Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

 

van

 

Dinsdag 01 juli 2025

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Mardi 01 juillet 2025

 

Après-midi

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.15 uur en voorgezeten door mevrouw Fatima Lamarti.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 15 et présidée par Mme Fatima Lamarti.

 

De teksten die cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

De voorzitster: Mevrouw de minister, van harte welkom. Ik heb vernomen dat heel wat vragen zullen worden omgezet in schriftelijke vragen, waardoor de agenda wat lichter wordt.

 

01 Actualiteitsdebat over de hervorming van de werkloosheidsuitkering en toegevoegde vragen van

- Ellen Samyn aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd en het leefloon" (56005400C)

- Ellen Samyn aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "Het door de GGC ingeroepen belangenconflict en het uitstel van de werkloosheidsbeperking in de tijd" (56005614C)

- Wouter Raskin aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "Het door de GGC ingeroepen belangenconflict" (56005619C)

- Kjell Vander Elst aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd en de financiële compensatie voor de OCMW’s" (56005678C)

- Sarah Schlitz aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De impact van de hervorming van de werkloosheid op de OCMW's en de middelen van de federale overheid" (56005940C)

- Wouter Raskin aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De compensatieregeling voor OCMW's n.a.v. de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd" (56005748C)

01 Débat d'actualité sur la réforme des allocations au chômage et questions jointes de

- Ellen Samyn à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "La limitation des allocations de chômage dans le temps et le revenu d'intégration" (56005400C)

- Ellen Samyn à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "Le conflit d'intérêts invoqué par la COCOM et le report de la limitation du chômage dans le temps" (56005614C)

- Wouter Raskin à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "Le conflit d'intérêts invoqué par la COCOM" (56005619C)

- Kjell Vander Elst à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "La compensation financière pour les CPAS vu la limitation des allocations de chômage dans le temps" (56005678C)

- Sarah Schlitz à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "L'impact de la réforme du chômage sur les CPAS et les moyens débloqués par le fédéral" (56005940C)

- Wouter Raskin à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "Le régime de compensation pour les CPAS vu la limitation des allocations de chômage dans le temps" (56005748C)

 

De voorzitster: Mevrouw Samyn en de heer Vander Elst zijn verontschuldigd.

 

01.01  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, la réforme de l'assurance chômage du gouvernement Arizona prévoit l'exclusion de demandeurs d'emploi après un maximum de deux ans. Cela équivaudrait à plus de 180 000 personnes exclues des allocations de chômage.

 

Or on sait déjà que tout le monde ne retrouvera pas un emploi dans ce délai, tout simplement parce que l'offre d'emplois n'est pas suffisante et que l'accompagnement reste largement insuffisant pour les personnes les plus éloignées du marché du travail, qu'il s'agisse de mamans solos, de personnes âgées ou de personnes d'origine non belge, qui sont encore aujourd'hui largement exclues et discriminées sur le marché de l'emploi.

 

Votre collègue le ministre Clarinval nous répète régulièrement qu'au moins un tiers des personnes exclues vont se tourner vers les CPAS. Certains CPAS estiment même que ce pourcentage pourrait monter jusqu'à 50 %, au vu des caractéristiques socioéconomiques de leur population. Cette mesure aura donc un impact majeur sur leur fonctionnement, en particulier en termes de charge administrative, d'accompagnement des personnes et de pression budgétaire.

 

Madame la ministre, avez-vous à ce stade réalisé une estimation précise des conséquences financières pour les communes et les CPAS concernés? Comment votre gouvernement entend-il soutenir ces CPAS afin qu'ils puissent faire face à l'arrivée de bénéficiaires et relever un défi que, jusqu'ici, le Forem n'est pas parvenu à relever? Aujourd'hui, votre gouvernement demande aux CPAS de faire le travail que le Forem n'est pas parvenu à réaliser.

 

Comment voyez-vous les choses sur le terrain? Certaines missions vont-elles être en réalité allouées au Forem ou aux organismes comme Actiris pour soutenir les CPAS?

 

Par ailleurs, votre gouvernement a annoncé le déblocage de 234 millions d'euros pour accompagner cette réforme. Sur quelle base ce montant a-t-il été calculé? Quels indicateurs ou quelles projections ont guidé cette décision? Comment ces moyens seront-ils répartis entre les CPAS? Quelle sera la clé de répartition? En d'autres termes, à combien un CPAS comme celui d'Anvers ou celui de Huy peut-il concrètement s'attendre, en termes de montant?

 

Je vous remercie pour les réponses que vous pourrez apporter, parce qu'aujourd'hui, le terrain est très inquiet concernant ce qui en train de se produire et n'a à ce stade pas suffisamment d'informations pour pouvoir s'organiser correctement en vue de la mise en place de cette réforme.

 

01.02  Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, enkele weken geleden zette onze commissie vrijdagnacht na urenlang debat het licht op groen voor een hervorming van de werkloosheid, namelijk de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd. Op het gevaar af een beetje te klinken als de heer Ronse, het is een historische hervorming die in verschillende fases uitgevoerd zal worden om de OCMW's voldoende ademruimte te geven. Desondanks leeft bij heel wat OCMW's ongerustheid over de precieze impact van de hervorming. Ze vrezen dat de werkdruk, die ook vandaag al behoorlijk hoog is, nog zal toenemen door een grote instroom van werklozen die een aanvraag zullen doen. De federale regering is zich bewust van de mogelijke impact. Dat hebben we u hier al horen verklaren. Ze maakt werk van een compensatieregeling.

 

Wat is de stand van zaken? Zal de regeling tijdig goedgekeurd worden in de regering?

 

Kunt u iets meer vertellen over de regeling? Welke onderdelen omvat ze?

 

In welk bijkomend budget zal de regering voorzien om de lasten van de OCMW's te compenseren? Hoe zal dat geld verdeeld worden?

 

Voorts verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag over het belangenconflict dat de Gemeenschapscommissie van Brussel opgestart heeft vanuit dezelfde bezorgdheid.

 

Mevrouw de minister,

 

Gisterenavond maakt de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) in Brussel bekend dat ze een procedure van belangenconflict opstart tegen de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Naar eigen zeggen wil de GGC tijd kopen om garanties te krijgen dat de federale regering de Brusselse OCMW's voldoende ondersteuning zal bieden. De OCMW's dreigen immers – als gevolg van de maatregel van de federale regering - geconfronteerd te worden met een toename van het aantal leefloondossiers.

 

Mijn vragen aan u:

 

1. Hoe staat u tegenover dit belangenconflict? Is de bezorgdheid over de ondersteuning van de OCMW’s terecht?

 

2. Hoe zal deze federale regering de impact van beperking van de werkloosheid in de tijd op de OCMW’s trachten te milderen?

 

Met dank voor uw antwoord.

 

01.03  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, de afgelopen weken hebben we heel wat discussies gevoerd over de hervorming van de werkloosheid. Wat is er intussen gebeurd? Enerzijds hebben Les Engagés het standpunt geformuleerd dat 234 miljoen echt te weinig is en dat er 400 miljoen nodig is. Anderzijds zijn er misschien ook andere dossiers besproken tijdens de fameuze vergadering van het kernkabinet over de meerwaardebelasting.

 

Hoe dan ook, er is nog steeds ongerustheid bij alle burgemeesters en lokale besturen over wat hen nu te wachten staat, wanneer de werkloosheidsuitkeringen in de tijd zullen worden beperkt, waardoor 180.000 werklozen op termijn hun werkloosheidsuitkering zullen verliezen. De vraag blijft hoeveel van die personen zich tot het OCMW zullen wenden. U bleef de voorbije weken vasthouden aan een verhouding van 1/3-1/3-1/3. In zijn economische vooruitzichten raamt het Federaal Planbureau het percentage op 39 %. Dat is toch een aanzienlijk verschil. Blijft u vasthouden aan het 1/3-1/3-1/3-verhaal, ook al toont de verhouding samenwonenden, alleenstaanden en gezinshoofden aan dat het om een groot aantal personen gaat.

 

U argumenteerde ook dat u voortgaat op de redenering van Di Rupo, maar kunnen we die redenering wel helemaal overnemen? Degenen die een inschakelingsuitkering krijgen, vormen immers een heel ander publiek dan degenen die al lang een werkloosheidsuitkering ontvangen.

 

Blijft het bedrag 234 euro? Hebt u dat verhoogd? Hoe wordt dat bedrag berekend? Wat staat de lokale besturen te wachten? Vandaag wordt ongeveer 55 % door de federale overheid terugbetaald. In sommige gevallen is dat zelfs 70 %. Zult u voor 100% compenseren, zoals de heer Ronse hier liet uitschijnen, of niet? Hoe zit dat concreet in elkaar?

 

We zouden hierover graag meer duidelijkheid krijgen, mevrouw de minister

 

01.04 Minister Anneleen Van Bossuyt: Collega's, dank u voor uw vragen. Vooreerst begrijp ik dat er veel vragen en bezorgdheden zijn. Het gaat om een ingrijpende wijziging, die absoluut nodig is in ons land en die uiteraard heel wa(t gevolgen heeft.

 

Ik geef u een aantal elementen mee. Ten eerste, wat het budget voor de OCMW’s betreft, ik probeer zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over zowel de omvang als de compensatieregeling voor de OCMW’s. Ik hoop dat echt nog voor het zomerreces te kunnen doen, zodat de OCMW’s en de lokale besturen tijdig geïnformeerd zijn. In de zomer wordt immers vaak de begroting voor het volgende jaar opgesteld. Zo zullen ze weten waar ze voor staan, welke uitdagingen hen wachten en over welke budgetten ze zullen beschikken.

 

Ik vind het belangrijk dat de OCMW’s voor de bijkomende werklast gecompenseerd worden. Er was initieel gepland om vanaf 2027 een budget ter beschikking te stellen. Dat was zo overeengekomen in het regeerakkoord. In juni hebben we echter een akkoord bereikt om al vanaf 2026 middelen vrij te maken. Voorts bekijken we eveneens de mogelijkheid om ook al voor dit jaar budget vrij te maken.

 

Nous nous trouvons maintenant dans la dernière ligne droite en ce qui concerne la manière dont ce montant sera réparti entre les CPAS. Comme je l'ai déjà dit à plusieurs reprises, il ne s'agit pas simplement de leur transférer cet argent, mais bien d'élaborer une politique responsable en collaboration avec eux. L'objectif est de soutenir les CPAS en trois phases.

 

Die drie pijlers heb ik al toegelicht tijdens een interpellatie in de plenaire vergadering. De eerste pijler is een compensatie voor de instroom vanuit de werkloosheid. OCMW's die extra leeflonen toekennen aan mensen die hun uitkering verliezen door de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd zullen een verhoogd terugbetalingspercentage krijgen. De tweede pijler zijn de inspanningen van de OCMW's op het vlak van activering, dus het GPMI. Wie actief inzet op begeleiding en activering via het GPMI zal daarvoor beloond worden.

 

Ik vond het heel belangrijk om ook een inspanningsverbintenis te compenseren, dus niet enkel het resultaat te compenseren maar ook de inspanningen. We weten immers allemaal dat er soms OCMW-cliënten zijn waarin heel veel tijd en energie wordt gestoken, maar die nooit zullen doorstromen. Ik vond het dus heel belangrijk om ook die inspanningen te belonen.

 

De derde pijler is de resultaatgerichtheid, dus het resultaat. Daarmee bedoel ik natuurlijk de uitstroom naar werk, die daarbij in rekening wordt genomen. Dat zullen de drie criteria zijn op basis waarvan die compensatie voorzien zal worden voor de OCMW's.

 

Wat betreft de vragen over het overleg tussen het kabinet, de gewesten en de werkgelegenheidsdiensten, kan ik zeggen dat er echt veel overleg plaatsvindt. Ik vind dat trouwens ook belangrijk. Het is immers samen met die diensten dat de uitvoering zal moeten gebeuren. Mijn kabinet zit maandelijks samen met de OCMW-federaties en neemt ook deel aan de interministeriële conferentie Werk, die wordt georganiseerd door het kabinet van minister Clarinval, samen met de OCMW-federaties, de RVA en de bevoegde ministers van Werk van de deelstaten. Een eerste interministeriële conferentie vond plaats op 16 juni en er volgen nog enkele vergaderingen waarbij mijn kabinet telkens betrokken zal zijn.

 

Concreet wat betreft de beperking van werkloosheidsuitkering in de tijd en de compensatie van de OCMW's werd er een taskforce opgericht tussen mijn kabinet enerzijds en de administratie, de POD MI, het kabinet van minister Clarinval, de RVA en de OCMW-federaties. Deze taskforce kwam een eerste keer samen op mijn kabinet op 24 juni en het spreekt voor zich dat er nog vergaderingen zullen plaatsvinden.

 

Ten slotte werd er gevraagd naar de procedure inzake het belangenconflict dat de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) heeft opgestart en de eventuele budgettaire impact daarvan. Dat heeft mijns inziens geen invloed op de parlementaire werkzaamheden in de Kamer. Het Verenigd College, dit is de Brusselse regering inzake de GGC-bevoegdheden, is niet bevoegd om een belangenconflict in te roepen tegen een wetsontwerp dat in de Kamer voorligt. Ik heb begrip voor de bezorgdheden van de GGC inzake de impact van de hervormingen op de Brusselse OCMW's, maar ik wil in constructief overleg met het veld een degelijke regelgeving uitwerken om de OCMW's te compenseren en samen met hen een verantwoord beleid uit te werken. Zoals ik heb gezegd, vindt daarover regelmatig overleg plaats.

 

01.05  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci pour les réponses apportées. Néanmoins, je constate que l'Arizona veut aller très vite dans la mise en place de la réforme parce que c'est une victoire au sein de l'Arizona. C'est une réforme historique. Il est donc très important pour vous, au niveau de votre communication, d'annoncer avant l'été que l'Arizona compte à son actif la limitation des allocations de chômage dans le temps, quand bien même nous constatons qu'on n'a pas le début d'une idée de la façon dont cela se traduira concrètement sur le terrain.

 

Vous nous parlez de la Conférence interministérielle et d'une task force. Les CPAS sont en panique car ils ne reçoivent aucune information sur la façon dont cela va se dérouler. Vous avez interrompu les subsides pour l'insertion et la participation, qui étaient utiles pour soutenir des personnes sur le terrain. En raison de ces limitations budgétaires, les CPAS sont aujourd'hui obligés de licencier. Vous leur demanderez de réembaucher en janvier, alors que les assistants sociaux vivent une détresse terrible, que cette filière souffre d'une désaffection, et que le métier en pénurie.

 

Aujourd'hui, il faudrait aux CPAS de la clarté quant au cap et aux objectifs ainsi que sur le moment auquel ils pourront embaucher. Il faudrait envoyer un signal clair aux assistants sociaux pour leur dire qu'il y aura du boulot à partir de janvier. Aujourd'hui, on navigue complètement à vue dans ce dossier. Vous ne savez pas où vous allez, vous agissez aujourd'hui et vous verrez après. Cela ne va pas! Vous êtes en train de créer une panique tant auprès des professionnels que des personnes concernées.

 

On sait que les personnes qui cherchent du travail, qui sont âgées, n'en retrouveront pas. Certaines redoutent de perdre le seul revenu auquel elles ont accès. Ma crainte profonde est que des personnes se retrouvent privées de ressources pendant une certaine période car leur dossier ne sera pas traité dans les temps parce que les CPAS seront dans l'incapacité de le faire. Ces personnes se retrouveront alors avec des arriérés de loyer, ce qui les amènera à perdre leur logement. Cela créera une spirale infernale vers la descente aux enfers.

 

Je suis extrêmement inquiète des conséquences tangibles sur l'aggravation de la pauvreté dans notre pays en raison de ce manque d'anticipation et de professionnalisme dans le suivi de ce dossier. Je demande donc que ce gouvernement se ressaisisse et ralentisse sa réforme tant qu'il ne sait pas exactement où il va. C'est en effet une bonne chose que nous ayons pu exiger un ralentissement du dossier lors de la séance plénière de la semaine dernière car tout ce que j'entends ici ne fait que me conforter dans la nécessité de mettre cette réforme sur pause parce que vous ne savez pas où vous allez.

 

Nous suivrons évidemment l'évolution de ce dossier de près.

 

01.06  Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik hoor opnieuw, voor de zoveelste keer, de bevestiging dat u zich zeer bewust bent van de uitdaging die op de OCMW’s afkomt. U bereidt zich ook zeer goed voor op wat komen zal. Ik ben het dan ook helemaal oneens met de vorige spreker. U hebt overleg met het brede middenveld, in de ruimste betekenis van het woord, en dat zelfs op zeer regelmatige basis, zoals u aangeeft.

 

U engageert zich bovendien ook met betrekking tot de middelen. U gaat zelfs verder dan het regeerakkoord voorziet. U engageert zich voor middelen in 2026 in plaats van 2027, en mogelijk komen er zelfs nog later dit jaar, in 2025. Er is nog iets wat u nu niet gezegd hebt, maar wat ik toch altijd meeneem als het gaat over uw engagement tegenover de OCMW’s. U zei in het verleden meermaals dat u zich bewust bent van de werkdruk, ook als voorportaal van de sociale zekerheid. U zult op dat vlak aan de werkdruk werken. U zult tevens een aantal initiatieven nemen inzake de diplomavoorwaarden. Het is heel goed dat u daarnaast eerst grondig nadenkt over de verdeling van de middelen.

 

U hebt criteria heel duidelijk opgesomd. De grootte van de instroom lijkt mij duidelijk en logisch. Door de inspanningsverbintenis toont u opnieuw empathie voor de OCMW’s. Wij zijn ons immers zeer goed bewust van het feit dat de opdracht om mensen die al langdurig inactief zijn, vaak met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, te activeren geen wandeling door het park zal zijn. Door te werken met onder andere een inspanningsverbintenis toont u begrip voor die realiteit.

 

Daarnaast is er uiteraard ook sprake van een resultaatsverbintenis inzake activering. Het is dan ook superbelangrijk dat die afwegingen allemaal samen worden genomen, want de geest van het regeerakkoord is natuurlijk heel erg belangrijk. De meerderheid heeft ervoor gekozen om de switch te maken van een uitkeringsafhankelijkheidspolitiek naar een activeringsbeleid. Elke incentive tot activering wegnemen door ondoordacht te gaan financieren, dat mag niet het geval zijn.

 

Mevrouw de voorzitster, ik wil de zaken positief bekijken. Ik stel mij vragen bij het mensbeeld dat sommigen hanteren over steuntrekkers. Ja, de uitdaging is zeer groot. De afstand tot de arbeidsmarkt is vaak zeer groot. Ik wil deze mensen echter niet zien als mensen die voor de rest van hun leven zijn veroordeeld als "hopeloze gevallen", die voor altijd in de "vergeetput" van het leefloon blijven hangen. Ik wil mensen positief bejegenen en benaderen. Ik ben ervan overtuigd dat we de ingeslagen weg moeten blijven volgen.

 

01.07  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Madame la ministre, j'entends que vous avez constitué plusieurs task forces. Pourrions-nous prendre connaissance de certains de leurs rapports et comptes rendus? La question est très concrète. Or, aujourd'hui à nouveau, vous ne venez avec rien de tangible. J'en suis quand même étonnée. Cela fait des semaines que nous vous rappelons que les CPAS espèrent prévoir ce qui va leur arriver, puisque "gouverner, c'est prévoir". Vous n'apportez aucune nouvelle réponse. M. Raskin dit que c'est sciemment qu'on ne nous informe pas du pourcentage de compensation pour les RIS. Dans une ville telle que Charleroi, 1 000 personnes seront exclues au moment de la première vague, sans que les CPAS sachent le nombre d'isolés concernés par les allocations d'insertion ni celui des personnes qui se trouvent depuis très longtemps au chômage. Bref, ils ne peuvent pas travailler dans de telles conditions.

 

Les Engagés ont parlé d'un montant nécessaire de 400 millions, au regard de l'étude du Bureau fédéral du Plan, lequel estime que 39 % de gens concernés s'adresseront au CPAS. En tout cas, vous ne répondez pas, mais vous vous contentez de reprendre des mesures décidées sous le gouvernement Di Rupo à propos des allocations d'insertion. Pourtant, nous ne sommes pas dans le même cas de figure. En l'occurrence, ce sont des gens qui sont depuis beaucoup plus longtemps au chômage et qui s'adresseront au CPAS. À un certain moment, il faut que ces derniers puissent engager du personnel. Vous prétendez ne pas pouvoir nous informer aujourd'hui. Cela signifie que, peut-être au mois de septembre, nous saurons de quoi il retourne. Entre-temps, un ajustement budgétaire devra être voté. Ce n'est pas en novembre qu'on va engager une assistante sociale qui sera formée au 1er janvier afin d'informer quelqu'un correctement. C'est aussi le problème, puisqu'il faut respecter le délai de 30 jours pour l'introduction de la demande à partir de la date fatidique. Énormément de problèmes pourront apparaître sur le terrain. Je pense ainsi à l'agressivité qui pourrait être dirigée contre le personnel des CPAS lorsqu'il devra traiter ce genre de cas et qu'il ne sera pas en mesure de répondre.

 

C'est donc absolument irresponsable. Vous devez venir rapidement nous présenter des chiffres précis et nous expliquer la manière dont vous avez prévu le financement permettant aux CPAS de prendre les mesures adéquates. Il ne s'agit pas de travailler à partir d'hypothèses sans que soient prévus les moyens devant accompagner ces décisions. Madame la ministre, vous avez dit que ce serait fait avant le 21 juillet. L'été a débuté le 21 juin. Vous aviez dit: "Avant l'été." En tout cas, il y a vraiment urgence. Vous devez, par conséquent, débloquer des moyens supplémentaires parce que vous êtes aussi responsable de ce qui va se passer à partir du 1er janvier.  

 

01.08  Fatima Lamarti (Vooruit): Ik sluit mij aan bij de vragen van onder andere mevrouw Merckx en zal straks mijn vragen over de taskforce aankaarten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: De vragen nrs. 56004303C, 56004304C, 56004305C, 56004306C, 56004307C, 564308C, 56004309, C56004310C, 56004311C, 56004312C, 564313C en 56004473C van mevrouw Meunier en de vragen nrs. 56004335C, 56004336C en 56004337C van mevrouw Thémont worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

02 Vraag van Wouter Raskin aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "Een kortere doorlooptijd voor leefloonaanvragen" (56005719C)

02 Question de Wouter Raskin à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "L'accélération du traitement des demandes de revenu d'intégration" (56005719C)

 

02.01  Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, sinds februari vorig jaar doet het OCMW van Turnhout voor de behandeling van leefloonaanvragen een beroep op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid om alle beschikbare informatie over onder meer tewerkstelling, uitkeringen en eigendommen op te zoeken. Meestal volstaat die informatie om een aanvraag af te handelen. Er volgt wel nog steeds een gesprek met de aanvrager en in de meeste gevallen een huisbezoek.

 

Die werkwijze werpt zijn vruchten af. De gemiddelde doorlooptijd van de dossiers zou gehalveerd zijn. Ook het aantal dringende financiële tegemoetkomingen is met maar liefst 80 % verminderd. Bovendien is de werklast voor de maatschappelijk werkers gedaald.

 

Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de werkwijze van het OCMW van Turnhout?

 

Bent u van mening dat die methodiek een positieve impact kan hebben op de werklast van de maatschappelijk werkers in de OCMW’s?

 

Men zegt daar dat in bepaalde gevallen de toekenning van een leefloon mogelijk is zonder een voorafgaand huisbezoek. Heeft dat volgens u een impact op de kwaliteit van het sociaal onderzoek?

 

02.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Raskin, met betrekking tot uw eerste vraag, ik wil erop wijzen dat het gebruik van de gegevensstromen van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid op zich geen nieuw gegeven is. Elk OCMW kan de gegevensstromen van de KSZ raadplegen in het kader van het sociaal onderzoek. Meer nog, het OCMW mag de steunaanvrager in principe niet vragen om gegevens aan te leveren waartoe het reeds toegang heeft via de stromen van de Kruispuntbank.

 

Dan kom ik specifiek aan de casus van het OCMW van Turnhout. Het betreft een onderzoeksproject van de KU Leuven. De KU Leuven ontwikkelde een theoretisch concept voor het automatisch genereren van een beslissingsadvies over het leefloon. Het algoritme dat daarvoor wordt gebruikt, is gebaseerd op administratieve data, die raadpleegbaar zijn via de Kruispuntbank. Het doet een soort van voorspelling met betrekking tot de toekenning van een leefloon. De onderzoekers zijn hun model momenteel nog experimenteel aan het testen.

 

Nu kom ik tot uw tweede vraag. U vraagt of ik van mening ben dat die methodiek een positieve impact kan hebben op de werklast. Dat is zeker mogelijk, al wil ik het eindverslag van de onderzoekers afwachten om zeker te zijn dat het daadwerkelijk een verbetering inhoudt, zowel voor de maatschappelijk werkers als voor de hulpvrager.

 

Ook moet nog steeds rekening worden gehouden met de andere wettelijke voorwaarden. U weet bijvoorbeeld dat werkbereidheid ook een voorwaarde is die moet worden onderzocht. Zodra ik het eindverslag heb ontvangen, zal ik met de onderzoekers samenzitten om te bekijken op welke manier dat effectief een verbetering inhoudt en of we dat breder kunnen toepassen.

 

Uw derde vraag gaat over de toekenning van een leefloon zonder voorafgaand huisbezoek. We dienen ervoor te zorgen dat maatschappelijk werk niet wordt gereduceerd tot een computermodel. Het advies dat gegenereerd wordt, kan een hulpmiddel zijn, maar het is niet voldoende om een zicht te krijgen op de reële behoeften van een persoon. Een huisbezoek stelt maatschappelijk werkers in staat om een concreter beeld te krijgen van de situatie van de hulpvrager en maakt dus een uiterst waardevol onderdeel uit van het sociaal onderzoek.

 

02.03  Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het project dat in Turnhout loopt, vind ik interessant om van naderbij te bekijken. Ik begrijp dat de onderzoekers het model zelf nog verder aan het testen zijn. Daarom is het inderdaad verstandig om een slag om de arm te houden en af te spreken om rond de tafel te gaan zitten wanneer het eindverslag er is. Het zou echter kunnen dat die methodiek een aantal positieve gevolgen met zich meebrengt.

 

Wat de derde vraag betreft, ben ik het helemaal met u eens. Ik denk ook dat de methodiek van het huisbezoek, waarbij een maatschappelijk werker letterlijk in de omgeving van de aanvrager komt en ziet hoe mensen wonen, in welke omstandigheden en met welke huisgenoten, een compleet zicht geeft op de brede context van de case. Een huisbezoek is een meer dan nuttig instrument, in mijn ogen nog altijd waardevoller dan een gewoon gesprek.

 

Ik zou er dan ook voor pleiten, net als u, om het eindrapport van de onderzoekers af te wachten zonder het kind met het badwater weg te gooien. Het nut en het bijzondere karakter van het huisbezoek mogen we niet zomaar overboord gooien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Fatima Lamarti aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "Vervroegde middelen voor OCMW’s" (56006011C)

03 Question de Fatima Lamarti à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "L'attribution anticipée de moyens aux CPAS" (56006011C)

 

03.01  Fatima Lamarti (Vooruit): Nu is het mijn beurt. Het is voor mij de eerste keer dat ik hier als voorzitter optreed, maar ik heb alvast iets bijgeleerd. In ieder geval heb ik een aantal vragen. Ik begin met het volgende.

 

Vorige week werd in de kern beslist dat de middelen die oorspronkelijk waren ingeschreven voor 2027, worden vervroegd naar 2026. Er wordt dus een extra budget vrijgemaakt voor de OCMW’s met de bedoeling de opvangcapaciteit te versterken voor mensen die uit de werkloosheid stromen. Dat is uiteraard een goede zaak en een belangrijke stap vooruit.

 

Ook minister Clarinval bevestigde op 17 juni 2025 tijdens de bespreking van de programmawet dat daarmee wordt ingegaan op de signalen uit het lokale werkveld. Tegelijk ontvangen wij echter andere signalen.

 

De OCMW’s, de VVSG en de Federatie van Brusselse OCMW’s sturen al maandenlang noodkreten uit. Ze willen hun rol opnemen, maar hebben dringend nood aan duidelijkheid over de praktische uitwerking. Daarom heb ik een aantal vragen daarover.

 

Zijn de verdeelsleutels voor de middelen al bepaald? Hoe zal het beschikbare budget concreet worden verdeeld over de OCMW’s?

 

Kunnen OCMW’s al in 2025 een voorafname doen, bijvoorbeeld om personeel aan te werven en zich organisatorisch voor te bereiden?

 

Wat is de stand van zaken in het koninklijk besluit over de diplomavereisten, dat cruciaal is om meer diverse profielen aan te werven?

 

Er loopt ook een taskforce, waarnaar u daarnet verwees. Zal er daarover spoedig worden gecommuniceerd naar het werkveld?

 

Krijgen de OCMW’s ook inzicht in de profielen van de mensen die ze binnenkort zullen moeten opvangen, bijvoorbeeld qua leeftijd, gezinssituatie, gender of beschermingsstatuut?

 

Wie verwittigt de betrokken burgers van wie het recht op een werkloosheidsuitkering stopt dat zij zich eventueel tot het OCMW moeten wenden voor bijstand? Wie brengt hen daarvan op de hoogte? Is dat de RVA zelf of moet dat via het OCMW gebeuren?

 

Mevrouw de minister, dat waren mijn vragen.

 

03.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mevrouw Lamarti, op uw eerste vraag heb ik daarnet al geantwoord in het kader van het actuele debat. We bevinden ons nu in de laatste rechte lijn met betrekking tot de manier waarop de compensatie voor de OCMW’s zal gebeuren. We willen daarover voor het zomerreces duidelijkheid geven, zoals ik eerder al zei. We willen niet zomaar geld naar de OCMW’s doorsluizen, maar samen met hen een verantwoord beleid uitwerken, gebaseerd op drie pijlers: de instroom vanuit de werkloosheid, de inspanningen tot activering en de resultaatgerichtheid. Daarover heb ik het daarnet uitgebreid gehad.

 

U vroeg ook naar de stand van zaken van het koninklijk besluit met betrekking tot de diplomavereisten. Het is nog steeds mijn ambitie om het KB voor het zomerreces bij de Raad van State in te dienen. Ik geef straks ook antwoord op een vraag van mevrouw Pirson, waarin ik daar verder op inga.

 

De eerste taskforce vond plaats op 24 juni. Er zullen nog verschillende vergaderingen volgen. De OCMW-federatie brengt praktische bezorgdheden en suggesties aan, die door de betrokken administraties worden opgenomen. Het gaat dan zowel over de POD Maatschappelijke Integratie als de RVA, mijn kabinet en het kabinet van de minister van Werk.

 

Krijgen de OCMW’s inzicht in de profielen van de mensen die ze binnenkort moeten opvangen? Ik vind het belangrijk dat de betrokken instellingen, dus de RVA en ook de tewerkstellingsdiensten, tijdig communiceren over de correcte cijfers van de te verwachten instroom en de profielen van die instroom, zodat de OCMW’s zich goed kunnen voorbereiden. Dat heeft mijn kabinet tijdens de eerste taskforce ook gezegd.

 

Zoals u weet, zijn de regels voor het recht op maatschappelijke integratie en sociale hulp strenger dan die voor de werkloosheidsuitkering, aangezien daarbij rekening wordt gehouden met het volledige vermogen van de persoon en zijn leefsituatie.

 

Ten slotte vroeg u wie de betrokken burgers zal verwittigen. De RVA zal de betrokken burgers informeren dat hun recht op een werkloosheidsuitkering stopt. Het is daarbij belangrijk dat in die brief niet vrijblijvend wordt vermeld dat ze zich tot het OCMW kunnen wenden voor hulp. De voorwaarden voor het recht op maatschappelijke integratie en hulp zijn namelijk strenger dan die voor een werkloosheidsuitkering, zoals ik daarnet vermeldde. Als men zijn werkloosheidsuitkering verliest, heeft men dus niet automatisch recht op een leefloon. De manier waarop hierover wordt gecommuniceerd, is dan ook cruciaal om mensen correct te informeren over hun rechten en om te vermijden dat de OCMW’s onnodig overbelast zouden geraken. Ik zal dat punt verder opnemen met de minister van Werk Clarinval.

 

03.03  Fatima Lamarti (Vooruit): Mevrouw de minister, ik wil nog even terugkomen op de communicatie.

 

Als de communicatie per brief gebeurt, zal dat dan een aangetekend schrijven zijn? Mensen die een brief ontvangen – zeker met een RVA-logo – raken soms in paniek en leggen die brief gewoon opzij. Dat kan dan verstrekkende gevolgen hebben.

 

Gaat het dus om een aangetekend schrijven? Of worden mensen ook telefonisch gecontacteerd? Hoe wordt er omgegaan met mensen die de taal niet machtig zijn – ook in Vlaanderen – en de taal dus moeilijk beheersen? Die taskforce zal dat dus allemaal bekijken?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Sarah Schlitz à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "La disparition annoncée du subside pour la participation et l'activation sociale" (56005122C)

04 Vraag van Sarah Schlitz aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De aangekondigde afschaffing van de subsidie voor participatie en sociale activering" (56005122C)

 

04.01  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la Ministre, le subside "Participation et Activation Sociale" (PAS) constitue, depuis des années, un outil indispensable aux misions des CPAS. Ce subside contribue directement aux missions des CPAS qui, pour rappel, sont formulées notamment à l’article 57 de la loi organique des CPAS de la façon suivante : Le but étant de garantir à chacun de vivre dans les conditions respectueuses de la dignité humaine. Il assure non seulement une aide palliative ou curative mais encore une aide préventive. Ainsi, Le CPAS répond à des missions légales et à des missions facultatives.

 

Cet axe de travail, qui s’inscrit dans une logique complémentaire à celle de l’octroi d’une aide sociale ou de l’insertion socioprofessionnelle, permet d’appréhender la personne dans sa globalité et d’agir sur des dimensions toutes aussi nécessaires à son inclusion.  Pour l’individu, participer à une activité sociale, culturelle ou sportive constitue un élément de mieux-être, de rupture de l’isolement, de remise en lien, de mobilisation de ses ressources et donc d’émancipation.

 

Or, à la lecture du projet de budget fédéral pour 2025, nous constatons une diminution de 36,7 % du subside PAS dès l’année prochaine (page 504 du document budgétaire n°56K0854/001). Par ailleurs, les CPAS sont avertis  d’une suppression pure et simple en 2026.

 

Cette information, bien que capitale, n’a fait l’objet d’aucune communication officielle aux CPAS. Ce sont des collègues de terrain, entre eux, qui ont partagé ces nouvelles, relayant des mails laconiques du SPP IS. À ce jour, aucune circulaire n’a été publiée, et les acteurs locaux se retrouvent dans une situation d’incertitude préoccupante, tant pour l’année 2025 que pour l’avenir.

 

Madame la Ministre:

Confirmez-vous la coupe budgétaire de 36,7 % du subside PAS en 2025 et sa disparition complète en 2026?

Quelles sont les justifications de votre gouvernement pour une telle décision, alors que les besoins sociaux ne cessent de croître?

Pourquoi les CPAS n’ont-ils reçu aucune information officielle, ni sur les montants 2025, ni sur les perspectives budgétaires?

Quelles garanties pouvez-vous apporter quant à la continuité d’un soutien fédéral aux politiques locales de lutte contre l’isolement social et la pauvreté infantile?

Les CPAS ne peuvent pas compenser seuls ce désengagement fédéral sans conséquences graves pour les usagers. Il est essentiel que votre gouvernement assume ses responsabilités en matière de cohésion sociale.

 

04.02  Anneleen Van Bossuyt, ministre: Madame Schlitz, je vous confirme la diminution de ce subside à la suite des économies budgétaires. Je considère en outre que ces fonds devraient être mieux affectés. Je préfèrerais utiliser ces ressources pour l’aide sociale. C’est dans ce cadre que j’envisage la suppression, en 2026, de cette mesure, pour la remplacer par une mesure qui découle davantage de la mise en œuvre de l’accord du gouvernement fédéral. Du fait que l’Etat fédéral fonctionnait toujours sur des douzièmes provisoires, il n’a pas été possible d’introduire le dossier. Maintenant que la situation est claire, le dossier pour 2025 a été déposé auprès de l’Inspection des finances. Les CPAS seront avertis et informés des montants qui leur seront alloués.

 

04.03  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci pour cette réponse, madame la ministre.

 

Je suis étonnée. Avez-vous mené une évaluation par rapport aux dysfonctionnements que vous avancez eu égard à ces subsides? Ceux-ci permettaient en effet de véritablement activer les personnes, comme c’en était l’objectif. Aujourd’hui, en coupant dans ces subsides, vous avez contraint les CPAS à réduire la voilure, notamment en matière de ressources humaines. Or, si votre réforme aboutit, les CPAS devront réengager du personnel dans quelques mois. Nous marchons donc sur la tête! Si vous estimiez, évaluation à l’appui – ce qui n’est pas le cas –, que ces subsides étaient mal alloués, il aurait alors fallu les réorienter de façon adéquate vers ce que vous estimiez être nécessaire, et de manière à ce que les CPAS puissent potentiellement faire face à la réforme du chômage et l’exclusion annoncée de 180 000 chômeurs. La décision actuelle sème la pagaille, suscite la panique dans les équipes et du chaos dans les services, alors qu’il faut précisément des équipes robustes pour faire face aux réformes que vous décidez. On dirait – mais ce n’est qu’une intuition – que vous cherchez simplement à semer la pagaille dans les services sociaux pour ensuite pouvoir affirmer qu’ils ne fonctionnent pas. Et vous aurez raison, car les services auront vraiment du mal à fonctionner. Vous pourrez donc faire la démonstration que vous souhaitez faire, à savoir que, finalement, l’aide sociale ne fonctionne pas, et qu’il faut peut-être la supprimer tout simplement. Cette façon de travailler est à mon sens totalement irrespectueuse des travailleurs et des allocataires. J’espère donc que vous changerez de cap pour la suite.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Anne Pirson à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "La révision des conditions de diplôme pour travailler dans un CPAS" (56006133C)

05 Vraag van Anne Pirson aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De herziening van de diplomavoorwaarden om bij een OCMW te kunnen werken" (56006133C)

 

05.01  Anne Pirson (Les Engagés): Madame la ministre, vous avez annoncé votre intention de modifier avant le 21 juillet l’arrêté royal fixant les conditions de diplôme pour les travailleurs sociaux dans les CPAS, notamment en envisageant un transfert de cette compétence aux Régions. L'objectif est d'améliorer les possibilités de recrutement pour faire face aux demandes qui seront croissantes dans les CPAS.

 

Si la volonté de renforcer les équipes de première ligne dans les CPAS est évidemment vitale, nous sommes inquiets quant à la préservation de l’intégrité d’une profession réglementée, en évitant toute confusion entre travailleur social diplômé et personnel administratif ou de soutien.

 

Les Engagés sont profondément attachés à la reconnaissance, à la qualification et à la valorisation des métiers de première ligne. On ne s’improvise pas assistant social, tant ce métier requiert des compétences spécifiques, un cadre éthique rigoureux et un lien de confiance très étroit avec les bénéficiaires.

 

Dans ce cadre, madame la ministre, nous voudrions vous entendre sur les garanties qui sont prises pour que seules les personnes disposant du diplôme requis puissent vraiment continuer à effectuer les missions, à exercer la profession d’assistant social au sens strict du code de déontologie et des différents actes qui leur sont réservés.

 

Comptez-vous encourager ou encadrer l’intégration de profils non diplômés dans le travail social dans certaines fonctions de support administratif, afin de soulager les assistants sociaux sans compromettre les exigences professionnelles qui entourent leur métier?

 

Pourriez-vous nous dire s'il s'agit d'une régionalisation totale ou partielle des conditions d'accès? Comment comptez-vous garantir une certaine cohérence entre les Régions en matière de reconnaissance, de qualité de l’accompagnement social et de continuité des services publics, notamment dans les zones frontalières ou bilingues? Avez-vous prévu un cadre commun ou des balises minimales pour éviter une trop grande disparité d’approche entre les différentes entités?

 

Enfin, pouvez-vous nous indiquer dans quelle mesure cette réforme a fait ou fera l’objet d’une concertation approfondie avec vos collègues de l’Emploi et des Affaires sociales, étant donné les impacts croisés que la réforme du chômage pourrait engendrer sur la charge de travail des CPAS?

 

05.02  Anneleen Van Bossuyt, ministre: Madame Pirson, dans le but d’alléger la charge de travail des assistants sociaux, j’examine plusieurs propositions parmi lesquelles la modification de l’arrêté royal relatif aux conditions de diplôme pour les assistants sociaux. En outre, je souhaite m’attaquer à la problématique des avances en collaboration avec les ministres compétents et examiner de manière générale quelles propositions de simplification administrative peuvent être mises en œuvre.

 

Concernant la modification des conditions du diplôme, mon intention est de donner aux Régions une pleine compétence en la matière et de finaliser cela avant la pause estivale.

 

La modification de l'arrêté royal a été expliquée lors des groupes de travail interministériels sur les mesures de compensation pour les CPAS.

 

J'ai beaucoup de respect pour l'expertise et l'engagement des assistants sociaux. Leur rôle est inestimable, en particulier lorsqu'il s'agit de personnes nécessitant un accompagnement intensif, comme les anciens chômeurs devant s'orienter dans le nouveau système. En même temps, je suis consciente de la pression professionnelle à laquelle sont soumis les assistants sociaux. Elle est importante et doit être prise au sérieux. C'est pourquoi je souhaite œuvrer à des solutions structurelles. Modifier l'arrêté royal sur les conditions de diplôme des assistants sociaux ne signifie en aucun cas que le diplôme d'assistant social perd de son importance. Au contraire, la mission principale reste entre les mains des professionnels qualifiés.

 

Je souhaite donner aux Régions plus d'espace et de flexibilité pour faire appel à des profils complémentaires lorsque cela est nécessaire et justifié. Ainsi, nous pourrons alléger la pression sur les assistants sociaux actuels sans compromettre la qualité ni l'accompagnement.

 

05.03  Anne Pirson (Les Engagés): Merci madame la ministre pour vos réponses. J'ai bien entendu que la pleine compétence serait donnée aux Régions pour engager les profils complémentaires. Nous nous inquiétons de la possibilité que les règles soient très différentes d'une Région à l'autre et que cela complique la situation pour les personnes diplômées. Nous suivrons cela de près.

 

Concernant les profils complémentaires qui pourraient être engagés, je suppose que certains d'entre eux seront plus administratifs et que d'autres professions pourraient aussi jouer le rôle d'assistants sociaux, si cette déontologie fait déjà partie de leur métier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Fatima Lamarti aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De toenemende dakloosheid en maatschappelijke spanningen in grootsteden" (56006339C)

06 Question de Fatima Lamarti à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "La hausse du sans-abrisme et des tensions sociales dans les grandes villes" (56006339C)

 

06.01  Fatima Lamarti (Vooruit): De laatste vraag van vandaag betreft de problematiek van dakloosheid, mevrouw de minister. De situatie die we recent zagen in Antwerpen en Brussel onderstreept de enorme maatschappelijke uitdaging die dakloosheid vandaag vormt. Vier daklozen werden in Antwerpen-Noord in korte tijd het slachtoffer van geweld. In Brussel slapen volgens de telling van Bruss’help nog steeds bijna duizend mensen elke nacht op straat. Dat zijn niet alleen harde cijfers, maar ook verhalen van kwetsbare mensen die vaak tussen de mazen van het opvang- en begeleidingsnet vallen.

 

Tijdens de bespreking van uw beleidsnota hebt u het belang benadrukt van maatschappelijke integratie via activering, maar ook van samenwerking tussen de verschillende overheidsniveaus. Tegelijk werd duidelijk dat er nog veel werk is, zeker wat betreft dakloosheid. We zien enerzijds positieve elementen, zoals de blijvende steun van Housing First via de Nationale Loterij en uw bereidheid om met de deelstaten in overleg te gaan. Anderzijds voelen we op het terrein, zeker in grootstedelijke contexten zoals Antwerpen en Brussel, dat de lokale capaciteiten onder druk staan en bijkomende structurele ondersteuning noodzakelijk is. Dakloosheid vereist nu eenmaal een geïntegreerde aanpak: opvang, preventie, begeleiding en, waar mogelijk, stappen richting re-integratie. Net die benadering moet volgens ons verder worden uitgebouwd.

 

Hoe ziet u momenteel de rol van de federale overheid om samen met steden zoals Antwerpen en Brussel meer structurele en preventieve maatregelen te nemen tegen dakloosheid en de bijhorende sociale spanningen?

 

Bent u bereid om de steun voor initiatieven zoals Housing First niet alleen financieel uit te breiden, maar ook inhoudelijk te verankeren in het bredere beleid, zodat steden niet alleen tijdelijk, maar ook op lange termijn worden versterkt? Is er sinds de recente incidenten en cijfergegevens al overleg geweest tussen de federale overheid en de deelstaten over een meer structurele en gezamenlijke aanpak van dakloosheid?

 

Alvast bedankt voor uw antwoorden.

 

06.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mevrouw Lamarti, laat me eerst antwoorden op uw vraag met betrekking tot de rol van de federale overheid bij het samenwerken met bepaalde steden en het nemen van meer structurele en preventieve maatregelen. Het samenwerkingsakkoord van 12 mei 2014 inzake dak- en thuisloosheid heeft geleid tot een interfederaal akkoord tussen de federale Staat, de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. We hebben inderdaad heel wat regeringen in dit land.

 

Het doel is om op alle beleidsniveaus – federaal, regionaal en lokaal – een gecoördineerd, geïntegreerd en inclusief beleid tegen dak- en thuisloosheid te voeren, zonder daarbij afbreuk te doen aan de bevoegdheidsverdeling. In het samenwerkingsakkoord is duidelijk vastgelegd hoe elke overheid bijdraagt aan het voorkomen en bestrijden van dak- en thuisloosheid.

 

Op 26 april 2024 werd een nieuw samenwerkingsakkoord goedgekeurd met de gewesten en de gemeenschappen inzake dak- en thuisloosheid. Dat akkoord werd echter niet aan het Overlegcomité voorgelegd en werd dus niet bekrachtigd. Daarnaast verleende de Inspectie van Financiën een integraal ongunstig advies, omdat de voorstellen volgens haar het beleid minder duidelijk, minder coherent, minder efficiënt en minder effectief dreigden te maken.

 

Uiteindelijk werd enkel een algemene bepaling behouden waarin staat dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de bevoegdheden van de verschillende overheden om finaal een reeds usurperende bevoegdheid te proberen  verankeren in het nieuwe voorstel van het samenwerkingsakkoord.

 

Ik bekijk dat nu nader met de bedoeling een vernieuwde, maar degelijke versie van het samenwerkingsakkoord af te sluiten. Het lijkt mij cruciaal om via een coöperatief samenwerkingsmodel effectief en efficiënt op te treden tegen dak- en thuisloosheid.

 

Inzake uw tweede vraag, over Housing First, hadden we al een uitvoerige bespreking in het kader van de beleidsnota. Ik beschouw dat een zeer waardevol project en wil het blijven ondersteunen. Samen met de regio's bekijk ik hoe we daar verder vorm aan kunnen geven.

 

Uw derde vraag gaat over het overleg met de regio's. Ik heb daarover inderdaad al overlegd. De aanpak van dak- en thuisloosheid werd besproken tijdens de interministeriële conferentie van 25 juni 2025. Daar werd beslist om een werkgroep op te richten die zich specifiek zal buigen over een interfederale samenwerking rond dak- en thuisloosheid. Tijdens de eerste vergadering van die werkgroep, waarvan de datum nu zal worden vastgelegd, zullen het voorzitterschap en de inhoudelijke agenda van de volgende bijeenkomsten worden bepaald. Het is dus de bedoeling om daarvan gezamenlijk werk te maken.

 

06.03  Fatima Lamarti (Vooruit): Ik had nog een bedenking over de situatie in Brussel. Maakt het ontbreken van een Brusselse regering het niet moeilijker om daarvoor een oplossing te vinden? Het is immers een schrijnende problematiek waaraan dringend moet worden gewerkt. Doordat er momenteel geen Brusselse regering is, staat het misschien even on hold.

 

06.04 Minister Anneleen Van Bossuyt: Er is uiteraard wel een regering in lopende zaken en er was ook een vertegenwoordiger van die Brusselse regering aanwezig op de interministeriële conferentie van vorige week.

 

06.05  Fatima Lamarti (Vooruit): Die regering zal nu echter geen beslissingen nemen, neem ik aan?

 

Bedankt in ieder geval voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Ik sluit hierbij de vergadering. Bedankt, mevrouw de minister.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.08 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15 h 08.