteerd, waarop vervolgens de sociale bijdragen worden berekend. Nochtans zijn die bijdragen in veel gevallen niet van toepassing. Dat leidt tot heel wat frustratie, administratieve rompslomp en tijdverlies, want alles moet nadien worden rechtgezet, en dat terwijl lokale mandatarissen in voldoende officiële databanken als dusdanig geregistreerd zijn en hun statuut daarin perfect kan worden gecontroleerd.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de problematiek? Zijn er maatregelen mogelijk om het probleem te verhelpen? Hoe kan men werk maken van een betere gegevensuitwisseling tussen de twee betrokken overheidsinstanties? De lokale mandatarissen zullen er alleen maar wel bij varen.
12.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer Matheï, de administratie was niet op de hoogte van die problematiek. We zijn in contact getreden met alle interne en externe betrokken stakeholders om de kwestie te bespreken. Indien nodig, zal een traject worden opgestart om de gegevensuitwisseling te optimaliseren of een nieuwe gegevensuitwisseling op te zetten.
De administratie heeft regelmatig contact met de SIOD, die als tussenpersoon fungeert in de contacten met de Sociale Inspectie. Tijdens die vergaderingen worden aandachtspunten omtrent de gegevensuitwisseling en wensen ter zake besproken. U hebt ons getriggerd en we zullen het verder uitspitten.
12.03 Steven Matheï (cd&v): Ik ben blij dat u het signaal oppikt en aangrijpt om het traject te optimaliseren of een nieuwe methode van gegevensuitwisseling in het leven te roepen. Ik denk dat het voor het terrein een zeer belangrijke verwezenlijking zou zijn en heel wat frustratie zou wegnemen. Dus alvast bedankt daarvoor.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
13.01 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, tijdens hoorzittingen over witwaspraktijken in onze commissie hebben we geleerd dat er geen vast bedrag bestaat vanaf wanneer er een onderzoek wordt ingesteld en dus dat er geen specifieke grens is vanaf wanneer een transactie verdacht is.
Op een lezing van uw kabinetschef, de heer De Visscher, waarvan wij de volledige audio hebben gekregen, had hij het over fraudebestrijding en verklaarde hij – ik citeer – "Weet u, even off-topic, dat de financiële informatie, dus de witwaswetgeving, pas dossiers begint te behandelen als het gaat over 1 miljoen euro?”
Ik was erg verbaasd dat zoiets openlijk aan het publiek werd meegedeeld. Vindt u het normaal dat uw kabinetschef dergelijke informatie deelt? Kunt u bevestigen dat onderzoeksdossiers inzake witwaspraktijken pas beginnen als er een drempel van 1 miljoen euro wordt overschreden? Indien dat klopt, wat is daarvoor de reden? Is het bijvoorbeeld omdat er een tekort is aan personeel of bestaat er een omzendbrief of administratief document waarin zulke instructies zijn opgenomen?
13.02 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, er is al enige commotie geweest over de voordracht van uw kabinetschef. U hebt daarover eerder in het Parlement uw excuses aangeboden. Ik heb die excuses ook aanvaard. U hebt toen beloofd transparanter en sneller te zullen communiceren met het Parlement.
Een van de pijnpunten in verband met die lezing was dat er reeds vragen waren gesteld in het Parlement, waarop u had geantwoord dat u de behandeling in het Parlement wilde afwachten, terwijl de heer De Visscher tijdens zijn lezing wél al bepaalde informatie gaf. U hebt zich daar toen voor geëxcuseerd en gezegd dat u dat in de toekomst anders zult aanpakken, omdat u het grootste respect voor het Parlement hebt.
In dat licht lijkt het mij gepast om de uitspraken van die avond toch eens te verifiëren. Uw kabinetschef heeft toen veel dingen verteld die voor mij helemaal nieuw waren. Ik ben natuurlijk nog nieuw in het vak, waarvoor mijn excuses, maar ik ben ooit minister van Justitie geweest en had toen, samen met de minister van Financiën, de cobevoegdheid over de Cel voor Financiële Informatieverwerking.
Ik viel echt van mijn stoel, toen ik hoorde dat de heer De Visscher in Brugge zei dat men zich geen zorgen hoefde te maken over de duizenden euro’s van de bomma – die was daar erg populair –, aangezien de CFI enkel dossiers behandelt van meer dan 1 miljoen euro.
Ten eerste, klopt dat?
Ten tweede, wat gebeurt er dan met dossiers van minder dan 1 miljoen euro? De bomma is betrokken in bijvoorbeeld witwaspraktijken ten belope van 999.000 euro. Wat zegt u in zo'n geval tegen de banken? Die leveren immers grote inspanningen, zoals ook bleek uit de hoorzitting. Ongeveer 17 % van hun personeel is bezig met de opsporing van witwaspraktijken en geeft zijn bevindingen systematisch door aan de CFI. Betekent het dan dat al die dossiers van minder dan 1 miljoen euro die de banken signaleren, in feite niets opleveren, omdat de CFI er toch niets mee doet?
Ten derde, waarom heeft uw kabinetschef dat verklaard? Was dat een slip of the tongue of is dat gewoon de realiteit?
13.03 Minister Jan Jambon: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de CFI behandelt alle meldingen van de meldingsplichtige entiteiten, toezichthoudende autoriteiten of andere financiële inlichtingeneenheden. Wanneer hij op basis van zijn analyse ernstige aanwijzingen van witwas of financiering van terrorisme vaststelt en er een verband kan worden gelegd met een onderliggende inbreuk, zoals bedoeld in de wet van 18 september 2017 betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, bezorgt de CFI zijn analyseverslag aan een van de parketten in het land. Die verwerking en doorgifte vinden ook plaats voor dossiers met een bedrag lager dan 1 miljoen euro.
Uw tweede vraag, mevrouw Merckx, is dan ook zonder voorwerp. Ik geef u alvast mee dat het mijn uitdrukkelijke ambitie is om de strijd tegen het witwassen aanzienlijk op te voeren.
13.04 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, als u de verklaringen van uw kabinetschef niet bevestigt, dan heeft hij die dag gelogen. Dan heeft hij iets gezegd dat niet waar is.
Ten eerste was het al bijzonder verbazingwekkend om te horen dat men zich geen zorgen hoefde te maken over een paar duizend euro, omdat er pas vanaf 1 miljoen euro onderzoek zou worden gevoerd. Het was alsof men de mensen op die conferentie gerust wilde stellen. Als dat echter niet waar is, mijnheer de minister, dan heeft uw kabinetschef gelogen. Welke conclusies trekt u daaruit? Mag een kabinetschef, die zoals eerder is gezegd, spreekt in uw naam, leugens vertellen aan deelnemers aan een conferentie? Mijnheer de minister, welke gevolgen verbindt u aan het feit dat dergelijke informatie is meegedeeld?
Mijn conclusie is veeleer dat er misschien toch enige grond is waarom hij dat gezegd heeft en dat hij eigenlijk voor zijn beurt gesproken heeft – en niet een beetje. Hierover is het laatste woord alleszins nog niet gezegd.
13.05 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Het is goed dat we opheldering krijgen, mijnheer de minister. Uw antwoord is even duidelijk en helder. U stelt duidelijk dat de CFI ook dossiers ten belope van minder dan 1 miljoen euro bij ernstige aanwijzingen voor een onderliggend verband met een inbreuk naar het parket doorverwijst. Dus ofwel spreekt u de waarheid, mijnheer de minister, ofwel doet de heer De Visser dat. Dat is eigenlijk de conclusie die we kunnen trekken. Een van u beiden vertelt de waarheid niet. Ik twijfel eraan wie ik moet geloven. Waarom heeft uw kabinetschef dan gelogen, mijnheer de minister? Waarom heeft hij zulke dingen verteld? Daar is trouwens ook voor betaald. Het gaat dus niet alleen om een leugen, maar om een betaalde leugen.
Welke andere leugens heeft hij die avond nog verteld? Ik heb overigens nog veertien andere vragen over andere onderwerpen, omdat ik bepaalde zaken niet kon geloven. Ik veronderstel dat die nog vóór het zomerreces worden behandeld, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, volgende week hebben wij om half drie een vergadering met de minister over een wetsontwerp. Daarna volgt een vragensessie.
13.06 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): In ieder geval, ik blijf het opmerkelijk vinden dat uw kabinetschef die uitspraak heeft gedaan. Waarom deed hij dat? Ik vind dat werkelijk verbijsterend. Is dat misschien ook de reden waarom uw kabinetschef zelf niet meer aan uw zijde verschijnt hier in het Parlement? Is dat omdat de zaken die hij u vertelt, misschien niet altijd kloppen? Dat begrijp ik niet. Hoe kan hij zo luchtig doen over fraudeopsporing?
Wat betekent dat voor het werk dat de banken doen en het werk van de CFI? Dat is toch onbegrijpelijk, mijnheer de minister. Hebt u hierover al een gesprek met hem gehad?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14.01 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijn vraag gaat niet over de lezing van de heer De Visscher, maar over een wet die is goedgekeurd in het Parlement en die uitdrukkelijk voorziet in een reeks verplichtingen voor de overheid.
We hebben uiteraard allemaal veel vragen bij de socialemediabedrijven die allerhande algoritmes op ons afsturen, maar ook de overheid gebruikt algoritmes. De wet van 15 mei 2024 bepaalt dat de overheid bij het gebruik van algoritmes verplichtingen heeft inzake transparantie, inzake de uitlegbaarheid van de gebruikte algoritmes en ook de garantie op menselijke tussenkomst bij geautomatiseerde beslissingen. Die bepalingen hebben tot doel het vertrouwen van de burger in het overheidsoptreden te versterken, zeker wanneer het gaat om belastingen, aanslagen, invorderingen of controles.
De FOD Financiën is een van de federale administraties waar het gebruik van dergelijke algoritmes al langer wordt vermeld in de beleidsdocumenten. Denk bijvoorbeeld aan risicoselectie, datamining en controleprioritering. Ik heb daarover een aantal vragen.
Ten eerste, welke algoritmische systemen worden vandaag door de FOD Financiën gebruikt voor beslissingen of preselecties die gevolgen kunnen hebben voor individuele burgers of ondernemingen?
Ten tweede, op welke wijze informeert uw administratie burgers over het feit dat een beslissing tot stand kwam via een algoritme? Wordt dat expliciet meegedeeld in de communicatie of de aanslagen?
Ten derde, hoe wordt de uitlegbaarheid van het gebruikte model of algoritme concreet gerealiseerd? Zijn er standaardprocedures om het model toe te lichten bij betwisting of op verzoek van de burger?
Ten vierde, op welke manier is de menselijke tussenkomst gegarandeerd? Kunnen burgers een beroep doen op een ambtenaar die de beslissing herbekijkt?
Tot slot, zal de FOD Financiën bijdragen aan het openbaar algoritmeregister dat is ingeschreven in de wet? Worden de bestaande systemen al aangemeld of in kaart gebracht?
14.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer Van Quickenborne, wat uw eerste vraag betreft, binnen de FOD Financiën worden inderdaad algoritmes en voorspellende modellen gebruikt als ondersteuning voor risicoanalyses en selectiestrategieën. Die systemen dienen dus uitsluitend ter ondersteuning van de ambtenaren. Ze omvatten onder andere datamining en tekst- en netwerkanalyse. Elk gebruik van een dergelijk systeem is onderworpen aan een strikte interne procedure en validaties.
Ik kom tot uw tweede vraag. Algoritmes nemen geen beslissingen, maar ondersteunen enkele de risicoanalyses en de selectiestrategieën. De uiteindelijke beoordeling en beslissing gebeurt altijd door bevoegde ambtenaren met een zekere graad.
Wat uw derde vraag betreft, de gebruikte modellen zijn intern gedocumenteerd, onder meer via aanvragen data access management.
Ten vierde, bij elk gebruik van algoritmes zijn voldoende garanties ingebouwd. Eerst valideren experts de analyse en preselectie op relevantie, daarna beslist de controleambtenaar autonoom op welke manier de resultaten worden toegepast in de procedure.
Ten slotte, een belastingplichtige heeft op grond van artikel 366 van het WIB 92 het recht om een administratief bezwaar in te dienen tegen een gevestigde aanslag. Er kan dus enkel bezwaar worden gemaakt op het moment dat een formele fiscale beslissing is genomen. Daarnaast kan elke natuurlijke persoon een verzoek indienen tot inzage in de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens, overeenkomstig de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Ten slotte, tot op vandaag hebben we geen weet van een initiatief om een dergelijk openbaar verwerkingsregister op te zetten. Intern worden bestaande systemen reeds geregistreerd door middel van een aanvraag data access management, waarbij er duidelijkheid wordt verschaft over de modellen die worden gehanteerd en voor welk doel. Die aanvraag data access management wordt gevalideerd via een duidelijk proces door het privacy- en securitycollege.
14.03 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Uit uw antwoord blijkt dat het proces ondersteunend is en dat het altijd ambtenaren zijn die de beslissingen nemen. Dat is op zich geruststellend. Ik had eerlijk gezegd ook niets anders verwacht, maar er blijven wel enkele vragen onbeantwoord.
De eerste vraag is welke systemen vandaag worden gebruikt voor de beslissingen. In het kader van de wet van mei 2024 bent u verplicht om daarop te antwoorden. U hebt een aantal voorbeelden gegeven, maar ik zou graag een lijst ontvangen van alle plaatsen waar algoritmische systemen effectief in werking zijn. Als u die informatie kunt nasturen, zou dat interessant zijn.
Ten tweede zegt u dat er geen initiatief bestaat inzake een openbaar algoritmeregister, maar de wet verplicht u om dat te voorzien. De vraag is dus tegen wanneer dat register operationeel zal zijn. De wet is op dat punt immers duidelijk.
Tot slot hebben we vaak kritiek op het gebruik van algoritmes door privébedrijven. Dat zou allemaal op een geheime manier gebeuren. Dat is interessant, maar ik vind dat alles bij de overheid begint. De overheid legt immers allerlei verplichtingen op aan anderen. Ze zou echter best al die verplichtingen eerst zelf nakomen en zich daaraan houden. Ik vermoed dat u die houding wel kunt waarderen. Op dat vlak beschouw ik u als een bondgenoot. Het is alleen jammer dat de wet van 15 mei 2024 – overigens het werkstuk van collega Mathieu Michel van de MR – vandaag niet wordt gerespecteerd. We zullen erop toezien dat men dat in de toekomst wel doet.
Als u dus in navolging van mijn eerste vraag de lijst van algoritmische systemen kunt bezorgen, zou mij dat zeker plezieren. Dank u wel.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 56005524C van de heer Soete is zonder voorwerp.
Voorzitter:
Dieter Vanbesien.
Président: Dieter Vanbesien.
15.01 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, het vermogensrapport van Keytradebank en de UGent toont nogmaals aan dat erfenissen een cruciale rol spelen in de vermogensopbouw van de rijkste huishoudens. Terwijl gewone gezinnen de volle pot erfbelastingen betalen, doen de meest vermogenden een beroep op achterpoortjes om hun familievermogen belastingvrij door te geven.
Eén van die achterpoortjes is het oneigenlijk gebruik van private stichtingen. Het familievermogen wordt in een private stichting ondergebracht en de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen kunnen vervolgens generaties lang hun uitgaven door de stichting laten betalen, zonder ooit één euro erf- of schenkbelasting te betalen. De gewesten lopen daardoor cruciale inkomsten mis.
Een private stichting moet een belangeloos doel hebben, maar door de huidige wettelijke vaagheid kan een belangeloos doel ruim geïnterpreteerd worden. In aanmerking komen bijvoorbeeld de verzorging van de familie van de stichter of: het behartigen van familiale belangen van familieleden en hun partners.
Ik ben dan ook verheugd dat deze regering dat misbruik met private stichtingen wil aanpakken. In het regeerakkoord staat dat de belangeloze doelen verduidelijkt zullen worden en dat het sanctiemechanisme zal worden geëvalueerd.
Mijnheer de minister, hoe wil u duidelijkheid scheppen over welke daadwerkelijk belangeloze doelen voortaan nog in aanmerkingen komen? Kunt u toelichten wanneer die verscherping in werking zal treden?
Welke stappen hebt u al gezet om het huidig sanctiemechanisme te evalueren? Kunt u een tijdspad schetsen voor die evaluatie? Voorziet u in extra middelen voor de controle op het naleven van de wettelijke regels door private stichtingen?
Tot slot, het regeerakkoord vermeldt dat notarissen geresponsabiliseerd zullen worden. Welke initiatieven plant u om de notarissen te responsabiliseren?
15.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer El Yakhloufi, de private stichtingen zijn onderworpen aan een jaarlijkse taks ter vergoeding van de successierechten, die vanaf 1 januari 2024 werd hervormd door de invoering van progressieve tarieven.
Mijn administratie is bevoegd om die aangifte in de patrimoniumtaks te controleren. In dat kader werden acties ondernomen en de stichtingen aangeschreven om een aangifte in te dienen. Daarnaast kan mijn administratie nagaan of er sprake is van fiscaal misbruik.
De voorwaarden voor een private stichting, en meer in het bijzonder het belangeloos doel, werden opgenomen in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Mijn collega, de minister van Justitie, is bevoegd om die wetsbepalingen te verduidelijken, te evalueren of in voorkomend geval te verstrengen.
Voorts benadruk ik nogmaals dat er nog voor het jaareinde een wet in de commissie voor Financiën besproken zal worden met betrekking tot de strijd tegen fiscale fraude.
15.03 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik ben eerst en vooral blij dat u werk zult maken van duidelijke regels en van strengere en krachtigere controles op het gebruik van die private stichtingen. Wie daadwerkelijk een belangeloos doel heeft of nastreeft, hoeft helemaal niets te vrezen. Wie echter een stichting gebruikt om generaties lang erfbelastingen te ontwijken, moet echt aangepakt worden.
De vaagheid die vandaag bestaat, creëert een ongelijkheid. Gewone gezinnen betalen hun erf- of schenkbelasting correct, terwijl grootvermogens via schijnconstructies aan de fiscus ontsnappen. De aangekondigde verduidelijking van de wet, de evaluatie van het sanctiemechanisme en de responsabilisering van de notarissen zijn broodnodig.
Vooruit zal erop blijven toezien dat het geen loze beloftes blijven, maar dat er daadwerkelijk stappen worden gezet naar fiscale rechtvaardigheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16.01 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, om de houdbaarheid van de overheidsschuld in te schatten, wordt de schuld meestal afgezet tegen het bruto binnenlands product, omdat dat een idee geeft van de potentiële belastinggrondslag. Het is echter veel verstandiger om de schuldgraad rechtstreeks uit te drukken in verhouding tot de beschikbare inkomsten om de schuld mee af te betalen.
Volgens de cijfers van de Nationale Bank bedroegen de totale inkomsten van de federale overheid in 2023 147 miljard euro, na aftrek van alle wettelijke of verdragsrechtelijk vastgelegde overdrachten aan de Europese Unie, de sociale zekerheid, de deelstaten enzovoort, een totaal van 113 miljard euro trouwens. Tel daarbij nog eens de rentebetalingen van ruim 9 miljard euro op in 2023, dan blijft er eigenlijk slechts 24 à 25 miljard euro over om de federale schuld af te betalen. Dat betekent volgens de Nationale Bank van België een schuld-inkomstenratio van maar liefst 2.035 %.
Als ik mij baseer op de cijfers van het Rekenhof in zijn rapport over de begroting, dan kom ik tot een ander cijfer. De situatie is intussen trouwens nog verslechterd. Het gaat dan om een schuld-inkomstenratio van 10.120 % voor de federale overheid. Het is dan ook slechts een kwestie van tijd vooraleer de financiële markten de onhoudbaarheid van de federale schuld zullen inzien. Uw voorganger, voormalig Belgisch minister van Financiën Johan Van Overtveldt, verklaarde begin dit jaar in een interview met De Morgen: "Van Europa heb ik geen schrik, van de financiële markten wel."
Ik heb hierover enkele vragen. Wat is de maximale schuld-inkomstenratio voor een houdbare schuld die de federale regering wenst aan te houden? In Vlaanderen is dat, zoals u weet, 60 %.
Deelt u de bezorgdheid van uw voorganger over een mogelijke sterke reactie van de financiële markten? Hoe groot acht u die kans? Welke omvang verwacht u dat een dergelijke reactie van de financiële markten zal hebben? Wat zijn volgens u de gevolgen van een dergelijke reactie voor de federale begroting, de rentelasten en de federale schuld?
Intussen zijn de kredietratings van de federale overheid verlaagd. Wat zijn de gevolgen daarvan voor de federale begroting, in het bijzonder voor de rentelasten en de federale schuld?
Voorzitter: Steven Vandeput
Président:
Steven Vandeput
16.02 Minister Jan Jambon: Het risico dat de federale overheid zich de komende jaren in een dermate moeilijke situatie bevindt dat zij ervoor zou kiezen haar schuldeisers niet meer of slechts gedeeltelijk te betalen, acht ik zo goed als onbestaande. De financiële markten delen deze mening. De Belgische tienjaarsrente bedraagt vandaag 3,08%, wat respectievelijk 0,51% en 0,35% hoger ligt dan de overeenkomstige rente van Duitsland en Nederland, twee landen die behoren tot de selecte groep met een AAA-rating.
Fitch heeft onlangs de Belgische rating verlaagd naar A+, nadat het eerder al enkele keren negatieve vooruitzichten had gegeven op de rating AA- van ons land. Deze verlaging heeft gelukkig op korte termijn zo goed als geen invloed gehad op de rentes die België moet betalen op de financiële markten. Dat betekent echter niet dat er op langere termijn geen gevolgen merkbaar zullen zijn. Ik zal daarom binnen de regering aandringen op bijkomende maatregelen om eventuele verdere afwaarderingen te vermijden.
16.03 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, ik begrijp uit uw antwoord dat, in tegenstelling tot de Vlaamse regering, de federale regering geen specifieke doelstelling of norm heeft met betrekking tot de schuld-inkomstenratio. Dat is vreemd, zeker gezien Brussel al zwaar in de problemen zit met een schuld-inkomstenratio van ongeveer 300 %. De ratio van de federale overheid is echter vele malen hoger. Zelfs als u zou stellen dat de sociale zekerheid in extremis zou kunnen bijspringen, dan nog moeten we kijken naar de schuld-inkomstenratio van de volledige Entiteit 1. Zelfs die bedraagt ongeveer 350 %. Ik denk dat u hiermee een groot risico neemt.
Het niet hebben van een doel inzake de schuld-inkomstenratio is al een zwaktebod, maar daarnaast is de situatie zeer ernstig.
Verder acht ik de kans op een bankroet en het niet kunnen aflossen van de schuld groter dan u nu inschat. Ik verwijs naar de situatie bij de vorming van de regering-Di Rupo, die eigenlijk tot stand is gekomen na een speculatieve aanval op ons land. Toen steeg de rente naar 6,8 %, waardoor België zo goed als failliet was. Er werd toen zeer snel een regering gevormd en er zijn toen een heleboel maatregelen genomen die niet zo prettig waren, zeker voor de belastingbetaler, om het land van de ondergang te redden. Ik denk dat u deze situatie toch nog eens nader zou moeten bekijken.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
17.01 Luc Frank (Les Engagés): Monsieur le président, j’ai avant tout une question de procédure. Mon collègue Marc Lejeune étant absent et comme il s’agit de questions jointes, puis-je intégrer ses questions dans la mienne?
Le président: Vous disposez de deux minutes pour poser votre question. Et je pense que la réponse du ministre contient aussi les réponses aux questions de votre collègue.
17.02 Luc Frank (Les Engagés): Monsieur le ministre, le Conseil de l'Union européenne a adressé ses recommandations sur les politiques économiques, sociales et structurelles de la Belgique. Parmi ces recommandations pour les années 2025 et 2026, la quatrième parlait directement d'énergie. Le Conseil recommande effectivement à la Belgique de diminuer sa dépendance aux énergies fossiles, d'augmenter l'efficacité énergétique et de développer des incitants pour encourager l'industrie à se décarboner. Le Conseil suggère également de développer et d'améliorer les incitants pour investir dans l'énergie décarbonée et le partage d'énergie. Enfin, le shift fiscal de l'électricité vers les énergies fossiles est également mentionné.
Monsieur le ministre, avez-vous pris connaissance des recommandations du Conseil de l'Union européenne? Comment influenceront-elles vos politiques futures?
Quelles sont vos priorités en matière de sortie des énergies fossiles? Comment comptez-vous rendre les énergies renouvelables et le partage d'électricité plus attractifs en tant que ministre fédéral?
Quel est votre calendrier concret pour la suppression progressive des subventions aux combustibles fossiles? À quelles étapes pouvons-nous nous attendre d’ici la fin 2025?
Dans quelle mesure prévoyez-vous de réaffecter les montants économisés à des investissements dans la rénovation énergétique, les énergies renouvelables ou le soutien ciblé aux ménages précaires?
Comment comptez-vous déterminer les subventions qui seront prioritairement ciblées, et selon quels critères?
Une large part des subventions concerne aussi les Régions. En tant que ministre fédéral, comment comptez-vous garantir une coordination cohérente avec les entités fédérées pour éviter des effets de transfert ou des doublons?
17.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in haar sociaaleconomische aanbevelingen voor België stelt de Europese Commissie vast dat onze staatssteun voor fossiele brandstoffen economisch inefficiënt is, de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verlengt, de energiearmoede niet adresseert en de Belgische klimaatdoelstellingen niet dichterbij brengt.
Het beleid van de regering rond deze materie is tot nog toe bijzonder weinig ambitieus. De Europese Commissie stelt dan ook vast dat er geen plannen zijn om de 15 miljard euro aan directe fossiele subsidies uit te faseren voor 2030, hoewel dit een prioriteit zou moeten zijn. De accijnsverminderingen op professionele diesel en benzine, bedrijfstankkaarten en verminderde btw op gas zijn economisch inefficiënt en bemoeilijken de energietransitie. Het aandeel hernieuwbare energie in België is bij de laagste van Europa. Zonder grote bijkomende inspanningen zullen we onze doelstellingen voor 2030 niet halen. Om de energietransitie te versnellen, dringt de Europese Commissie dan ook aan op een verschuiving van accijnzen op elektriciteit naar gas en olie.
Ik heb hierover een aantal vragen.
Ten eerste, in het kader van de begroting zegt deze regering dat ze zoveel mogelijk wil uitvoeren van wat Europa vraagt. Geldt dat ook voor deze aanbevelingen van de Europese Commissie?
Ten tweede, zult u de uitfasering van fossiele subsidies voorleggen bij de volgende begrotingsoefening?
Ten derde, heeft uw kabinet een inschatting gemaakt van de impact van de programmawet op de fossiele subsidies in België? Zullen die door de programmawet stijgen of dalen en met hoeveel euro?
Ten vierde, een verschuiving van accijnzen van elektriciteit naar gas en olie dringt zich al geruime tijd op. Dat wordt nu opnieuw bevestigd door de Europese Commissie. Het regeerakkoord stelt dat het energiebeleid gericht is op de uitfasering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en dat de accijnzen op elektriciteit voor ondernemingen worden verlaagd tot het Europese minimum. Daarbij zullen accijnzen worden aangewend als hefboom in het kader van de energienorm voor huishoudens en ondernemingen. Zal er een accijnsverschuiving van elektriciteit naar gas en olie plaatsvinden? Zo ja, voor welke gebruikers? Indien een dergelijke verschuiving afhankelijk is van de resultaten van impactanalyses, wanneer zullen die analyses dan plaatsvinden? Dank u wel.
17.04 Minister Jan Jambon: Bedankt, collega's, voor de vragen.
Vooreerst, mijnheer Vanbesien, in die 12 miljard euro aan subsidies zitten ook de sociale tarieven. Ik neem echter aan dat u niet pleit om die af te schaffen. Het is dus belangrijk om dat correct te stellen.
Wat betreft de verschuiving van accijnzen van elektriciteit naar gas en olie zal ik mij zoals steeds houden aan het regeerakkoord. Het regeerakkoord bepaalt dat we eerst ETS2 moeten afwachten en vervolgens moeten onderzoeken hoe een verschuiving binnen de subsidies voor brandstoffen kan gebeuren. Ik zal tijdig de nodige maatregelen communiceren en de voorbereidingen treffen. Tegelijkertijd bereidt de Europese Commissie een wijziging van de Energy Tax Directive voor.
Comme je l’ai déjà indiqué en réponse à d’autres questions parlementaires, aucun contrôle budgétaire ne sera aisé au cours de cette législature. D’éventuelles propositions d’économies seront discutées en Conseil des ministres ou au sein du kern, pas ici en commission. J'espère que vous me le pardonnerez.
La loi-programme contient déjà certaines mesures qui envoient un signal pris. Pensez à la très discutée taxe d’embarquement mais aussi à la TVA sur le charbon. Des mesures concernant les cartes carburant ne sont pas prévues dans l’accord de gouvernement.
17.05 Luc Frank (Les
Engagés): Cette réponse me suffit. Merci.
17.06 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): U verwees naar het regeerakkoord. In dat regeerakkoord staat het volgende, ik citeer: "De regering onderzoekt welke fossiele subsidies afgebouwd kunnen worden en op welke realistische termijnen. Fasing out kan en dat rekening houdend met de economische impact en zonder negatieve impact op de koopkracht of de kosten voor ondernemingen."
Iedereen die een beetje ‘begrijpend lezen’ geleerd heeft in zijn opleiding voelt aan dat deze formulering bedoeld is om er niets aan te doen. In de praktijk gaat het om manieren om de energietransitie te vertragen, in plaats van om oplossingen die sociale en economische vooruitgang kunnen brengen.
We zullen de rekening maken in 2029. We zullen zien wat ermee gebeurd is.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
Le président: La question n° 56005807C de M. Piedboeuf est reportée.
18.01 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, in 2021 werd binnen de OESO een belangrijk internationaal akkoord gesloten over een wereldwijde minimumbelasting voor multinationals en ondernemingen. De Europese Unie en België hebben die afspraak omgezet in een Europese richtlijn en nationale wetgeving met als doel fiscale rechtvaardigheid te bevorderen en de belastingontwijking terug te dringen.
Tot heden hebben de Verenigde Staten deze afspraken niet uitgevoerd. Meer nog, sinds het aantreden van president Trump voor een tweede termijn lijkt Washington actief te proberen de toepassing van het akkoord te ondermijnen, met name de zogenaamde undertaxed profits rule.
Politico berichtte recent dat de EU-lidstaten uit vrees voor vergeldingsmaatregelen door de VS overwegen om uitzonderingen toe te kennen aan Amerikaanse bedrijven of om zelfs structurele wijzigingen aan het akkoord door te voeren. In dat kader circuleert ook een document van het Poolse EU-voorzitterschap, waarin verschillende pistes worden verkend om tegemoet te komen aan de Amerikaanse eisen, zogezegd om de spanningen te beheersen.
Mijnheer de minister, wat is de huidige Belgische positie in de lopende gesprekken over het al dan niet versoepelen of uitstellen van de undertaxed profits rule voor Amerikaanse bedrijven?
Ten tweede, hoe beoordeelt België de voorstellen van het Poolse voorzitterschap die mikken op het verzachten van de Europese aanpak om de VS tegemoet te komen?
Ten slotte, kunt u meedelen wat de opbrengst van de minimumbelasting was in 2024 en wat de budgettaire impact is van de verschillende pistes om de minimumbelasting af te zwakken?
18.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer El Yakhloufi, momenteel worden binnen de OESO technische gesprekken gevoerd om een oplossing te vinden voor het eisenpakket van de Verenigde Staten.
Die gesprekken focussen op het ontwikkelen van een permanente veilige haven voor multinationale ondernemingen die onder het toepassingsgebied van pijler 2 vallen en op een mogelijke vereniging van de regels met het bestaande fiscale systeem in de Verenigde Staten. Tijdens deze gesprekken stellen we ons constructief op om tot een breedgedragen oplossing te komen, waarbij we de Belgische en de Europese concurrentiepositie alsook de budgettaire impact van de oplossing niet uit het oog verliezen.
Deze voorstellen zijn nog niet op technisch niveau besproken. Zoals aangegeven zet België in op een breedgedragen oplossing binnen de OESO. Op Europees niveau wordt er verder ingezet op coördinatievergaderingen met alle lidstaten, teneinde tot een gemeenschappelijke visie op de voorstellen van de Verenigde Staten te komen.
Met betrekking tot de werkelijk geïnde inkomsten kan ik verwijzen naar mijn antwoord op uw schriftelijke vraag nr. 160 en eerdere replieken, maar ik zal het antwoord nogmaals herhalen. Het is onmogelijk om een exact cijfer te geven voor deze voorafbetalingen, omdat deze vermengd zijn met die in de vennootschapsbelasting. De begrotingsraming omvat tevens de effecten van profit shifting, zoals geschat door de OESO. Het is echter onmogelijk om het effect van profit shifting in voorafbetalingen in de vennootschapsbelasting te isoleren. Door de combinatie van die twee effecten kan de belastingdienst het effect van pijler 2 niet nauwkeurig bepalen.
Desalniettemin suggereren de schommelingen die momenteel worden waargenomen als gevolg van de verandering in onder meer de inkomsten uit innovatie, dat de maatregel een impact zal hebben van minstens 430 miljoen. Er zijn ook andere significante schommelingen waargenomen die waarschijnlijk verband houden met profit shifting.
Met betrekking tot de raming van de impact van de verschillende pistes, het is momenteel onmogelijk voor de studiedienst van de FOD Financiën om die in te schatten.
18.03 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, in de eerste plaats, het is bemoedigend dat België in deze cruciale gesprekken voet bij stuk houdt. Minimumbelastingen zijn geen technische afspraak, maar een daad van fiscale rechtvaardigheid. Ze tonen aan dat samenwerking loont en dat ook multinationals eerlijk hun bijdrage moeten leveren. Dat is heel belangrijk.
Als we nu zouden toegeven aan de Amerikaanse druk ondergraven we niet alleen het akkoord, maar, zoals ik daarstraks al aanhaalde, ook onze geloofwaardigheid. De geloofwaardigheid van de Unie wordt dan volledig ondergraven. De voorstellen die nu circuleren om uitzonderingen toe te staan, zetten de deur open voor nieuwe achterpoortjes en daar moeten we heel ver van wegblijven.
Mijnheer de minister, het is heel eenvoudig, internationale afspraken gelden voor iedereen en zeker ook voor de Amerikaanse bedrijven. Vooruit steunt dan ook de lijn om dit akkoord onverkort toe te passen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
19.01 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, in de vorige legislatuur besliste de vivaldiregering om de DBI-aftrek te verhogen van 95 naar 100 %. De DBI-aftrek laat bedrijven toe om onder bepaalde voorwaarden ontvangen meerwaarden af te trekken van hun winst om dubbele belastingen te vermijden. De verhoging van de DBI-aftrek heeft het zo dus voor bedrijven aantrekkelijker gemaakt om meerwaarden te boeken.
De Standaard toont aan dat dat geleid heeft tot een forse stijging van het aantal geboekte meerwaarden en dus ook van de minderontvangsten door de DBI-aftrek. De praktijk leert dat veel holdings, bijvoorbeeld uit Luxemburg, naar ons land zijn teruggekeerd.
De regering-De Wever verscherpt opnieuw de voorwaarden voor de regeling voor middelgrote en grote ondernemingen. Om in aanmerking te komen voor de DBI-aftrek, zal de deelname de aard van een financieel vast actief moeten hebben.
Welk effect van de verstrenging van de regeling verwacht u? Wat is uw raming van de evolutie van het aantal geboekte meerwaarden? De verstrenging van de DBI-aftrek moet jaarlijks 350 miljoen euro opbrengen. Werd bij de raming van die budgettaire opbrengst rekening gehouden met gedragseffecten? Indien niet, wat is de budgettaire impact van gedragseffecten? Op welke manier zult u de opbrengst van de verstrenging van de DBI-aftrek monitoren?
19.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer El Yakhloufi, ik wil u eerst en vooral wijzen op een klein foutje. De verhoging van de DBI-aftrek is een uitstekende maatregel van de regering-Michel.
Door een verstrenging van de voorwaarden in de DBI-aftrek en het meerwaardestelsel zullen die stelsels minder kunnen worden aangewend, wat een positieve impact zal hebben op de belastbare basis en bijgevolg op de ontvangsten inzake vennootschapsbelastingen.
De analyse uitgevoerd door de administratie, heeft enkel betrekking op de geraamde bijkomende impact en maakt geen analyse van de geraamde evolutie van het aantal geboekte meerwaarden. Het is onmogelijk voor de administratie om rekening te houden met gedragseffecten. De verstrenging van de DBI-aftrek zal zorgen voor een hogere belastbare basis en dus voor een hogere opbrengst in de vennootschapsbelasting. Die evolutie zal, zoals voor alle maatregelen, nauwgezet worden opgevolgd.
19.03 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, de BDI-aftrek werd inderdaad onder de regering-Michel verhoogd van 95 naar 100. Ere wie ere toekomt.
De verstrenging is echter wel terecht. De vorige versoepelingen hebben geleid tot een wildgroei aan sluiproutes via meerwaarden en holdings. Dat kost onze samenleving honderden miljoenen euro. Door de DB-aftrek te koppelen aan echte duurzame investeringen, zetten wij fiscale rechtvaardigheid opnieuw centraal in ons land.
Het is goed dat de geraamde opbrengst van 350 miljoen euro onderbouwd is en dat ook het gedragseffect in rekening werd genomen. Een sluitende monitoring zal daarbij cruciaal zijn, zodat wij kunnen bijsturen, waar nodig, en vermijden dat het stelsel opnieuw een speeltuin wordt voor fiscale optimalisatie.
Ook Vooruit zal in de regering-De Wever het dossier blijven opvolgen. Eerlijke belastingen beginnen immers bij de grote vermogens en bij de grote vennootschappen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
20.01 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, de Europese Centrale Bank wil een digitale euro invoeren, naast de chartale euro, de munten en biljetten, en de girale euro die door de banken wordt gecreëerd. Die digitale euro is, voor alle duidelijkheid, geen cryptomunt. Het gaat eigenlijk om een derde vorm van geld die door de ECB wordt gegarandeerd. De toegevoegde waarde is zo goed als nihil, want die munt doet niets wat een chartale of girale euro niet al doet.
Opmerkelijk is echter dat de code van een digitale munt programmeerbaar is, waardoor minstens het risico bestaat dat de ECB niet alleen weet wat, hoeveel, wanneer en waar een burger iets koopt, maar in de toekomst ook zou kunnen bepalen of een burger iets mag kopen. Ik denk niet dat het aan de centrale banken is om zoiets te weten, laat staan om dat te bepalen.
De digitale euro zou gratis zijn voor de gebruikers, maar niet voor de banken. Uit een studie van PwC blijkt dat de kosten voor de invoering van de digitale euro, aangezien banken die wel in hun systemen moeten integreren – er komen bijvoorbeeld ook bankkaarten – tot 18 miljard euro zouden oplopen. Als alle functionaliteiten worden ingevoerd, zou dat zelfs tot 30 miljard euro kunnen oplopen. Dat betekent ongeveer 110 miljoen euro per bank.
Mijnheer de minister, wat is het standpunt van de regering over de invoering van een digitale euro? Ziet u ook het gevaar van de programmeerbaarheid van een munt, wat eigenlijk de kiem van een totalitaire staat legt?
Is de Nationale Bank van België voor of tegen de invoering van een digitale munt? Welk standpunt zal de Nationale Bank van België, waarvan de Belgische Staat voor de helft aandeelhouder is, innemen in de raad van bestuur en de Gouverneursraad van de Europese Centrale Bank ten opzichte van de digitale euro?
Hoe hoog lopen de kosten op voor het Belgische banksysteem? Hoe worden die kosten verrekend of gecompenseerd?
20.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer Vereeck, ik ben van mening dat de introductie van een digitale euro en alle voor- en nadelen daarvan nog nader onderzocht moeten worden. Er zijn, zoals u terecht stelde, grote bezorgdheden, maar vandaag bestaat er ook een te grote afhankelijkheid van buitenlandse betalingsoplossingen.
Inzake uw tweede vraag bepaalt Protocol nr. 4 bij de Europese verdragen waarin de statuten van de ECB zijn vastgelegd, dat de besprekingen van de vergaderingen vertrouwelijk zijn. Zoals beschreven in het reglement van orde van de ECB zijn de handelingen van de besluitvormende organen van de ECB en van alle door de ECB opgerichte comités of groepen, of van de raad van toezicht, het stuurcomité en alle tijdelijke substructuren, vertrouwelijk, tenzij de raad van bestuur de president machtigt het resultaat van de beraadslagingen openbaar te maken.
Wat de studie van PwC betreft, er zijn op het moment geen elementen om de juistheid ervan te bevestigen of te ontkrachten. De kwestie staat inderdaad op de agenda en we zullen het nog verder moeten bestuderen, voor de Belgische regering een definitief standpunt kan innemen.
20.03 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik ben in ieder geval al blij dat u zich niet al juichend achter de invoering van de digitale euro schaart. Er zijn immers inderdaad veel problemen. Nader onderzoek is goed. We zullen de kwestie dan ook blijven opvolgen.
De Europese Centrale Bank vreest een beetje de concurrentie van andere, Amerikaanse spelers. Dan heb ik het niet alleen over de Master Cards van de wereld, de kredietkaarten, maar ook over de digitale platformen als Google die met eigen digitale munten willen komen. Ik meen eerlijk gezegd dat het een beetje een drogreden is.
Wat mijn tweede vraag betreft, u hebt mij verkeerd begrepen. Natuurlijk hoeven we niet te weten te komen wat de individuele leden van de ECB in de raad van bestuur en de gouverneursraad zeggen. Ik hoef dus geen verslag van wat daar confidentieel gezegd is. Maar ik wil wel weten met welk mandaat u de gouverneur van de Nationale Bank van België naar die vergadering stuurt. U bent uiteindelijk voor de helft aandeelhouder. Als de regering een standpunt heeft over de digitale euro, moet ze er natuurlijk voor zorgen dat de Nationale Bank de boodschap in de ECB helder en duidelijk overbrengt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
21.01 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, een sterk anti-fraudebeleid is het sluitstuk voor eerlijke belastingen. Iedereen moet eerlijk zijn bijdrage leveren. Wie fraudeert, fiscaal of sociaal, moet daarvoor gestraft worden. Dat is simpel. Onze welvaartstaat wordt anders ondergraven. Het regeerakkoord belooft de aanwerving van 300 extra personeelsleden om in te zetten tegen fraudebestrijding.
Desondanks baart het ons zorgen dat, zoals het Rekenhof heeft vastgesteld, het voorziene personeelsbudget voor de Bijzondere Belastinginspectie, BBI, vanaf 2026 daalt tot het niveau van 2023. U gaf aan dat er 300 mensen aan de FOD Financiën worden toegevoegd en dat een groot deel hiervan naar de belastinginspectie zal gaan. Tegelijkertijd gaf uw kabinet aan dat de daling van het personeelsbudget vanaf 2026 te wijten is aan lineaire besparingen, maar dat dit zal worden aangepast zodra de aanwervingen starten.
Kunt u garanderen dat de beloofde 300 extra fraudebestrijders daadwerkelijk een netto toename van het personeelsbestand zullen zijn en niet deels zullen dienen ter vervanging van vertrekkend personeel, zoals het Rekenhof suggereert? Kunt u ons, gezien de budgettaire daling vanaf 2026, een concrete en gedetailleerde planning voorleggen van wanneer deze aanwervingen precies zullen starten en welke specifieke budgettaire aanpassingen er zullen worden doorgevoerd om te verzekeren dat het personeelsbudget van de BBI in lijn is met de beloofde versterking?
In het regeerakkoord voorziet u een pakket aan maatregelen in de strijd tegen fiscale fraude. Vanaf 2026 zou dit leiden tot een bijkomende opbrengst in de strijd tegen de fiscale fraude van 200 miljoen euro. Tegen 2029 zou dit oplopen tot een meeropbrengst van 600 miljoen euro. Hoe ver staat de uitwerking van dat pakket aan maatregelen? Welke timing ziet u hiervoor? Welke maatregelen zijn al vastgelegd?
Alvast bedankt voor uw antwoorden, mijnheer de minister.
21.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer de voorzitter, mijnheer El Yakhloufi, in het regeerakkoord werd inderdaad de aanwerving van 300 personeelsleden voor de bestrijding van fiscale fraude vastgelegd, niet alleen bij de FOD Financiën maar ook bij de BBI, de sociale fraudebestrijding, het gerecht, de politie en Justitie. De regering moet nog een beslissing nemen over de verdeling van die 300 personeelsleden over de vier genoemde groepen.
Voor het pakket aan maatregelen in de strijd tegen fiscale fraude zijn reeds wijzigingen opgenomen in de wet diverse bepalingen, meer bepaald met betrekking tot het CAP. Bovendien worden momenteel diverse wijzigingen uitgewerkt in een ruimere wet. Ik heb dat eerder vandaag ook al vermeld bij een van de vragen. Die ruimere wet zal uitvoering geven aan een pakket maatregelen die bepaald zijn in het regeerakkoord. Het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude zal bovendien regelmatig samenkomen om te werken aan een verbeterde fraudebestrijding.
Wij zijn nog maar vijf maanden bezig en wij hebben een ongelooflijk ambitieus programma. Er zijn al enorm veel hervormingen doorgevoerd. Vóór eind 2025 hebben wij nog een heel traject af te leggen. Fraudebestrijding is daarin zonder twijfel een van mijn topprioriteiten.
21.03 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, het is, ten eerste, een goede zaak dat de huidige regering duidelijk vasthoudt aan de belofte van 300 extra fraudebestrijders, ongeacht waar ze terechtkomen. Ik hoop uiteraard dat een aanzienlijk aantal van hen zal worden ingezet voor de strijd tegen fiscale fraude, want we zien dat daarin heel veel middelen omgaan.
In de begroting zijn ter zake ernstige meeropbrengsten ingeschreven, namelijk 200 miljoen euro en tegen het einde van de legislatuur zelfs 600 miljoen euro. Waarom geef ik dat mee? Wie eerlijk werkt en bijdraagt, mag verwachten dat wie fraudeert, daar niet mee wegkomt. De strijd tegen fiscale fraude is geen bijzaak. Hij is de ruggengraat van een eerlijke fiscaliteit.
Daarom is het cruciaal dat, zoals u hebt beloofd, het personeelsbudget vanaf 2026 effectief wordt aangepast, zodat de BBI ook de middelen krijgt om haar job te doen. De aangekondigde maatregelen en de geplande opbrengsten tegen 2026 en 2029 tonen aan dat een kordaat beleid loont.
Daarom zal ik dat dossier blijven opvolgen, mijnheer de minister, want zonder een sterke handhaving is er geen rechtvaardige belasting.
Mijnheer de minister, 2026 is niet meer veraf. Ik hoop dat u met de regering zo snel mogelijk die mensen kunt aanwerven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
22.01 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, in het voorwoord van het regeerakkoord staat: “Tot slot maakt deze regering werk van een institutionele modernisering van het land. We nemen maatregelen die het politiek bestel versoberen, de overheidsefficiëntie verhogen en de slagkracht van de deelstaten versterken. Bovendien worden onder het toeziend oog van de premier de nodige voorbereidingen getroffen voor een grondige hervorming van de staat." Dat gebeurt in "een aanvullende kabinetscel bij de eerste minister die hiervoor over een specifiek werkingsbudget beschikt."
Fiscale regionale autonomie is belangrijk, niet alleen om de deelstaten te versterken, maar ook om hen te responsabiliseren en wat Vlaanderen betreft een structurele verlaging van de lasten op arbeid door te voeren.
Heeft de tweekoppige kabinetscel Institutionele Hervormingen van de eerste minister – anderhalve FTE, een man en een vrouw, ik heb het opgezocht op zijn website – of de eerste minister zelf al contact opgenomen met uw kabinet? Zo ja, wanneer en wat was het voorwerp van de gesprekken? Zo nee, waarom niet?
Wat is de stand van de institutionele hervorming inzake fiscaliteit en sociale zekerheid? Worden de deelstaten geresponsabiliseerd door volledig fiscaal en parafiscaal bevoegd te worden?
Welke andere voorstellen liggen er op tafel inzake de fiscale en parafiscale bevoegdheidsverdeling en de financieringsregels van de deelstaten?
22.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer Vereeck, deze regering maakt inderdaad werk van een institutionele modernisering van het land. Recent werd een akkoord bereikt over de manier waarop de Senaat zal worden afgeschaft. De modaliteiten van dat akkoord zijn voorafgaandelijjk uitgebreid besproken binnen de werkgroep Institutionele Hervormingen onder leiding van het kabinet van de eerste minister. In die werkgroep zetelen, naast het kabinet van de eerste minister, ook vertegenwoordigers van alle kabinetten van de vicepremiers. Wanneer nodig worden externe specialisten geraadpleegd.
De keuze voor een doorgedreven hervormingsfederalisme binnen de bestaande institutionele complexiteit zorgt ervoor dat de werkgroep nagenoeg wekelijks samenkomt. Naast de afschaffing van de Senaat heeft de werkgroep ook al diverse andere institutionele dossiers besproken en voorbereid, zoals het belangenconflict van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tegen de hervorming van de werkloosheid, de voorlopige lijst van te herziene grondwetsartikelen en het prefinancieringsmechanisme voor de extra enkelbanden.
Zoals bekend, gaan hervormingsfederalisme en interfederale samenwerking hand in hand. Op mijn initiatief vond op 18 juni in de schoot van de waarnemingspost voor de gewestelijke fiscaliteit een overleg plaats met de gewesten. Daar werd onder meer gesproken over verschillende punten uit het federaal regeerakkoord. Op de agenda stonden onder andere een verzoek tot een samenwerkingsakkoord inzake fiscale regularisatie, de fiscale balans en de om te zetten richtlijnen betreffende administratieve samenwerking, ook bekend als de DAC-richtlijnen. Vanuit het Waals Gewest werd een stand van zaken gegeven over de overname van de dienst voor de belasting van de zogenaamde groep 3. Dat betreft onder meer de overname van de successie- en gewestelijke registratierechten.
Wat de fiscale autonomie betreft, mijnheer Vereeck, denk ik dat wij op dezelfde golflengte zitten. Men moet daarvoor in dit land echter een gekwalificeerde meerderheid vinden en die hebben we niet gevonden. Ik wil u dus geen illusies voorspiegelen, ik denk niet dat de fiscale autonomie of de bijzondere wet ter zake in deze legislatuur zal worden aangepast. Wat we in deze legislatuur wel trachten te doen, is de grondwetsherziening voorbereiden voor de volgende legislatuur. Ik betreur de situatie samen met u, maar men moet op een bepaald moment nagaan of er in dit land voldoende meerderheden bestaan om iets te kunnen realiseren. Als dat niet lukt, moet men bekijken of er voldoende andere hervormingen mogelijk zijn binnen het bestaande wettelijke kader om al dan niet deelname aan een regering te kunnen overwegen.
22.03 Lode Vereeck (VB): Mijnheer de minister, het begint een voorspelbare tactiek en techniek te worden: wanneer wij u een vraag stellen over iets wat moeilijk ligt, schakelt u meteen over naar zaken die er eigenlijk niets mee te maken hebben.
Ik stel u een vraag over de fiscale en parafiscale autonomie van de deelstaten, maar u begint over de Senaat en over de fiscale regularisatie waarvoor een samenwerkingsakkoord zou moeten worden gesloten, wat juist aantoont dat die autonomie nog niet vergevorderd is. Ook toen ik een vraag stelde over de meerwaardebelasting, begon u eerst te vertellen wat u daarvoor allemaal in ruil had gekregen. We moeten echter blijven focussen. Als er een vraag wordt gesteld, verwacht ik een antwoord op die vraag.
U kunt natuurlijk zeggen dat het allemaal niet mogelijk is binnen de huidige institutionele context, maar ik betwijfel dat. Uw voormalige voorzitter, die inmiddels eerste minister is, is de verkiezingen ingegaan met de slogan confederalisme of niets. Wij geloven hem dan op zijn woord.
Anders moet hij zeggen dat hij niet wil meewerken aan federale hervormingen, omdat dat niet lukt. Ik ben dus wat ontgoocheld door uw antwoord. Ik hoop dat er alsnog vaart in wordt gezet.
Ik denk overigens dat u aan Waalse zijde weleens meer bondgenoten zou kunnen vinden voor fiscale en parafiscale autonomie, zeker als we zien hoe verschillend de sociaal-economische realiteit uiteindelijk is.
Mijnheer El Yakhloufi, het is goed dat er 300 extra fiscale inspecteurs bijkomen, maar dat vormt niet de ruggengraat van de fraudebestrijding. De ruggengraat is een eenvoudig systeem. U moet dus inzetten op fiscale vereenvoudiging, zodat fraude niet mogelijk is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
23.01 Charlotte Verkeyn (N-VA): Mijn vraag gaat over de pakjes met een waarde van minder dan 150 euro die de Europese Unie binnenkomen. In België gaat het om 1 miljard zendingen. De douanecontrole op die stortvloed aan e-commercepakjes laat al jaren te wensen over, zowel wat betreft de aangifte van de correcte douanewaarde als wat betreft de invoer van illegale goederen. De Europese Commissie werkt aan maatregelen om greep te krijgen op de situatie en stelt twee zaken voor, namelijk een extra heffing van 2 euro - wat ons niet doenbaar lijkt - of de opheffing van de de-minimisvrijstelling van 150 euro.
Wat is uw visie? Wijzigt een afhandelingskost van 2 euro de werklast van de douane? Indien de de-minimisregeling wordt opgeheven, verdwijnen dan de problemen? Hoeveel douanerechten zouden de opheffing van de de-minimisvrijstelling en een afhandelingskost van 2 euro respectievelijk opbrengen voor de Europese Unie en voor België? Wijzigt er iets aan de informatiedoorstroming tussen de douanediensten van de verschillende EU-lidstaten met betrekking tot vastgestelde inbreuken?
23.02 Minister Jan Jambon: Mevrouw Verkeyn, de invoering van een EU-afhandelingskost wijzigt op zich niets aan de werklast van de douanediensten. Er kan wel een impact zijn op de werklast doordat de afhandelingskost wordt ingevoerd om een verhoogd controlepercentage te behalen, zodat de nationale en bij uitbreiding de Europese markt beter worden beschermd tegen de invoer van onveilige e-commercegoederen die niet voldoen aan de Europese regelgeving.
Het schrappen van de vrijstelling tot 150 euro betekent dat douanerechten zullen moeten worden betaald vanaf de eerste aangegeven euro. Dat is echter geen garantie dat de goederen na de afschaffing van de de-minimisregel met een correcte douanewaarde zullen worden aangegeven en evenmin dat de uitdagingen rond douanewaarden inzake e-commerce zullen verdwijnen.
Ten derde, de modaliteiten en de hoogte van de afhandelingskost en de opheffing van de de-minimisvrijstelling, zijn evenals de modaliteiten van de verdeling van de opbrengsten tussen België en de Europese Unie nog niet gekend door onze administratie. In het hervormingspakket van het DWU zijn meerdere maatregelen opgenomen die een effect hebben op e-commerce, waardoor het onmogelijk is om de impact te berekenen. Om u een idee te geven, in België worden jaarlijks ruim 1,16 miljard e-commerceaangiftes ingediend.
Om uw vierde vraag te beantwoorden, momenteel zijn er geen wijzigingen voorzien. De waardebeperking voor het gebruik van de regeling voor eenvoudige onlineverkoop (EOSS) ligt gelijk aan de vrijstelling van invoerrechten. Deze regeling maakt echter geen deel uit van de verordening nr. 1186/2009, die goederen van verwaarloosbare waarde vrijstelt van invoerrechten.
Dan uw laatste vraag. De eventuele invoering van een handling fee of het afschaffen van de de-minimisregel heeft geen invloed op de informatiedoorstroming tussen de EU-lidstaten over vastgestelde inbreuken bij e-commerce-invoer. Echter, zodra de EU Customs Data Hub operationeel is – zoals voorzien in het EU Customs Reform Package – zullen er veel meer gegevens beschikbaar en gedeeld kunnen worden tussen de EU-lidstaten.
23.03 Charlotte Verkeyn (N-VA): Ik wil u danken voor uw antwoorden. Wij delen uw mening dat inzake de problematiek – zoals u zelf aangeeft – van de enorme hoeveelheid pakjes, miljarden pakjes, de regelgeving die Europa voor ogen heeft een aantal problemen niet zal oplossen. We kijken er daarom samen naar uit om een aantal voorstellen te kunnen doen om de controles te verbeteren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
24.01 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, in 2024 heeft de federale belastingdienst een recordbedrag van bijna 200 miljoen euro teruggevorderd van bedrijven die onterecht gebruik maakten van kortingen op de bedrijfsvoorheffing, een systeem dat in 2023 aan 148.000 ondernemingen werd toegekend en dat de Staat toen al ruim 4 miljard euro kostte. Voor 2024 wordt zelfs een bedrag van 4,7 miljard euro geraamd.
Deze korting geldt als loonsubsidie om de hoge loonkosten in België te compenseren en is vooral van toepassing bij nacht- en ploegenarbeid. Het gaat om 2 miljard euro en voor onderzoek is het 1,4 miljard euro. De stijgende uitgaven en het aantal terugvorderingen wijzen echter op structurele problemen in de toepassing of in de controle van dit systeem. Bovendien stelt het Rekenhof dat de wetgeving te complex is en dat de rechtszekerheid voor bedrijven onder druk staat, omdat fiscale controles vaak pas twee jaar na toekenning plaatsvinden.
Daarom stel ik u graag enkele vragen, mijnheer de minister.
Hoe verklaart u het recordbedrag aan terugvorderingen en in welke mate wijst dit op systematisch misbruik of onduidelijkheid in de regelgeving?
Acht u het huidige systeem van fiscale controle — pas jaren na het toekennen van de korting — nog verantwoord en efficiënt?
Welke hervormingen plant u om het systeem transparanter, eenvoudiger en rechtszekerder te maken?
Zult u overwegen om, conform de aanbevelingen van het Rekenhof en fiscale experts, een doorlichting te doen uitvoeren van de uitgaven voor de systemen voor nacht- en ploegenarbeid en voor onderzoek?
Hoe garandeert u dat de doelstelling van deze subsidie — namelijk het verlagen van de loonkost — niet ondergraven wordt door misbruik of administratieve onduidelijkheid?
In het regeerakkoord staat dat de regering voor het geheel van de vrijstellingen bedrijfsvoorheffing een spending review zal uitvoeren om de effectiviteit van de output te onderzoeken. Gelet op de zware budgettaire impact van dit regime – we gaan richting een jaarlijkse kost van deze loonsubsidie maar liefst 5 miljard euro – en de praktische problemen op het werkveld is die spending review duidelijk dringend.
Welke voorbereidingen heeft u al getroffen voor die spending review? Wanneer verwacht u de resultaten?
24.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer El Yakhloufi, het bedrag aan terugvorderingen is het resultaat van een combinatie van factoren. Enerzijds is er sprake van een continue verfijning van de risicoanalyse en van de controleaanpak, anderzijds blijkt uit de controles dat ondernemingen regelmatig onvoldoende aandacht besteden aan het correct identificeren, beheren en documenteren van de fiscale risico’s verbonden aan de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
De administratie zet in op een evenwichtige aanpak, waarbij zowel proactieve als reactieve controlemechanismen worden ingezet. Zo werden er in 2022 en 2023 gerichte sensibiliseringsacties ondernomen, onder meer via campagnes rond de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid, nachtarbeid, volcontinue arbeid en onderzoek. Die acties hadden tot doel ondernemingen aan te moedigen hun interne processen kritisch te evalueren en te versterken.
De fiscale administratie blijft tevens inzetten op het versterken van de preventieve component van haar toezicht. Wat de timing betreft, de controle kan pas worden opgestart nadat de termijn voor correcties van de aangifte van de vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing is verstreken. Die timing is noodzakelijk om een volledige en correcte risicoanalyse te kunnen uitvoeren.
Het regeerakkoord voorziet in een hervorming die meer stabiliteit en rechtszekerheid moet bieden aan ondernemingen, maar deze hervorming moet nog verder worden uitgewerkt. Uiteraard zal rekening worden gehouden met de aanbevelingen van het Rekenhof. Tevens is een spending review voorzien in het regeerakkoord. Het organiseren van spending reviews behoort tot de bevoegdheid van de FOD BOSA, die onder de bevoegdheid van de minister van Begroting valt.
24.03 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. De cijfers liegen er niet om. Bijna 200 miljoen euro aan terugvorderingen toont aan dat het systeem van loonsubsidies via de bedrijfsvoorheffing vandaag te veel ruimte voor fouten of misbruik laat. Als we bedrijven willen ondersteunen in hun loonkosten – wat wij met Vooruit en ook ikzelf als ondernemer zeker willen doen – dan moet dat helder, correct en controleerbaar gebeuren.
Het is dan ook positief dat u werk maakt van een vereenvoudiging en dat de aangekondigde spending review ook daadwerkelijk wordt voorbereid. Met bijna 5 miljard euro per jaar gaat het om een van de duurste steunmaatregelen van dit land. Dan mag niemand tevreden zijn met laattijdige controles en onduidelijke regels.
Vooruit zal binnen de regering deze hervorming kritisch blijven opvolgen. Ik zal dat ook doen vanuit deze commissie. Een goed beleid vraagt immers duidelijke spelregels en een correcte toepassing daarvan voor elke onderneming.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
25.01 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Mijnheer de minister, Europese staatssteunonderzoeken, zoals de Apple case in Ierland, hebben nogmaals aangetoond dat heel wat digitale multinationals er alles aan doen om geen belastingen te betalen waar ze actief zijn.
De digitaks hoopt dat aan te pakken door digitale ondernemingen te belasten daar waar ze hun winsten realiseren, ook al hebben ze er vooral een digitale aanwezigheid. De invoering van een digitaks staat in het regeerakkoord. Meerdere Europese landen als Frankrijk en Oostenrijk hebben er al een en ook in Duitsland wordt volop nagedacht over de invoering ervan.
Hoeveel omzet hebben multinationals als Amazon, Meta, Alphabet, Netflix en Apple de afgelopen drie jaar bij Belgische klanten gerealiseerd? Hoeveel omzet hebben die multinationals de afgelopen drie jaar in België aangegeven en hoeveel bedroeg de effectieve winstbelasting die ze daarop in België hebben betaald? Welke timing ziet u voor de invoering van een digitaks in België? Welk minimumtarief voorziet u voor die belasting?
25.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer El Yakhloufi, de introductie van een digitaledienstenbelasting of digitaks tracht tegemoet te komen aan de beperkingen die de huidige regels in het internationaal fiscaal recht met betrekking tot de heffingsbevoegdheid met zich meebrengen. Die heffingsregels gaan terug op de periode waarbij fysieke aanwezigheid aanknopingspunten, zoals de aanwezigheid van een vaste inrichting, aanreikten om de heffingsbevoegdheid van verschillende jurisdicties te bepalen. De resultaten van ondernemingen met Belgische activiteiten zijn allemaal publiek raadpleegbaar via de balanscentrale van de Nationale Bank van België. Het regeerakkoord voorziet in de uitwerking van de digitaks tegen 2027, onder voorwaarde dat er geen overeenkomst kan worden bereikt op het Europese of het internationale niveau. Zoals ik al meermaals heb gezegd, ben ik een trouwe uitvoerder van het regeerakkoord.
25.03 Achraf El Yakhloufi (Vooruit): Bedankt, mijnheer de minister. Op mijn vraag naar de omzet van de multinationals antwoordt u dat ik dat zelf dien op te zoeken. Dat zal ik zeker doen. Hoeveel dat heeft opgebracht, weet echter alleen uw administratie. Ik hoop nog steeds een antwoord te krijgen op die vraag. U dient toch te weten hoeveel belastingen die grote bedrijven hebben binnengebracht. Die informatie kan ik niet zelf te pakken krijgen.
U bent heel correct, dat hebt u in veel dossiers bewezen. U bent een stipte uitvoerder van het regeerakkoord, maar het zou fijn zijn mocht u een tip van de sluier kunnen oplichten over de timing. Wanneer zal die digitaks worden ingevoerd?
We weten al langer dat de digitale reuzen hier een miljardenomzet draaien, maar amper belastingen betalen. Wat me vooral stoort, is dat onze lokale ondernemers, bakkers, pizzeria's, wel hun steentje bijdragen. Multinationals daarentegen blijven dankzij fiscale spitstechnologie buiten schot. Dat is, wat mij betreft, fundamenteel oneerlijk.
Het is dan ook positief dat België zich achter de invoering van de digitaks schaart. Voor Vooruit is dat essentieel: wie hier winst maakt, betaalt hier belastingen. Zo eenvoudig is het leven. Of het nu gaat om een bakker of om een techgigant zoals Meta, iedereen dient belastingen te betalen.
We rekenen erop dat u, samen met de andere lidstaten, snel tot actie zult overgaan en de fiscaliteit eindelijk zult laten sporen met de realiteit van de digitale economie, zonder uitzonderingen en zonder uitstel.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
26.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, goede doelen die in de toekomst een rechtsgeldig fiscaal attest willen bezorgen aan hun schenkers moeten het rijksregisternummer van de schenkers kennen. Ik krijg echter al even signalen van goede doelen dat het verkrijgen en veilig opslaan van die informatie geen sinecure is.
Stel immers dat een donateur een schenking doet op de rekening van een goed doel. Op basis van de informatie die het goede doel kan afleiden uit de donatie, dient het contact op te nemen met de donateur om onder andere zijn of haar rijksregisternummer te krijgen. Op basis van een overschrijving is het echter niet altijd mogelijk om de identiteit van de schenker te achterhalen, laat staan om een manier te vinden om die persoon te contacteren.
Wie in die situatie wel de nodige informatie zou kunnen doorgeven, is de financiële instelling die de overschrijving uitvoert. Zij zou aan het goede doel de nodige informatie kunnen geven wanneer een donatie in aanmerking komt voor een fiscale aftrek of zij zou de cliënt die voor het eerst een in aanmerking komende overschrijving doet voor een bepaald goed doel, op de hoogte kunnen brengen van de noodzaak om het goede doel te contacteren.
Bent u bekend met de problemen die voortvloeien uit de verplichting van goede doelen om meer gegevens van schenkers te kennen?
Ik verneem dat een financiële instelling sinds kort het adres van een donateur niet langer opneemt in de informatie die de ontvanger te zien krijgt bij een overschrijving. Is die wijziging het gevolg van een wettelijke bepaling?
Wilt u de goede doelen ondersteunen om hun nieuwe wettelijke verplichtingen te volbrengen waar mogelijk? Hebt u voorstellen om dat probleem op te lossen?
Kunt u het probleem aankaarten bij Febelfin, de sectororganisatie van de financiële sector?
26.02 Minister Jan Jambon: Mijnheer Vanbesien, de verplichting is inderdaad gekend en vloeit voort uit de wet van 28 december 2023, een beslissing van de vorige regering.
Ten gevolge daarvan zijn goede doelen sinds 1 januari 2024 inderdaad principieel verplicht om het rijksregisternummer van de schenker te vermelden op het fiscaal attest. Dat maakt het mogelijk dat een fiscaal aftrekbare gift automatisch wordt ingevuld in de belastingaangifte of in het voorstel van vereenvoudigde aangifte. Uiteraard kan het goede doel het rijksregisternummer alleen opnemen op het attest indien het hem bekend is of indien het de schenker kan contacteren met de vraag dat nummer mee te delen.
Wat uw vraag over de financiële instellingen betreft, is in het kader van het betaalverkeer voorzien in de Algemene Verordening Gegevensbescherming – zowel AVG als GDPR – dat de bank van de begunstigde een referentie moet overmaken aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat, en in voorkomend geval om welke betaler, alsook alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie. De banken hebben dus een geldige grondslag om die gegevens mee te sturen conform de Europese wetgeving, met name artikel 6 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Door de jaren heen hebben verschillende banken echter diverse klachten gekregen van klanten, waardoor de banken van oordeel waren dat dat moest worden herbekeken. Uit interne analyses bij de banken bleek dat adresgegevens niet in alle gevallen nodig zijn om een betalingstransactie of betaler te identificeren. Bijgevolg – en om in overeenstemming te zijn met het principe van minimale gegevensverwerving, waarvoor ik verwijs naar artikel 5 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming – hebben de betrokken banken besloten om het adres niet langer over te maken aan de begunstigde.
Dat is dus de reden waarom het adres van de opdrachtgever niet meer standaard bij elke transactie wordt meegestuurd, maar alleen in die gevallen waarin de adresgegevens essentieel zijn voor de identificatie van de opdrachtgever. Vandaag deelt de bank van de begunstigde nog wel de naam van de opdrachtgever mee aan haar begunstigde.
Ik zal uw derde en vierde vraag samen behandelen.
Verenigingen en goede doelen kunnen het adres nog steeds verkrijgen door aan de betaler te vragen om het adres in de mededeling van de overschrijvingsopdracht te vermelden. Dat adres wordt dan vervolgens aan de begunstigde bezorgd.
Daarnaast bestaan er ook oplossingen buiten de betaalketing die kunnen worden overwogen. Zo kan het adres van de schenker worden gevraagd op het moment dat er een interactie plaatsvindt, bijvoorbeeld bij een kennismakingsmoment of bij een fondsenwerving.
Voor alle duidelijkheid, de verplichting om het rijksregisternummer op te nemen, geldt voor de goede doelen en verenigingen, niet voor de schenkers. De goede doelen zijn dus verplicht om het nummer te vragen, maar de schenker is niet verplicht om het te geven. De schenker weet dat, als hij het geeft, het nummer op zijn vooraf ingevulde aangifteformulier terechtkomt. Als hij het niet geeft, zal hij het nadien zelf moeten invullen.
In dit eerste jaar hanteert de FOD Financiën ook een zekere tolerantie. Een attest zonder rijksregisternummer zal fiscaal nog wel worden aanvaard.
Er is al overleg met Febelfin, dat op zijn beurt in nauw contact staat met de FOD Financiën en de goede doelen. Er wordt gezocht naar een oplossing om het probleem, ontstaan door de wet van 2023, op te lossen.
26.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, er is mij één ding niet helemaal duidelijk. U zegt dat de schenker niet verplicht is om het rijksregisternummer mee te delen aan het goede doel. Is in dat geval het fiscaal attest nog steeds rechtsgeldig? Kan het dan nog gebruikt worden?
U zegt dat er sprake is van een overgangsjaar en dat er dit jaar nog niet zal worden opgetreden. Zullen de fiscale attesten ook zonder rijksregisternummer nog geldig blijven?
26.04 Minister Jan Jambon: In het overgangsjaar wel.
26.05 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Maar vanaf volgend jaar wordt het in principe wel verplicht. Dan blijven we met dezelfde moeilijkheid zitten. Hoe verkrijgen de goede doelen de rijksregisternummers? Veel mensen riskeren dan hun fiscaal attest niet meer te krijgen, wat uiteraard een impact kan hebben op de giften.
Dit werd ingevoerd om ervoor te zorgen dat de fiscale attesten bij de juiste personen terechtkomen. Blijkbaar waren daar soms problemen mee, bijvoorbeeld bij veelvoorkomende namen, waarbij het attest bij de verkeerde persoon terechtkwam. Het is echter belangrijk en noodzakelijk om binnenkort samen te zitten met de sector om te overleggen en te bekijken wat werkt en wat niet. Het gaat niet alleen over het verkrijgen van de rijksregisternummers, die moeten ook op een veilige manier opgeslagen worden, wat niet voor elke organisaties evident is.
Er zal daar een evaluatie noodzakelijk zijn. Als blijkt dat het op deze manier niet werkt, moet worden onderzocht of er geen alternatieve manieren zijn om ervoor te zorgen dat het juiste attest bij de juiste persoon terechtkomt, zonder dat men daarvoor het rijksregisternummer moet opvragen.
Ik hoop dat u daarover in overleg zult treden met de sector, om te bekijken hoe het werkt en hoe het eventueel kan worden bijgestuurd.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.39 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17 h 39.