CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 PLEN 083
CRIV 51 PLEN 083
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
P
LENUMVERGADERING
mercredi
woensdag
15-09-2004
15-09-2004
Après-midi
Namiddag
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE































cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders ­ Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair document van de 51e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (met de
bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
plenum
COM
réunion de commission
COM
commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i


SOMMAIRE
INHOUD
Excusés
1
Berichten van verhindering
1
Admission, vérification des pouvoirs et prestation
de serment de nouveaux membres
1
Toelating, onderzoek van de geloofsbrieven en
eedaflegging van nieuwe leden
1
Agenda
3
Agenda
3
Communication
3
Mededeling
3
DÉBAT SUR LE VIEILLISSEMENT
DE LA
SOCIÉTÉ
3
DEBAT OVER DE VERGRIJZING VAN DE
SAMENLEVING
3
Le vieillissement de la société: les défis en
matière d'emploi et de financement de la sécurité
sociale et des pensions (1325/1-2)
3
De vergrijzing van de samenleving: de
uitdagingen inzake werkgelegenheid en
financiering van de sociale zekerheid en de
pensioenen (1325/1-2)
3
Discussion
3
Bespreking
3
Orateurs: Nahima Lanjri, rapporteur, Maggie
De Block
, rapporteur, Greta D'hondt, Hans
Bonte, Pierrette Cahay-André, Benoît
Drèze, Guy D'haeseleer, Jean-Marc Delizée,
Jo Vandeurzen, Zoé Genot
Sprekers: Nahima Lanjri, rapporteur, Maggie
De Block
, rapporteur, Greta D'hondt, Hans
Bonte, Pierrette Cahay-André, Benoît
Drèze, Guy D'haeseleer, Jean-Marc Delizée,
Jo Vandeurzen, Zoé Genot
ANNEXE
BIJLAGE
DECISIONS INTERNES
61
INTERNE BESLUITEN
61
COMMISSIONS
61
COMMISSIES
61
C
OMPOSITION
61
S
AMENSTELLING
61
DEMANDES D'INTERPELLATION
66
INTERPELLATIEVERZOEKEN
66
D
EPOTS
66
I
NGEKOMEN
66
PROPOSITIONS
70
VOORSTELLEN
70
A
UTORISATION D
'
IMPRESSION
70
T
OELATING TOT DRUKKEN
70
COMMUNICATIONS
72
MEDEDELINGEN
72
SENAT
72
SENAAT
72
P
ROJETS DE LOI TRANSMIS
72
O
VERGEZONDEN WETSONTWERPEN
72
P
ROJETS DE LOI ADOPTES
73
A
ANGENOMEN WETSONTWERPEN
73
E
VOCATION
74
E
VOCATIE
74
A
VIS DU
C
ONSEIL D
'E
TAT
74
A
DVIES VAN DE
R
AAD VAN
S
TATE
74
GOUVERNEMENT
74
REGERING
74
D
EPOT DE PROJETS DE LOI
74
I
NGEDIENDE WETSONTWERPEN
74
R
APPORTS
75
V
ERSLAGEN
75
A
RRETES ROYAUX TRANSMIS
76
O
VERGEZONDEN KONINKLIJKE BESLUITEN
76
D
EPENSES FAITES EN MARGE DU BUDGET
76
U
ITGAVEN GEDAAN BUITEN DE BEGROTING
76
COUR D'ARBITRAGE
76
ARBITRAGEHOF
76
A
RRETS
76
A
RRESTEN
76
R
ECOURS EN ANNULATION
80
B
EROEPEN TOT VERNIETIGING
80
Q
UESTIONS PREJUDICIELLES
82
P
REJUDICIËLE VRAGEN
82
C
OMPTES
2003
84
R
EKENINGEN
2003
84
B
UDGET
2005
84
B
EGROTING
2005
84
COUR DES COMPTES
84
REKENHOF
84
O
BSERVATIONS
84
O
PMERKINGEN
84
B
UDGET
2004
84
B
UDGET
2004
84
A
RRETE ROYAL DU
12
JUILLET
2004
PORTANT
REPARTITION DU CREDIT PROVISIONNEL INSCRIT AU
PROGRAMME
04.31.2
DU BUDGET GENERAL DES
DEPENSES DE L
'
ANNEE BUDGETAIRE
2004 (M.B.
DU
12
AOUT
2004)
85
K
ONINKLIJK
B
ESLUIT VAN
12
JULI
2004
HOUDENDE
VERDELING VAN HET PROVISIONEEL KREDIET
INGESCHREVEN IN HET PROGAMMA
04.31.2
VAN DE
ALGEMENE UITGAVENBEGROTING VOOR HET
JAAR
2004 (B.S.
VAN
12
AUGUSTUS
2004)
85
COMITE PERMANENT DE CONTRÔLE DES
SERVICES DE RENSEIGNEMENT
86
VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE
INLICHTINGENDIENSTEN
86
C
OMPTES D
'
EXECUTION BUDGET
2003
86
R
EKENINGEN BEGROTING
2003
86
RAPPORTS ANNUELS
86
JAARVERSLAGEN
86
C
OMITE CONSULTATIF DE
B
IOETHIQUE
86
R
AADGEVEND
C
OMITE VOOR
B
IO
-
ETHIEK
86
C
OUR DES
C
OMPTES
86
R
EKENHOF
86
C
OUR D
'A
RBITRAGE
86
A
RBITRAGEHOF
86
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
ii
C
OMITE PERMANENT DE CONTROLE DES SERVICES
DE POLICE
86
V
AST
C
OMITE VAN TOEZICHT OP DE
POLITIEDIENSTEN
86
C
ONSEIL SUPERIEUR DE LA
J
USTICE
86
H
OGE
R
AAD VOOR DE
J
USTITIE
86
AVIS
87
ADVIES
87
C
OMITE CONSULTATIF DE
B
IOETHIQUE
87
R
AADGEVEND
C
OMITE VOOR
B
IO
-
ETHIEK
87
DIVERS
87
VARIA
87
C
ONSEIL SUPERIEUR DE LA
J
USTICE
87
H
OGE
R
AAD VOOR DE
J
USTITIE
87
C
OLLEGE DES MEDIATEURS FEDERAUX
87
C
OLLEGE VAN DE FEDERALE OMBUDSMANNEN
87
C
OMMISSION NATIONALE D
'
EVALUATION DE
L
'
INTERRUPTION VOLONTAIRE DE GROSSESSE
88
N
ATIONALE
E
VALUATIECOMMISSIE VRIJWILLIGE
ZWANGERSCHAPSAFBREKING
88
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
SÉANCE PLÉNIÈRE
PLENUMVERGADERING
du
MERCREDI
15
SEPTEMBRE
2004
Après-midi
______
van
WOENSDAG
15
SEPTEMBER
2004
Namiddag
______

La séance est ouverte à 14.15 heures par M. Herman De Croo, président.
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.

Ministres du gouvernement fédéral présentes lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Gisèle Mandaila Malamba, Freya Van den Bossche.

Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises en annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moet ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in bijlage
bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen worden.
Excusés
Berichten van verhindering

Alisson De Clercq, Annemie Roppe, pour raisons de santé / wegens ziekte;
Elio Di Rupo, Joëlle Milquet, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;
Luc Goutry, Conseil de l'Europe / Raad van Europa.

Met het akkoord van de fractieleiders heb ik dit instrument voor beeldopname voor één keer laten
installeren. Mijnheer Van Parys, ik had uw blik gezien. Het is voor een goed doel.

Collega's, het is niet de tweede dinsdag van september, maar de derde woensdag van september. De
Kamer doet echter alsof de Grondwet reeds veranderd is.

Nous ne sommes que le troisième mercredi de septembre, mais nous faisons comme si la Constitution
avait déjà été révisée.
01 Toelating, onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van nieuwe leden
01 Admission, vérification des pouvoirs et prestation de serment de nouveaux membres

De heer Daan Schalck, vertegenwoordiger voor de kieskring Oost-Vlaanderen, is ontslagnemend met
ingang van 10 september 2004.
M. Daan Schalck, représentant de la circonscription électorale de Flandre orientale, est démissionnaire en
date du 10 septembre 2004.

De opvolger die in aanmerking komt om hem te vervangen, is de heer Cemal Cavdarli.
Le suppléant appelé à le remplacer est M. Cemal Cavdarli.

Op 14 juli 2003 werd hij toegelaten zitting te hebben in de hoedanigheid van lid van de Kamer van
volksvertegenwoordigers ter vervanging van mevrouw Freya Van den Bossche, die toen minister van
Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling was, en zolang het ambt van deze duurde.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
Le 14 juillet 2003, ce dernier avait été admis à siéger en qualité de membre de la Chambre des
représentants en remplacement de Mme Freya Van den Bossche, ministre de l'Environnement, de la
Protection de la consommation et du Développement durable, et pour la durée des fonctions de celle-ci.

Er dient dus niet meer te worden overgegaan tot onderzoek der geloofsbrieven van de heer Cemal Cavdarli
in de hoedanigheid van lid van de Kamer. Wij kunnen onmiddellijk overgaan tot zijn toelating als effectief lid
van de Kamer van volksvertegenwoordigers
Il n'y a, dès lors, plus lieu de procéder à la vérification des pouvoirs de M. Cemal Cavdarli en qualité de
membre de la Chambre et nous pouvons passer aussitôt à son admission comme membre effectif de la
Chambre des représentants.

Ik roep de heer Cemal Cavdarli tot lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers uit.
Je proclame M. Cemal Cavdarli membre de la Chambre des représentants.

Ik memoreer de bewoordingen van de eed: "Ik zweer de Grondwet na te leven" "Je jure d'observer la
Constitution" "Ich schwöre die Verfassung zu beachten".
Je rappelle les termes du serment: "Je jure d'observer la Constitution" "Ik zweer de Grondwet na te leven"
"Ich schwöre die Verfassung zu beachten".

Ik verzoek de heer Cemal Cavdarli de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Cemal Cavdarli de prêter le serment constitutionnel.

De heer Cemal Cavdarli legt de grondwettelijke eed af in het Nederlands.
M. Cemal Cavdarli prête le serment constitutionnel en néerlandais.

De heer Cemal Cavdarli zal deel uitmaken van de Nederlandse taalgroep. (Applaus)
M. Cemal Cavdarli fera partie du groupe linguistique néerlandais. (Applaudissements)

Wij moeten overgaan tot de toelating en eedaflegging van de opvolger die in aanmerking komt om
mevrouw Freya Van den Bossche, minister van Werk, te vervangen overeenkomstig artikel 1bis van de wet
van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de
ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de
Wetgevende Kamers.
Nous devons procéder à l'admission et à la prestation de serment du suppléant appelé à siéger en
remplacement de Mme Freya Van den Bossche, ministre de l'Emploi, en application de l'article 1bis de la loi
du 6 août 1931 établissant des incompatibilités et interdictions concernant les ministres, anciens ministres
et ministres d'Etat, ainsi que les membres et anciens membres des Chambres législatives.

De opvolger die in aanmerking komt om haar te vervangen, is de heer Dylan Casaer, tweede opvolger voor
de kieskring Oost-Vlaanderen.
Le suppléant appelé à la remplacer est M. Dylan Casaer, deuxième suppléant de la circonscription
électorale de Flandre orientale.

Zijn verkiezing tot opvolger werd in de vergadering van 5 juni 2003 goedgekeurd. Daar het aanvullend
onderzoek door artikel 235 van het Kieswetboek voorgeschreven, uitsluitend slaat op het behoud van de
verkiesbaarheidsvereisten, gaat het gelet op de voorgelegde stukken, om een loutere formaliteit.
L'élection de ce dernier comme membre suppléant de la Chambre a été validée au cours de la séance du
5 juin 2003. Comme la vérification complémentaire prévue par l'article 235 du Code électoral ne porte que
sur la conservation des conditions d'éligibilité, il apparaît que cette vérification n'a, au vu des pièces
produites, qu'un caractère de pure formalité.

Ik stel u dan ook voor de heer Dylan Casaer onmiddellijk uit te roepen tot lid van de Kamer ter vervanging
van mevrouw Freya Van den Bossche, minister van Werk, en zolang het ambt van deze duurt, zonder dat
tot verzending naar een commissie tot onderzoek der geloofsbrieven wordt besloten.
Je vous propose donc de passer aussitôt à l'admission de M. Dylan Casaer comme membre de la
Chambre en remplacement de Mme Freya Van den Bossche, ministre de l'Emploi et pendant la durée des
fonctions de celle-ci, sans renvoi à une commission de vérification des pouvoirs.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3

Geen bezwaar? (Nee)
Pas d'observation? (Non)

Ik roep de heer Dylan Casaer tot lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers uit.
Je proclame M. Dylan Casaer membre de la Chambre des représentants.

Ik memoreer de bewoordingen van de eed: "Ik zweer de Grondwet na te leven" "Je jure d'observer la
Constitution" "Ich schwöre die Verfassung zu beachten".
Je rappelle les termes du serment: "Je jure d'observer la Constitution" "Ik zweer de Grondwet na te leven"
"Ich schwöre die Verfassung zu beachten".

Ik verzoek de heer Dylan Casaer de grondwettelijke eed af te leggen.
Je prie M. Dylan Casaer de prêter le serment constitutionnel.

De heer Dylan Casaer legt de grondwettelijke eed af in het Nederlands.
M. Dylan Casaer prête le serment constitutionnel en néerlandais.

De heer Dylan Casaer zal deel uitmaken van de Nederlandse taalgroep. (Applaus)
M. Dylan Casaer fera partie du groupe linguistique néerlandais. (Applaudissements)

Ik maak van de gelegenheid gebruik om de heer Daan Schalck een goede vaart toe te wensen.
02 Agenda
02 Agenda

Chers collègues, vous avez reçu un projet d'ordre du jour qui a fait l'objet d'un consensus de la Conférence
des présidents. Comme il n'y a pas d'observation, je suppose que cet ordre du jour est approuvé.
(Assentiment)
03 Communication
03 Mededeling

Par lettre du 8 septembre 2004, le groupe cdH de la Chambre m'a informé de la désignation de M. Melchior
Wathelet en qualité de président de groupe. (Applaudissements)
Bij brief van 8 september 2004 heeft de cdH-fractie van de Kamer mij medegedeeld dat de heer Melchior
Wathelet als fractievoorzitter werd aangesteld. (Applaus)
Débat sur le vieillissement de la société
Debat over de vergrijzing van de samenleving
04 Le vieillissement de la société: les défis en matière d'emploi et de financement de la sécurité
sociale et des pensions (1325/1-2)
04 De vergrijzing van de samenleving: de uitdagingen inzake werkgelegenheid en financiering van de
sociale zekerheid en de pensioenen (1325/1-2)

Discussion
Bespreking

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion (Rgt 85,4) (1325/2)
De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1325/2)

La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.

Ik dank iedereen die opbouwend heeft meegewerkt aan de subcommissie die zich over de vergrijzing van
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
de samenleving heeft gebogen, alsook zij die het rapport hebben geformaliseerd en alle andere punten van
belang naar voren hebben gebracht. Ik vind het persoonlijk een goed rapport. Het document 1325/1 is het
rapport zelf, dat u allemaal tijdig hebt gekregen. Het telt 413 bladzijden.

Apres avoir consulté M. Bonte, j'ai fait tirer à part les résolutions pour obtenir un document de travail plus
facile pour nos débats d'aujourd'hui.

De verslaggeefsters zijn onze collega's mevrouw Maggie De Block en mevrouw Nahima Lanjri.
04.01 Nahima Lanjri, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, dames en
heren, de commissie voor de Sociale Zaken onder voorzitterschap
van de heer Hans Bonte, heeft zich zes maanden gebogen over de
thematiek van de vergrijzing. Wij hebben daarbij verschillende experts
gehoord, gaande van het federaal Planbureau, de verschillende
administraties, verschillende professoren van onze universiteiten, de
sociale partners over het middenveld en anderen.

Wij werden ook bijgestaan door twee vaste deskundigen, met name
professor Bea Cantillon en professor Alain Jousten. Zij formuleerden,
op basis van al het materiaal, vijftien vaststellingen en vijftien
aanbevelingen. Die tekst werd door de commissie, na uitleg en kleine
aanpassingen, unaniem aanvaard.

Ik breng, samen met mevrouw De Block, verslag uit van de
werkzaamheden. Ik zal het hebben over het algemene luik, de
verhoging van de werkzaamheid, de gezondheidszorg en de zorg.
Mevrouw De Block zal zich concentreren op het budgettaire luik,
houdende de budgettaire kost, de overheidsfinanciën en het
Zilverfonds, de verdelingsaspecten tussen en binnen de verschillende
generaties en het inkomen en de pensioenen.

Een eerste vaststelling is dat er eigenlijk al heel wat voortreffelijk werk
is geleverd door alle experts. Er werd heel wat materiaal verzameld,
waarop het beleid kan worden gebaseerd.

Ten tweede, wij stellen vast dat heel wat personen ongerust zijn over
hun pensioen. Die ongerustheid zit eigenaardig genoeg vooral bij
mensen met een laag pensioen. Waarom zeg ik eigenaardig? Omdat
de pensioenverhogingen zich precies bij de laagste pensioenen
hebben voorgedaan. Wij stellen vast dat daaraan iets moet gebeuren.

Ten derde, wij worden, net zoals de andere geïndustrialiseerde
landen, met een dubbele vergrijzing geconfronteerd. Wij worden
enerzijds alsmaar ouder, wat kosten, maar ook uitdagingen met zich
meebrengt. Anderzijds is er een dalende nataliteit. Dat brengt lasten,
maar ook kansen met zich mee. Ter illustratie, in 1961 waren er per
100 werkenden 33 bejaarden. In 2050 zullen er per 100 werkenden 66
bejaarden zijn.

In die vergrijzing zitten ook kansen vervat. Er komt heel wat potentieel
van kennis en ervaring vrij. Als wij dat optimaal inzetten, zou dat ook
kunnen worden gebruikt om de vergrijzingkosten te betalen.

Er werd ook vastgesteld dat het geen oplossing is om de dubbele
vergrijzing aan te pakken door maatregelen te nemen, bijvoorbeeld
door de nataliteit te verhogen of door meer migratie, zoals in sommige
landen werd geprobeerd. Dat heeft alleen effecten op korte termijn.
Men verschuift immers het probleem. De pensioenen van de kinderen
04.01 Nahima Lanjri, rapporteur:
La commission des Affaires
sociales s'est penchée sur le
problème du vieillissement de
notre société pendant six mois.
Elle a entendu divers experts,
deux experts permanents, les
professeurs Bea Cantillon et Alain
Jousten, qui ont fait quinze
constats et autant de
recommandations. Elle a adopté
ce texte à l'unanimité après y avoir
apporté de légers aménagements.

Les experts ont accompli un travail
remarquable. Ils ont glané une
masse de matériel sur la base de
laquelle une politique pourra être
échafaudée.

Fait surprenant: ce sont surtout les
retraités percevant une petite
pension qui sont préoccupés,
même si les petites pensions ont
été de nouveau augmentées
récemment. Donc, c'est dans ce
secteur qu'il faudra travailler.

D'autre part, nous constatons un
double vieillissement: non
seulement nous vieillissons mais
nous sommes confrontés à une
natalité en baisse. En 1961, il y
avait 33 personnes âgées pour
100 travailleurs. En 2050, ce
chiffre aura doublé puisqu'il sera
de 66. C'est un défi énorme.
Comment financer ce
vieillissement? L'accroissement de
l'immigration et de la natalité ne
fera sentir ses effets qu'à court
terme, comme on l'a déjà observé
dans divers pays.

J'en arrive à présent aux
recommandations. Nous
recommandons en premier lieu de
poursuivre le travail. De
nombreuses lacunes subsistent en
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
of migranten zal men op termijn immers ook moeten betalen. Dat is
dus geen oplossing.

De aanbevelingen. Ten eerste, het goede werk dat is gebeurd in
rapporten en onderzoeken moet worden voortgezet. Er zijn immers
nog een aantal lacunes, zoals de uitgaven in de overheidspensioenen,
de zorgbehoevendheid van mensen op oudere leeftijd, de
welvaartverdeling tussen en in de generaties en de omvang en de
spreiding van belastingvoordelen met een sociaal doel. Ten tweede,
wij zullen de bevolking correct moeten informeren om vooral de meest
zwakken niet onnodig te verontrusten. Ten derde, er zullen
maatregelen moeten worden uitgewerkt om ouderen te stimuleren om
voort te werken. Daarnaast moet men de werkgevers ook laten inzien
dat bij de ouderen heel wat ervaring en potentieel ligt.

Niet alleen op economisch vlak leveren ouderen een bijdrage:
uiteraard kunnen zij ook op sociaal en cultureel vlak en in de politieke
sfeer verder ingezet worden.

De vierde aanbeveling stelt, zoals gezegd, dat maatregelen om de
nataliteit te verhogen of om in nieuwe migraties te voorzien, weinig
realistisch zijn. Als wij in België de vergrijzing tot en met 2050 willen
opvangen, zouden wij een migratiesaldo moeten hebben van 60.000
mensen per jaar. Dat is natuurlijk niet realistisch. Uit de cijfers blijkt
dat de tewerkstellingsgraad er veel te laag ligt. Er moet gewerkt
worden aan integratie en dan vooral aan economische integratie,
namelijk de werkgelegenheid.

We stellen ook vast dat de werkzaamheidsgraad bij laaggeschoolden,
ouderen en allochtonen zeer laag ligt: wij werken niet tot 65.
Gemiddeld treden wij uit wanneer wij 58,5 zijn. Dat leidt ook tot heel
wat verliezen en kraptes op de arbeidsmarkt, en ook tot het verlies
van een achtste van ons bruto binnenlands product. Langer werken
zal dus nodig zijn om enerzijds het hoofd te bieden aan de kraptes op
de arbeidsmarkt en anderzijds om kennis en ervaring van mensen
niet verloren te laten gaan. Het is ook sociaal wenselijk om wat wij nu
doen, tegen te gaan. Nu concentreren wij werken vooral in bepaalde
fasen. Als wij jong zijn, combineren wij het grootbrengen van kinderen
met werken. Dat maakt dat men op zijn vijftigste uitgeput en buiten
adem is en naar meer tijd voor zichzelf snakt.

Het zal niet gemakkelijk zijn om ervoor te zorgen dat mensen langer
werken. Ervaring uit het buitenland toont aan dat genomen
maatregelen vaak leiden tot verschuivingen. Men gaat dan niet
vroeger met pensioen, maar wel vroeger in de werkloosheid of in de
ziekteverzekering.

Dat is natuurlijk ook niet de bedoeling.

Ten tweede, zolang werkgevers dit zien als een instrument om een
goedkoop personeelsbeleid te voeren, is er natuurlijk een probleem.
Uit een studie van professor Elchardus blijkt dat 40% van de mensen
er niet voor heeft gekozen om vervroegd uit te treden. Voor 40% van
de mensen was het een gedwongen keuze. Ze werden verplicht om
vervroegd met pensioen te gaan. Dat blijkt uit cijfers. Het blijkt ook
dat, onder andere, de loonkosten daarbij een rol spelen.

Aan de andere kant is het op dit ogenblik ook voor de werknemer heel
effet en ce qui concerne les
pensions publiques, l'état de
dépendance des personnes
âgées, la répartition
intergénérationnelle du bien-être,
la répartition des avantages
fiscaux à finalité sociale.

Il se recommande deuxièmement
d'informer correctement l'opinion
publique afin de ne pas inquiéter
inutilement les catégories les plus
vulnérables. Il convient ensuite de
prendre des mesures pour inciter
les personnes plus âgées à rester
actives plus longtemps. Leur
expérience peut être exploitée sur
les plans économique, social,
culturel et politique. Il faut éviter
que ce potentiel ne soit perdu.

L'intégration économique des
immigrés et l'augmentation du
taux d'activité font également
partie des recommandations. Les
Belges quittent en moyenne le
marché du travail à l'âge de 58,5
ans. Il s'agit d'une perte de
potentiel, de connaissances et
d'expérience et cela provoque des
pénuries sur le marché du travail.
Il est clair qu'il convient d'allonger
les carrières.

Il n'est pas si simple d'allonger le
temps de travail. A l'étranger, des
mesures ont souvent entraîné des
glissements. Les gens n'optent
pas pour une retraite anticipée,
mais ils dépendent plus tôt de
l'assurance soins de santé ou du
chômage. Il apparaît en outre que
40 pour cent des personnes ayant
pris une retraite anticipée y ont été
contraintes. Les coûts salariaux,
notamment, interviennent sur ce
plan. Le départ anticipé présente
d'ailleurs un attrait financier pour le
salarié aussi. Enfin, notre profil de
carrière est tel que les gens se
retirent plus tôt. Le fait de
combiner l'éducation des enfants
et le travail pèse lourd.

Le taux d'emploi des aînés doit
connaître une augmentation
immédiate et draconienne. De
plus, il faut élargir le groupe des
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
aantrekkelijk om vervroegd uit te treden. De financiële regimes die er
tegenover staan zijn heel aantrekkelijk. Het is vaak financieel nog
beter om vervroegd uit te treden dan langer te blijven werken.

Ten slotte, zoals ik u reeds zei, zorgt ons loopbaanprofiel ervoor dat
mensen vroeger uittreden. We combineren het grootbrengen van
kinderen met werken, wat tot een dubbele belasting leidt.

Wat zal er moeten gebeuren? Ten eerste, moet de
werkzaamheidgraad van oudere werknemers drastisch verhogen.
Daarmee kunnen we niet wachten, want zelfs als we nu onmiddellijk
maatregelen nemen, zullen de effecten pas voelbaar zijn over 15 jaar.
Ten tweede, moet men de groep die werkt ook verruimen, vooral in
de groepen die oververtegenwoordigd zijn bij de werklozen, met name
de laaggeschoolden - vooral vrouwen -, de allochtonen en ook de
jongeren.

Er moet dus een algemeen beleidsplan worden uitgewerkt waarbij
men zowel aandacht heeft voor de pullfactoren of de stimuli die er zijn
om vroegtijdig uit te treden - de aantrekkelijkheid van de sociale
zekerheidssystemen moet worden bekeken - als voor de
pushfactoren. Hoe komt het dat mensen worden uitgestoten? Dat
heeft te maken met het onvriendelijke ondernemingsklimaat en ook
met het feit dat men in België te weinig inspanningen doet om
ouderen in te zetten. Men investeert ook veel te weinig middelen om
oudere mensen op te leiden.

Ten slotte zou er een betere verdeling moeten zijn van het werk over
de jaren heen. We zullen wel langer moeten werken, maar met
onderbrekingen om het gezin te kunnen grootbrengen.

Ten slotte is er de gezondheidszorg en de zorg.

Er wordt een uitgavenstijging van 3,4% vooropgesteld door de
experts. Het cijfer van 3,4% ligt echter ver beneden het huidig
groeiritme en gaat uit van een aantal veronderstellingen, zoals
bijvoorbeeld dat de kinderbijslagen zullen dalen, dat slechts evenveel
aan onderwijs zal worden uitgegeven of dat de werkzaamheidgraad
wordt opgetrokken. Het percentage van 3,4% is dus nog een heel
voorzichtige berekening. Andere experts stellen het dubbele voorop.

Dat de groei in de gezondheidszorg stijgt, is onvermijdelijk. Het zal
geen kwestie zijn van te bepalen of de stijgende uitgaven er zijn of
niet. Ze zijn er en er zullen onvermijdelijk zijn, omdat de stijging niet
alleen verbonden is met de stijgende loonkosten, maar ook met de
duurdere technieken die in de gezondheidszorg worden gebruikt. Het
is heel belangrijk erover te waken dat we niet naar een
gezondheidszorg met twee snelheden evolueren. Dat dreigt nochtans
te gebeuren zodra sommige zaken niet meer door het wettelijk
systeem zouden worden opgevangen, maar de betrokkenen zich tot
een privé-partner zouden moeten wenden. Dan dreigen we natuurlijk
een gezondheidszorg te krijgen met twee snelheden.

Ik kom thans tot de aanbevelingen.

Belangrijk voor de gezondheidszorg is dat de uitgaven werkelijk
worden beheerst en dat er wordt gewaakt over de toegankelijkheid
ertoe voor iedereen. Dat moeten we kunnen garanderen.
actifs. Les femmes peu
scolarisées, les allochtones et les
jeunes, surtout, méritent notre
attention dans ce contexte. Un
plan de politique globale doit
prendre en compte les facteurs
"pull" et "push". Des personnes
sont exclues en raison d'un climat
d'entreprise hostile et parce que
nous consentons trop peu d'efforts
pour embaucher des anciens.
Enfin, le travail doit être mieux
réparti sur l'ensemble de la
carrière: nous travaillerons certes
plus longtemps, mais avec des
interruptions de carrière.

En matière de soins de santé, les
experts prévoient une
augmentation des dépenses de
3,4%. Cette estimation est
néanmoins très prudente. D'autres
experts pensent que
l'augmentation sera deux fois plus
élevée. Les dépenses augmentent
inévitablement. Les coûts
salariaux sont en hausse et l'on
recourt à des techniques plus
coûteuses. Nous devons éviter de
créer une politique de soins de
santé à deux vitesses. Cette
menace se profile si nous
renvoyons des individus vers des
acteurs du secteur privé. Les
dépenses doivent en tout cas être
maîtrisées. Nous devons
également garantir l'accessibilité
des soins à tous.

Le texte adopté par la commission
en matière de soins est fondé sur
trois modèles de gestion. Le
premier modèle porte sur l'offre de
services, le deuxième sur
l'assistance, essentiellement du
CPAS, et le troisième sur le
soutien aux prestataires de soins
par le biais du crédit-temps et des
chèques-services. Les instruments
sont donc disponibles, mais l'offre
et la demande doivent être mises
en concordance et la transparence
accrue. Le rapport d'expertise
envisage une quatrième mesure:
l'assurance-soins. Cet instrument
permet de sortir les risques en
matière de soins de l'enveloppe
`assistance'. Une correction
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7

Ik kom thans tot de zorg. Volgens de tekst die werd aangenomen in
de commissie, gaan we, om de zorg op te vangen, uit van drie
beleidsmodellen.

Een eerste beleidsmodel omvat het aanbod van diensten. Dat gaat
van thuiszorg tot intra-, semi- en extramurale zorg. Het tweede is de
bijstand, vooral van het OCMW. Dat is het systeem van hulp aan
bejaarden en andere OCMW-tussenkomsten. Het derde is de
ondersteuning van zorgverstrekkers onder de vorm van tijdskrediet en
dienstencheques. Degenen die tijdskrediet opnemen worden daarbij
vergoed voor de informele zorg die ze verstrekken en
zorgbehoevenden moeten via de dienstencheques zelf kunnen zorgen
voor verzorging aan huis.

De instrumenten zijn dus voorhanden, maar het grootste probleem is
dat van de regie, te weten het afstemmen van vraag en aanbod op
elkaar.

Ik wil er nog aan toevoegen dat in de commissie drie aspecten aan
bod kwamen, terwijl in het verslag van de deskundigen sprake is van
vier maatregelen. De vierde maatregel gaat over de zorgverzekering.
Om een of andere reden is deze maatregel niet doorgedrongen tot in
de commissie. Ook de zorgverzekering, die nu weliswaar alleen op
Vlaams niveau bestaat, is een belangrijk instrument, omdat daardoor
de zorgrisico's uit de bijstandssfeer worden gehaald. Volgens de
experts is het belangrijk hiervoor aandacht te hebben, maar zij geven
wel toe dat er nog bijsturing nodig is.

Wat zal er moeten gebeuren op het vlak van zorg? Ten eerste, er
moet een betere afstemming komen tussen vraag en aanbod en er
moet een betere doorzichtigheid komen. Ten tweede moeten er ook
nog wat analyses gebeuren. Ik verwijs dan naar hetgeen ik daarstraks
heb gezegd over de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de
zorg. Ten slotte, omwille van de groeiende groep ouderen, door de
vergrijzing, moeten we ervoor zorgen over een adequaat aantal
zorgverleners te beschikken. Wij zullen ervoor moeten zorgen dat we
voldoende personeel hebben om die verzorging toe te dienen. Wat
moet er daarvoor gebeuren? De zorgberoepen moeten aantrekkelijker
gemaakt worden en de arbeidsomstandigheden in de zorgberoepen
moeten verbeteren.

Mijnheer de voorzitter, dit was hetgeen ik wilde zeggen over het
verslag. Collega Maggie De Block zal de financiële aspecten
uiteenzetten.
s'impose toutefois en la matière.

D'autres analyses sont
nécessaires, surtout en ce qui
concerne l'accessibilité
notamment financière des soins.
Enfin, les professions de la santé
et les conditions de travail dans ce
secteur doivent devenir plus
attrayantes, si l'on veut continuer à
disposer de prestataires de soins
en nombre suffisant.
04.02 Maggie De Block, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, dames
en heren minister, collega's, tegen 2030 wordt de budgettaire kost van
de vergrijzing geraamd op 3,4% van het bruto binnenlands product. In
vergelijking met de andere Europese landen beschikt ons land over
een minder goede uitgangspositie, om het niet te sterk uit te drukken.
In België worden we immers niet alleen geconfronteerd met een lage
tewerkstellingsgraad, maar ook met een hoge overheidsschuld en
met hoge parafiscale en fiscale lasten.

De Europese Commissie heeft ons land in haar advies er dan ook
voor gewaarschuwd dat de huidige situatie onhoudbaar dreigt te
worden, gezien onze hoge overheidsschuld en de stijging van de
04.02 Maggie De Block,
rapporteur: D'ici à 2030, le coût
budgétaire du vieillissement est
estimé à 3,4% du produit intérieur
brut. En comparaison avec les
autres pays européens, ce n'est
pas une bonne base de départ. La
Belgique n'a pas seulement un
faible taux d'emploi, elle a
également une dette publique
élevée et de fortes charges
(para)fiscales. La Commission
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
uitgaven in de gezondheidszorg. Het een en ander heeft tot gevolg dat
we de eerstkomende jaren een zeer strak begrotingsbeleid zullen
moeten volgen.

De commissie stelt in haar aanbevelingen dan ook voor om inzake de
budgettaire kost van de vergrijzing, belangrijke beleidsingrepen te
realiseren. Die zouden onder meer moeten leiden tot een verhoogde
tewerkstellingsgraad, dat is voor de minister van Werk, tot een
verdere afbouw van de overheidsschuld, dat is voor de regering, en,
ten slotte, tot een betere beheersing van de uitgaven in de
gezondheidszorg en die taak komt toe aan minister Demotte. Deze
maatregelen dienen natuurlijk gepaard te gaan met een blijvende
hoge graad van sociale bescherming en van kwaliteit van onze
gezondheidszorg.

In 2001 werd door de vorige regering het Zilverfonds opgericht. Dit
fonds wordt gespijsd door begrotingsoverschotten en door de verkoop
van financiële activa. Dit fonds werd opgericht met als doel de
toekomstige wettelijke pensioenen verder te kunnen garanderen.

Voor de pensioenen en het Zilverfonds volgt de commissie de
aanbeveling van de Hoge Raad voor Financiën om tegen 2011 een
begrotingsoverschot te realiseren van 1,5% van het bruto binnenlands
product en dit gedurende enkele jaren aan te houden. Dat is
gemakkelijk gezegd, maar waarschijnlijk niet zo gemakkelijk
verwezenlijkt. We weten dat allemaal. Andermaal wordt er dus
gewezen op de noodzaak om een strak begrotingsbeleid te volgen.
Voorts is het ook belangrijk dat er voor het Zilverfonds naar meer en
naar andere middelen wordt uitgekeken, onder meer op basis van een
regelmatige financieringsbron, zodat het fonds niet alleen afhankelijk
is van begrotingsoverschotten.

Op die manier is het Zilverfonds niet alleen afhankelijk van
begrotingsoverschotten
­ wij weten allemaal dat
begrotingsoverschotten niet zo vaak voorkomen ­ en van de verkoop
van financiële activa. Op die manier moeten de toekomstige wettelijke
pensioenen gegarandeerd blijven.

Bij de aanbevelingen werd dan ook gezegd dat het Zilverfonds een
nuttig instrument is, maar slechts één van de instrumenten om de
pensioenen in de toekomst veilig te stellen.

De verdeling van het vergrijzingsvraagstuk dient volgens de
commissie te gebeuren tussen en binnen de generaties. Daarbij dient
natuurlijk met een aantal factoren rekening gehouden te worden.
Enerzijds moet rekening gehouden worden met het feit dat de
solidariteit van de actieven met de ouderen ook zijn grenzen kent en
anderzijds is er binnen de groep ouderen een zeer grote ongelijkheid
als men kijkt naar de vermogensinkomsten. De commissie stelt in
haar aanbeveling dat men moet vermijden dat enkel de werkende
bevolking de lasten van de vergrijzing draagt. Wij moeten op zoek
gaan naar een manier om de solidariteit tussen de ouderen te
vergroten. Daarbij werd wel opgemerkt dat men moet vermijden dat
mensen die voor een relatief goede pensioenopbouw gezorgd hebben
daarvoor gestraft worden.

Inzake inkomen en pensioenen stellen wij vast dat het huidige stelsel
reeds zijn diensten bewezen heeft, zowel wat de
européenne estime que la
situation de la Belgique est
devenue presque intenable. Au
cours des prochaines années,
nous serons donc contraints de
mener une politique budgétaire
très stricte.

Il faudrait notamment intervenir sur
le plan politique pour atteindre les
résultats suivants : augmenter le
taux d'emploi, poursuivre le
démantèlement de la dette
publique et mieux maîtriser les
dépenses de soins de santé. Ces
mesures devraient aller de pair
avec un taux élevé et constant de
protection sociale et une qualité
optimale de soins de santé.

En 2001, le fonds de vieillissement
a été créé pour pouvoir garantir le
financement des futures pensions
légales. La commission suit à cet
égard la recommandation du
conseil supérieur des finances
visant à réaliser d'ici à 2011 un
excédent budgétaire de 1,5% du
PIB et à maintenir cet excédent
pendant quelques années. Mais
c'est plus facile à dire qu'à faire.
Donc, là encore, il s'agira de
mener une politique budgétaire
stricte. En outre, il faudra
rechercher, pour financer le fonds
de vieillissement, des sources de
financement régulières et plus
nombreuses. Ainsi, le fonds de
vieillissement ne dépendra plus
seulement des excédents
budgétaires et de la vente d'actifs
financiers, et les futurs pensions
légales seront garanties.

Mais le fonds de vieillissement
n'est qu'un outil parmi d'autres. La
répartition des charges du
vieillissement devra s'effectuer
entre les générations et au sein de
chaque génération. La solidarité
de la population active avec les
personnes âgées n'est cependant
pas illimitée. D'autre part, les
revenus patrimoniaux dans la
catégorie des personnes âgées
sont répartis très inégalement. Il
faut éviter que la population active
soit la seule à supporter le fardeau
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
inkomensbescherming als de waarborg van de verworven
levensstandaard betreft. Toch zijn er nog een aantal punten die onze
bijzondere aandacht verdienen. Zo blijven de inkomensgarantie voor
ouderen en het minimumpensioen voor zelfstandigen ontoereikend.
Verder is men er niet in geslaagd om de pensioenen van de oudere
gepensioneerden te laten aansluiten met de nieuwe pensioenen. In de
onmiddellijke toekomst zal er dus ook op die vlakken nood zijn aan
een aantal structurele ingrepen in het stelsel van de pensioenen van
zelfstandigen en werknemers.

Daarnaast beveelt de commissie ook aan om het pensioenstelsel van
de ambtenaren grondig door te lichten. Over dat pensioenstelsel
hadden wij in de commissie eigenaardig genoeg de minst
nauwkeurige en minst precieze cijfers. Wij hebben dus meer
informatie nodig om dat stelsel door te lichten. Ook werd opgemerkt
dat de wetgeving betreffende het stelsel van ambtenarenpensioenen
dateert van 1844 en volgens de commissie dringend aan herziening
toe is, aangezien het aantal ambtenaren dat in de toekomst op
pensioen gaat enorm zal toenemen.

Wij mogen volgens de commissie ook niet uit het oog verliezen dat de
tweede noch de derde pijler van de pensioenen budgettair neutraal
zijn. Dat moet ook in ogenschouw worden genomen. De laatste jaren
zijn er inderdaad een aantal stappen gezet om de tweede pijler, de
aanvullende pensioenen, verder uit te bouwen. Dat is niet
onbelangrijk, omdat ook gebleken is dat de verwerving van een
aanvullend pensioen een aantal mensen ertoe aanzet om niet
vervroegd uit het arbeidsproces te treden.

Wat de gezondheidszorg betreft, blijft het ook meer dan ooit
noodzakelijk om de uitgavengroei te beheersen. Een aantal van de
posten die verantwoordelijk zijn voor de stijging van de uitgaven, zijn
evenwel niet te vermijden.

Gelet op het feit dat de bevolking ouder wordt, gelet op de evolutie
van de wetenschap, gelet op de toename van de medicatie en gelet
op het feit dat acute ziekten chronische ziekten worden, zullen wij ­
zoals dat in heel Europa het geval is - in de toekomst nog meer
middelen moeten vrijmaken voor de gezondheidszorg. Ondertussen
moet er echter wel een streng budgettair beleid worden gevoerd en
moeten de beschikbare middelen optimaal gebruikt worden.

Ongeacht de maatregelen die het beleid neemt, moet er over de
toegankelijkheid en de kwaliteit van onze gezondheidszorg gewaakt
worden, iets waarnaar in heel Europa wordt opgekeken.

Dames en heren, op 14 juli 2004 heeft de commissie het verslag en
de aanbevelingen unaniem goedgekeurd. Ik wens de diensten en de
twee experts die de commissie bij het maken van het verslag hebben
bijgestaan, te danken voor het vele werk.
du vieillissement. En outre, il faut
trouver un moyen d'accroître la
solidarité entre personnes âgées.
Toutefois, il est exclu de pénaliser
ceux qui se sont constitué une
pension relativement solide.

Le système en vigueur a fait ses
preuves en matière de revenus et
de pensions. La garantie de
revenus aux personnes âgées et
les pensions minimales des
travailleurs indépendants
demeurent toutefois insuffisantes.
En outre, les pensions des
retraités âgés ne sont pas
équivalentes aux nouvelles
pensions. Par conséquent, des
réformes structurelles s'imposent.

Le régime de pension des
fonctionnaires requiert également
une analyse en profondeur. Les
chiffres dont la commission
disposait sont, c'est étonnant, les
moins précis. La législation date
du reste de 1844 et doit être revue
dans les meilleurs délais. Le
nombre de fonctionnaires qui vont
être admis à la retraite va en effet
croître très largement.

Les deuxième et troisième piliers
des pensions ne sont
budgétairement pas neutres. Les
pensions complémentaires ont
encore été étendues ces dernières
années. C'est important, car elles
amènent certains à ne pas quitter
prématurément la vie
professionnelle.

Plus que jamais, il faut contrôler
les dépenses dans le secteur des
soins de santé. Certaines
dépenses supplémentaires sont
toutefois inévitables. La population
vieillit, la science évolue, la
consommation de médicaments
augmente et les maladies aiguës
deviennent des maladies
chroniques. Néanmoins, il faut
mettre en oeuvre une politique
budgétaire rigoureuse et les
moyens disponibles doivent être
utilisés de façon optimale. Il s'agit
avant tout d'assurer l'accessibilité
et la qualité des soins de santé.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10

La commission a adopté le rapport
et les recommandations à
l'unanimité le 14 juillet 2004.
De voorzitter: Collega's, vooralsnog hebben zich een zeventiental collega's ingeschreven voor het debat.
Nous avions convenu avec les chefs de groupe...

Mevrouw D'hondt, ik zal u eerst het woord geven...

Mevrouw D'hondt, u bent de eerste om het woord te nemen na de rapporteur.
04.03 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dames en
mijnheer de minister, collega's, ik had graag begonnen met hier te
zeggen "mijnheer de eerste minister". De eerste minister heeft bij
herhaling via de media kond gedaan dat het debat over de vergrijzing
hèt debat moet zijn voor het politieke jaar. Ik hoop dus, mijnheer de
voorzitter, gezien de eerste minister het niet nodig vond om aan dit
debat deel te nemen, dat u het ons wel zult willen besparen dat
wanneer de eerste minister volgende week misschien hier in de
Kamer verschijnt voor de beleidsverklaring hij zou doen alsof dit debat
hier vandaag niet zou hebben plaatsgevonden.

Mijnheer de voorzitter, collega's, zoals de rapporteurs, die ik uiteraard
bedank voor hun...

Collega Cortois, het gaat hem echt niet over mij hoor, zelfs al begint
het grijs in mijn haren te komen. De vergrijzing, daarover gaat het
debat, niet over wat ik ervan vind en of ik het belangrijk vind waar de
eerste minister is, wel dat het politiek belangrijk is dat dit debat
gevoerd wordt in aanwezigheid van de eerste minister.

Na het bedanken van de rapporteurs voor hun gedegen verslag zou ik
toch ook mijn genoegen en mijn erkenning willen uitdrukken voor het
feit dat wij met de commissie voor de Sociale Zaken met het aangaan
van het debat over de vergrijzing een zeer ernstige bijdrage geleverd
hebben aan de opwaardering van het parlementaire werk. Wij hebben
in de commissie met grote aandacht geluisterd naar alle mogelijke
experts, gaande van de sociale partners over de
socialezekerheidsinstellingen tot de mutualiteiten, de universiteiten,
de diverse hoge raden die dit land kent, de commissie voor de
Vergrijzing, het Planbureau enzovoort om hier vandaag voor deze
plenaire vergadering ons verslag te kunnen geven en onze
bedenkingen erbij te maken. Ik wil onze commissievoorzitter Hans
Bonte en ook alle collega's uit de commissie voor de Sociale Zaken
bedanken voor het samen opzetten van dit werk. Ik wil zeker ook
onze experts, mevrouw Bea Cantillon en de heer Alain Jousten,
danken en ook u, mijnheer de voorzitter, en de Conferentie van de
Voorzitters omdat zij aanvaard hebben dat wij een beroep mochten
doen op deze experts wat voor deze Kamer toch wel een extra
financiële last betekende.
04.03 Greta D'hondt (CD&V): Le
premier ministre a régulièrement
déclaré dans les médias que le
débat sur le vieillissement serait le
grand débat de l'année à venir. Or,
il n'est pas présent dans
l'hémicycle.

La commission des Affaires
sociales a largement contribué à la
revalorisation du travail
parlementaire. De nombreux
experts ont été entendus. Le
président, les membres de la
commission et moi-même les
remercions pour leur collaboration.
Je remercie également le
président de la Chambre pour
avoir réuni les conditions
permettant d'entendre les experts.
De voorzitter: Er was niets zo eenvoudig, mevrouw D'hondt. Ik kan u dat zeggen.
04.04 Greta D'hondt (CD&V): Wij hebben als commissieleden van
CD&V actief en heel intensief meegewerkt aan de werkzaamheden
van deze commissie. Ik meen zonder enige overdrijving te mogen
zeggen dat wij mede de motor zijn geweest opdat de commissie voor
04.04 Greta D'hondt (CD&V): On
a trop tardé à relever les défis du
vieillissement. Dans une carte
blanche remarquable publiée dans
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
de Sociale Zaken deze taak op zich zou nemen.

Mijnheer de voorzitter, collega's, er is geen tijd te verliezen. Juister
gezegd: er is reeds te lang getalmd om de uitdagingen, die nu bedekt
worden onder de term vergrijzingdebat, aan te pakken. In een
opmerkelijke vrije tribune in De Standaard hebben de sp.a-ministers
Vande Lanotte en Vandenbroucke, toen nog federaal minister voor
Werk en Pensioenen, begin dit jaar gepleit voor een meerjarenplan
2005-2007 geënt op vier sporen: de vermindering van de
overheidsschuld, de grondige hervorming van de arbeidsmarkt, de
aanpassing van de gezondheidszorg aan de veroudering en de
aanpassing van de wettelijke en aanvullende pensioenen. CD&V heeft
toen onmiddellijk gereageerd en gezegd dat de partij beschikbaar is
om dit debat te voeren. Wij hebben dit gedurende maanden in de
commissie voor de Sociale Zaken gedaan. Wij zijn terzake opnieuw
vragende partij en wij bieden onze medewerking aan om dit debat ook
in deze Kamer en op alle politieke fora te voeren. Spijtig genoeg is het
stil gebleven na het aankondigen van dit ambitieuze meerjarenplan op
vier sporen.

De ministers Vande Lanotte en Vandenbroucke zeiden begin dit jaar
dat moest worden gewacht op de sociale en politieke verkiezingen.
Die verkiezingen zijn voorbij. Wij hebben de indruk dat er sprake is
van het volkse gezegde: "Sorry schat, nu niet. Ik heb hoofdpijn".
Minister Vandenbroucke is ondertussen weg. Wij wachten met grote
spanning op de concretisering van dit meerjarenplan op vier sporen
door minister Vande Lanotte en de opvolger van minister
Vandenbroucke.

Zeggen dat het probleem na de verkiezingen moet worden
aangepakt, doet mij denken aan wat ik over de radio hoor op
zondagmorgen. Ik ben geen duivenmelker, maar ik hoor dan de
duivenberichten en dat gaat als volgt: "Orléans, zes graden, strakke
zuidenwind, zwaar bewolkt tot betrokken, de begeleiders wachten".
Dan weet men dat de duiven niet worden gelost.

Dat is ook mijn indruk van de aankondiging van de ministers Vande
Lanotte en Vandenbroucke. Het plan is niet gelost. Ik denk dat het
hier om dezelfde redenen gaat als in het duivenbericht: een te sterke
zuidenwind, zeer zwaar bewolkt, de begeleiders wachten. Nochtans,
ook wegens het feit dat wij moeten wachten op een signaal van de
regering, is het werk van de commissie voor de Sociale Zaken
belangrijk. Daarom wil ik in de aanbevelingen van het voorliggend
rapport, naast de ondersteuning, ook een aantal duidelijke accenten
van CD&V leggen en concretiseren.

De term vergrijzingdebat zou de indruk kunnen wekken dat de
vergrijzing van de bevolking het probleem is. Voor CD&V is de
vergrijzing eigenlijk een heuglijke vaststelling. Het bewijst immers dat
CD&V in de 60 naoorlogse jaren waarin ze dit land hoofdzakelijk mee
heeft bestuurd, heeft bijgedragen tot de opgebouwde welvaart en
welzijn waardoor mensen - gelukkig - langer mogen leven. (Protest)
De waarheid mag gezegd worden. Dat is onze verdienste. Vraag dat
thuis maar eens aan de ouderen. Wat u zult hebben gedaan, moet
nog blijken.

CD&V wil een van de 15 aanbevelingen warm aanprijzen aan alle
niveaus in dit land, namelijk het uitwerken van beleidsmaatregelen om
"De Standaard", MM. Vande
Lanotte et Vandenbroucke,
ministres, ont préconisé, au début
de cette année, un plan
pluriannuel 2005-2007 reposant
sur quatre piliers: la diminution de
l'aide publique, une réforme
fondamentale du marché du
travail, l'adaptation des soins de
santé et celle des pensions. Le
CD&V a d'emblée proposé sa
collaboration mais,
malheureusement, cette
déclaration ambitieuse est restée
sans suite. Nous attendons avec
impatience de voir ce plan se
concrétiser, mais je crains que ce
soit comme pour la colombophilie :
les pigeons ne volent pas en
raison d'un vent du sud trop violent
et d'une trop grande nébulosité.

Que l'on parle de vieillissement est
en soi une constatation
réjouissante pour le CD&V: cela
démontre que les soixante années
d'après-guerre au cours
desquelles le CD&V a assumé le
pouvoir ont apporté prospérité et
bien-être, permettant ainsi un
allongement de l'espérance de vie.
Le CD&V soutient pleinement la
recommandation selon laquelle
des mesures doivent être prises
sur le plan politique pour exploiter
ce potentiel économique, social et
politique.

Le vieillissement de la population
s'accompagne également d'un
phénomène de dénatalité. Le
CD&V approuve également la
recommandation selon laquelle
des mesures destinées à modifier
de manière structurelle la
pyramide des âges, en stimulant la
natalité ou l'immigration contrôlée,
ne sont pas efficaces. Il convient
par contre d'investir dans le
développement des talents des
jeunes et de veiller à ce que
chaque famille puisse réaliser ses
projets parentaux. Il convient par
ailleurs également de veiller à
l'intégration sur le marché du
travail des immigrés résidant déjà
dans notre pays.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
al het potentieel dat oudere mensen in zich hebben optimaal in te
zetten in de economische, sociale en politieke sfeer. Oud mag niet
oud zijn. Wij kunnen die mensen in onze samenleving zeer goed
gebruiken.

Dat in ons land, zoals in alle westerse landen, onze bevolking niet
alleen grijzer wordt, maar ook ontgroent, toont onze
bevolkingspiramide overduidelijk aan. CD&V onderschrijft de
aanbeveling waarin staat dat beleidsmaatregelen gericht op
structurele veranderingen van de leeftijdspiramide, hetzij door te
trachten de nataliteitcijfers te verhogen, hetzij door een
gecontroleerde migratie te organiseren, niet effectief en niet
realistisch is. Er moet echter wel worden geïnvesteerd opdat de
talenten van onze kinderen en jonge mensen ten volle kunnen worden
ontwikkeld en opdat ieder gezin zijn kinderwens kan realiseren.

Wat de migratie betreft, is er op de eerste plaats een beleid nodig dat
de integratie bevordert van allochtonen die zich reeds in België
bevinden, inzonderheid op de arbeidsmarkt.

Mijnheer de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, de
commissie voor de Vergrijzing en de Hoge Raad voor de Financiën
ramen de budgettaire kosten van de Vergrijzing tegen 2030 op 3,4%
van het bbp. 3,4% van het bbp is zeker geen peulschil, maar ik denk
dat wij de correctheid te kort zouden doen mochten wij in dit debat
niet de juiste nuanceringen, reserves en kanttekeningen maken. Die
3,4% geldt in de veronderstelling dat een aantal ingrepen
daadwerkelijk zal gebeuren en dat er ombuigingen zullen optreden.
Als dat niet gebeurt, loopt de begrotingslast op een onaanvaardbare
en onmogelijk hoge wijze op.

Ik wil dat verduidelijken met drie voorbeelden. Als bijvoorbeeld de
uitgaven voor gezondheidszorg tot 2030 met 4,5% per jaar blijven
stijgen, verdubbelt de kostprijs van de vergrijzing van 3,4% tot 6,7%
van het bbp. In de loop van de besprekingen vannamiddag zal collega
Vandeurzen op dat onderwerp nog uitvoerig terugkomen. Het is
duidelijk dat, als er geen ingrepen gebeuren, de kostprijs niet 3,4% is
maar 6,7%. Die 3,4% van de Hoge Raad en van de commissie voor
de Vergrijzing is ook gebaseerd, collega's, op de veronderstelling dat
de activiteitsgraad tegen 2030 zou opgevoerd zijn tot 68,5%. Weet dat
wij op dit ogenblik onder de 60% geduikeld zijn. Mocht de
activiteitsgraad niet zijn opgevoerd, betekent het dat bij de kostprijs
van de vergrijzing 2,1% bijkomt. Als wij die tewerkstellingsgraad niet
halen, is de vergrijzingkostprijs niet 3,4% van het bbp, maar komt er
2,1% erbij.

Er wordt van uitgegaan dat de werkloosheidsgraad, die op dit ogenblik
14,3% van de beroepsbevolking bedraagt ­ eind jaren '70 en begin
jaren '80 dachten wij dat dit ons nooit meer zou overkomen: 14,3%
werkloosheid van de beroepsbevolking ­ om onder de 3,4% te blijven,
moet gehalveerd worden tot 7,5%. Daarvoor zullen meer
inspanningen moeten worden geleverd dan in de voorbije jaren.

Dit zijn de uitdagingen. De Hoge Raad van Financiën heeft echter de
uitgaven nog onderschat, door op geen enkele wijze rekening te
houden met de zo noodzakelijke welvaartsaanpassingen die aan de
pensioenen moeten gebeuren, willen wij ons pensioenstelsel nog
enigszins geloofwaardig houden. Dit is nog veel meer het geval voor
La commission du vieillissement et
le conseil supérieur des finances
estiment le coût du vieillissement à
3,4% du PIB d'ici à 2030. Si
toutefois nous nous abstenions de
procéder à une série
d'interventions, les charges
budgétaires enfleraient dans des
proportions inacceptables.

Si les dépenses dans le secteur
des soins de santé continuaient
d'augmenter de 4,5% par an, le
vieillissement aurait tôt fait de
coûter 6,7% du PIB. Si nous ne
faisons pas en sorte que notre
taux d'activité atteigne 68,5% d'ici
à 2030, le coût du vieillissement
augmentera de 2,1 nouveaux pour
cent. En outre, nous devrons
réduire à 7,5% le taux de
chômage dans la population
active, ce taux étant actuellement
de 14,3%. A cette fin, il faudra
fournir plus d'efforts que ceux que
nous avons consentis jusqu'ici.

Le Conseil supérieur des finances
a en réalité encore sous-évalué les
dépenses car il n'a pas tenu
compte de la nécessaire
adaptation au bien-être des
pensions les plus basses, de la
garantie de revenus pour les
personnes âgées et de la
nécessité de revaloriser la pension
de misère
accordée aux
indépendants. En ce qui concerne
les charges de pensions dans le
secteur public, nous ne disposons
pas de suffisamment de données
chiffrées pour pouvoir évaluer le
coût réel du vieillissement pour les
pensions des fonctionnaires. Nous
pouvons toutefois déduire de la
pyramide des âges du personnel
de la fonction publique que c'est à
ce niveau que se fera sentir en
premier lieu l'incidence du
vieillissement. Si rien ne change,
les pensions des fonctionnaires
deviendront nettement moins
attrayantes à l'avenir. Au cours
des dernières années, des
augmentations de revenus ont été
accordées dans le secteur public
indépendamment des salaires, de
sorte que celles-ci n'ont pas
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
de lage pensioenen, de minimumpensioenen en de bestaansminima
of de inkomensgarantie voor ouderen.

Als wij het over de pensioenen hebben, moet hoe dan ook gesteld
worden ­ daarmee heeft de Hoge Raad ook te weinig rekening
gehouden ­ dat er nu eens werkelijk daadkrachtig komaf gemaakt
moet worden met de armoedepensioenen van de zelfstandigen. Dit
kost geld en daarmee heeft de Hoge Raad van Financiën in de
berekening van 3,4% onvoldoende rekening gehouden.

Een ander punt daarin is dat wij ook rekening moeten houden met de
pensioenlast van de openbare sector. De collega's uit de commissie
voor de Sociale Zaken zullen kunnen getuigen dat wij inzake de
werkelijke kostprijs van de vergrijzing betreffende de
ambtenarenpensioenen op onze honger zijn gebleven wat het
cijfermateriaal betreft. Dit is natuurlijk heel belangrijk, want wij weten
uit de leeftijdspiramide van het personeel van de openbare diensten
dat daar het snelst de grote kost van de vergrijzing op ons af komt.

Nu we het toch over de ambtenarenpensioenen hebben: het is ook
een aanbeveling dat wij daarin met het nodige realisme de toekomst
tegemoet kunnen zien. De kreet dat de ambtenarenpensioenen de
honingpotten zijn, zal niet lang meer zo zijn als wij niet ingrijpen. De
politiek van de inkomensverhoging in de openbare sector is van die
aard dat men probeert de actieven in de openbare sector
inkomensverhogingen te geven los van de lonen, met
maaltijdcheques en dergelijke, zodat zij niet kunnen doorspelen in de
perequatie. Dat betekent dat binnen dit en vijftien jaar wij daarvan het
volle gewicht zullen voelen. Waar nu inderdaad het minimumpensioen
van een ambtenaar anderhalve keer het maximumpensioen van een
werknemer is, zal dit op een snel tempo worden afgebouwd als deze
politiek wordt voortgezet.

Dan zijn we nog iets vergeten dat ik in de commissie voor de Sociale
Zaken al bij herhaling heb gezegd en waarvoor ik de regering hier
oproep om er dringend iets aan te doen: de massa's contractuelen in
ons overheidsapparaat. Dames en heren ministers, het is
onverantwoord dat wij in sommige diensten en besturen met een
vijftig procentverhouding tussen statutairen en contractuelen de
contractuelen die hetzelfde werk doen, binnen enkele jaren met
pensioen zullen sturen met enkel het gewone wettelijke pensioen.

Hun statutaire collega zal een ambtenarenpensioen ontvangen en
iemand met dezelfde functie uit de private diensten moet alle hoop
stellen op een tweede pensioenpijler. Voor de contractuelen is in niets
voorzien. Dit is onverantwoord! We moeten iets ondernemen, echter
mits ervoor te zorgen dat deze paarse regering, die de gemeenten
reeds financieel uitgemolken heeft, deze last niet opnieuw kan
afschuiven op de schouders van de gemeenten.

Wat de afbouw van de overheidsschuld betreft, is de boodschap van
de Hoge Raad van Financiën overduidelijk. Om onze welvaartsstaat
op het spoor te houden, om onze sociale zekerheid betaalbaar te
houden, is het noodzakelijk om onze overheidsschuld gestaag te
doen dalen. Dit is onze vaste overtuiging, niet van vandaag en
evenmin van gisteren, maar vanaf het ogenblik dat CD&V mee het
beleid heeft gevoerd en ervoor gezorgd heeft dat de Maastricht-
normen gehaald werden. De overheidsschuld moet afgebouwd
d'incidence sur la péréquation. Les
pouvoirs publics emploient en
outre de très nombreux
contractuels: dans certains
services, le rapport serait d'ailleurs
déjà de 50-50. Nous devons veiller
à ce que le personnel contractuel
puisse également bénéficier d'une
pension convenable, sans que les
communes n'aient à en supporter
les conséquences.

En ce qui concerne la réduction de
la dette publique, le message du
Conseil supérieur des Finances
est clair: il faut continuer à réduire
la dette. Présenter chaque fois un
budget en équilibre ne suffit pas:
pour un pays qui connaît une dette
aussi élevée que la nôtre,
l'équilibre équivaut à une
régression. L'effet psychologique
et pédagogique du Fonds de
vieillissement est positif mais le
fait que le même argent soit
comptabilisé deux fois me
dérange: une première fois pour la
réduction de la dette et une
deuxième fois pour la constitution
d'un fonds de réserve pour les
pensions. L'Union européenne
admet cette opération comptable
mais le simple citoyen comprend
bien que le système n'est pas
satisfaisant.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
worden. Wat deze regering met de gouden jaren van economische
groei gedaan heeft in het niet afbouwen van de overheidsschuld is
onverantwoord en zal ons nu reeds maar vooral in de komende jaren
zeer zuur opbreken.

Als de eerste minister volgende week of wanneer ook vanop dit
spreekgestoelte "eureka" zal uitroepen omdat voor de vijfde maal op
rij de begroting in evenwicht is, heeft de regering echter niet gedaan
wat ze had moeten doen. In een land waar de overheidsschuld zo
hoog is als bij ons, is een eenvoudig begrotingsevenwicht geen
vooruitgang maar achteruitgang!

Collega's van de liberale fracties, u beschikt over genoeg economen
en financiële experts om te weten dat een onderneming met
schulden, die haar schulden niet afbouwt maar de aandeelhouders elk
jaar meedeelt dat de schuld niet daalt maar er geen verlies werd
gemaakt, niet moet rekenen op het vertrouwen van de
aandeelhouders en de bereidheid om opnieuw te investeren in de
onderneming. De schuld moet worden afgebouwd! Deze regering is
daarin lelijk gefaald. Naar aanleiding van de begroting 2005 zullen een
aantal collega's hierop meer gedetailleerd ingaan.

Laat vanop dit spreekgestoelte door wellicht niet de grootste specialist
in begrotingsmaterie en financiën, maar door iemand die weet
waarover het gaat als het debat over de uitdagingen van de vergrijzing
en de sociale zekerheid handelt, nog eens gewaarschuwd worden
voor hetgeen de paarse regering doet met het Zilverfonds. Paarse
regering, let op wat u daar doet! Los van de zeer belangrijke
psychologische en pedagogische aspecten van de dubbele verkoop
van het Zilverfonds, een maal in het kader van de overheidsschuld en
een tweede maal in het kader van de opbouw van een
pensioenreserve, wens ik te beklemtonen dat u misschien wel Europa
zand in de ogen kan strooien - begrotingsmatig is alles in orde - maar
niet Jan met de pet die zijn portemonnee elke dag drie maal moet
ronddraaien en weet dat elke euro slechts eenmaal kan worden
uitgeven.

Dat gaat niet. Voor mij is het gelijk hoe u het voorstelt. Het is mij gelijk
of onze overheidsschuld nu 104% is of 100%, waarbij men zegt dat de
rest in het Zilverfonds zit, maar de overheidsschuld heeft men
daarmee niet afgebouwd. Ik geef grif toe dat het pedagogische en
psychologische aspect voor ons allen en voor de bevolking, om te
zeggen dat er moet worden opgelet met de uitgaven en met de
reserves voor de pensioenen, een positief effect van het Zilverfonds
is, maar ik waarschuw u voor het financiële aspect.

De voorzitter: Mevrouw D'hondt, mag de heer Bonte u onderbreken?
04.05 Hans Bonte (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, wij hebben in
de commissie zeer lang gediscussieerd over het Zilverfonds, zelfs
over de woordkeuze. Het is mij onduidelijk, ook als ik u vandaag
opnieuw hoor, wat u zou doen indien u minister van Pensioenen of
minister van Begroting was. Enerzijds zegt u dat het Zilverfonds
pedagogisch en disciplinerend werkt inzake de overheidsuitgaven,
maar anderzijds vraagt u op te letten omdat het ook een maskerade is
voor Europa. Wat zou u doen met het Zilverfonds indien CD&V in de
regering komt? Zou u het afschaffen? Zou u het kind misschien een
andere naam geven? Ik denk dat u er als verantwoordelijke minister -
04.05 Hans Bonte (sp.a-spirit):
Quel sort le CD&V réserverait-il au
Fonds de vieillissement, si ce parti
accédait au pouvoir?
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
zo ken ik u - op dat moment hoe dan ook voor zou zorgen dat er een
financiële reserve komt om het repartitiestelsel bij te financieren in het
licht van de problemen waarvoor we staan. Hoe u het kind ook noemt,
ik denk dat u altijd op die piste terecht zult komen, tenminste als u
bekommerd bent om de toekomstige financiering van de pensioenen.
04.06 Greta D'hondt (CD&V): Collega Bonte, ik zal nooit minister
van Begroting worden, daarvan ben ik overtuigd, maar ik kan u wel
heel duidelijk zeggen wat wij zouden doen. Ik moet u eerlijk zeggen
dat het in onze partij niet belangrijk is wat ik zou doen, maar wel wat
wij zouden doen. Wij zouden inderdaad - we hebben dat nooit
verheeld - versneld de overheidsschuld afbouwen als duidelijk signaal
dat dit versneld afbouwen van de overheidsschuld ons in staat moet
stellen onze sociale zekerheid en meer in het bijzonder onze
pensioenen in het kader van de vergrijzing te betalen. Dat is duidelijk.
Ik weet natuurlijk dat dit iets moeilijker en iets minder populair is dan
het Zilverfonds. Laten we duidelijk zijn. Ik geef toe dat het
psychologische en pedagogische aspect er is, wellicht meer dan met
de afbouw van de overheidsschuld, maar ik verzet mij ertegen,
mijnheer Bonte, dat men dit twee keer aanrekent als men
verklaringen aflegt.

Ik zal volgende week met aandacht naar de beleidsverklaring en de
toelichting bij de begroting luisteren. Een en ander zal heel erg
moeten veranderen in vergelijking met hetgeen de laatste keer vanop
het spreekgestoelte werd gedebiteerd. Ik vrees echter dat we opnieuw
hetzelfde verhaal zullen horen.

Mijnheer de voorzitter, ik kom aldus tot het punt waarover volgens ons
het debat zou moeten gaan. Het debat zou niet moeten gaan over de
vergrijzing. Het debat zou moeten gaan over de versterking van het
economisch draagvlak en de verbetering van het aanbod van
werkgelegenheid. Als dat debat destijds ernstiger was gevoerd en er
daaromtrent ernstiger maatregelen waren genomen, zou het
vergrijzingsdebat veeleer een statistisch debat zijn geweest dan een
debat over hoe geld bij mekaar te harken. Als wij onze
werkgelegenheidsgraad hadden verhoogd, hadden wij immers de
financieringsbronnen gehad voor de betaling van de kosten van de
vergrijzing. Ik blijf nog heel gematigd in mijn analyse.

De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid bevestigt in zijn verslag
hetgeen wij, zure, verzuurde CD&V'ers uit de oppositie de voorbije
twee tot drie jaar constant hebben gezegd, met name dat ons land
een aanzienlijke jobachterstand heeft in vergelijking met de Europese
Unie. Die uitspraak komt niet van verzuurde CD&V-ers, maar van de
Hoge Raad voor de Werkgelegenheid!

Collega's, wat nog erger is, is dat wij verder terrein verliezen.
Degenen die met de problematiek begaan zijn, zullen vorige week
vrijdag net zoals ik met grote aandacht de OESO-cijfers hebben
bekeken. Daaruit blijkt dat, terwijl de werkgelegenheidsgraad in de
Europese Unie in 2003 met 0,2% is gestegen tot 63%, men in België
voor 2003 onze werkgelegenheidsgraad opnieuw ziet dalen met 0,1%
tot 59,5%. Wij zitten dus onder de 60%. Ik wil hier volgende week de
eerste minister, die het debat daaromtrent de vorige keer met ik weet
niet welke cijfers wilde aangaan, mee confronteren. De OESO heeft
het over 59,5%. Dat is verdomme wat anders dan die 200.000 jobs.
Als u niet oplet, zullen meer dan 550.000 mensen werk moeten
04.06 Greta D'hondt (CD&V):
Nous nous empresserions en tout
cas de réduire la dette, un signe
manifeste que nous garantissons
la sécurité sociale et les retraites,
même si cette attitude est sans
doute peu populaire.

Ce débat ne devrait en fait pas
porter sur le vieillissement, mais
bien sur la manière de consolider
l'assise économique de notre pays
et d'accroître l'emploi. Si l'on avait
déjà pris des mesures sérieuses
en la matière dans le passé, le
vieillissement serait probablement
resté une donnée purement
statistique car nous aurions
disposé de l'argent nécessaire
pour couvrir ce surplus de
dépenses. Le Conseil supérieur de
l'Emploi confirme notre retard par
rapport à nos voisins européens.
Les chiffres de l'OCDE révèlent
également que, contrairement à la
tendance générale en Europe, le
taux d'emploi a de nouveau fléchi
dans notre pays en 2003. Si notre
degré d'emploi atteignait le niveau
européen moyen, on compterait
près de 300.000 actifs de plus et si
les plus de 55 ans étaient aussi
nombreux à travailler dans notre
pays qu'en moyenne dans l'UE,
les actifs seraient 150.000 de plus.

Il est évident qu'il n'existe pas de
solutions miracles pour créer de
l'emploi. Il convient toutefois
d'avoir une vision politique et
d'avoir le courage de mettre celle-
ci en oeuvre, même si cela s'avère
difficile.

Le CD&V distingue un certain
nombre de moyens permettant de
renforcer l'assise économique. Il y
a pour l'heure trop peu de jeunes
ne disposant que d'un diplôme de
l'enseignement fondamental. Il
s'agit là de l'une des causes du
chômage structurel. Nous devons
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
zoeken, net zoals VLD-mandatarissen verkiezingsaffiches zullen
moeten aanplakken.

Mijnheer de voorzitter, dames en heren ministers en collega's, indien
onze werkgelegenheidsgraad het gemiddeld Europees niveau haalde,
zouden er op dit ogenblik 300.000 mensen meer aan de slag zijn in
ons land.

Wie zou er nog spreken over een probleem van werkloosheid en een
probleem van betaalbaarheid van de vergrijzing? Driehonderdduizend
zouden wij er meer hebben gehad. Mochten er in ons land evenveel
55-plussers aan het werk zijn als gemiddeld in de Europese Unie, dan
waren er 150.000 meer 50-plussers aan de slag.

CD&V weet dat er geen mirakeloplossingen zijn voor de
werkgelegenheid. Werkgelegenheid creëert men niet "par la baguette
magique" en creëert men niet met een wet of een decreet. Wat men
wel nodig heeft, als het gaat over het economisch draagvlak en de
werkgelegenheid, is een visie en de moed en overtuiging om die visie
uit te voeren, ook als het iets minder sympathiek overkomt en als het
iets minder gemakkelijk gaat.

Het versterken van het economisch draagvlak wil ik, namens CD&V,
ophangen aan een aantal kapstokken met heel concrete voorstellen.
Ik begin met het onderwijs. Het is onbetamelijk voor een land als het
onze, waar de schoolplicht tot 18 jaar al zovele jaren van kracht is, dat
wij er nog altijd in slagen zoveel mensen op 18 jaar te verlossen van
de schoolplicht met als hoogste getuigschrift dat van het lager
onderwijs. Dit is structurele werkloosheid creëren. Dit is een teken
geven dat men er niet bij hoort. Het ergste is dat wij er in het deeltijds
onderwijs, dat moest dienen om die schoolmoeheid voor een stuk op
te vangen, van jaar tot jaar steeds minder in slagen om deeltijds werk
aan die jongeren aan te bieden. Ieder van ons die, over de
partijgrenzen heen, met deze zaak begaan is, weet dat wij die
jongeren, bij wie niet alleen of niet hoofdzakelijk kennis, maar dikwijls
attitude de oorzaak is, een ticket voor de structurele werkloosheid
geven.

Een tweede kapstok is het onderzoek en de technologie. CD&V zegt
heel duidelijk dat wij opnieuw moeten gaan naar investeringen in
wetenschappelijk onderzoek en technologische innovatie, zoals wij dit
gedaan hebben in de jaren '80. Toen stond Vlaanderen aan de spits
inzake technologische innovatie. Daar moeten wij opnieuw naartoe.

Wat de werkloosheid en de werkloosheidsvergoedingen betreft:
CD&V aarzelt niet en heeft nooit geaarzeld om te zeggen dat de
werkloosheidsvergoeding of de werkloosheid als fenomeen
teruggebracht moet worden tot de essentie waarvoor ze - gelukkig -
binnen de sociale zekerheid ontwikkeld werd, namelijk het geven van
een gedegen vervangingsinkomen voor mensen die een korte termijn
verstoken blijven van arbeid op de arbeidsmarkt.

Dat is waarvoor de werkloosheid dient. Het is geen basisinkomen en
geen algemeen, onuitputtelijk recht. Het aanvaarden van de hoge
werkloosheidsgraad die ons land de voorbije jaren heeft gekend, is
niet alleen financieel een drama, maar is ook onethisch en
onverantwoord.
à nouveau investir dans la
recherche scientifique et dans les
innovations technologiques.
L'allocation de chômage doit
retrouver sa finalité initiale qui est
celle d'un revenu de
remplacement en cas de chômage
temporaire. Il ne s'agit pas d'un
revenu de base ni d'un droit
permanent. La situation actuelle
est contraire à l'éthique et ne peut
plus se justifier.

Seuls ceux qui sont véritablement
à la recherche d'un emploi ont
droit aux allocations de chômage
mais il faut leur donner toutes les
possibilités de trouver du travail.
Le CD&V avait déjà plaidé, bien
avant le ministre Vandenbroucke,
pour un accompagnement de
parcours individuel et une
contractualisation. Tout chômeur
devrait pouvoir bénéficier dans un
délai de trois mois d'une formation
intensive. Pour certains chômeurs
cette formation se limitera à une
aide pour poser sa candidature à
un emploi, pour d'autres il s'agira
d'un recyclage.
L'accompagnement de parcours
individuel est un contrat conclu
entre les pouvoirs publics, les
employeurs et le demandeur
d'emploi, celui-ci étant obligé de
l'accepter.

Le chômage ne doit pas conduire
à l'immobilisme. Même dans les
régions les plus touchées, les
chômeurs doivent se préparer au
mieux, de manière à ce qu'ils
puissent réintégrer le marché du
travail dès les premiers signes de
redressement économique.

L'accompagnement individuel de
500.000 chômeurs représentera
en effet un coût important, mais le
gouvernement a bien eu de
l'argent à consacrer à toutes
sortes de folies. Il est inadmissible
que l'activation des chômeurs ne
soit possible qu'au compte-
gouttes.

En ce qui concerne les
conclusions de la commission,
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
Wij stellen dat de werkloosheidsvergoeding alleen kan worden
gegeven aan degenen die inderdaad werkzoekend zijn van de eerste
tot de laatste dag van hun werkloosheidsperiode. Dat betekent echter
ook dat mensen die werkloos zijn, kansen moeten krijgen. Wij hebben
twee jaar geleden, nog voor Frank Vandenbroucke zeer eervol zijn
project voorstelde om werklozen meer te activeren, ons voorstel van
individuele trajectbegeleiding met contractualisering voorgesteld. Dat
betekent dat bij ons iedereen die werkloos is, vanaf de eerste dag,
maar binnen de eerste drie maand, een individuele, intensieve
begeleiding moet aanvaarden, tot deze begeleiding uitmondt in werk.
Voor sommigen zal deze begeleiding heel kort zijn: een
sollicitatietraining. Voor anderen zal dat inderdaad herscholing
betekenen, evenals een nieuwe opleiding en het oprapen van steken
die in het klassieke onderwijs zijn gevallen. Individuele
trajectbegeleiding betekent voor ons een contract tussen het
economisch leven, de overheid en de werkzoekende, waarop de
werkzoekende moet ingaan. Ik zeg wel duidelijk "moet ingaan".

Ik roep alle leden op, over alle regio's heen, om deze zaak ernstig te
nemen. Het kan toch niet zijn dat het niet hebben van werk, in welke
regio ook, tot immobilisme en fatalisme leidt. Elke regio doet
inspanningen om de economie en de tewerkstelling op te krikken en
de ene heeft wat meer troefkaarten in handen dan de andere. Als de
economie echter opnieuw aantrekt, dan ­ en geen drie jaar later ­
moeten de mensen klaarstaan om de arbeidsplaatsen gecreëerd door
de aangroeiende economie in te vullen. Dat betekent dat, om het
even in welke regio iemand woont, zelfs al is daar op dit ogenblik
geen werk, de overheid nu de inspanningen moet doen om de
mensen die langdurig werkloos dreigen te worden, te begeleiden, op
te leiden en te vormen op weg naar ­ hopelijk ­ de economische groei
en tewerkstelling die alle regio's van ons land nodig hebben.

Maar het feit dat men geen werk heeft, kan geen alibi zijn om het niet
te doen. Het geld is inderdaad misschien een probleem. Een massa
werkzoekenden, 500.000 mensen, die zo'n individueel traject moeten
volgen, dat is duur en arbeidsintensief. Laat mij echter toch toe te
zeggen dat ik dat argument niet aanvaard op een ogenblik dat wij
moeten vaststellen dat deze regering wel geld gehad heeft, de
voorbije jaren, voor allerlei folies en om al weldoende in het land rond
te gaan. Op dat ogenblik stellen dat wij de begeleiding en activering
van werkzoekenden maar met mondjesmaat en gespreid over tien
jaar kunnen realiseren, is onverantwoord voor de toekomst. Op die
manier mag het zeker niet verlopen.

Wat de rest van de loopbaan betreft, wil ik hier in het debat,
aansluitend op de aanbevelingen van de commissie, die wij
onderschrijven, toch wel nog een aantal accenten leggen.

Het zou verkeerd zijn, zegt CD&V heel duidelijk en in volle overtuiging,
wanneer wij het hebben over de verhoging van de
werkzaamheidgraad in ons land, dat wij het alleen zouden hebben
over de oudere werknemers. Uiteraard doen zich op dat vlak grote
problemen voor. Maar er moeten ook zeer zware inspanningen
gebeuren bij de laaggeschoolde vrouwen, de allochtonen en bij de
laaggeschoolde jongeren. Onze keuze als CD&V is dat een deel van
de toegenomen levensverwachting omgezet moet worden in langere
beroepsloopbanen. Die langere beroepsloopbanen moeten rekening
houden met de fysieke belasting van de job en met het feit dat de
nous observons qu'il est injuste de
ne penser qu'aux personnes
âgées lorsqu'il s'agit d'augmenter
le taux d'activité. Les allochtones
ainsi que les femmes et les jeunes
peu qualifiés constituent
également des groupes cibles
importants à cet égard.

L'espérance de vie accrue doit
déboucher sur une carrière plus
longue. En Belgique, la durée de
la carrière, qui est de 36 ans, est
manifestement inférieure à la
moyenne européenne. La politique
du marché du travail doit être
basée sur l'âge légal de la
pension. Nous plaidons par
ailleurs pour une carrière de
pension au lieu d'un âge de
pension. De ce point de vue, il
faudrait par exemple avoir
accompli une carrière de 40 ans
pour pouvoir bénéficier d'une
pension complète.

Dans ce cas, les employeurs
devraient accepter que la carrière
professionnelle puisse être
combinée à d'autres activités
sociales importantes telles que les
soins et la formation. La vie
économique exige une certaine
flexibilité.

Nous nous opposerons à une
suppression de la prépension à 57
ou à 58 ans tant que le chômage
parmi les chômeurs âgés restera
aussi élevé. En revanche, il
faudrait supprimer la prépension à
52 ou à 53 ans. Nous n'ignorons
pas la réalité économique, mais il
faut renforcer l'accompagnement
par "l'outplacement" et les cellules
de mise à l'emploi. La prépension
ne devrait être envisagée que
dans les cas extrêmes.

En ce qui concerne le financement
de la sécurité sociale, force est de
constater que les allocations sont
en nette régression. Elles sont
actuellement moins élevées que
dans d'autres pays. Les attentes
des partenaires du secteur des
soins de santé pour 2005 me
laissent dès lors atterrée.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
toename van de levensverwachting niet gelijk is voor
hooggeschoolden met hoge inkomens en voor laaggeschoolden met
lage inkomens. Met onze gemiddelde duur van een loopbaan van 36
jaar zitten wij zeer duidelijk onder het gemiddelde van Europa. Wij
moeten dus niet sleutelen aan de wettelijke pensioenleeftijd, maar wel
aan het feit dat wij met werken in dit land de wettelijke pensioenleeftijd
niet meer halen, of toch slechts een zeer beperkt deel van de
beroepsbevolking.

Wel vinden wij dat het arbeidsmarktbeleid de wettelijke
pensioenleeftijd terug als norm moet nemen. CD&V pleit voor een
pensioenloopbaan in plaats van een pensioenleeftijd. Het moet gaan
om een pensioenloopbaan waarbij iedereen, hoe zijn loopbaantraject
er ook zal uitzien, bijvoorbeeld ­ dat is geen evangelie ­ veertig jaar
actief moet zijn vooraleer volle pensioenrechten te krijgen.

CD&V pleit ook heel sterk om dit te kunnen doen. Om de stijgende
levensverwachting om te zetten in een langere beroepsloopbaan en
om te spreken van pensioenloopbaan in plaats van pensioenleeftijd
moeten wij ook een levensloopbenadering durven aanvaarden. Dit
betekent dat het economische leven ook moet aanvaarden dat er een
combinatie mogelijk moet zijn tussen enerzijds beroepsarbeid en
anderzijds een aantal voor de samenleving heel belangrijke taken en
opdrachten zoals de zorg voor kinderen of zieke familieleden of zoals
opleiding en vorming. Tegelijkertijd moet dit ook mogelijkheden
creëren om de zo noodzakelijke flexibiliteit voor een open economie
zoals de onze ook aan het bedrijfsleven te kunnen geven. Net zo
centraal moet voor ons het debat over opleiding en blijvend leren
staan.

Voor CD&V kan er geen sprake van zijn dat wij het brugpensioen op
57 of op 58 jaar afschaffen om het deficit bij de oudere werknemers
weg te nemen. Daarvan kan geen sprake zijn zolang wij moeten
vaststellen dat er in dit land dubbel zoveel oudere werklozen zijn dan
bruggepensioneerden.

Op het ogenblik dat wij kunnen bewijzen dat wij die oudere
arbeidskrachten echt nodig hebben, dat wij de werkloosheidsgraad bij
de oudere werklozen onder de 57 of 58 jaar drastisch kunnen
terugschroeven en dat wij ook de tranche van de plus 57-58-jarigen
nodig hebben, dan zal CD&V opnieuw ten volle zijn
verantwoordelijkheid nemen om ook daarover te willen praten. Nu het
debat over de vergrijzing, over de eindeloopbaan toespitsen op het
brugpensioen op 57 of 58 is echter een fout debat voeren.

We zeggen er echter wel tegelijkertijd bij dat brugpensioen op 52 of
53 jaar eigenlijk niet meer zou mogen kunnen. Wij zeggen dat niet
omdat wij blind zijn voor de economische realiteit. Onze open
economie zal, zoals dit gisteren het geval was, vandaag en ook
morgen nog steeds sluitingen van ondernemingen kennen, zal
herstructureringen kennen en zal afdankingen kennen. Wij vinden dat
men de mensen van 50 tot 57 of 58 jaar, maar ook de jongeren, die
daarvan het slachtoffer worden moet begeleiden met outplacement en
tewerkstellingscellen, men moet dat veel langer dan wij totnogtoe
gekend hebben doen tot als men inderdaad opnieuw aan het werk
gaat.

Als na een lange en volgehouden periode van outplacement of

Non pas parce que j'estime que
leurs attentes sont excessives,
mais parce qu'elles sonneraient le
glas de l'emploi. Les coûts
salariaux ne peuvent plus être
augmentés. Les allocations étant
faibles par rapport à celles
d'autres pays, elles ne peuvent
pas non plus être réduites. Il
convient, d'une part, de concevoir
de nouveaux mécanismes de
financement et, d'autre part, de
contrôler rigoureusement les
dépenses. Si la santé n'a pas de
prix, la pratique médicale en a un.

Il faut contrôler les dépenses en
bon père de famille. Les autorités
doivent élaborer des instruments
pour davantage responsabiliser les
régions et les communautés en
matière de dépenses. Alors
seulement, on pourra être attentif
aux plus faibles.

La situation est difficile mais pas
désespérée. Si tous les partis de
la majorité et le gouvernement
partagent pleinement les
préoccupations du parti de
l'opposition qu'est le CD&V et font
preuve du même sens des
responsabilités que lui, nous
sortirons de l'impasse.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
begeleiding in een tewerkstellingscel blijkt dat tewerkstelling
onmogelijk is ­ dit zal voor sommigen inderdaad het geval zijn ­ pas
dan kan men teruggrijpen naar het brugpensioen. Brugpensioen mag
echter niet langer een automatisme zijn bij een sluiting of een
herstructurering.

Tenslotte kom ik bij de financiering van de sociale zekerheid. De heer
Vandeurzen zal het over zorg en gezondheidszorg hebben. Op basis
van het dossier gezondheidszorg en uitgaven van het Riziv zal ik
thans mijn bekommernis vertolken met betrekking tot de algemene
financiering van de sociale zekerheid.

Mijnheer de minister, toen ik als jong element in het buitenland
toespraken ging houden over de sociale zekerheid was ik een heel
fier mens. Ik kon inderdaad zeggen dat wij niet alleen een door grote
solidariteit gedragen stelsel hadden, maar dat ons stelsel ook
doeltreffend was en vervangingsinkomens uitkeerde die naam
waardig. Ik vertel hier geen oppositiepraat als ik zeg dat ik, samen
met u, veel nederiger ben geworden door, ingevolge diverse studies,
met onze neus op de feiten te zijn gedrukt. Die studies vertellen ons
dat de hoogte van onze uitkeringen, de concurrentie met de
uitkeringen in de andere landen van Europa niet meer kan doorstaan.
Wij zitten lager, merkelijk lager. Dat is een uitdaging.

Wij moeten echter vaststellen dat het budget van de gezondheidszorg
het niet houdt met een toename van 4,5%. Mijnheer de minister, ik
weet dat er maandag nog een vergadering plaatsvindt. Er zal echter
nog veel water door de Schelde stromen alvorens een evenwicht
wordt bereikt. Als ik zie wat de verwachtingen zijn van de partners in
de gezondheidszorg over het budget voor 2005, dan staat mijn hart
stil. Niet omdat dit voor de CD&V te veel zou zijn voor een degelijke
en voor iedereen toegankelijke gezondheidszorg, maar wel omdat ik
weet dat nog meer ophoesten via bijdragen op arbeid, dodelijk is voor
onze werkgelegenheid.

Wat gaan we nu doen? De uitkeringen verminderen, kan niet meer
want we zitten al zo laag. Ik hoop dat dit niet de illusie is van
sommigen. Dit betekent dat wij moeten zoeken naar een nieuwe
financiering van de sociale zekerheid, samen met een rigoureus
beleid dat waakt over de uitgaven. Gezondheidszorg heeft geen prijs,
maar medische hardnekkigheid kan wel een prijs hebben.

Gezondheid heeft geen prijs maar het slikken van de tonnen
antidepressiva heeft wel een prijs. Laat ons misschien eens aan de
oorzaken van die depressies werken in plaats van de mensen maar
verder te voederen met zeer dure geneesmiddelen.

Ik wil het niet op de spits drijven maar laat dit toch wel duidelijk zijn:
wij kunnen niet naar beneden met uitkeringen en wij kunnen de
loonkost niet doen stijgen. Dan zijn er maar twee mogelijkheden. Dat
is zeer nauw en meer dan als een goede huisvader ­ zet dat maar
samen, de huisvader en de huismoeder ­ waken over de uitgaven.
Mijnheer de minister, ik zal in de commissie heel graag met u het
debat aangaan over de uitgaven voor de gezondheidszorg maar ik
probeer dit al 25 jaar te volgen en al 25 jaar hoor ik hetzelfde. Ik heb
het u bij het begin van het jaar gezegd. Als de uitgaven in de eerste
twee maanden uit de pan rijzen, dan krijgen we het nooit meer goed.
Zo is het al 25 jaar. Hier moeten instrumenten komen voor
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
gezondheidszorg en voor werkgelegenheid. Er moeten instrumenten
komen die de regio's en de Gemeenschappen meer
verantwoordelijkheid geven in de uitgavenstromen. Het is maar
wanneer men zelf meer verantwoordelijk is dat men niet alleen op de
grote briefjes maar ook op de eurocentjes zal letten.

Mijnheer de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, het is
moeilijk maar het is niet hopeloos als de regering, als de partijen van
de meerderheid dezelfde oprechte bekommernis hebben als diegene
die wij hier proberen naar voren te brengen hebben, als de regering
en alle partijen van de meerderheid dezelfde verantwoordelijkheidszin
voor de toekomst aan de dag willen leggen als diegene waartoe
CD&V vanuit zijn oppositierol bereid is. Ik zeg u in alle duidelijkheid:
wij zijn er klaar voor. Ik hoop u ook.

De voorzitter: Dank u wel, mevrouw D'hondt. U hebt een groot vertrouwen van uw fractie want u hebt 47
minuten van de tijd van uw fractie ­ correct moet ik zeggen ­ benut.

Ik maak van de gelegenheid gebruik om hier voor de eerste keer de heer Bruno Tobback als minister te
begroeten en mevrouw Mandaila als staatssecretaris.
04.07 Pierrette Cahay-André (MR): Monsieur le président,
mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, le premier
semestre de cette année, la commission des Affaires sociales s'est
penchée sur la problématique du vieillissement de la société, sujet ô
combien capital et important, mais surtout qui s'avère extrêmement
préoccupant par les conséquences qui en découlent.

Avant toute chose, je remercie vivement mes collègues de la
commission des Affaires sociales qui ont décidé, à juste titre, de
consacrer un programme d'activités spécifiques au vieillissement de
la population. Merci aussi à son président, M. Hans Bonte, qui a mené
nos débats. De même, je tenais à souligner la présence de deux
experts de renom, Mme Bea Cantillon et M. Alain Jousten,
respectivement professeur à l'Université d'Anvers, spécialisée dans le
domaine de la sécurité sociale, et chargé de cours au sein du centre
de recherches pour l'économie publique et la population de
l'Université de Liège. Ces derniers ont suivi avec diligence les travaux
de la commission dans le but d'établir un rapport concis, énumérant
les recommandations concernant la problématique du vieillissement
en Belgique.

La tâche fut accomplie avec zèle et professionnalisme, mais le bon
déroulement des travaux n'aurait pas atteint les objectifs
préalablement fixés sans la présence de spécialistes, scientifiques,
chercheurs et partenaires sociaux. Je les remercie tout autant et
chaleureusement. Je ne veux pas oublier nos deux rapporteurs,
Mmes Lanjri et De Block, ainsi que notre secrétaire de commission,
Mme Van Durme, pour leur travail et leur excellent rapport.

En clair, ce fut une méthode de travail structurée, avec des auditions
variées et éclairantes, ayant pour principale ambition la rédaction
d'une note reprenant les desseins majeurs face au large débat de
société que représente le vieillissement, notamment la problématique
de fin de carrière.

Certes, les objectifs ont été atteints. La note a bel et bien été rédigée,
les constats établis, les recommandations énoncées. Mais, ne nous
04.07 Pierrette Cahay-André
(MR): De vergrijzing is een uiterst
belangrijk en bijzonder
zorgwekkend thema. Ik dank de
commissie voor de Sociale Zaken,
die een specifiek actieprogramma
aan die kwestie heeft gewijd,
alsook de deskundigen, die ons
hebben geholpen onze
doelstelling, namelijk het opstellen
van een synthesenota en het
formuleren van aanbevelingen, te
bereiken.

Nu komt het erop aan ons beleid
snel aan te passen aan de radicale
veranderingen waarmee wij zullen
worden geconfronteerd.

De daling van het geboorte- en het
sterftecijfer en de babyboom
worden vaak vermeld als oorzaken
van het probleem van de stijging
van de uitgaven voor pensioenen
en gezondheidszorg. Bovendien
kampt ons land met een hoge
belastingdruk, een aanzienlijke
openbare schuld en een lage
werkgelegenheidsgraad. Wij
moeten nu al maatregelen treffen
om het sociaal en economisch
welzijn van een verouderende
maatschappij te vrijwaren en meer
bepaald het probleem van de
eindeloopbaanproblematiek
aanpakken.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
reposons pas sur nos lauriers. Nous devons agir rapidement afin
d'adapter nos politiques face aux modifications radicales que nous
connaîtrons ces prochaines années.

Entrons sans plus attendre dans le vif du sujet. A l'origine du
vieillissement de notre population, une baisse de la fécondité d'où
diminution des naissances, mais aussi de la mortalité en raison d'une
espérance de vie sans cesse croissante. Ne nous méprenons pas, ce
dernier paramètre est une victoire sur la vie, sur l'allongement de la
vie. A prendre en considération également, la génération nombreuse
des "baby boomers" qui dépassera très prochainement le cap des 60
ans. Ces phénomènes impliquent une forte augmentation du coût des
pensions et des soins de santé, des pressions fiscales élevées, une
dette publique conséquente, un taux d'emploi faible, clairement en
dessous de la moyenne européenne et sous l'objectif des 70% exigé
par le Conseil de Lisbonne pour l'Union européenne.

Quoi qu'il en soit, il est de notre devoir d'apporter les adaptations
nécessaires afin d'anticiper les défis budgétaires que nous devrons
concrétiser d'ici les prochaines années de manière à assurer, et
surtout préserver, le bien-être social et économique d'une société
vieillissante. De même, la problématique des fins de carrière risque
de monopoliser les débats parlementaires et gouvernementaux de
ces prochains mois.

Différents thèmes ont été abordés au cours des travaux de la
commission. Nos deux experts ont compilé les diverses interventions
en quinze constats, chacun assorti de recommandations succinctes.
Nous allons reprendre ici brièvement chaque point. Je précise
d'emblée que je laisserai le soin à mon collègue François-Xavier de
Donnea d'aborder les aspects économiques du vieillissement de la
population, son coût budgétaire, le Fonds de vieillissement et les
finances publiques.

Commençons par les généralités. Dans un premier temps, une bonne
note pour le travail fourni par l'appareil statistique et scientifique du
pays. Le Bureau du plan, le Comité d'étude sur le vieillissement, le
Conseil supérieur des finances, le Conseil supérieur de l'emploi, le
SPF Sécurité sociale, le SPF Emploi, Travail et Concertation sociale,
et j'en passe, nous proposent des bases de données détaillées, des
analyses et études pointues afin de mener à bien une politique qui
viserait à résoudre les problèmes liés au vieillissement de notre
population.

Malgré certaines lacunes et questions laissées sans réponse, leurs
rapports édictés à intervalles réguliers nous témoignent d'une activité
florissante et nous apportent les travaux d'études stratégiques
exigées par le gouvernement fédéral.

Par ailleurs, une meilleure base d'information à l'opinion publique
s'avère utile et vivement conseillée afin d'éviter les inquiétudes
superflues. L'avenir des pensions demeure un sujet sensible pour nos
citoyens et le trop peu d'informations sur le fonctionnement et la
politique menée par l'organisme de pension risque de provoquer la
fragilisation des catégories les plus vulnérables. Mieux informer au
moyen d'un bilan annuel de l'activité et des résultats obtenus
permettrait le maintien d'une équité sociale entre les groupes à hauts
et bas revenus, en clair, à l'ensemble de la société.
Het statistisch apparaat verdient
een pluim omdat het ons
databanken en diepgaande
analyses aanreikt, waaruit wij de
nodige instrumenten kunnen
putten om een gepast beleid uit te
stippelen.

Dankzij een doorzichtiger
communicatie kan worden
voorkomen dat de bevolking zich
nodeloos zorgen maakt.

De vergrijzing heeft ook haar
goede kanten, zoals de uitbreiding
van kennis en vaardigheden en de
langere levensverwachting.

De immigratie bevorderen en een
hoger geboortecijfer nastreven,
blijft een weinig doeltreffende, ja
zelfs onhaalbare oplossing. Wij
moeten werken aan de
mogelijkheden die ieder kind in
zich draagt en de toegang van de
migrantenbevolking tot de
arbeidsmarkt vergemakkelijken.

Met aanbeveling D bevestigen wij
nogmaals hoezeer wij aan ons
sociaal
zekerheidsstelsel zijn
gehecht. Wij wijzen ieder
mechanisme af dat aan de eerste
of de tweede pijler van de
pensioenen raakt.

Het te voeren beleid moet op een
preventieve benadering stoelen.
Conform de Europese strategie
moeten wij globale strategieën
voor de actieve vergrijzing
ontwikkelen die rekening houden
met de sleutelfactoren voor het
behoud van de werkgelegenheid
van de oudere werknemers. Wij
zijn vragende partij om de
minimumpensioenen geleidelijk te
laten stijgen, met daarbij een
bijzondere aandacht voor de
pensioenen van de zelfstandigen.
Het bedrag van het
minimumpensioen moet
geherwaardeerd worden door het
welvaartsvast te maken.

De noodzaak om extralegale
pensioenen op te bouwen hangt
samen met de logica van het
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22

Fort heureusement, le vieillissement de la population nous offre
également des perspectives optimistes pour l'avenir. Hormis les coûts
et charges occasionnés par la problématique du vieillissement, il est à
noter toutefois certains aspects positifs tels que de meilleures
connaissances et compétences, une expérience accrue, davantage
de sagesse et surtout l'allongement, sans cesse croissant, de
l'espérance de vie. Ce potentiel doit être exploité au maximum afin
d'en tirer les avantages dans les domaines économique, social,
culturel et politique.

Dans un autre registre, on évoque assez fréquemment les
phénomènes de natalité et d'immigration comme solutions aux
problèmes engendrés par le vieillissement. S'agit-il d'un leurre ou
d'une perspective brillante et révolutionnaire? Ne nous illusionnons
pas davantage car stimuler la natalité ou miser sur l'immigration
demeurent des solutions peu efficaces, voire irréalisables.

Par contre, investir dans le potentiel de chaque enfant et favoriser
l'intégration des étrangers résidant en Belgique sur le marché du
travail, tels sont les réels défis pour l'avenir.

En ce qui concerne la recommandation D qui vise les aspects de la
répartition de la problématique du vieillissement, nous rappellerons ici
que nous sommes fondamentalement attachés au principe qui guide
notre sécurité sociale: la solidarité intergénérationnelle qui fait reposer
sur les contributions des travailleurs et des employeurs et sur
l'intervention de l'État, le financement par répartition directe de toutes
les charges de l'institution, en ce compris les pensions de retraite et
de survie.

Nous refusons donc tout système qui induirait une rupture de contrat
du point de vue des attentes légitimes du bénéficiaire qui s'est
constitué une pension durant sa vie active dans des conditions et des
circonstances connues par lui et qui, au moment de percevoir sa
pension, se verrait injustement ponctionné sur ces acquis, comme
nous n'accepterons pas davantage un système qui s'attaquerait au
deuxième pilier en grevant par avance le résultat que le bénéficiaire
peut attendre de la constitution d'un complément de pension.

J'aborderai maintenant les mesures concernant l'augmentation du
taux d'activité. Nous le savons mais on ne le répètera jamais assez, la
Belgique compte parmi les plus mauvais élèves européens pour ce
qui est du taux d'activité des travailleurs âgés, en stagnant largement
sous les 30%. La problématique est devenue une priorité du
gouvernement depuis juillet dernier.

On s'est beaucoup occupé durant l'année qui vient de s'achever du
taux d'emploi en général. L'année 2005 devra se tourner vers les 55-
64 ans. La tâche ne sera pas aisée. La fin de carrière présente
indéniablement une grande difficulté dans la politique belge du
marché du travail. Le régime des prépensions a connu un succès
important. En conséquence, la durée moyenne de carrière,
particulièrement courte chez nous, s'écarte fortement de celles
enregistrées dans d'autres pays. Cela doit changer car un pays ne
peut pas espérer avoir durablement à la fois des pensions et des
soins de santé parmi les meilleurs et les carrières les plus courtes. Si
la durée moyenne des carrières devra donc être allongée, ces mêmes
socialezekerheidsstelsel.
Kapitalisatie heeft het voordeel dat
alle actoren met het oog op de
toekomst hun verantwoordelijkheid
moeten opnemen. We vragen dat
de beperkingen inzake de
toegelaten arbeid voor
gepensioneerden zouden worden
geschrapt.

Aan de problematiek van de
gezondheidszorg en het
kostenplaatje ervan zou een
diepgaander debat moeten worden
gewijd. De regering heeft beslist
de uitgaven voor de
ziekteverzekering tijdens de
huidige regeerperiode in reële
termen met 4,5% op jaarbasis te
laten toenemen. Dat
voluntaristisch beleid heeft een
kostprijs, die almaar verder zal
oplopen gelet op de
demografische evolutie. Men kan
enkel een rationeel
begrotingsbeleid voeren als alle
betrokkenen worden
geresponsabiliseerd. Wij
beschikken over een uitstekend
stelsel, maar het komt erop aan
het te vrijwaren.

Inzake de lichamelijke en
psychische zorgbehoevendheid,
ware het wenselijk dat België zich
zou laten leiden door de
doeltreffende regelingen die in
Duitsland, Nederland en
Luxemburg werden uitgewerkt.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
carrières devront aussi être taillées davantage à la mesure des
hommes et des femmes et les emplois pour les travailleurs âgés
devront être mieux adaptés à leurs possibilités.

Toutes les pistes de réflexion devront être suivies avec l'implication
des partenaires sociaux. Nous devrons sortir d'un immobilisme
défensif et innover pour aboutir avec les partenaires sociaux et les
autorités publiques à un consensus social axé sur le maintien et le
retour dans l'emploi de nos travailleurs âgés. Les travailleurs âgés
doivent être reconnus pour ce qu'ils sont: une composante essentielle
de l'offre de main-d'oeuvre et un facteur clé pour notre pays. Aux yeux
des entreprises, des travailleurs et des syndicats, la retraite anticipée
peut apparaître comme une solution commode pour atténuer les
effets négatifs d'une réduction de personnel. Mais elle se traduit par
une perte prématurée et définitive du capital humain.

Il est donc essentiel de mettre en oeuvre des stratégies visant à
maintenir l'offre de main-d'oeuvre et à garantir "l'employabilité", même
durant des périodes de stagnation de la croissance de l'emploi.

Une approche préventive basée sur la mobilisation du plein potentiel
de la population de tous âges, dans une perspective de cycle de vie,
doit constituer le principe directeur des politiques à mener.
Conformément à la stratégie européenne pour l'emploi et aux grandes
orientations de politique économique, nous devons élaborer et mettre
en oeuvre des stratégies globales de vieillissement actif, prenant en
compte les facteurs clés de préservation de l'emploi des travailleurs
âgés: des incitations financières pour rendre le travail plus attractif,
l'accès à des stratégies de formation et d'éducation tout au long de la
vie et des politiques actives du marché du travail efficaces, de bonnes
conditions de travail favorables au maintien dans l'emploi, notamment
en termes de santé et de sécurité, des formules souples de travail, y
compris le temps partiel et les pauses carrière.

En ce qui concerne la recommandation visant les revenus et les
pensions, nous sommes évidemment demandeurs d'une poursuite de
l'augmentation progressive des pensions minimales, avec une
attention particulière pour celles des travailleurs indépendants. Leurs
pensions ont bien sûr connu, depuis la législature précédente, un
rattrapage non négligeable. Toutefois, ces pensions restent encore
nettement en deçà des pensions minimales des travailleurs salariés.
Pour nous, il y a donc un effort de rattrapage à poursuivre, à l'instar
des décisions prises à l'initiative de la ministre Laruelle lors du super
Conseil des ministres de Gembloux. Notre souci est d'octroyer une
juste rétribution à celles et ceux qui, tout au long de leur vie, ont
participé à la vie économique de notre pays.

Par ailleurs, une fois à la pension, les adaptations régulières au bien-
être revêtent une réelle importance. Si durant des années, il n'est pas
accordé d'adaptations au bien-être et que les salaires augmentent
fortement, l'écart entre la pension moyenne et le salaire moyen
devient de plus en plus considérable. Il convient donc de poursuivre la
revalorisation du montant de la pension minimale par la liaison au
bien-être, dans le respect de l'équilibre global de la sécurité sociale.

La charge économique du vieillissement démographique impose de
penser dès maintenant au développement durable du deuxième pilier
et d'accorder une attention particulière au troisième pilier.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24

La nécessité de constituer des pensions extralégales est liée, il faut
bien le reconnaître, à la limite qui s'impose naturellement aux revenus
solidarisés du premier pilier. En effet, la logique du système de
sécurité sociale prévoit l'existence d'un plafond d'appointements pour
le calcul des prestations. Dès lors, si l'on veut constituer des pensions
plus élevées sur des tranches d'appointements dépassant ce plafond,
on ne peut recourir à la solidarité. La notion de revenus différés ­
deuxième pilier ­ ou épargnés ­ troisième pilier ­ s'impose tout
naturellement.

Le système de la capitalisation est une des réponses à l'inquiétude
qui s'est légitimement développée sur l'avenir des retraites.
L'encouragement et le développement de la capitalisation présentent
l'avantage de responsabiliser chacun des acteurs face aux échéances
de l'avenir, en évitant de reporter sur les générations plus jeunes la
totalité du poids du coût des retraites futures.

Pour terminer sur ce volet, le groupe MR souhaiterait par ailleurs
attirer l'attention du gouvernement sur un point qui n'a pas été repris,
mais qui - indiscutablement - doit faire l'objet d'une attention toute
particulière: le travail autorisé des pensionnés.

Cela fait des années que nous revendiquons la libéralisation totale
des limites du travail autorisé des pensionnés. Sous la législature
précédente et sous celle-ci, de nombreuses avancées ont été
réalisées. Désormais, il y a lieu de réaliser la phase de libéralisation
totale des limites du travail autorisé. Pourquoi? Nombre de
pensionnés disposent d'une expérience acquise qu'ils estiment
pouvoir valoriser. La société, que ce soit dans le cadre de la
productivité ou dans celui de la transmission de l'expertise aux jeunes
travailleurs, ne peut qu'en bénéficier.

Par ailleurs, affectivement, la mise à la retraite forcée constitue pour
certains travailleurs un choc psychologique qui peut justifier la
poursuite d'une activité, le cas échéant, de manière décroissante et
adaptée aux besoins de chacun. En certains cas, la permanence
d'une activité professionnelle rentable peut contribuer au maintien
d'un niveau de vie souhaitable. Enfin, il existe dans le chef des divers
travailleurs une demande réelle de pouvoir exercer une activité
rémunérée, selon leurs besoins et leur choix.

Nous l'avons déjà dit, notre société se trouve au centre d'une
évolution qui marie à la fois la modification de la pyramide des âges,
le besoin croissant de qualification professionnelle, la problématique
d'une population du 3
e
âge, une plus grande longévité liée à
l'amélioration de la santé, un souci d'équilibre financier en matière
sociale comme dans le domaine fiscal. L'ensemble de ces facteurs
milite en faveur d'une libéralisation du travail au-delà de l'âge normal
de la pension. En cette époque où le choix de vie s'inscrit dans
l'éventail des valeurs sociétales, la liberté d'exercer ou non une
activité occasionnelle, flexible et volontaire, complémentairement à la
retraite, répond adéquatement à cette valeur de choix.

Enfin, pour terminer, j'aborderai maintenant les deux dernières
recommandations qui concernent plus spécifiquement les soins de
santé. A notre sens, le débat des soins de santé et de leur impact sur
le coût budgétaire du vieillissement devra être approfondi par rapport
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
à ce que l'on retrouve dans la note. Lorsque l'on parle du
vieillissement de la population et de ses conséquences, l'importance
des soins de santé joue un rôle important, que ce soit en termes de
coût des soins de santé - son budget - mais aussi en termes
d'organisation de l'offre et de la demande de soins.

En ce qui concerne le budget des soins de santé, de tout temps et de
plus en plus, le terme "budget" est le maître-mot, l'obsession, voire le
slogan, en matière de soins de santé. Cela n'est pas surprenant: la
santé constitue en effet une préoccupation majeure des citoyens et
mérite de ce fait que des moyens suffisants lui soient consacrés.

Rappelons-le, sous cette législature, le gouvernement a décidé de
laisser croître les dépenses de l'assurance-maladie en termes réels,
de 4,5% par an majorés de l'indice santé. Cette norme constitue un
effort important dans le secteur de la santé.

Mais, qu'on le veuille ou non, cette norme doit constituer le fil
conducteur incontournable, tant dans l'affectation des moyens que
dans leur utilisation.

Parallèlement à la croissance des moyens, diverses mesures et
avancées sont proposées dans plusieurs secteurs des soins de
santé, répondant en cela à des besoins socio-médicaux réels. Cette
politique volontariste a un coût qui ira croissant dans un proche
avenir, compte tenu des besoins démographiques, de l'évolution
sociétale, de l'évolution technologique. C'est dire si cette croissance
doit être régulée sur base d'une utilisation optimale des moyens
disponibles.

C'est dire aussi qu'il est fondamental et justifié de mettre en
application cette responsabilisation dont on s'accorde à penser qu'elle
est le véritable moteur d'une politique budgétaire rationnelle. Nous
pensons à la responsabilité des prestataires. Nous pensons à la
responsabilité des assurés, celle des organismes assureurs, celle
aussi des établissements hospitaliers, celle enfin de l'Etat qui se doit
de promouvoir cette responsabilité au travers de mesures adéquates
choisies en vertu de la seule promotion de la santé, au travers de
l'utilisation optimale des moyens et des choix.

Par ailleurs, notre système de soins de santé est l'un des systèmes
les plus performants qui offre à nos citoyens des soins de qualité et
accessibles. L'exigence d'un accès égal pour tous à une médecine de
qualité nécessite d'assurer impérativement les conditions de l'exercice
d'une médecine de qualité. A cet égard, notre pays peut compter sur
des prestataires de soins disponibles et faisant preuve d'une grande
expertise. Il importe donc que l'on poursuive nos efforts pour garantir
cette disponibilité, notamment en prenant des mesures qui améliorent
les conditions de travail et d'exercice.

Enfin, dans une société vieillissante, il est en particulier évident que le
risque de dépendance physique et/ou psychique va augmenter. Il
s'indique dès lors que le niveau de progrès social en Belgique soit
comparable en matière de santé à celui de nos pays voisins.

Or, contrairement à la Belgique, de nombreux pays, notamment
l'Allemagne, les Pays-Bas ou encore le Grand-Duché de Luxembourg
ont fait entrer en vigueur des systèmes efficaces de couverture du
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
risque de dépendance. Ces législations ont indiscutablement apporté
aux personnes dépendantes un respect de leur dignité dont notre
pays devrait s'inspirer.

Voilà, monsieur le président, messieurs les ministres, chers
collègues, les différentes remarques que le groupe MR souhaitait
apporter à l'occasion de ce débat portant sur le vieillissement de la
population et ses conséquences. Le débat est loin d'être clos. Le
monde politique se mobilisera encore de nombreuses années sur ce
thème. Mais agissons au plus vite afin d'adapter nos politiques face
aux évolutions que nous connaîtrons ces prochaines années!
04.08 Hans Bonte (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik
wil mij uitdrukkelijk aansluiten bij de woorden van dank die de vorige
sprekers gericht hebben tot onze deskundigen en tot het personeel
van de Kamer. Ik wil eraan aan toevoegen dat het bijzonder veel
voldoening gaf om een dergelijk moeilijke aangelegenheid in de
commissie te kunnen behandelen in een bijzonder goede sfeer. Ik
had vaak het gevoel dat kon worden gewerkt over de partijgrenzen en
over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, met betrekking
tot wat misschien wel de grootste uitdaging van de komende decennia
zal zijn. Die sfeer heeft wellicht vooral te maken met het feit dat niet
alleen in dit Parlement, maar in de hele politieke wereld, het belang
van dit dossier wordt erkend, alsook het belang om op te treden op
sociaal-economische vlak, om de vergrijzing van de samenleving op
een goede manier voor te bereiden. Het is goed dat iedereen dat
inziet.

Mijnheer de voorzitter, ik dank ook u, omdat u bereid was om in te
gaan op de suggestie van de commissie om een globaal Kamerdebat
te voeren over deze materie en omdat u daarvoor zelfs vervroegd het
Parlement bijeenriep, nog voor de State of the Union werd afgelegd.

Mijn betoog bestaat uit een zevental punten. In het eerste punt wil ik
vooral beklemtonen wat ook collega D'hondt daarstraks heeft
onderstreept, te weten dat het eigenlijk verkeerd is te spreken van
een probleem, want de vergrijzing van de samenleving is eigenlijk een
ongezien succes. Het is een ongelooflijk positieve prestatie. Het is
zelfs iets unieks in de geschiedenis van de mensheid - ik citeer een
aantal deskundigen in de commissie - dat op 50 tijd onze samenleving
erin geslaagd is de gemiddelde levensverwachting met 12 jaar te
doen toenemen. Wij hebben op 50 jaar tijd met zijn allen 12
levensjaren gewonnen. Wat daarbij ook zeer positief nieuws is, is dat
het gros van die gewonnen jaren verloopt in goede gezondheid. Ook
dat, meen ik, is een verworvenheid. Dat moet wordend benadrukt bij
de inleiding van een debat als dit. Uiteraard heeft dit te maken met de
welvaartsevolutie; met de uitbouw van de sociale zekerheid; met de
opleidingsevolutie, het onderwijs, de hygiëne, de leefomstandigheden,
de ecologische omstandigheden, enzovoort.

Dit, mevrouw D'Hondt, is niet alleen de verdienste van de politieke
partijen, maar dit is ook het resultaat van een zeker sociaal
overlegmodel waartoe werknemers- en werkgeversorganisaties een
belangrijke steen hebben bijgedragen.

Ik denk inderdaad dat het correct is als men zegt dat de vergrijzing
van de samenleving, dit positieve nieuws, ons ook voor bijzonder
grote uitdagingen plaatst. Ik wil op twee uitdagingen dieper ingaan.
04.08 Hans Bonte (sp.a-spirit):
Je tiens moi aussi à remercier les
experts et les services de la
Chambre pour leur collaboration.
Si le climat en commission a été
constructif, c'est parce que chacun
comprend l'importance de ce
dossier. Mes remerciements vont
également au Président de la
Chambre qui a bien voulu
consacrer un débat en séance
plénière à cette question, avant
même qu'il soit donné lecture de la
nouvelle déclaration
gouvernementale.

Mme D'hondt a indiqué à juste titre
qu'au fond, c'était une erreur de
considérer le vieillissement
comme un problème. C'est au
contraire une très bonne chose et
même un fait unique dans
l'histoire. En l'espace de cinquante
ans, l'espérance de vie moyenne a
augmenté de douze ans et on
passe généralement la plus
grande partie de ces années
supplémentaires en bonne santé.
C'est évidemment un acquis de
l'évolution de la prospérité, de
l'édification de la sécurité sociale
et de l'éducation, de même que de
notre modèle de concertation
sociale, etc.

D'un autre côté, le vieillissement
nous contraint à relever de grands
défis. C'est ainsi que dans notre
société, toutes les catégories ne
peuvent bénéficier de ses aspects
positifs. Les inégalités croissantes
risquent même de faire peser une
hypothèque sur notre avenir.

Tout le monde a le droit, étant
vieux, de bénéficier de bons soins
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27

Een eerste en misschien de meest fundamentele uitdaging is een
antwoord te vinden op de vraag hoe we deze evolutie in de toekomst
kunnen voortzetten. Hoe kunnen we ook in de toekomst garanderen
dat we per jaar ongeveer drie maanden leven extra bijwinnen? Daar
komt het dan op aan. Op deze vraag ga ik straks in. Ik wil eerst
ingaan op de tweede vraag, waarvoor ook in de
commissiewerkzaamheden misschien te weinig aandacht is geweest,
maar die volgens mij cruciaal is. De vergrijzing en het positieve
verhaal gaat natuurlijk niet op voor alle groepen in de samenleving.
Meer nog, het probleem van de groeiende ongelijkheid legt misschien
wel een hypotheek op het gaande houden van de evolutie.

Op dat punt verklaar ik mij nader. Het is onze bedoeling, van iedereen
hier, ernaar te streven dat iedereen recht heeft op een gezonde,
betaalbare en kwaliteitsvolle oude dag, dat iedereen kan profiteren
van die fundamentele maatschappelijke evolutie. Ik wil drie
voorbeelden geven. Ik lees in het rapport "Gezondheidsverwachtingen
volgens socio-economische gradiënt in België", een rapport van het
Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid, dat er ook vandaag
belangrijke discriminaties bestaan op het vlak van lang leven,
naargelang de sociaal-economische groep waartoe men behoort. Die
verschillen zijn niet min. Zo blijkt bijvoorbeeld dat op de leeftijd van 25
jaar de groep van mannen met de laagste scholingsgraad nog een
levensverwachting heeft van 27 jaar in goede gezondheid en bijna 16
jaar in slechte gezondheid. Ze worden niet oud, maar het aantal jaren
in slechte gezondheid is toch wel spectaculair groot. Als u dat
vergelijkt met dezelfde groep in de hoogste scholingsgraad, ziet u dat
op 25 jaar die mannen nog mogen rekenen op 42 gezonde
levensjaren in plaats van 27 en 4 jaar in minder goede gezondheid.
Dit om aan te geven dat het globale portret dat iedereen gezond en
wel 76 of 82 wordt naargelang het geslacht, toch moet worden
bijgesteld.

Een tweede voorbeeld. De vorige minister van Sociale Zaken heeft
ooit gezegd dat je aan de kwaliteit van het gebit bijna kan aflezen tot
welke groep men behoort. De minister wilde daarmee illustreren dat
het gezondheidsrisico, het risico om ziek te worden, zeer sterk
ongelijk verdeeld is en eigenlijk ook wat voorspelbaar is. Het moet mij
even van het hart - en ik wil het ook onderlijnen, omdat we daaraan in
de commissie ook bijzondere aandacht hebben besteed - dat we zijn
beland in een evolutie waarbij we moeten vaststellen dat de toegang
tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg ook ongelijk verdeeld dreigt te
geraken. Ook daar moet ongelijkheid als een van de grote
uitdagingen worden gesitueerd. Ik denk dan aan de evolutie van de
aanvullende ziekteverzekeringen.

Private verzekeraars voeren meer en meer risicoselecties door en
sluiten mensen op basis van hun profiel, hun antecedenten en hun
levenswijze uit een bepaald segment van de gezondheidszorg.
Mijnheer de minister van Volksgezondheid, dat is een uitdaging die
we evenmin uit de weg kunnen en mogen gaan.

Het derde element is misschien het meest bekende. Dat is wat ook
het Centrum voor Sociaal Beleid van mevrouw Cantillon telkens onder
de aandacht brengt, namelijk de armoederisico's. Ook wat dat betreft
zien wij dat het grootste risico in ons land bij de senioren ligt. Senioren
hebben het grootste risico om in de armoede terecht te komen. Als wij
de santé et de mener une vie de
qualité sans pour autant se
saigner aux quatre veines.
Cependant, j'ai lu dans un rapport
de l'institut scientifique pour la
santé publique qu'il existe encore
des discriminations sur le plan de
la durée de la vie. Parmi les
hommes âgés aujourd'hui de 25
ans, ceux qui ont un faible degré
de scolarité ont encore une
espérance de vie de 27 ans en
bonne santé et de 16 ans en
mauvaise santé. Parmi les
hommes de cet âge qui ont un
degré élevé de qualification, ces
chiffres sont respectivement de 42
et de 12 ans.

En outre, les risques de santé sont
très inégaux, et cela même de
façon prévisible. L'accès à des
soins de santé de qualité risque
d'être réparti inégalement. A titre
d'exemple, les assureurs privés
procèdent de plus en plus souvent
à des sélections de risques quand
il s'agit d'assurances
complémentaires.

Par surcroît, le Centre de Politique
sociale nous apprend que ce sont
nos aînés qui courent le plus de
risques de se trouver dans une
situation de pauvreté. Sur ce plan,
nous faisons piètre figure au
classement international. Il faut
donc corriger l'image trop souvent
véhiculée de personnes âgées
exerçant de multiples activités et
pratiquent de nombreux hobbies.

Si nous voulons préparer au mieux
notre société au vieillissement,
nous devons accorder une
attention prioritaire aux inégalités
injustes dans tous les domaines.

Comment allons-nous garantir
l'évolution du bien-être? En 2050,
notre pays comptera 1.000.000 de
retraités de plus qu'aujourd'hui. Le
nombre d'individus de plus de 85
ans ­ la catégorie qui demande le
plus de soins ­ aura augmenté de
300 pour cent! En 1960, il y avait
deux personnes actives pour un
pensionné. En 2030, la situation
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
dat op internationaal vlak vergelijken, scoren wij slecht. Onze senioren
hebben een hoger armoederisico in vergelijking met de Europese
collega's. Ik denk dat wij ook dat in alle nuchterheid onder de loep
moeten nemen. Wij moeten hierover ook onze bezorgdheid tonen in
het pensioendebat, in het debat over de gezondheidszorg. Het beeld
van de superactieve senioren die massaal naar Benidorm trekken of
met een overvolle agenda toch nog een gaatje zoeken om voor het
kleinkind te zorgen, moet hier toch worden bijgesteld. Er zijn jammer
genoeg senioren die dat niet kunnen doen, omdat zij zeer ziek zijn of
zeer arm zijn. Wij weten allemaal dat dat zeer dikwijls samen gaat.

Als wij onze samenleving maximaal willen voorbereiden op de
vergrijzing, moeten wij bijzondere aandacht hebben voor de
onrechtvaardige ongelijkheden in onze samenleving. Als wij de
levensverwachting willen verhogen en als wij ervoor willen zorgen dat
wij in de toekomst langer en gezonder leven, dan moeten wij sociale
en onrechtvaardige ongelijkheid in alle domeinen ­ de arbeidsmarkt,
de gezondheidszorg, de pensioenen ­ vooraan op de agenda
plaatsen.

Ten vierde wil ik ingaan op de vraag hoe wij de welvaartsevolutie
moeten garanderen. Die uitdaging is gemakkelijk te situeren aan de
hand van een aantal kerncijfers. Het rapport loopt bijna over van
analyses en cijfers, tabellen en grafieken. Ik wil toch de drie meest
frappante cijfers voor het voetlicht halen. Ten eerste, wij weten met
een wetenschappelijke zekerheid dat er tegen 2050 1 miljoen
gepensioneerden meer zullen zijn. Binnen die toenemende groep
senioren is er een spectaculaire toename van het aantal 85-plussers.
Men noemt dat de vergrijzing binnen de vergrijzing. Die nemen in die
periode toe met 300%. Dat is ook de groep die het meest zorg
behoeft, niet alleen op het vlak van de gezondheidszorg, maar ook
extra diensten, specifieke huisvesting, een specifieke omkadering.
Dat is van alle bevoegdheidsniveaus.

Ten tweede, de afhankelijkheid, de generatiewissel tussen 1960 en
heden.
In 1960 waren er dubbel zoveel actieven als gepensioneerden. Op dit
ogenblik is de verhouding 1/1, een actieve voor een gepensioneerde.
Tegen 2030 zal de breuk omgekeerd zijn en zullen er twee
gepensioneerden per actieve zijn. Dit brengt ons bij het globale
solidariteitsvraagstuk. Het is quasi evident dat de volledige kost van
de vergrijzing niet kan worden afgewenteld op de actieven van
morgen, maar dat men de lef en de politieke moed moet hebben om
solidariteit te organiseren binnen de groep niet-actieven en senioren.

Een derde en laatste cijfer dat ik wens aan te kaarten, heeft
betrekking op de activiteitsgraad. Mevrouw D'hondt heeft voldoende
aangetoond dat België in vergelijking met de rest van Europa op dit
vlak slecht scoort. We moeten bijzonder alert zijn voor de evolutie van
de voorbij 12 à 18 maanden, waarbij we kunnen vaststellen dat België
nog meer de rol lost ten aanzien van het Europees gemiddelde. Het is
evident dat de activiteitsgraad omhoog moet. Omwille van de
financiering van de vergrijzing enerzijds en omwille van de sociale
problematiek die verborgen ligt achter de lage activiteitsgraad
anderzijds, moeten we alles op alles zetten om de activiteitsgraad te
doen stijgen.

Kernprobleem is de betaalbaarheid. Wie zal dat allemaal betalen?
sera exactement inverse. La
population active ne pourra jamais
supporter le coût total du
vieillissement. La solidarité est de
mise au sein même du groupe des
seniors.

Par rapport aux autres pays
européens, la Belgique réalise un
piètre score en ce qui concerne le
taux d'activité. La situation ne s'est
certainement pas améliorée ces
derniers mois. Nous devons
absolument tout mettre en oeuvre
pour amorcer un changement.

Se pose évidemment le problème
du financement. Nous sommes
non seulement accablés par une
dette publique plus élevée que
jamais mais l'assise financière de
la sécurité sociale et le taux
d'activité très bas constituent
également des facteurs dont il
convient de tenir compte. La
réduction linéaire des charges en
vue de stimuler le marché de
l'emploi a des limites puisqu'elle
occasionne à son tour des
problèmes de financement en
matière de sécurité sociale et de
fiscalité. Tout est dans tout.

Ces problèmes constituent
néanmoins en partie des
opportunités à saisir. Si nous
réussissons à atteindre le niveau
européen dans ces trois
domaines, le problème du
financement du vieillissement sera
déjà en grande partie résolu. Le
levier capable de briser le cercle
vicieux est l'augmentation du taux
d'activité.

La société se demande non sans
inquiétude si l'on pourra continuer
à payer les pensions. Il faut en tout
cas des informations objectives. Il
ne sert à rien d'ouvrir un débat sur
le relèvement de l'âge de la
retraite. Il importe bien plus
d'allonger les carrières effectives
et de mettre davantage en
adéquation l'évolution du marché
de l'emploi et l'âge de la retraite.
Celui-ci a déjà été relevé
précédemment pour les femmes.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
Vele deskundigen werden gehoord. De conclusie is dat men te maken
heeft met een vicieuze cirkel van problematische overheidsfinanciën
ingevolge de historisch hoge schuld die we meeslepen. Ik maak even
een parenthesis. Voor alle duidelijkheid, mevrouw D'hondt, dit is een
erfenis van de jaren zeventig en tachtig. We kunnen redetwisten over
de grootte van de voorsprong die we zouden kunnen gehaald hebben
ten opzichte van vandaag; dat zou een lang en boeiend debat zijn. De
essentie is evenwel dat we de historische erfenis van een zeer hoge
overheidsschuld meeslepen, in combinatie met problemen inzake het
financiële draagvlak van de sociale zekerheid en met de grote
uitdaging van de gezondheidszorgen en pensioenen. Dit alles speelt
zich af in een context van een zeer lage activiteitsgraad op onze
arbeidsmarkt. Ik herhaal dat het een vicieuze cirkel is. Een lineair
lastenverlagend beleid om de arbeidsmarkt te stimuleren is begrensd,
precies omdat het financieringsproblemen veroorzaakt met betrekking
tot de uitgaven van de sociale zekerheid. Idem dito inzake de
fiscaliteit. Alles hangt aan elkaar.

Na analyse van de samenhang van de problemen, stellen we vast dat
precies die problemen ook voor een stuk de opportuniteiten zijn. Als
we erin slagen om op die drie parameters ook het Europees
gemiddelde te halen, dan hebben we het probleem van de
voorbereiding en het financieel draagvlak van de vergrijzing voor een
groot stuk opgelost. Hoe komt men daaraan? Het werd al door vorige
sprekers benadrukt. De fundamentele hefboom om de vicieuze cirkel
te doorbreken moet worden gezocht op het vlak van het
arbeidsmarktbeleid, van de hogere activiteitsgraad en van het beter
integreren van de arbeidsreserve in de economie. Daarom kom ik
later in mijn betoog nog terug.

Ik wil van deze gelegenheid echter eveneens gebruikmaken om in te
zoomen op een tweetal ongerustheden die in de samenleving leven.

Een eerste ongerustheid heeft betrekking op de betaalbaarheid van
de pensioenen. Eerst en vooral moet het duidelijk zijn ­ dit is ook een
opdracht voor de regering, mijnheer de minister van Pensioenen,
want zo staat het althans in de aanbevelingen van de commissie ­ dat
de samenleving behoefte heeft aan objectieve, duidelijke informatie in
verband met de toekomst van het pensioen. Het heeft geen zin, zoals
we hier en daar kunnen horen of lezen, om een discussie te openen
over het optrekken van de pensioenleeftijd. Dit is niet nodig. Dit is
absoluut niet aan de orde en het is absoluut niet onontbeerlijk voor de
financiering van het globaal vergrijzingsvraagstuk. Mevrouw D'hondt
en anderen ­ ook de verslaggevers ­ hebben ernaar verwezen dat
het veel meer erop aankomt de effectieve loopbanen te verlengen en
het arbeidsmarktgedrag effectief te laten samenlopen met de
pensioenleeftijd.

Op dat vlak wens ik te wijzen op een aantal ingrepen uit het verleden,
toen wij nog samen in de regering zaten. Ik denk aan het optrekken
van de pensioenleeftijd ook voor vrouwen, wat ook veel politieke
moed vergde, maar toch is gebeurd. Ik denk ook aan de creatie van
extra voorzichtigheid door, bijvoorbeeld, de invoering van het
Zilverfonds. Er zijn ook nog een aantal aanpassingen gebeurd op de
recente superministerraad van Raversijde, die meer
welvaartsvastheid moeten brengen in het pensioenstelsel. Er werd
wel degelijk een pensioenbeleid gevoerd en vandaag is het nuttig en
nodig om voor de bevolking de ongerustheid weg te nemen met
Le Fonds de vieillissement a été
créé. Lors du Conseil des
ministres de Raversijde, des
mesures ont été prises en faveur
de la liaison des pensions au bien-
être. Il y a donc bien une politique
des pensions. La population n'a
pas de raisons de s'inquiéter :
l'âge de la retraite ne sera pas
relevé, car ce n'est absolument
pas nécessaire.

Le secteur des soins de santé
réclame davantage de moyens
encore, ce qui pose un réel
problème pour notre système de
sécurité sociale. Le rythme de
croissance actuel de 4,5% doit
cependant être maintenu. Il
convient pour cela de
responsabiliser les partenaires
sociaux, de pratiquer une
"evidence based medicine" et de
disposer d'un système
d'assurance maladie
scientifiquement étayé.

Le levier permettant de résoudre
le problème du vieillissement
réside dans une participation
accrue au marché du travail. Tout
un chacun est convaincu du fait
que nous devons tout mettre en
oeuvre pour augmenter le taux
d'activité. Je ne puis me rallier aux
propositions de la FEB: cela n'a
aucun sens de revenir quarante
ans en arrière. Les nouveaux défis
réclament des réponses nouvelles.

Certaines catégories de la
population sont confrontées au
phénomène du chômage
structurel. En ce qui concerne le
chômage des jeunes, nous
sommes à la traîne sur le plan
européen. La situation des
femmes sur le marché de l'emploi
demeure problématique et les
allochtones font toujours l'objet de
discriminations. Il est clair qu'il
convient d'accorder la plus grande
des priorités à ce problème et qu'il
faut poursuivre dans la voie tracée
par le ministre Vandenbroucke. Il
est plus que regrettable de
constater que notre pays ne
consacre que 6% des moyens
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
betrekking tot het optrekken van de pensioenleeftijd. De
pensioenleeftijd zal niet worden opgetrokken omdat het absoluut niet
moet.

Collega van Gool zal straks dieper ingaan op het vraagstuk van de
pensioenproblematiek.

Over de gezondheidszorgen is de voorbije dagen en weken zeer veel
geschreven. Ook ik, mevrouw D'hondt, heb meermaals de
wenkbrauwen gefronst.

Ik fronste bijvoorbeeld de wenkbrauwen toen ik las dat de actoren in
de gezondheidssector samen nog meer middelen vroegen. Ik weet
dat dit een directe aanslag is ­ of met andere woorden een direct
probleem creëert ­ op het globaal sociaal zekerheidsstelsel en
bijgevolg ook op het globale vraagstuk. Ik denk dat het huidig
uitgaven- en groeiritme van 4,5% bewaard moet worden. Dit moet
hard gemaakt worden door de sociale partners te responsabiliseren,
door consequente "evidence based medicine" en door een meer
wetenschappelijk onderbouwde ziekteverzekering en
gezondheidszorg te ontwikkelen. Dat punt zal collega van Gool straks
graag verder toelichten.

Collega's, ik kom thans tot wat ik daarnet noemde de heftboom om
effectief tot een oplossing te komen voor het vergrijzingsprobleem en
dat erin bestaat te komen tot een grotere participatie op de
arbeidsmarkt. De commissieleden weten dat daaraan bijzonder veel
aandacht werd besteed in onze commissie. Ik meen te mogen
samenvatten dat eenieder, ook de sociale gesprekspartners die wij
gehoord hebben en geconfronteerd hebben met de uitdagingen,
ervan overtuigd is dat wij alles op alles moeten zetten om de
activiteitsgraad in ons land serieus te doen toenemen.

Ik heb intussen wel gemerkt dat de manier waarop wij dit moeten
doen niet evident is. Ik heb de voorbije weken en dagen naar het VBO
geluisterd, toen men het had over het afschaffen van het
brugpensioen, over meer flexibiliteit, over langer werken zonder dat
daartegenover een hoger loon staat, enzovoort. Het is mijn innigste
overtuiging dat wij er nooit geraken indien wij inderdaad de klok 40
jaar terugdraaien. Integendeel, wij moeten nieuwe antwoorden bieden
op nieuwe uitdagingen en wij moeten deze problematiek op een
progressieve manier aanpakken.

Ik denk dat een aantal aandachtspunten al behandeld werden. Er is
vandaag een probleem van structurele werkloosheid bij een aantal
specifieke groepen. Er is gewezen op de achterstand, ook op
Europees niveau, in vergelijking met andere lidstaten, wat de
jeugdwerkloosheid betreft. Wij hinken achterop. De deskundigen
wezen ook op de achterstand wat betreft vrouwen op onze
arbeidsmarkt. Dit blijft een probleem. Misschien de meest
hardnekkige discriminatie in de feiten is die van allochtonen in onze
samenleving. Zij zijn oververtegenwoordigd in die structurele
werkloosheid. Het is hoe dan ook zonneklaar dat dit punt, los van de
eindeloopbaanproblematiek waarop ik straks terugkomen, vooraan op
de agenda moet staan.

De werkloosheid en de structurele werkloosheid moeten op een
gecoördineerde manier ­ dit betekent ook in samenspraak met de
destinés à la formation aux plus de
50 ans. Dans les pays
scandinaves par exemple, ce
pourcentage oscille entre 30 et
40%.

Nous devons investir sans
compter dans la mise en oeuvre
d'instruments permettant de
réduire le chômage. Il convient
aussi de procéder à une
évaluation approfondie du système
d'outplacement. Celui-ci pourrait
par exemple se substituer
efficacement à une mise à la
prépension précoce.

Il ressort d'une étude que 40% des
prépensionnés actuels ont quitté la
vie active contre leur gré et que 25
autres pour cent ont subi de la part
de leur employeur de légères
pressions pour les inciter à partir.
Par ailleurs, il est indéniable que
de nombreux prépensionnés
souhaitent reprendre une activité.
Nous devons leur en offrir la
possibilité.

Le vieillissement traduit une
prospérité toujours croissante
mais s'accompagne aussi de
nombreux problèmes. Toutefois, il
est exclu de revenir quarante ans
en arrière. C'est le marché du
travail qui nous fournira la clé
d'une bonne préparation du
vieillissement. Or les interlocuteurs
sociaux jouent un rôle majeur
dans la réforme de ce marché. En
collaboration avec le
gouvernement, ils doivent le
réorganiser de telle manière que
les travailleurs de 45 et 50 ans y
conservent un avenir.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
regio's ­ worden aangepakt. Men moet verdergaan op het spoor dat
minister Vandenbroucke getrokken heeft op het vlak van individuele
begeleiding van werkzoekenden. Men moet verdergaan op het vlak
van de hervorming van de arbeidsmarkt om een grotere mobiliteit te
krijgen. Men moet verdergaan op het vlak van het stimuleren van
opleiding en vorming.

Ik wil hieraan één cijfer toevoegen. Slechts 6% van de
opleidingsmiddelen in ons land gaat naar werknemers boven de
50 jaar. In de Scandinavische landen, waarnaar we allemaal kijken en
waar er een veel grotere mobiliteit van ouder wordende werknemers
intern en extern bestaat, schommelt het percentage tussen 30 en
40%. Mijns inziens is dat een van de elementen die ervoor zorgen dat
oudere werknemers niet, zoals we tot op heden en dit
niettegenstaande de retoriek van werkgevers dag na dag nog
meemaken, massaal aan de kant worden gezet, wat tegelijk de
gemakkelijkste oplossing is voor de arbeidsmarktproblematiek, maar
tegelijk de meest perverse bekeken vanuit de problematiek van de
vergrijzing. Dat moet dus zeker aan bod komen.

Mevrouw D'hondt, wat de eindeloopbaanproblematiek betreft, is het
evident dat we massaal moeten investeren in hefbomen waardoor
vermeden wordt dat personen naar de werkloosheid afglijden. Ik heb
destijds zelf een wetsvoorstel inzake het recht op outplacement
ingediend. Dat was voor een groot gedeelte gebaseerd op mijn
positieve ervaring terzake in het Renault-drama. Ik stel vast dat
daarvan vandaag weinig gebruik wordt gemaakt. Ik denk dat we een
grondige evaluatie van een dergelijk instrument moeten vragen aan
de minister van Werkgelegenheid en dit om na te gaan wat er precies
verkeerd loopt. We moeten volgens mij creatief durven te denken en
outplacement gedeeltelijk als alternatief van vroege brugpensionering
naar voren brengen. Zolang voor werkgevers en werknemers ons
economisch systeem erin bestaat dat men zich kapot werkt tot 50 jaar
- denk aan de kasseilegger met zijn kapotte knieën en zijn kromme
rug - zal de nood blijven bestaan om dat op een sociaal en correcte
manier op te vangen. We moeten daarop een antwoord geven. We
moeten volgens mij met andere woorden volop een beleid
ontwikkelen in samenspraak met Gemeenschappen en Gewesten dat
resulteert in een omgeving, een bedrijfscultuur waar ouderen niet als
loutere productiekracht worden bekeken, die wanneer zij het beste
van zichzelf hebben gegeven, aan de kant worden gezet. We moeten
een globaal loopbaanbeleid ontwikkelen waarbij wordt geïnvesteerd in
opleiding en vorming en waarbij er flexibiliteit bestaat. Zo zou het
bijvoorbeeld nuttig zijn indien de kasseilegger vanaf een leeftijd van
45 jaar opleiding kan geven aan nieuwe kasseileggers, opleiding kan
geven op gebied van veiligheid en gezondheid in bedrijven, een
onthaalfunctie krijgt in het bedrijf of als adviseur wordt tewerkgesteld.
De creativiteit is daar groot. We kunnen op dat vlak volgens mij veel
leren van het buitenland. Hier denkt men al te vaak in een rechte lijn
naar de vervroegde uittreding.

Er moet volgens mij inderdaad een fundamentele ommezwaai worden
gerealiseerd. We moeten komen tot een globaal loopbaanbeleid dat
meer respect toont voor mensen op iets oudere leeftijd, die effectief
nog een toekomst hebben op de arbeidsmarkt.

Ik wil tegelijkertijd ook de aandacht vestigen op het feit dat 40% van
de bruggepensioneerden sterk tegen zijn zin op brugpensioen gaat.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
Dat cijfer staat ook in het rapport.

Vijfentwintig procent van de bruggepensioneerden ­ deze komen bij
het vorige percentage ­ gaan onder min of meer sociale druk en
zachte dwang met brugpensioen. Binnen de groep
bruggepensioneerden van vandaag zijn er ongetwijfeld ­ ook dat werd
geanalyseerd ­ grote groepen mensen die opnieuw aan de slag
willen. Dat aantal zal wellicht nog groter zijn, als we de oudere
werklozen, de vijftigplussers in ons werkloosheidsstelsel, bekijken, die
vandaag in aantal veel groter zijn dan het aantal
bruggepensioneerden. We zullen voor die groepen effectief de kans
moeten creëren om terug te keren.

Ik heb afgelopen weekend nog een slachtoffer van Renault ontmoet,
die op dat moment een beroep heeft kunnen doen op het
brugpensioenstelsel. Hij was toen 49 jaar en zat in een wachtperiode.
Hij heeft heel veel inzet betoond op het moment dat de
tewerkstellingscel actief werd. Hij heeft opleidingen en
sollicitatietraining gevolgd en heeft zich daarna op de arbeidsmarkt
gegooid. Ik was nogal onder de indruk over wat hij mij zondag
vertelde. Hij was vorige week, dus zoveel jaar na de feiten, nog bij
twee werkgevers langs geweest. Hij kreeg er nog altijd de deur tegen
zijn neus. Dat is een uitzondering, namelijk iemand die jaren aan een
stuk volhoudt ­ ook als bruggepensioneerde ­ om toch maar opnieuw
aan de slag te geraken. Hij krijgt echter de deur tegen de neus
gegooid.

Collega's, dat is de realiteit voor heel veel oudere werklozen en
bruggepensioneerden. Op dat vlak moeten we verder werken en
verder sleutelen aan mogelijkheden, opdat ook werkgevers er belang
bij hebben om oudere werknemers aan de slag te krijgen of aan te
werven. Ook bepaalde groepen werknemers zitten natuurlijk in een
inactiviteitsval en hebben het probleem dat zij, wanneer zij opnieuw
aan de slag gaan, minder verdienen dan als bruggepensioneerde.
Welnu, op dat vlak zou ik er in elk geval voor pleiten hen een rugzakje
­ de brugpensioentoeslag ­ mee te geven op het moment dat zij
opnieuw aan de slag kunnen gaan, zodat zij uit die financiële val
kunnen ontsnappen.

Collega's, heren ministers, mijnheer de voorzitter, ter afronding wil ik
toch nog maar eens benadrukken dat de vergrijzing eigenlijk een
succesverhaal is en het gevolg is van steeds hogere welvaart, maar
dat de vergrijzing natuurlijk ook zijn zorgen met zich brengt.

Ik heb het beklemtoond: een terugkeer naar veertig jaar geleden ­ het
lineair afschaffen van stelsels, het langer laten werken tegen nul frank
per uur, enzovoort ­ gaat niet op en biedt geen antwoord, wel
integendeel. Het is evident dat de sleutel tot een goede voorbereiding
van de vergrijzing van de samenleving, op de arbeidsmarkt ligt. Het
volstaat te verwijzen naar de agenda van het najaar om erop te wijzen
dat voor de sociale gesprekspartners in deze materie een bijzonder
belangrijke rol is weggelegd. Het lukt inderdaad niet met enkel en
alleen wetgeving, als de overheid ook het gedrag in de sectoren en
ondernemingen niet kan beïnvloeden.

Daarvoor hebben zij de sleutels in handen. Wij rekenen daarvoor op
zeer veel creativiteit, ook van de regering, om samen met de sociale
gesprekspartners een veel grotere dynamiek aan de dag te leggen
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
voor de hervorming van de arbeidsmarkt en de hervorming in de
richting van oudere werknemers. Ik heb het bij `oudere werknemers'
over 45- en 50-plussers, dus niet oud in letterlijke zin. Ook die
leeftijdscategorie moet nog een toekomst hebben op de arbeidsmarkt.
Laten wij daar met zijn allen bij helpen.

Ik dank u allen voor uw aandacht. Zeker de collega's van de
commissie wil ik bedanken voor hun inzet. Ook al was het toen een
verkiezingsperiode, ik heb toch mogen vaststellen dat dat niet
gewogen heeft op de kwaliteit van de debatten en van het dossier.
04.09 Benoît Drèze (cdH): Monsieur le président, messieurs les
ministres, chers collègues, j'interviens aujourd'hui pour la première
fois en tant que parlementaire. (Applaudissements)

Cependant, le hasard veut que j'étais présent en commission des
Affaires sociales le 14 juillet, lorsque le texte a été adopté en
commission mais pas lorsque les experts ont été auditionnés par
cette même commission. J'ai néanmoins pris connaissance du
dossier complet avec beaucoup d'attention et vous me permettrez
d'apporter un regard pour une part extérieur à la problématique qui
nous occupe aujourd'hui.

Le travail réalisé en commission est très intéressant à de nombreux
égards. Toutefois, on ne peut considérer que tout est dit. Chacun en
conviendra, de nombreux points doivent être approfondis.

Je voudrais m'attacher en particulier à deux dossiers sur lesquels
nous devrons incontestablement revenir: les pensions et l'assurance-
dépendance.

En matière de pensions, deux éléments m'interpellent:
- le modèle de pensions préconisé pour l'avenir;
- la problématique de la liaison au bien-être.

En ce qui concerne le modèle de pensions préconisé pour l'avenir, à
mon sens, le rapport est pauvre en données statistiques. D'une part,
on relève que les montants minima dans le premier pilier sont
insuffisants - ce qui est exact -, mais il y a peu de données en matière
de pensions dites moyennes. Selon l'Office National des Pensions, au
1
er
janvier 2003, 43% des femmes et 34% des hommes touchent des
pensions inférieures à 500/mois; 86% des femmes et 62% des
hommes perçoivent des pensions inférieures à 1000/mois. La
pension moyenne est de 763/mois pour les hommes et 587/mois
pour les femmes. En conséquence, la Belgique se situe seulement à
la 12
ème
place parmi les 15 pays européens. D'autre part, dans le
deuxième pilier, un pas important vient d'être réalisé avec la réforme
favorisant la conclusion de conventions collectives de travail
sectorielles. La nouvelle loi va dans le sens de plus d'équité entre
travailleurs du même secteur. Reste que de grandes inégalités
existent entre secteurs. A titre illustratif, dans le secteur de l'industrie
pétrolière, le deuxième pilier peut représenter jusqu'à 14,5% du
salaire, pour seulement 0,6% dans le secteur du bois et... 0,0% dans
de nombreux secteurs du non-marchand, par exemple. Je demande
aujourd'hui avec insistance au ministre des Pensions de bien vouloir
mettre à plat les données statistiques en matière de deuxième pilier.

Nous comprenons difficilement en effet qu'en l'absence de données
04.09 Benoît Drèze (cdH): De
werkzaamheden in de commissie
waren in velerlei opzichten
interessant, ook al moeten
verscheidene punten nog verder
worden uitgediept. Ik zal nader
ingaan op de kwestie van de
pensioenen en de
zorgverzekering.

Inzake het toekomstig
pensioenmodel bevat het verslag
maar weinig statistische
gegevens. Volgens de cijfers van
de Rijksdienst voor Pensioenen
wijst een vergelijking van de
gemiddelde pensioenbedragen in
de vijftien Europese lidstaten uit
dat ons land terzake de twaalfde
plaats bekleedt.

Wat de tweede pijler betreft, werd
een belangrijke stap gezet met de
hervorming waarbij het sluiten van
sectorale CAO's wordt bevorderd.
Zij kunnen immers leiden tot meer
billijkheid tussen werknemers uit
eenzelfde sector. Er blijven echter
ongelijkheden bestaan tussen
werknemers uit verschillende
sectoren.

Ik vraag de minister van
Pensioenen de statistieken met
betrekking tot de tweede pijler
nauwkeurig te onderzoeken. Het
verslag gaat ervan uit dat het
model waarin de
minimumpensioenen worden
opgetrokken en de tweede pijler
wordt uitgebouwd, moet worden
gevolgd. Daarmee stappen we af
van een verzekeringsstelsel en
glijden we af naar een
individualistisch stelsel en, in het
slechtste geval, naar een
bijstandsstelsel naar
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
suffisantes, le rapport semble considérer comme acquis que le
modèle préconisé pour l'avenir consiste en un relèvement des minima
et un encouragement du deuxième pilier. Cette option correspond, en
réalité, à un glissement d'un système d'assurance tel que fondé
après-guerre vers un système plus individualisé, voire d'assistance,
tel que pratiqué dans les pays anglo-saxons. Est-ce vraiment cela que
nous voulons?

En ce qui concerne la problématique de la liaison au bien-être, les
projections proposées par le Bureau fédéral du plan se fondent sur
deux hypothèses: soit aucune liaison au bien-être, soit 0,5 % de
liaison au bien-être, sachant que la croissance attendue pour les
salaires est de 1,75%.

Bien sûr, ce type de projection amène un coût de vieillissement
davantage supportable pour le budget des pensions qu'une liaison au
bien-être. Mais avons-nous conscience que ce type d'hypothèse est
socialement peu soutenable et peu souhaitable? Selon le comité
d'étude sur le vieillissement, "au cours des cinquante dernières
années, il a existé une différence moyenne de 1,75% par an entre la
croissance des salaires des actifs et celle des pensions".

C'est bien pour cela qu'aujourd'hui la Belgique se situe à la 12
e
place
sur 15. Voulons-nous demain être les derniers de la classe? C'est par
ailleurs le cas en matière de taux d'emploi des plus de 55 ans, mais je
n'aborderai pas ce sujet - tout aussi important - maintenant. Voulons-
nous que, demain, de plus en plus de personnes âgées vivent sous le
seuil de pauvreté?

Pour nous, les projections macroéconomiques doivent
impérativement être refaites sur base d'hypothèses de liaison au bien-
être plus favorables. Le tableau présenté en page 88 par le Bureau du
plan laisse d'ailleurs implicitement entendre qu'il y a une marge pour
cela. En effet, selon ce tableau issu de projections
macroéconomiques, la dette publique passerait sous la barre des
60% du PIB après 2010 pour devenir même largement négative, la
dette faisant place à de la trésorerie en boni, en 2030 et plus encore
en 2050.

Comme annoncé, mon deuxième point concerne l'assurance-
dépendance. L'effet conjugué du vieillissement et de l'effritement du
lien familial rend impérieuse la mise en oeuvre d'un système public
d'accompagnement des personnes dépendantes dans tout le pays. A
défaut, nous assisterions à une médicalisation excessive et
inadéquate et à un placement prématuré et coûteux des personnes
dépendantes en maison de repos, en MRS, en hôpital, etc.

En matière de dépendance, le texte proposé par la commission des
Affaires sociales se limite à quelques lignes de constat en page 10.
On y indique notamment que "la Flandre dispose de l'instrument
d'assurance qui permet de couvrir les dépenses de soins", mais aussi
que "tant les données que les analyses en matière d'augmentation
des coûts, d'adéquation et de disponibilité escomptée des prestataires
de soins font largement défaut".

D'une part, le texte semble affirmer que la Flandre dispose d'un bon
système ­ je parle du système flamand parce qu'il nous intéresse
beaucoup nous, francophones, et non pour m'occuper des affaires
Angelsaksisch model.

Wat de welvaartvastheid betreft,
vertrekt het Planbureau in een
eerste hypothese van de
afwezigheid van welvaartvastheid,
in een tweede hypothese van een
welvaartvastheid van 0,5%. Zo
wordt de kostprijs van de
vergrijzing draaglijker voor de
begroting. Indien we willen
vermijden dat morgen meer en
meer mensen onder de
armoededrempel terechtkomen,
moeten we voor de macro-
economische voorspellingen van
een gunstiger welvaartvastheid
uitgaan. Aangezien het
Planbureau een vermindering van
de schuld in het vooruitzicht stelt,
die in 2030 onder nul zou duiken,
is dat zeker mogelijk.

Als men een buitensporige
medicalisering en voortijdige
opnames in
verzorgingsinstellingen wil
voorkomen dan kan men het niet
stellen zonder een systeem van
begeleiding dat door de overheid
georganiseerd wordt.

De voorliggende tekst geeft aan
dat het systeem dat in Vlaanderen
wordt toegepast goed werkt maar
dat het niet geëvalueerd wordt...

De Christelijke Ziekenfondsen
vinden dat dit systeem nog
verbeterd zou moeten worden
omdat de bijdragen forfaitair zijn
en dus niet gebonden aan het
inkomen en omdat de
vergoedingen de kosten niet
dekken. Uit een studie van
dezelfde Christelijke Mutualiteiten
blijkt dat in Duitsland en
Luxemburg de financiële
tussenkomst tot tien maal hoger
ligt dan in Vlaanderen waar ze niet
meer is dan een aanvullende
steun. Bovendien draagt in deze
twee landen het land in zijn geheel
bij tot de financiering van het
systeem, zoals dit ook het geval is
voor de gezondheidszorg.

In België wordt het debat
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
des autres. D'autre part, le même texte met en évidence un déficit
important d'évaluation.

On est donc en droit de se demander si le modèle d'assurance-
dépendance mis en oeuvre au nord du pays est vraiment le système
idéal.

Par ailleurs, lors de son audition, Bea Cantillon, professeur à
l'université d'Anvers, indique que l'assurance-dépendance flamande
est un instrument important et mérite l'attention des autres Régions.
Nous savons en effet que les parties francophone et germanophone
du pays n'ont pas développé d'assurance similaire, principalement
pour des raisons budgétaires. De son côté, Jean Hermesse,
secrétaire national des Mutualités chrétiennes estime que:
"L'assurance-dépendance flamande peut être améliorée notamment
sur deux points: les cotisations sont actuellement forfaitaires au lieu
d'être liées aux revenus; les indemnités ne couvrent pas les frais".

Chers collègues, je vous invite à examiner cette question d'un peu
plus près. En novembre 2003, les Mutualités chrétiennes ont publié
une intéressante étude comparant les systèmes mis en oeuvre en
Flandre en 2001, en France en 2002, en Allemagne dès 1995 et au
Luxembourg en 1999. En particulier, les différences entre le système
flamand et ceux mis en oeuvre en Allemagne et au Luxembourg sont
flagrantes. Dans ces deux pays, les interventions financières sont
nettement plus importantes - il s'agit d'un rapport d'environ 1 à 10 -
que celles pratiquées actuellement en Flandre. De plus, dans ces
deux pays, l'assurance-dépendance permet réellement de couvrir les
besoins alors qu'en Flandre, il s'agirait plutôt d'une aide d'appoint.

Cette différence d'intervention a évidemment pour corollaire une
différence dans le mode de financement. En Allemagne et au
Luxembourg, le financement est assuré au niveau de l'ensemble du
pays, c'est-à-dire au même niveau que les soins de santé proprement
dits. Ce point me paraît capital. En effet, l'assurance-dépendance
coûte d'une part, mais génère aussi d'importantes économies d'autre
part, en évitant notamment une médicalisation excessive et un
placement prématuré en institution de soins. Si l'assurance-
dépendance est financée à un niveau de pouvoir et les soins de santé
à un autre niveau de pouvoir, l'un dépense à fonds perdus et l'autre
fait des économies sans avoir investi pour cela. En Allemagne, le
financement est principalement assuré par le biais de cotisations
sociales. Au Luxembourg, le financement repose aussi sur des
systèmes alternatifs, tel qu'une taxe électricité, par exemple.

Notre pays a été parmi les premiers, au début des années '90, à initier
un débat sur l'assurance-dépendance. Par contre, la mise en oeuvre
s'est heurtée à une question typiquement belge: doit-il s'agir du
premier secteur d'une sécurité sociale régionalisée ou doit-il s'agir
d'un secteur supplémentaire de notre sécurité sociale fédérale?

En 1997, j'étais conseiller au cabinet de la ministre fédérale de
l'Emploi, Miet Smet. Un projet de loi-programme a été déposé cette
année-là par le gouvernement, comprenant une disposition
doublement intéressante à mes yeux. Il s'agissait d'une intervention
de type assurance-dépendance octroyée sous la forme de chèques-
services. La technique des chèques-services permettait de s'assurer
que l'aide publique était bien utilisée dans les faits pour des
gehinderd door een typisch
Belgisch probleem: is de
zorgverzekering de eerste sector
van een geregionaliseerde sociale
zekerheid of een bijkomende
sector van de federale sociale
zekerheid?

In 1997 diende de regering een
wetsontwerp in dat een vorm van
zorgverzekering door middel van
dienstencheques invoerde. Op
vraag van vrijwel alle Vlaamse
leden van deze vergadering werd
de bepaling uit de programmawet
geschrapt. In 1999 zette het
Vlaams Parlement een eigen
zorgverzekering op poten ten
gunste van de inwoners van het
Vlaams Gewest en de
Nederlandstalige Brusselaars.

Drie beoordelingen dringen zich
op: een beoordeling van het
systeem van de zorgverzekering in
Vlaanderen; een beoordeling van
de begrotingsmiddelen die de
vergrijzing zonder een
zorgverzekering of met een
aanvullende zorgverzekering
vereist; een kwalitatieve
beoordeling van de
levensomstandigheden, bij
ontstentenis van een
zorgverzekering, van de
zorgbehoevenden, die steeds
talrijker worden.

Ik pleit dus voor een
herfederalisering van de
zorgverzekering, net zoals men de
dienstencheques en de
begeleiding van werklozen heeft
geherfederaliseerd. Zoals de Raad
van State met betrekking tot een
wetsvoorstel van senator Michel
Barbeaux heeft erkend, betreft het
een federale bevoegdheid als het
stelsel met socialezekerheids-
bijdragen wordt gefinancierd. Men
kan niet én het welvaartvast
maken van de pensioenen én een
doeltreffende zorgverzekering
afwijzen, zoniet ontstaat er een
bikkelharde maatschappij waar er
almaar grotere spanningen tussen
de generaties zullen heersen.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36
prestations à domicile. À l'époque, à la demande quasi-unanime des
membres flamands de cette assemblée, le gouvernement s'est
résigné à retirer la disposition concernée, faute de quoi l'ensemble de
la loi-programme aurait été rejeté. Ce signal a au moins le mérite de
la clarté. Deux ans après, le 30 mars 1999, le parlement flamand
adopte un décret amenant la mise en oeuvre au 1
er
octobre 2001 d'un
système d'assurance-dépendance au bénéfice des personnes
résidant en Flandre et des Bruxellois néerlandophones.

Cette semaine, lundi, le président de la CSC, Luc Cortebeek ouvre à
nouveau le débat. C'est la raison pour laquelle je me permets d'en
parler aujourd'hui. Dans "Le Soir" notamment, il indique que "la
scission de la sécurité sociale servirait de cheval de Troie au modèle
anglo-saxon". Luc Cortebeek donne un exemple éclairant:
l'assurance-dépendance en Flandre. La Flandre a créé seule cette
assurance pour les personnes âgées, qui n'existe pas à l'échelle
fédérale ou francophone. Contrairement à ce qui se passe dans la
sécurité sociale, "le montant de la prime n'est pas lié à la hauteur du
revenu; les compagnies d'assurances privées qui cogèrent ce
système avec les mutualités leur ont imposé leur logique. Résultats:
premièrement, comme les recettes sont insuffisantes, les cotisations
augmentent pour les pauvres comme pour les riches et
deuxièmement, plus l'assiette de la sécurité sociale diminue, plus
celle-ci coûte cher; la morceler empêche de répartir les risques sur
une grande masse."

Ma conclusion est que dans l'intérêt de tous les citoyens de ce pays,
nous devons procéder à trois évaluations:
- une évaluation sérieuse, qui fait défaut, du système mis en oeuvre
en Flandre et que je qualifierai d'"expérimental", si vous me permettez
cette expression;
- une évaluation du coût budgétaire du vieillissement en cas
d'absence d'assurance-dépendance ou en cas de système
d'assurance-dépendance se limitant à proposer un simple appoint aux
personnes concernées;
- une évaluation qualitative du mode de vie des personnes
dépendantes et de leur environnement en cas de défaut d'assurance-
dépendance.

Pour prendre la mesure des besoins en aide externe, rappelons
notamment qu'entre 1971 et 2002, la proportion d'isolés par rapport
au nombre total des ménages est passée de 19 à 32 %.

Ce phénomène va sans doute se poursuivre à l'avenir.

Permettez-moi de plaider d'ores et déjà pour une refédéralisation de
l'assurance-dépendance dans notre pays. A ceux qui trouveraient
l'idée saugrenue ou à contre-courant, permettez-moi d'indiquer
d'abord que très récemment, deux instruments de la politique de
l'emploi ont été totalement ou partiellement refédéralisés par l'actuel
gouvernement. Je pense au système du titre-service et à la
problématique de l'accompagnement des chômeurs.

Ensuite, sous la précédente législature, le sénateur Michel Barbeaux
a déposé une proposition de loi au niveau fédéral en matière
d'assurance-dépendance. Dans son avis, le Conseil d'Etat reconnaît
la compétence de l'Etat fédéral en la matière, dans la mesure où le
système préconisé par le sénateur Barbeaux est fondé sur un
Laten wij de nodige middelen
uittrekken om de zelfontplooiing
van het individu, die door de
vergrijzing en de toegenomen
levensverwachting mogelijk wordt
gemaakt, te bevorderen.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
37
financement reposant sur des cotisations de sécurité sociale.

Pour terminer, je voudrais affirmer que le débat sur les pensions et le
débat sur l'assurance-dépendance sont intimement liés. On ne peut à
la fois refuser une liaison des pensions au bien-être et refuser la mise
en oeuvre d'un système performant d'assurance-dépendance. Dans
une certaine mesure, l'un pourrait compenser l'autre mais rejeter ces
deux besoins légitimes conduirait à une société dure, une société de
tensions grandissantes entre générations, tant en termes de revenus
qu'en termes de qualité de vie. Ce n'est pas cela le modèle belge
auquel nous sommes attachés.

Comme le rapport l'indique à plusieurs reprises, le vieillissement
ouvre avant tout des perspectives positives en matière d'espérance
de vie et d'épanouissement personnel. Donnons-nous, chers
collègues, dès aujourd'hui, les moyens pour aller résolument dans
cette voie.

Le président: Comme il vous l'a annoncé, c'était le "maiden speech"
de notre collègue, M. Drèze, et, sans allusion à quoi que ce soit, cela
ne se passe qu'une seule fois.

(Applaudissements)
De voorzitter: Ik feliciteer de heer
Drèze met zijn maiden speech.

(Applaus)
04.10 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, collega Koen Bultinck zal straks
spreken over de gevolgen van het vergrijzingsvraagstuk op het vlak
van de pensioenen en de gezondheidszorg. Ikzelf zal even stilstaan
bij het werkgelegenheidsbeleid. Dat zou een belangrijke functie
kunnen vervullen bij het opvangen van de budgettaire kost van de
vergrijzing.

Om te beginnen kunnen we stellen dat ongeveer iedereen het er
eindelijk over eens is dat zich dringende, ingrijpende en doortastende
maatregelen opdringen als men de overgang wil maken naar een
open arbeidsmarkt waarbij de werkzaamheidgraad gevoelig wordt
opgetrokken. De toestand is momenteel immers zonder meer
dramatisch.

Ik ga de talrijke cijfers uit het rapport niet citeren. We zien echter dat
onze werkgelegenheidsgraad meer dan 4% onder het Europese
gemiddelde ligt en dat onze achterstand nog oploopt. We zien dat het
bijzonder slecht is gesteld met de werkgelegenheidsgraad voor de
leeftijdsgroep 15 tot 24 jaar en dat het nog erger is gesteld voor de
leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar. Als we dit allemaal zien, dan is het
eigenlijk tijdsverlies om nog te spreken over het halen van de
werkgelegenheidsdoelstellingen van Lissabon of Stockholm. Die
liggen immers reeds veel te ver af en zijn quasi onhoudbaar
geworden.

Het is daarentegen echter alle hens aan dek om op korte termijn het
beleid een volledig andere richting uit te sturen als we niet willen
eindigen in een ware catastrofe. De aanbevelingen die de commissie
dienaangaande maakt zijn dan ook duidelijk. Men spreekt terecht over
het dringend voeren van een coherent beleidsplan dat de nodige
aandacht heeft voor de financiële incentives binnen de sociale
zekerheid en daarbuiten om vroegtijdig de arbeidsmarkt te verlaten en
de pushfactoren die neerkomen op het doorgaans onvriendelijke
04.10 Guy D'haeseleer
(VLAAMS BLOK): Le taux d'emploi
est dramatique en Belgique. Des
mesures s'imposent d'urgence.
Notre taux d'emploi est inférieur
de pas moins de 4 pour cent à la
moyenne européenne. Il est d'ores
et déjà impossible d'atteindre les
objectifs de Lisbonne et de
Stockholm. Il faut redresser la
barre d'urgence pour éviter le
naufrage.

L'immigration ne constitue pas une
solution aux problèmes de
l'emploi. Nous adhérons aux
conclusions, pas aux mesures
concrètes. Les employeurs et les
syndicats en reviennent à leurs
positions classiques et n'entament
pas de dialogue.

Le faible taux d'occupation des
travailleurs âgés est insoutenable.
La préretraite, que l'on critique
abondamment aujourd'hui, a
constitué des années durant pour
les employeurs un moyen
commode de faire supporter par
l'Etat les coûts d'une
restructuration. Le Vlaams Blok
estime qu'il ne faut pas toucher
aux droits acquis, mais qu'il faut
désormais restreindre et
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
38
ondernemersklimaat, het onvoldoende stimuleren van de
inzetbaarheid van ouderen en de loonkosten die veel hoger zijn voor
oude dan voor jonge werknemers.

De aanbevelingen zeggen dat er bovendien moet uitgegaan worden
van een levensloopbaanperspectief door levenslang leren te
stimuleren en een betere verdeling van het werk over de verschillende
levensfases te bewerkstelligen.

Deze aanbeveling op het vlak van werkgelegenheid is tegelijkertijd
duidelijk en ambitieus. Het geeft aan dat we het niet zullen redden met
halfslachtige oplossingen. Het geeft tevens aan dat we ons er niet
zullen kunnen van afmaken met de stelling dat een zachtjes
aantrekkende economie zal leiden tot de reeds lang door Verhofstadt
beloofde 200.000 extra jobs of dat de gevolgen van de vergrijzing
eenvoudigweg kunnen worden opgelost door massale immigratie. Op
dat vlak is ook het verslag duidelijk. Immigratie kan bezwaarlijk
beschouwd worden als een oplossing voor het verouderingsprobleem.
Er zullen dus ingrijpende maatregelen en moedige beslissingen
moeten genomen worden.

Over de conclusies en aanbevelingen op zich zijn we het allemaal
eens. Anders wordt het wanneer we moeten overgaan tot de concrete
uitvoering van deze aanbevelingen. We hebben de laatste weken het
opbod gezien aan zowel werkgevers- als werknemerszijde. De ene
kant pleit voor de afschaffing van het brugpensioen, voor
loonmatiging, voor langere arbeidsduur enzovoort. De vakbonden
kruipen als reactie hierop terug in hun schulp. Zo zullen de oude
taboes overeind blijven. Op die manier zullen we er nooit uitgeraken.
Juist in dit dossier zullen alle partners in dit land elkaar de hand
moeten geven en zullen die verschillende taboes inderdaad moeten
sneuvelen als men echt resultaat wil halen, zoveel is zeker.

Ik wil even nader ingaan op een aantal knelpunten die onze
arbeidsmarkt kenmerken en die een dringende oplossing vragen. De
lage activiteitsgraad van oude werknemers is een zeer groot
probleem dat dringend moet aangepakt worden. Het is evident dat
aan de massale uitstoot een einde moet worden gesteld. De toestand
is immers onhoudbaar, zelfs op korte termijn. Sta me toe te zeggen
dat de rampzalige activiteitsgraad waarbij slechts 1 op de 4 55-
plussers nog actief is een gedeelde verantwoordelijkheid is.

Ten eerste is er uiteraard de massale uitstoot van oudere
werknemers via het conventioneel, voltijds brugpensioen, het statuut
van oudere, niet-werkzoekende werkloze en de zogenaamde Canada
Dry-regelingen. Wat het brugpensioen betreft, dient te worden gezegd
dat de werkgevers, die steeds luider prediken dat die regeling moet
worden afgeschaft, altijd gretig hebben gebruikgemaakt van de
regeling om oudere en duurdere werknemers te dumpen en zo de
factuur van de kosten van de herstructureringen door te schuiven
naar de samenleving.

Voor het Vlaams Blok is het duidelijk dat aan de verworven rechten
van de huidige bruggepensioneerden niet kan worden geraakt, wel
integendeel. Het is tevens evident dat in uitzonderlijke
omstandigheden en onder zeer strikte leeftijdsvoorwaarden het stelsel
van brugpensioen moet mogelijk blijven om herstructureringen op te
vangen. Laten we ook eens nadenken over het opnieuw activeren van
décourager résolument toutes les
formules de retraite anticipée. Il
faut par ailleurs réfléchir à une
meilleure intégration des aînés sur
le marché de l'emploi. Ils coûtent
beaucoup plus cher que les autres
actifs. Aussi faut-il reconsidérer la
formation des salaires.

La retraite anticipée devrait être
conditionnée à la carrière dans
son ensemble, avec des
conditions spécifiques pour les
emplois physiquement pénibles.
La pension à 65 ans est un droit
acquis. L'exercice d'une activité
procurant un revenu
complémentaire illimité doit être
autorisé.

Les charges qui affectent le travail
sont trop élevées. Il faut les
abaisser pour réduire le handicap
salarial. Il conviendrait par ailleurs
d'instaurer pour les heures
supplémentaires un régime plus
flexible et de permettre d'organiser
la carrière professionnelle avec
plus de souplesse. Les
employeurs doivent également
adopter une attitude plus flexible.

Les travailleurs âgés ne participent
à la formation qu'à raison de 6
pour cent. A ce niveau, il reste
donc beaucoup à faire.

Un groupe de chômeurs a sombré
dans l'immobilisme. Le ministre
Vandenbroucke a fait de très
méritoires tentatives pour inverser
la situation mais la Wallonie
socialiste lui a mis des bâtons
dans les roues. Ses efforts ont été
dépeints comme une "chasse aux
sorcières". Il est pourtant
indispensable d'activer les
chômeurs et, à cet effet, un
accompagnement individuel
constitue le meilleur des moyens.
La Wallonie, où le clientélisme
reste monnaie courante, refuse
obstinément de le comprendre.

En ce qui concerne les
professions à problèmes, il est
incompréhensible que l'on ne se
soit pas encore attelé à
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
39
de bruggepensioneerden van vandaag. Het behoud van de toeslag bij
een eventuele herindiensttreding bij een nieuwe werkgever kan een
eerste aanzet zijn om een reïntegratie van die groep mensen op de
arbeidsmarkt te realiseren.

Nog belangwekkender zijn de "Canada Dry"-regelingen waarbij de
voordelen van het wettelijk stelsel worden aangevuld met een
bijkomende premie vanwege de werkgever. Iedereen erkent de
nefaste effecten van deze regelingen, maar vandaag is het nog
steeds onmogelijk een beeld te krijgen van het aantal mensen dat
deze regelingen geniet, omdat de gegevens gewoon niet bekend zijn.
Het zou trouwens goed zijn om in te gaan op de suggestie van de
Hoge Raad voor de Werkgelegenheid om via het gebruik van de
fiscale gegevens een zicht te krijgen op het effect en het belang van
deze regelingen. Deze regelingen moeten in de toekomst ingeperkt
en ontmoedigd worden.

De drang van bedrijven om oudere werknemers af te stoten, heeft
natuurlijk ook te maken met hun hoge loonkosten, gekoppeld aan een
vaak mindere productiviteit. Een oudere werknemer kost gemiddeld
ongeveer de helft meer dan een jongere. Het zal er dan ook op
aankomen om in de nabije toekomst de problematiek van de
loonvorming grondig te herbekijken. Hier ligt een belangrijke
verantwoordelijkheid voor de sociale partners, die de loonbarema's en
loonschalen bepalen. Het zal zaak zijn, collega's, om alle stelsels aan
te passen aan de huidige economische realiteit. Indien men zich
beperkt tot het afremmen of hervormen van een van de stelsels, zal
men een effect tot stand brengen waarbij men van het ene naar het
andere stelsel overschakelt, zodat het nettoresultaat hetzelfde blijft.

Er zijn in het verleden al een aantal maatregelen genomen die een
massale uitstoot van oudere werknemers willen tegengaan. Zo is het
statuut van niet-werkzoekende werkloze sinds 1 juli van dit jaar pas
toegankelijk vanaf 58 jaar, terwijl dat in 2002 nog 50 jaar was. Ook de
invoering van een verhoogde leeftijdsgrens voor cumulatie van de
zogenaamde "Canada Dry"-regelingen met uitkeringen in het kader
van de tweede pensioenpijler is een stap in de goede richting. Zoals ik
zopas heb gezegd, loopt men hierbij het gevaar dat men steeds zijn
toevlucht zal zoeken in andere mogelijkheden die de wet biedt.

Daarenboven moet ook worden gezegd dat deze regelingen ook voor
de werknemers interessant waren en zijn, omdat het financiële verlies
met laatste loon eerder beperkt is. De nettovervangingsratio's zijn
dikwijls zeer hoog, waardoor werknemers de neiging hebben om
veelvuldig gebruik te maken van de verschillende stelsels. Er moet
ook worden herhaald dat uit studies blijkt dat 40% van de
bruggepensioneerden verplicht werd om de arbeidsmarkt te verlaten
en er van een vrije keuze geen sprake was.

Het is dan ook onze overtuiging dat elke regeling die een vervroegde
uittreding stimuleert, moet worden herbekeken. Er moet een
totaalplan worden opgesteld met maatregelen die ertoe moeten leiden
de duur van een loopbaan, die gemiddeld 36 jaar bedraagt, wat 5 jaar
onder het Europese gemiddelde ligt, aanzienlijk te verhogen en de
gemiddelde uitstapleeftijd op te trekken.

Waarom bijvoorbeeld zouden we niet kunnen gaan naar een systeem
waarbij bedrijven die herstructureren het aantal arbeiders dat moet
l'élaboration d'un statut unique.

Les partenaires sociaux ont eu
suffisamment de temps pour
mettre un terme à la distinction
entre ouvriers et employés. C'est
une des conditions à remplir pour
rendre les fonctions techniques
plus attrayantes aux yeux des
jeunes.

Le relèvement du taux d'emploi
constitue un défi de taille. Le coût
du travail doit être réduit, la
combinaison de l'activité
professionnelle et de la vie de
famille doit être rendue plus
attrayante et la disponibilité des
travailleurs doit être accrue. Il faut
mettre en oeuvre une politique
énergique qui requerra des efforts
de tous. Pour faire face à la
diminution spectaculaire de la
population active après 2010, il
faudra un changement des
mentalités. La population doit être
informée de la gravité de la
situation et des décisions doivent
être prises. Il faudra pour cela faire
preuve de courage politique. Mais
je ne nourris guère d'espoir car
lorsqu'il s'agit de dossier à valeur
symbolique, les partenaires
sociaux témoignent de bien peu
de flexibilité. Le ministre
Vandenbroucke a même renoncé
devant l'entêtement des partis
francophones. L'actuel ministre de
l'Emploi n'y changera rien. La
réforme du marché du travail ne
pourra dès lors porter ses fruits
que lorsque les compétences
auront été régionalisées. Sinon, la
Flandre restera, elle aussi, sur le
carreau.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
40
afvloeien spreiden over de verschillende leeftijdsgroepen in het
bedrijf? Hiermee vermijdt men de massale uitstoot van alleen oudere
werknemers die voor de rest van hun actieve leven geparkeerd
worden in de sociale zekerheid. De kans dat de jongeren die het
slachtoffer zijn van een herstructurering opnieuw een job vinden is nu
eenmaal veel groter.

Wat de hoge lasten op arbeid betreft, ook hier dienen verdere
stappen gezet te worden. Wil men de loonhandicap van 6 tot 8% ten
opzichte van de concurrerende landen wegwerken, dan zullen extra
lastenverlagingen inderdaad noodzakelijk zijn. Dan zijn de recent
gevoerde discussies over het opnieuw invoeren van de veertigurige
werkweek niet alleen meer naast de kwestie maar ook niet meer
nodig. Het is alleen een middel om de loonkosten te verlagen op de
kap van de werknemers en dat is voor het Vlaams Blok
ontoelaatbaar.

Wel moet er dringend een regeling komen die op een flexibele manier
arbeiders toelaat om op vrijwillige basis extra overuren te werken
zonder dat men onmiddellijk terechtkomt in het zowel voor de arbeider
zelf als voor de werkgever fiscaal nadelige systeem van de overuren.
Los van deze afzonderlijke maatregelen moet inderdaad ook de
mogelijkheid gecreëerd worden om de beroepsloopbaan soepeler in
te vullen. Indien men bepaalde maatregelen gaat nemen die de
vervroegde uittreding gaan afremmen, dan is ook van de kant van de
werkgevers flexibiliteit nodig. Langer werken gaat niet samen met nog
meer stress en nog meer druk. Die situatie is nu al op vele plaatsen
onhoudbaar. We moeten af van de situatie waarin het arbeidsvolume
zoveel mogelijk wordt geperst uit mensen tijdens hun middelbare
leeftijd. Er moeten meer mogelijkheden gecreëerd worden om tijdelijk
de beroepsloopbaan te onderbreken. Er moeten meer flexibele
regelingen komen voor de combinatie van arbeid en gezin. Dergelijke
maatregen, die een tijdelijke vermindering of onderbreking van de
arbeid toelaten, zullen er inderdaad mee voor kunnen zorgen dat de
mensen niet zo vlug uitgeblust raken en dat de drang naar het
definitieve verlaten van de arbeidsmarkt vermindert.

Uiteraard hebben dergelijke maatregelen enkel zin als aan het einde
van de rit het totale arbeidsvolume of de totale beroepsloopbaan
gemiddeld met enkele jaren kan worden verlengd. Dit vraagt echter
ook flexibiliteit van de ondernemers. Het al dan niet vervroegd
uittreden kan ook afhankelijk gemaakt worden, zoals door
verschillende mensen en instanties al is gesuggereerd, van de globale
levensloopbaan, al dient gezegd dat steeds in bijzondere modaliteiten
moet worden voorzien voor zware en ongezonde beroepen.

Een ander aspect is de voortgezette opleiding en vorming. Op dit vlak
hebben wij nog tal van mogelijkheden en moeten er bijzondere
inspanningen worden gedaan. Het kan een belangrijke factor zijn om
ook de oudere werklozen inzetbaar te houden. Met 6% oudere
werknemers die deelnemen aan opleidingen is er nog een ganse weg
te gaan, zeker als men dit vergelijkt met de 30% 55- tot 60-jarigen die
in Zweden een opleiding volgen.

Er moeten niet alleen maatregelen worden genomen die verhinderen
dat er een massale uitstoot is van oudere werknemers, er moeten
initiatieven genomen worden die mensen toelaten om ook na de
pensioengerechtigde leeftijd te werken zonder dat dit effect heeft op
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
41
de hoogte van hun pensioen. We pleiten er dus voor dat het pensioen
op 65 een verworven recht is en dat er dus onbeperkt mag worden
bijverdiend.

Wat de inzetbaarheid van onze actieve bevolking betreft, is er nog
heel wat werk aan de winkel. Het staat buiten kijf dat er momenteel
een onevenwicht is tussen de rechten en de plichten van niet-
actieven. Het is in het verleden altijd zo geweest dat we een stelsel
van werkloosheidsverzekering hadden dat niet beperkt was in de tijd
zoals in de meeste andere landen. Bovendien was het tevens zo dat
ons werkloosheidsbeleid een uitkeringsbeleid was. Daarmee was de
kous af. Opleiding en begeleiding waren en zijn trouwens nog steeds
ondermaats.

Een dergelijk systeem is gedoemd om te ontsporen. Het heeft
uiteindelijk geleid tot een situatie waarbij het overgrote deel van de
werklozen aan zijn lot werd overgelaten en er weinig begeleiding werd
geboden om zich opnieuw zo vlug mogelijk op de arbeidsmarkt te
begeven.

Anderzijds hebben we ook een groep van werklozen gecreëerd die
helemaal niet meer geïnteresseerd is om nog een steentje bij te
dragen tot de welvaart. Die werklozen hebben zich eigenlijk
geparkeerd in de sociale zekerheid. Het moet gezegd dat de vorige
minister van Werk gepoogd heeft het tij te doen keren.

Wij hebben altijd onze steun toegezegd aan een beleid dat gebaseerd
is op rechten en plichten. Maar wat zien wij? Telkens het debat werd
gevoerd of als er maatregelen genomen moesten worden, stond
socialistisch Wallonië op zijn kop. Al vlug werd een beleid van rechten
en plichten afgeschilderd, vooral langs Franstalige kant, als een
heksenjacht op werklozen. De sfeermakerij daarrond blijft in
Franstalig België duren.

Mevrouw de minister, u zult het moeilijk hebben om de weg van het
beleid van uw voorganger verder te kunnen bewandelen. De
Scandinavische landen bewijzen echter dat dat de enige manier is om
een actief arbeidsmarktbeleid te voeren. Het moet gaan om degelijke
uitkeringen om het verlies aan inkomen uit arbeid te compenseren, en
dat tot een nieuwe job werd gevonden. Tijdens die
werkloosheidsperiode moeten de werklozen recht hebben op een
degelijke persoonlijke begeleiding, kansen tot opleiding, scholing,
herscholing, enzovoort. Indien wij zo'n beleid voeren is het ook maar
het recht van de maatschappij om op gezette tijden te vragen wat
men met de geboden kansen heeft aangevangen. Indien men de
geboden kansen niet wil benutten, dan moet men durven stellen dat
op dat moment het engagement van de overheid stopt, met als gevolg
het verlies van de uitkering. Enkel op zo'n manier kunnen wij de
solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden blijven
verantwoorden. Enkel op die manier kan het systeem van uitkeringen
die onbeperkt zijn in de tijd, overeind blijven. Dat is de logica zelve.

Maar vooral in het Zuiden van ons land zien ze dat anders. Van zo'n
rechten-en-plichten-benadering willen zij absoluut niet weten. De
weerstand is immens groot. Het socialistisch en collectivistisch
Wallonië, waar het cliëntelisme verheven is tot een nationale sport,
hebben er natuurlijk alle belang bij om de hangmatmaatschappij die
zij zelf hebben gecreëerd in stand te houden en zelf te cultiveren, als
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
42
de factuur uiteindelijk toch door de anderen, namelijk de Vlamingen,
wordt betaald. Het is duidelijk dat men een groot deel van de
werklozen in Wallonië niet aan werk moet helpen, maar aan het werk
moet zetten. Wij kunnen tevens niet blijven aanvaarden dat Vlaamse
werklozen strenger behandeld worden dan Waalse werklozen.

Collega's, in het kader van een efficiënt arbeidsmarktbeleid in het
algemeen en wat betreft de invulling van bijvoorbeeld de
knelpuntberoepen in het bijzonder, wil ik van de gelegenheid ook
gebruik maken om er voor de zoveelste keer voor te pleiten om
dringend werk te maken van het eenheidsstatuut. Ons land is zowat
het enige land in de Europese Unie waar de wet nog steeds
onderscheid maakt tussen arbeiders en bedienden. Tussen de
uitspraak van het Arbitragehof in 1993 aangaande dat dossier en
vandaag, is er al heel wat inkt gevloeid. Telkens werd het probleem
ontweken of op de lange baan geschoven. In april 2000 werd door de
Kamer nog unaniem een motie goedgekeurd. Dat kwam ter sprake
tijdens de CAO-onderhandelingen van 2001-2002. Daar kwam men er
niet uit, en het dossier werd dan maar doorgeschoven naar de
Nationale Arbeidsraad, die tegen eind 2001 met concrete voorstellen
zou komen. Ondertussen zijn we, na veel uitstel en beloftes, bijna
eind 2004.

Mevrouw de minister, ik wil u vragen om ook in dat dossier de teugels
in eigen handen te nemen. Ik denk dat de sociale partners tijd genoeg
hebben gehad om met concrete voorstellen te komen. Ik wil u dan
ook vragen welke concrete stappen u zult zetten om dat onderscheid,
dat dateert van het begin van het industriële tijdperk, eindelijk op het
heffen.

Zij hebben 5.000 vacatures binnen de termijn van 5 jaar. Het gaat
uiteraard naast hooggeschoolden ook om pijpfitters, lassers,
kraanvoerders, monteurs, enzovoort. Het probleem is dat zij op dit
ogenblik geen jongeren vinden die voldoende belangstelling hebben
voor die technische beroepen. Het minderwaardige statuut van
arbeiders ten opzichte van dat van bedienden speelt ongetwijfeld een
belangrijke rol. Dringende vooruitgang in het dossier is dan ook
geboden om zo de aantrekkelijkheid van vooral technische beroepen
te verhogen.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister,
collega's, samenvattend kan ik zeggen dat het optrekken van de
werkgelegenheidsgraad om de gevolgen van de
vergrijzingsproblematiek betaalbaar te houden, maar ook in het
algemeen om een echte actieve welvaartstaat te creëren een grote
uitdaging zal worden. Er zullen op korte termijn beslissingen moeten
worden genomen om de arbeidskosten verder te verlagen, om de
kwaliteit van arbeid en loopbaan te verbeteren, om meer te investeren
in opleiding en vorming, om vervroegde uittreding tegen te gaan en de
inzetbaarheid van werklozen te verhogen, enzovoort. Er zal kortom
een nieuw arbeidsmarktbeleid moeten worden gevoerd dat van
iedereen een inspanning zal vragen, inspanning die nodig zal zijn om
die nieuwe weg in te slaan. Ik meen dan ook dat op de schouders van
diegenen die weigeren een nieuwe weg in te slaan op het vlak van
innoverend werkgelegenheidsbeleid een grote verantwoordelijkheid
rust. Veel tijd hebben wij niet meer. Na 2010 zal er immers een
enorme daling zijn van het aantal potentiële actieven, omdat de
babyboomers stilaan de pensioenleeftijd zullen bereikt hebben.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
43

Het zal er vooral ook op aankomen een mentaliteitswijziging te
creëren bij iedereen die nauw betrokken is bij het functioneren van de
arbeidsmarkt. Via uitgebreide communicatie moeten zij bewust
gemaakt worden van de ernst van de zaak. Het is immers niet vijf
voor twaalf maar al vijf na twaalf. De grootste hervormingen die
noodzakelijk zijn, kunnen niet gerealiseerd worden zonder ieders
actieve medewerking. De sociale partners zullen in een geest van
partnership belangrijke knopen moeten doorhakken. Ten laatste, zal
het ook veel politieke moed van onze beleidsmensen vergen om de
noodzakelijke stappen te ondernemen. Maar ik moet eerlijk zeggen
dat ik er geen goede hoop op heb. Er is een verschil tussen vrije
tribunes schrijven, grote theorieën opzetten over hoe het allemaal zou
moeten en dan de daad niet bij het woord willen voegen. Het is die
indruk die bij mij blijft hangen.

Ik stel vast dat de verschillende sociale partners weinig flexibel zijn
wanneer het gaat over hun symbooldossiers. Ik stel vast dat ook de
politieke slagkracht tot een minimum is herleid. De vorige minister van
Werk, Frank Vandenbroucke, is zelfs gaan lopen. Hij is vooral gaan
lopen omdat de weerstand van de Franstaligen te groot was telkens
hij een aantal hervormingen van de arbeidsmarkt in het vooruitzicht
stelde. Of het nu ging over de hervorming van de
werkloosheidsverzekering, de dienstencheques, en in verkiezingstijd
zelfs de vraag om de werkloosheidsverzekering en het hele
werkgelegenheidsbeleid te regionaliseren, telkens stootte hij op het
njet van de Di Rupo's en andere Onkelinx'en van deze wereld. Het
behoud van het status-quo is voor de Franstaligen immers te
belangrijk. Het zou mij verwonderen dat de huidige minister van Werk
daarin enige verandering zou kunnen brengen.

Het is al jaren duidelijk dat wij anders moeten denken over hoe onze
economie moet draaien en onze arbeidsmarkt moet functioneren. Om
de hervormingen door te voeren die ons moeten leiden naar een
flexibele arbeidsmarkt hebben wij een beleid nodig dat afgestemd is
op de noden van de arbeidsmarkt.

Elke analyse, elke studie, elke conferentie over de hervorming van de
arbeidsmarkt wijzen op het belang van een regionalisering. Het is dan
ook hoog tijd, collega's, dat wij als Vlamingen op tafel slaan en de
noodzakelijke institutionele hervormingen afdwingen. Na de woorden
moeten nu eindelijk maar eens de daden volgen. Wil het
socialistische Wallonië niet mee, dan blijft het maar achter, zou ik
zeggen. Zo niet, denk ik, zijn wij ook in Vlaanderen op weg de trein
definitief te missen. Zo niet, denk ik, zijn wij bezig onze eigen welvaart
en ons eigen welzijn op het spel te zetten en de toekomst van onze
kinderen te hypothekeren.
04.11 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le président, madame et
monsieur les ministres, chers collègues, avant toute chose, je
voudrais m'associer aux remerciements qui ont été adressés par les
intervenants précédents. Je le fais à mon tour, au nom de mon
groupe, à la fois aux experts qui ont accompli un travail gigantesque,
à toutes les personnes qui ont été invitées dans notre commission à
quelque titre que ce soit, à la secrétaire et aux services administratifs
de notre commission, à notre président M. Bonte, qui était à l'initiative
de ce travail et qui a animé nos débats, sans oublier nos deux
rapporteurs.
04.11 Jean-Marc Delizée (PS):
Eender welke voorspelling inzake
de demografische evolutie tijdens
de komende decennia en de
ermee gepaard gaande kosten,
moet met de nodige omzichtigheid
worden geïnterpreteerd.

Vermits de vergrijzing één van de
grootste uitdagingen voor onze
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
44

Monsieur le président, en ce jour de rentrée avancée, voilà un débat
prospectif, un débat essentiel pour l'avenir de notre pays. On sent
bien que chaque intervenant s'y implique avec enthousiasme et
conviction, même si avec l'heure qui avance, la marée est plutôt
descendante au sein de l'assemblée.

Il y a tant à dire. Il y a tant à dire mais je vais essayer de résumer, de
condenser dans une intervention pas trop longue la position du
groupe socialiste dans ce dossier.

Je ferai tout d'abord une première remarque pour rappeler que toutes
prévisions sur l'évolution démographique et sur les coûts y afférents
doivent être interprétées avec prudence. De telles études, si elles sont
nécessaires, sont néanmoins sensibles aux éventuelles erreurs de la
valeur initiale des paramètres utilisés. Qu'il s'agisse du nombre de
naissances, qu'il s'agisse de la durée de vie, qu'il s'agisse de la
croissance économique, il est évident que s'il y a des erreurs sur les
paramètres utilisés au point de départ, ces erreurs, accumulées sur
une longue période, peuvent se muer en de profondes divergences.
Plusieurs experts ont insisté sur ce point. Ils ont eu l'honnêteté
intellectuelle de le faire et il me semblait utile de le souligner
d'emblée.

Les Romains consultaient les augures, nous consultons les experts.
Je reconnais que c'est nettement plus scientifique mais, même pour
ces derniers, prédire l'avenir reste aléatoire.

Partant du constat que le vieillissement représente un défi majeur
pour notre société, je voudrais articuler mon intervention sur quelques
grands axes stratégiques qui doivent faire de l'évolution
démographique une victoire sociale. En effet, nous devons
l'allongement de l'espérance de vie de notre population à
l'amélioration des conditions de vie et de travail, nous le devons aux
progrès de la médecine et de la gériatrie en particulier. Il s'agit donc
d'une évolution positive car le vieillissement ne doit pas toujours être
analysé en termes de coûts supplémentaires mais aussi sous l'angle
de l'énorme potentiel de participation, connaissance, compétence,
expérience qu'une telle évolution apporte à notre société. Le défi qui
est devant nous consiste à transformer cette réussite humaine en une
réussite sociétale, de sorte que tout ce potentiel puisse contribuer à la
prospérité de notre pays pour que le "vivre plus" se traduise en "vivre
mieux".

Le premier axe de mon intervention concerne la réduction de la dette
publique et le financement du vieillissement.

L'équité entre les générations plaide pour une réduction maximale de
la dette publique pendant la période de pression démographique
relativement limitée, soit celle qui se termine vers 2015.

En effet, nous ne pouvons pas perdre de vue que, bien que la
situation de notre pays ne sera pas tellement différente de celle des
autres pays industrialisés en termes de transferts ascendants,
l'escalade de notre dette publique dans les années quatre-vingt
s'ajoute à cette dette implicite que constitue le vieillissement
démographique.
samenleving vormt, wil ik stilstaan
bij een aantal strategische
krachtlijnen die de demografische
evolutie tot een maatschappelijk
succes moeten maken, waarbij de
mens niet alleen langer maar
vooral beter leeft.

Wat de verlaging van de
overheidsschuld en de financiering
van de vergrijzing betreft, vereist
het principe van de
intergenerationele billijkheid dat de
schuld zoveel mogelijk wordt
teruggebracht tijdens de periode
dat de demografische druk relatief
beperkt is, met name tot ongeveer
2015.

Het probleem kan op twee
manieren worden aangepakt.
Hetzij, en dat zou voor ons
onaanvaardbaar zijn, door de
huidige pensioenbedragen terug te
schroeven, hetzij door de
overheidsschuld versneld te
verminderen. De tweede piste is
de juiste, omdat zij tegemoet komt
aan het fundamentele beginsel
van de solidariteit, dat op de
inspanningen van alle generaties
is gestoeld.

Dit gezegd zijnde, zullen de
schuldvermindering en het behoud
van het begrotingsevenwicht
wellicht niet volstaan om de
aangekondigde vergrijzing het
hoofd te bieden.

Door de oprichting van een
zilverfonds geven we het signaal
dat we thans over de nodige
middelen beschikken om de
gevolgen van de vergrijzing op te
vangen. Dit fonds vertoont ook
een aantal tekortkomingen. Zo
zullen de financieringsbronnen
ongetwijfeld herbekeken moeten
worden. In de huidige stand van
zaken hangen ze teveel af van de
politieke en economische evolutie
terwijl het probleem in se
structureel is.

Wat niet betekent dat we ons
aansluiten bij de aanbevelingen
van het Planbureau en van de
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
45
Il n'existe en substance que deux manières d'aborder le problème. La
première - et ce serait bien entendu totalement inacceptable pour
nous - serait l'abaissement des pensions actuelles. La seconde est la
réduction accélérée de la dette publique. Cette piste est celle que
nous devons suivre parce qu'elle répond à une exigence
fondamentale, celle de la solidarité impliquant l'effort de toutes les
générations. Depuis une dizaine d'années, les gouvernements
successifs se sont engagés résolument dans cette voie, le futur
recours aux moyens du fonds de vieillissement étant d'ailleurs
conditionné par le degré d'endettement du pays.

Cela étant dit, la réduction de notre dette et le maintien de l'équilibre
budgétaire de l'ensemble des pouvoirs publics ne suffiront sans doute
pas pour faire face au vieillissement annoncé. La constitution de
réserves dans un fonds "argenté" donne clairement le signal que des
moyens nécessaires sont dès à présent dégagés, afin de compenser
les conséquences du vieillissement, notamment lorsque la génération
du baby-boom de l'après-guerre partira à la retraite.

Mais si le fonds de vieillissement a aujourd'hui ses atouts, il a aussi
ses faiblesses. En premier lieu ­ le groupe socialiste a souvent insisté
sur ce point ­, il nous faut adopter en cette matière une discipline
tangible si nous voulons aborder sereinement les années 2010-2030.
Dès lors, il serait sans doute nécessaire de réévaluer les sources de
financement. Celles-ci sont actuellement trop dépendantes des
évolutions politiques et économiques par rapport à un problème qui
est fondamentalement structurel. Renvoyer la décision sur le montant
annuel à affecter à l'évaluation du surplus budgétaire et des
excédents estimés de la Sécurité sociale peut conduire à laisser des
contraintes à court terme prendre le pas sur des contraintes à long
terme.

Certes, il existe cette obligation de rédiger une note annuelle sur le
vieillissement, dont les recommandations sont insérées dans l'exposé
général du budget des dépenses. C'est sans doute une garantie de
transparence, entre autres pour le parlement et les partenaires
sociaux. Mais il ne s'agit là que d'une troisième étape sur la base de
laquelle sont ou ne sont pas accordés des moyens au fonds de
vieillissement, puisque son alimentation reste tributaire d'une
évaluation budgétaire dans son ensemble. Cela ne signifie pas que le
groupe socialiste partage les recommandations du Bureau du plan et
du Conseil supérieur des Finances, dont le scénario implique que l'on
consacre quasiment toutes les marges budgétaires au financement
des futures pensions. D'un point de vue éthique, il nous semble que la
priorité accordée aux futurs pensionnés doit être équilibrée et, surtout,
qu'elle doit s'insérer dans un véritable projet de société.

L'extension de la solidarité dans les moyens qu'on lui consacre et
aussi dans le temps où elle se déploie n'est soutenable qu'au prix de
l'intégration socio-économique des nouvelles générations. En effet,
quel serait le sens d'une société qui accentuerait à l'extrême le poids
des transferts ascendants et qui - par voie de conséquence -
n'investirait plus dans les domaines de la santé, de l'éducation, de la
formation ou de l'emploi, à titre d'exemple?

Deuxièmement, la possibilité de financement additionnel par les bonis
de la sécurité sociale nous semble une hypothèse contestable. Même
s'il s'agit de l'argent de la sécurité sociale pour la sécurité sociale de
Hoge Raad van Financiën die
willen dat we bijna de volledige
begrotingsruimte gebruiken voor
de financiering van de toekomstige
pensioenen.

Daarnaast zijn we van oordeel dat
de mogelijkheid van een
bijkomende financiering via de
overschotten in de sociale
zekerheid weinig haalbaar lijkt.

Wat de pensioenen betreft kunnen
de werknemers die vandaag op
pensioen gaan zich verheugen op
een langer leven. En daarnaast
willen ze nog een en ander
bereiken op het vlak van de
levenskwaliteit.

De pensioenstelsels moeten dus
de evolutie volgen van de
gepensioneerden die hun tijd
almaar actiever doorbrengen. Dat
veronderstelt een versterking van
de eerste pijler die een voldoende
hoog inkomen voor iedereen moet
garanderen.

De wettelijke pensioenstelsels
zullen niet volstaan om de
koopkracht aan te zwengelen. De
PS-fractie is voor de sectorale
pensioenplannen, op voorwaarde
dat de eerste pijler de basispijler
blijft, dat de voorrang wordt
gegeven aan het maatschappelijke
solidariteitsbeginsel en dat de
democratisering van de toegang
tot de aanvullende pensioenen
een belangrijk aandachtspunt
wordt.

Wat de solidariteit tussen de
generaties betreft, bestaan tussen
de bejaarden enorme verschillen.
Daarom mogen we de bestaande
solidariteitsbijdrage niet lichtzinnig
voor andere vormen van
solidariteit inruilen.

Wanneer we de uitdaging van de
vergrijzing willen aangaan, zullen
we de gezondheidszorg anders
moeten organiseren. Als we voor
een evenwichtig aanbod van acute
en chronische zorgverstrekking
willen zorgen, moeten de
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
46
demain, il faut rappeler que, pendant les années 1980 et 1990, la
sécurité sociale a durement contribué à l'assainissement des finances
publiques, entre autres par la diminution systématique de la
subvention de l'Etat.
Aujourd'hui, alors que l'Etat recueille les fruits de sa politique
budgétaire, un juste retour des choses nous paraît légitime.

Le deuxième volet de mon intervention concerne les pensions. Les
travailleurs qui partent, aujourd'hui, à la retraite ne peuvent pas
seulement espérer vivre plus longtemps. Ils ont aussi des aspirations
légitimes dans le cadre de ce que l'on appelle la qualité de vie, en
termes de mobilité, de loisirs, d'activités, d'acquisition de
connaissances et même de travail. Il est donc fondamental que
l'évolution des systèmes de pensions soit en adéquation avec ces
retraites de plus en plus actives, ce qui suppose en premier lieu de
conforter le premier pilier qui doit garantir un revenu suffisant pour
tous.

Par rapport à la demande d'un pouvoir d'achat supplémentaire, il est
illusoire de penser que les régimes légaux seuls suffiront. Aussi, le
renforcement et le développement des plans sectoriels de pensions
sont une priorité partagée par le PS pour autant que trois conditions
soient réunies:
1. Le premier pilier est et doit rester le pilier fondamental de notre
société. L'objectif d'un revenu de remplacement raisonnable après la
mise à la retraite doit d'abord être concrétisé par la liaison au bien-
être des plafonds de rémunération et des pensions elles-mêmes. Le
conclave d'Ostende, la réunion exceptionnelle du gouvernement à
Ostende a marqué un tournant décisif par rapport à cette question.
2. La priorité absolue doit toujours être accordée aux engagements
sociaux qui impliquent solidarité, égalité des travailleurs et limitation
stricte des possibilités d'opting out.
3. Il importe de concentrer les efforts sur la démocratisation de l'accès
aux pensions complémentaires, car la loi actuelle, malgré ses
incitants, met inévitablement les secteurs en position de concurrence
et ne s'adresse pas à toutes les catégories de travailleurs actifs.

Il y a aussi un autre débat qui concerne la solidarité
intragénérationnelle. Il faut être conscient que les fortunes sont
essentiellement concentrées en haut de la pyramide des âges.
L'inégalité au sein des personnes âgées est considérable et ne cesse
d'ailleurs de s'amplifier. Ceci nous amène à une extrême prudence
quant à la suppression de la cotisation de solidarité qui, si elle ne
répond que de manière fort approximative à l'impératif de solidarité,
n'en demeure pas moins un mécanisme qui dépasse les régimes et
les piliers et qui permet de générer des moyens pour relever les
pensions les plus modestes. Mais nous pensons aussi que d'autres
formes de solidarité devront êtres étudiées et mises en oeuvre à
l'avenir.

Le troisième volet important de notre débat concerne les soins de
santé. Si nous voulons relever correctement le défi du vieillissement, il
conviendra aussi d'adapter l'organisation des soins de santé. La prise
en charge de la dépendance des personnes âgées constitue un des
enjeux majeurs de l'avenir. Un bon équilibre est indispensable entre
l'offre de soins aigus et l'offre de soins chroniques. De manière plus
générale - et, monsieur le ministre, les dialogues de la santé ont
insisté sur ce point -, nous devons structurer l'offre de soins en un
ambulante en de institutionele zorg
op elkaar worden afgestemd en is
er nood aan een betere
coördinatie tussen alle medische
en paramedische disciplines.

We moeten er echt voor kiezen
personen die niet langer
zelfredzaam zijn
thuis te
verzorgen. Er moeten
tussenoplossingen worden
gevonden tussen thuiszorg en
verzorging in een instelling.

Voorts moeten de beroepen in de
gezondheidszorg, en in het
bijzonder het beroep van
verpleegkundige, opnieuw
aantrekkelijk worden gemaakt.

Ten slotte beklemtoont de PS-
fractie dat het de plicht is van de
overheid om het voortbestaan van
een solidair gefinancierd stelsel
van gezondheidszorg te
garanderen. Zulks vereist een
duurzame groei van de
overheidsfinanciering. Daartoe
moet men garanderen dat de
uitgaven binnen de
vooropgestelde grenzen blijven en
dat de middelen efficiënt worden
gebruikt. Wij moeten ons bezinnen
over een allesomvattender
financieringswijze. Het is
onrealistisch om opnieuw te kiezen
voor een scenario waarbij de
uitgavengroei tot 2 of 3% wordt
beperkt.

In vergelijking met de overige
Europese lidstaten kent onze
arbeidsmarkt een structurele
achterstand. De PS-fractie trekt
lering uit het verleden en vindt de
idee dat alle inspanningen op de
oudere werknemers moeten
worden toegespitst, niet
zaligmakend. Wij delen geenszins
de overtuiging dat een verhoging
van de wettelijke pensioenleeftijd
onontkoombaar is. Het spreekt
voor zich dat men eerder
maatregelen moet treffen met
betrekking tot de leeftijd waarop
een werknemer daadwerkelijk uit
het beroepsleven stapt. Het komt
erop aan het werk beter over de
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
47
ensemble cohérent de services et d'activités offerts par des
prestataires qui collaborent ensemble et qui garantissent à tous les
patients un ensemble de soins de qualité dispensés à l'endroit le plus
adéquat.

Il existe actuellement un problème important en ce qui concerne la
prise en charge globale des personnes âgées en manque
d'autonomie. Il faut donc tendre vers une politique transmurale et
transsectorielle des soins, ce qui suppose, d'une part, une liaison
entre l'ambulatoire et l'institutionnel et, d'autre part, une meilleure
coordination entre toutes les disciplines médicales et paramédicales.
S'adapter au vieillissement suppose que la première ligne soit
organisée de telle sorte que la possibilité de rester chez soi quand on
le désire devienne une véritable option pour les personnes qui
perdent leur autonomie. Parallèlement, des solutions intermédiaires
entre le maintien à domicile et l'admission en institution doivent être
développées. Pour les personnes qui ne peuvent plus vivre seules, un
nouveau concept intégré de logement et de soins est hautement
souhaitable, car la distinction actuelle entre les maisons de repos,
d'une part, et les maisons de repos et de soins, d'autre part, est
aujourd'hui totalement obsolète, en raison du développement rapide
de la mixité des populations au sein de ces institutions.

Par ailleurs, il nous paraît aussi essentiel que les professions de la
santé retrouvent l'attractivité nécessaire pour apporter une réponse à
la rareté du personnel qualifié, sans quoi il se posera, à terme, un
sérieux risque pour le fonctionnement du secteur tout entier. Ce
chapitre pose la question de la poursuite de la rencontre des
revendications du non-marchand et bien entendu de son incidence
budgétaire et de ses modalités de financement. Je crois qu'il faut
aussi rappeler que les "effets prix" pèsent considérablement dans le
budget de l'assurance des soins de santé. En particulier, à cet égard,
les conditions de travail, la qualité de vie des praticiens de l'art
infirmier doivent être une préoccupation essentielle, car cette
problématique est directement liée à l'image de la profession et à la
qualité des soins. On plaide donc pour une meilleure structuration,
une clarification des tâches infirmières et des autres professionnels, si
on veut éviter des glissements vers des professions ne subissant pas
de pénurie de recrutement, auquel cas se poseraient des problèmes
évidents de sécurité, de qualité de soins et de responsabilité.

Enfin, le groupe socialiste veut insister sur le fait que l'autorité a, vis-
à-vis de toutes les générations, le devoir de garantir la pérennité de
soins de santé financés solidairement. Pour ce faire, il faut une
croissance durable du financement public en tant qu'élément de
gestion des dépenses publiques tournées vers l'avenir. Pour continuer
de justifier des dépenses croissantes, deux conditions doivent être
remplies. D'un côté, il faut donner des garanties que les dépenses
restent dans les limites des budgets convenus. De l'autre, les moyens
doivent être utilisés de manière efficiente dans l'intérêt des patients.
Pour atteindre ces deux objectifs, il y a toute une réflexion à mener
sur un financement plus global basé sur l'état de santé de la
personne, soit sur un financement qui évite de découper le patient en
fonction de ses pathologies. Certes, l'approche spécialisée de la
grande dépendance et des maladies chroniques se justifie par
l'évolution des connaissances et des spécificités de prise en charge,
mais elle doit nécessairement être combinée avec une autre
approche davantage axée sur l'ensemble des problèmes de santé du
volledige loopbaan te verdelen,
zodat de gemiddelde duur ervan
toeneemt.

Dit alles vereist een grondige
mentaliteitswijziging bij de
werkgevers. Enerzijds klagen zij
over het feit dat de sociale
zekerheidskosten de pan uit
swingen en pleiten zij ervoor het
systeem van de brugpensioenen
te ontmantelen, anderzijds
verstoten zij de vijftigers van de
arbeidsmarkt.

Een transversaal, samenhangend
en echt stimulerend beleid is het
enige
middel om de
werkgelegenheidsgraad van de
senioren tegen 2010 op te trekken.

Ons land bereidt zich sinds enige
tijd voor op de komende
uitdagingen. Het jaar 2004 biedt
ons wellicht een uitgelezen kans
om maatregelen te nemen. Er
werden immers nieuwe gewest- en
gemeenschapsregeringen ge-
vormd, er zijn onderhandelingen
over een nieuw interprofessioneel
akkoord op til en de economie
trekt aan.

De maatschappelijke actoren
hebben al te vaak de neiging de
mensen op grond van hun leeftijd
in hokjes te stoppen.
Daadwerkelijke solidariteit tussen
de generaties is echter slechts
mogelijk wanneer elke generatie in
de vorige zowel een
ontwikkelingsmoment als de
grondslag van haar eigen bestaan
erkent.

Met dit debat is niet alles gezegd.
We wensen dat het een
tussenstap moge zijn, een baken
misschien, en dat het de basis
mag vormen voor
beleidsmaatregelen waardoor ons
land de uitdagingen van morgen
zal kunnen aangaan.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
48
patient y compris l'aspect prévention.

En aucune manière, notre groupe ne cautionnera des idées qui
tendent à opposer le vieillissement démographique et les soins de
santé. Compte tenu des attentes du secteur et des patients, un retour
de la limitation de la croissance de l'ordre de 2 à 3% est donc un
scénario irréaliste et anti-solidaire dans ses multiples conséquences.

J'en arrive au quatrième volet, l'emploi.

Ce n'est plus un secret pour personne que notre marché de l'emploi
accuse un retard structurel sur celui des autres Etats membres de
l'Union européenne. Les rapporteurs ont cité des chiffres. Ils figurent
dans les documents et le vaste dossier qui nous est soumis. L'âge
effectif moyen auquel on quitte le marché du travail est de 58 ans en
Belgique, soit deux ans plus tôt que dans les autres pays de l'Union.
Selon l'OCDE, la durée moyenne d'une carrière en Belgique s'élève à
36 ans pour 42 ans en Allemagne, 43 ans aux Pays-Bas et au
Danemark, et 44 ans en Suède.

En ce qui concerne le travail des aînés, notre groupe est d'avis qu'il
est illusoire de penser que la concentration des efforts sur ce groupe
cible permettra de résoudre tous les problèmes. Les chiffres du
chômage des femmes, du chômage des allochtones et, depuis peu,
du chômage des jeunes méritent aussi une attention soutenue. Il faut
tirer les leçons du passé: le relèvement de l'âge de la prépension n'a
pas endigué le flux ou l'afflux massif des chômeurs âgés et n'a
certainement pas profité aux jeunes demandeurs d'emploi.
L'augmentation de l'âge de la retraite des femmes permet certes de
réaliser une économie budgétaire mais elle est entièrement
neutralisée par les sorties anticipées via l'invalidité, le chômage ou la
prépension. Malgré une volonté affichée de lutter contre les
discriminations à l'embauche, le taux de chômage des allochtones
représente, dans notre pays, le double de la moyenne européenne.

Notre groupe ne partage absolument pas l'idée, pourtant trop souvent
avancée, selon laquelle le relèvement de l'âge légal de la pension
serait inéluctable dans notre pays. Le problème ne se situe pas là.
Non seulement une telle manière de procéder serait contre-productive
au regard des aspirations des travailleurs et de la réalité du marché
du travail mais elle ne ferait qu'exacerber le recours aux multiples
systèmes qui permettent la retraite anticipée. La question n'est donc
pas de savoir si l'âge de 60 ou même de 65 ans doit être un impératif
pour chacun. En cette matière, nous pensons qu'il faut faire preuve de
réalisme et examiner les profils de carrière. La situation d'un ouvrier
du bâtiment, qui a commencé à travailler en contrat d'apprentissage à
14 ou 16 ans, diffère fondamentalement de celle d'un universitaire qui
a commencé à travailler 7 ou 8 ans plus tard. Il y a aussi toute une
série de professions que personne ne peut exercer toute une vie
durant.

Il est clair que c'est au niveau de l'âge effectif de la cessation
d'activité qu'il convient d'agir. Il est nécessaire de mieux répartir le
travail sur l'ensemble de la carrière, de sorte que la durée moyenne
augmente. A cette fin, les formules d'interruption de carrière et de
réduction du temps de travail ont été utilisées. Cependant, elles
doivent être approfondies et davantage profiter aux jeunes
générations. En effet, en lissant davantage les possibilités
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
49
d'interruption de carrière tout au long d'une vie professionnelle, on
évite l'écueil d'une trop forte productivité entre 25 et 45 ans et, de
cette manière, on tend à empêcher qu'après cet âge, la retraite
anticipée s'impose comme un mode de vie et d'existence.

Tout cela implique un changement fondamental dans la mentalité des
employeurs dont les discours et les pratiques se contredisent
totalement. D'un côté, on entend parler du coût exorbitant de notre
sécurité sociale, de l'obligation impérative de redresser le taux
d'emploi des aînés et de la nécessité de freiner, voire de démanteler,
les systèmes de prépension. Mais d'un autre côté, les entreprises
poussent leurs quinquagénaires à sortir du marché de l'emploi, en
bonne partie aux frais de la collectivité, se privant ainsi - et c'est
paradoxal - d'un capital d'expérience et de savoir-faire fondamental.

A cet égard, je voudrais rappeler que des études ont fait apparaître
qu'entre le droit à la prépension et le choix de l'exercer librement, il
existe, dans la pratique, une nuance importante. Dans bon nombre de
cas - et ce fut rappelé lors des auditions - il s'agit d'un "choix"
contraint dans le chef du travailleur. Actuellement encore, dans
certains milieux, les préjugés concernant les travailleurs âgés sont
particulièrement tenaces et conduisent à des politiques massives de
mise à la retraite anticipée, créant ainsi ce que d'aucuns ont appelé
un "survieillissement social" alors même que le vieillissement
biologique, lui, ne cesse de reculer.

Pour freiner la sortie anticipée du marché de l'emploi, il n'y a
évidemment pas de recette miracle. C'est par une politique
transversale, cohérente et réellement incitative que l'on pourra
augmenter le taux d'emploi des seniors d'ici 2010. Il y a tout un
champ d'actions à investiguer qui tient à la qualité des emplois des
travailleurs âgés, au rythme de travail, à la mobilité professionnelle, à
la formation, aux différentes formules de parrainage ou encore aux
incitants financiers à la reprise d'un emploi.

Je voudrais terminer, monsieur le président, chers collègues, en
rappelant que, comme tous, nous sommes bien conscients qu'il n'y a
pas de temps à perdre pour apporter des réponses significatives aux
quelques grands défis que je viens de parcourir. C'est oublier que
notre pays se prépare, depuis un certain temps déjà, au
vieillissement, de sorte qu'il est peut-être, et probablement, mieux
préparé que d'autres aux évolutions démographiques. Les résultats
positifs d'aujourd'hui sont dus non seulement à la concertation sociale
mais aussi au consensus qui s'est dégagé à l'occasion de ces
réformes.

Le travail n'est évidemment pas terminé. Il existe certains points
préoccupants auxquels il y a lieu d'apporter des réponses
structurelles à court terme. L'année 2004 peut être une année pleine
d'opportunités, pour plusieurs raisons. Tout d'abord, une bonne
politique des personnes âgées réclame, à tous les niveaux de
compétence, une coordination de la politique à suivre; la formation de
nouveaux gouvernements régionaux et communautaires offre cette
possibilité. Ensuite, comme nous le savons, les partenaires sociaux
s'apprêtent à négocier un nouvel accord interprofessionnel dont le
thème central sera précisément l'emploi des aînés. Ici aussi, il
convient de le rappeler, l'entreprise ne sera couronnée de succès que
s'il existe une assise sociale suffisamment grande. Enfin, la reprise
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
50
économique peut être mise à profit pour prendre des mesures
structurelles en faveur du marché de l'emploi.

Par ailleurs, je voudrais insister une fois encore sur l'importance de
reconsidérer la place de l'âge dans notre société. Les Nations unies
ont un slogan mobilisateur: "Une société de tous les âges". Cela
suppose que l'on conserve à la vie sa globalité et sa continuité à
travers les âges. Trop souvent encore, les différents acteurs de notre
société, qu'ils soient politiques, économiques, sociaux ou médicaux,
raisonnent de manière trop segmentée. Cela confine finalement les
individus dans des schémas spécifiques d'âge, depuis la petite
enfance jusqu'à l'âge de la retraite, en passant par les périodes
dédiées à l'apprentissage et au travail.

Nous devons nous interroger sur les conséquences de telles
pratiques. La première est bien entendu l'extension de l'isolement qui
frappe principalement les personnes âgées, mais il y en a une autre,
plus grave encore, celle qui induit insidieusement une rupture de
solidarité entre les générations. Une véritable solidarité
générationnelle ne sera possible que si chaque génération reconnaît
dans l'autre un moment évolutif et fondateur de sa propre existence.

Monsieur le président, le débat que nous tenons cet après-midi
n'épuisera certainement pas le sujet. Puisse-t-il tout de même, avec
ses recommandations, constituer une étape, peut-être une référence!
Puisse-t-il modestement contribuer à orienter d'autres réflexions, mais
aussi des décisions et des politiques qui permettront à notre pays de
relever les défis de demain!
04.12 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het is
natuurlijk nog wennen, zo de eerste keer na het reces, om een
beknopte uiteenzetting te geven.

Mevrouw en heren ministers, ik ga kort een paar beschouwingen
geven bij de situatie in onze ziekteverzekering. De analyse is overal
gemaakt en staat ook in de aanbevelingen, met een aantal kritische
bedenkingen over de data, de informatie waarover wij beschikken om
de vraag te beantwoorden hoe wij onze ziekteverzekering
voorbereiden op de behoeften die zullen groeien in het kader van de
vergrijzing van onze bevolking.

Collega's, ik zou heel even met u willen teruggaan naar het ogenblik
waarop paarsgroen en later paars aankondigde dat we in de
ziekteverzekering een groei buiten de index zouden aanvaarden van
4,5%. Dat is een gigantisch groeipercentage en inderdaad, over al die
jaren is het budget gestegen met ongeveer honderd miljard Belgische
franken. Voor een overheid die weet dat er een probleem is met de
ziekteverzekering en die met grote stelligheid weet wat de behoeften
zullen zijn en dat er druk zal komen in niet alleen België, maar alle
West-Europese landen, om de uitgaven te doen groeien, zou dergelijk
moment van geaccepteerde budgettaire groei in de uitgaven het
historische moment moeten zijn om twee vragen te beantwoorden. De
eerste vraag zou dan moeten zijn: welk aanbod van zorg willen wij
stimuleren en bevorderen in een langetermijnevolutie en in de
wetenschap dat wij een groeipad kunnen uittekenen? Is dat de
chronische zorg? Is dat de thuiszorg? Is dat de rustoordsector? Je
zou veronderstellen dat op dergelijk moment de overheid een
langetermijnperspectief uittekent in verband met de groei van de
04.12 Jo Vandeurzen (CD&V):
Comment préparer l'assurance
maladie pour faire face aux
besoins grandissants qui résultent
du vieillissement? L'arc-en-ciel et
la coalition violette nous avaient
annoncé que les dépenses dans le
secteur de l'assurance-maladie
augmenteraient de pas moins de
4,5% l'an. Et effectivement, le
budget s'est accru de quelque 100
milliards de francs belges. Mais
qu'est-ce que l'autorité publique a
demandé en échange de cet
engagement?

On pourrait s'attendre, en pareille
situation, à ce qu'on mène une
réflexion approfondie sur l'offre de
soins qu'on souhaite promouvoir.
Les soins chroniques? Les soins à
domicile? Les maisons de repos?
C'est en vain que j'ai cherché
trace d'une telle vision à long
terme dans les projets du
gouvernement.

En outre, j'escomptais que l'on
ferait comprendre au secteur que
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
51
uitgaven en de groei van het aanbod. Collega's, ik heb nergens in
volle transparantie dat langetermijnplan, die geleidelijke sturing in het
groeipad gezien.

Je zou ook verwachten dat op een moment waarop men aan de
sector zegt dat er groei is, men tegelijkertijd aan de sector zou zeggen
dat er maatregelen van structurele aard moeten komen om de
uitgaven te beheersen. Wij gaan groeien, er gaat ruimte zijn voor
extra financiering, maar we gaan dat ook gebruiken om van iedereen
de medewerking te vragen om ervoor te zorgen dat op lange termijn
de uitgaven onder controle blijven. En kijk, het doet zich weer voor!
Het jaar is bijna gedaan en we gaan het budget weer overschrijden.
We gaan dat repareren met een aantal maatregelen: de evergreens
van de geneesmiddelensector, een verschuiving naar de toekomst
van terugbetalingen van inhaalbedragen aan ziekenhuizen, enzovoort.
Opnieuw is mijn vraag: wanneer hebben wij de opportuniteit genomen
om met de sector te spreken over de diepgaande structurele dingen
om op de lange termijn de uitgaven onder controle te houden, op het
ogenblik waarop wij aan diezelfde sector zeggen dat wij ons
engageren voor een enorm groeipad? Dat is niet gebeurd.

Zoals dit op tal van andere domeinen het geval is, is dit een historisch
gemiste kans.

Eens te meer staat de sociale zekerheid onder druk. Er is
onderfinanciering in de ziekenhuizen. Er zijn wachtlijsten inzake
chronische zorg. Er is opnieuw een probleem met de consumptie van
geneesmiddelen. De sociale eisen liggen op tafel. Het onbestemde
gevoel overheerst ons dat het ten gronde een déja-vu is en we er in
de vier of vijf jaar van geaccepteerde enorme groei en
prioriteitenstelling in het budget niet in geslaagd zijn zelfs maar kleine
koerswijziging in de tanker van de ziekteverzekering te realiseren. Dit
is, mijns inziens, een zeer groot probleem. Het probleem wordt nog
pijnlijker bij het vaststellen van een selectieve lezing in de
aanbevelingen van de punten die de experts hebben aangedragen.

Op de vraag waarop de ziekteverzekering zich moet voorbereiden om
de zorgen die nodig zijn in het kader van een vergrijzende bevolking
te kunnen dragen, is het onvoldoende, mijnheer de minister, te
verwijzen naar de drie beleidsmodellen in België, in casu het aanbod
van de diensten, de bijstand en de financiële of andere ondersteuning
van de zorgverstrekkers, onder meer via tijdskrediet en
dienstencheques.

Indien Vlaanderen een antwoord wil bieden op de vraag op welke
manier het zorgaanbod moet worden uitgebouwd om de behoeften
aan zorg in het kader van de toenemende vergrijzing tegemoet te
kunnen treden, moet men rekening houden met een vierde
instrument. Dat staat in de teksten van de experts. Vlaanderen heeft
een instrument van zorgverzekering uitgebouwd.

In een debat in dit Parlement over de manier waarop de zorg moet
worden uitgebouwd zodat de mensen de beste garantie krijgen op
toegankelijke en betaalbare zorg dichtbij de thuissituatie, is het voor
CD&V ondenkbaar dat de specifieke situatie van Vlaanderen niet aan
bod komt. Wat de consumptie van de gezondheidszorg betreft - u
kent de cijfers terzake -, hecht Vlaanderen meer belang aan thuiszorg
en eerstelijnszorg terwijl Wallonië ontegensprekelijk een grotere
des mesures structurelles
s'imposent pour maîtriser les
dépenses à long terme. Au lieu de
cela, le budget est une nouvelle
fois dépassé et on se borne à
adopter une mesure ici, à opérer
un glissement là. Une fois encore,
le gouvernement a laissé passer
une occasion historique.

L'assurance-maladie est à
nouveau sous pression et une fois
de plus, nous ne sommes pas
parvenus à modifier un tant soit
peu le cap pour amener dans la
bonne direction cet immense et
lourd bâtiment. C'est un problème
colossal.

Les recommandations des experts
ont en outre été appliquées de
manière très sélective. Il est tout
de même inadmissible qu'il soit
mentionné dans le rapport de
commission que trois modèles
politiques existent dans notre
pays, alors que les experts ont
souligné qu'il en existait un
quatrième en Flandre, à savoir
celui de l'assurance dépendance.
Les chrétiens-démocrates
estiment qu'il est inconcevable de
ne pas aborder la situation
spécifique de la Flandre lors d'un
débat parlementaire. En ce qui
concerne la consommation des
soins de santé, la Flandre accorde
plus d'importance aux soins à
domicile et aux soins de première
ligne. Quant à la Wallonie, plus de
prestations techniques y sont
fournies. Les citoyens ont besoin
de soins sur mesure, ce qui
nécessite que les spécificités de
l'organisation et de la tradition des
soins dans les différentes
communautés soient respectées.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
52
consumptie van technische prestaties vertoont. Het debat kan niet
gevoerd worden indien het instrument van de zorgverzekering en de
manier waarop het in Vlaanderen kan aangewend worden om niet-
medische kosten te dekken niet ter sprake kan komen.

CD&V moet het belangrijk politiek signaal geven dat het debat over de
vergrijzing en de gevolgen voor de gezondheidszorg niet gevoerd kan
worden met een blinddoek op maar op basis van de vraag van de
mensen die nood hebben aan naadloze zorg en niet aan "verkokerde"
zorg opgesplitst in medische en niet-medische zorg, thuiszorg,
intramurale zorg. Neen, mensen hebben behoefte aan naadloze zorg,
zorg op maat. Voor CD&V is het duidelijk dat dit respect voor de
eigenheid van de organisatie van zorg vereist en de tradities die
bestaan in de verschillende Gemeenschappen. (Een schril geluid doet
zich voor)
Mijnheer de voorzitter, er lijkt hier een probleem te zijn.

De voorzitter: Ik stel het samen met u vast.
04.13 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mocht ik dit
scherp geluid hebben kunnen oproepen, zou ik reeds heel tevreden
zijn.
De voorzitter: Mijnheer Vandeurzen, ik zal u blessuretijd toekennen.
04.14 Jo Vandeurzen (CD&V): Is er een dokter in de zaal?
De voorzitter: Het geluid kan ook weggaan zoals het gekomen is. U hebt het woord, mijnheer Vandeurzen.
04.15 Jo Vandeurzen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn tweede
punt gaat over het probleem van de vermarkting van de zorg. Ik heb
in de aanbevelingen gezocht naar de aankondiging van een debat
over dat probleem. Ik vind het een probleem van een zodanig ernstige
omvang dat wij ons daarover mijn inziens grondig moeten bezinnen.
Wat zal de invloed zijn van de Europese regelgeving op de
organisatie van onze gezondheidszorg? Hoe zullen wij vermijden dat
er een gezondheidszorg op twee snelheden zal ontstaan onder druk
van een regelgeving van diensten die onze gezondheidszorg op een
ongenuanceerde manier in het debat over het vrij verkeer en de vrije
markt van diensten zal brengen? Ik ben daarover zeer bezorgd,
mijnheer de minister. Ik denk dat wij die bezorgdheid delen. Ik vind
het jammer dat dat debat niet voldoende aandacht krijgt. Ook de
manier waarop wij onze interne systemen moeten voorbereiden op de
transnationale stromen, is niet voldoende in de aanbevelingen terug te
vinden.

Ten derde, wat is het antwoord op de vraag naar de beheersing van
de uitgaven? Ik kan in alle bescheidenheid misschien een paar
suggesties doen. Ik denk dat het antwoord op de vraag hoe wij onze
uitgaven in de gezondheidszorg beheersen, niet ligt in zeer lineaire
macromaatregelen. Dat de overheid er lineair het mes zet of een
aantal maatregelen oplegt, is mijn inziens niet het antwoord. U weet
zeer goed dat de uitgaven in de ziekteverzekering worden
gegenereerd door tienduizenden medische handelingen en
beslissingen in de loop van elke dag. Als wij antwoorden moeten
zoeken op de vraag naar een betere beheersing van de uitgaven, dan
moet dat beleid zich richten op meer doelmatigheid op het
microniveau. De incentives van financiële, juridische of andere aard
moeten er zijn om op het microniveau van elke beslissing op het vlak
04.15 Jo Vandeurzen (CD&V):
Dans le rapport, je cherche en
vain une discussion sur la
"commercialisation" des soins. Cet
aspect me préoccupe pourtant au
plus haut point. Comment la
réglementation européenne
influencera-t-elle l'organisation de
nos soins de santé? Comment
éviterons-nous de nous retrouver
dans un système à deux vitesses?
Dans les recommandations, je ne
retrouve pas davantage de
propositions quant à la manière
dont nous préparerons notre
système interne aux flux
transnationaux.

Comment les dépenses pourront-
elles être maîtrisées? Des
mesures linéaires au macroniveau
ne constitueraient-elles pas la
réponse appropriée? Les
dépenses dans le secteur de
l'assurance-maladie sont la
conséquence de dizaines de
milliers de décisions médicales par
jour. Il importe dès lors de
renforcer l'efficacité au
microniveau, auquel des incitants
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
53
van de gezondheidszorg het juiste gedrag, de juiste manier van
handelen te stimuleren. Dat is de enige echte fundamentele
benadering van ziekteverzekering. Wij moeten zorgen voor signalen
om de betrokkenen bij elke handeling in het kader van de
ziekteverzekering te responsabiliseren, opdat met de gestelde
handelingen zowel de kwaliteit als het budget het best gediend zijn.

Minister Vandenbroucke heeft er in het Parlement tal van
regelgevingen over de responsabilisering van de actoren in de zorg,
de artsen, de ziekenhuizen enzovoort, doorgeduwd. Als wij na een
aantal jaren kijken wat er met die maatregelen is gebeurd, moeten wij
vaststellen dat nagenoeg geen enkel initiatief operationeel is op dit
ogenblik. Dat is bijzonder erg. Het eerste wat moet gebeuren als men
de mensen op microniveau wil aanzetten om verstandig te beslissen,
is het responsabiliseren. Men moet de gevolgen kunnen inschatten
van wat men doet. Minister Vandenbroucke heeft daarvoor initiatieven
genomen. Samen met mevrouw De Block heb ik herhaaldelijk naar de
resultaten daarvan gevraagd. Jammer genoeg is daarvan nog niets
operationeel.

Guidelines en protocols stimuleren en informaticatoepassingen
implementeren, zodanig dat het shotten en het veelvuldig vragen van
bepaalde technische prestaties onmogelijk worden, zijn fundamentele
opties die moeten worden genomen om dit systeem op lange termijn
overeind te houden.

Ik betreur dat op dat vlak te weinig initiatieven worden genomen en
dat het debat over de niet-verklaarbare transfers in de
ziekteverzekering nog altijd zogezegd weggemoffeld wordt onder het
debat over de verantwoordelijkheid van de actoren. Als we dan
vragen naar het operationele ervan blijkt dat er ten gronde nog niets is
gebeurd.

Collega's, er zal volgens mij de volgende weken wel worden
geïnterpelleerd over de niet-verklaarbare transfers en er zal op de
borst worden geslaan. Ik lees al in de kranten dat bepaalde Vlaamse
politieke partijen de minister van Volksgezondheid waarschuwen dat
het hoogtijd is dat hij handelt. Er zal dan een gewone motie komen en
men zal dan terug overgaan tot de orde van de dag. Mijnheer de
minister, als het debat over de niet-objectiveerbare transfers die
onder meer via uw responsabiliseringsmaatregelen moeten worden
opgelost, niet wordt gevoerd en afgerond, dan doet uw discours over
het feit dat de communautarisering van de ziekteverzekering als het
ware een asociaal debat is, onrecht aan onze oprechte
verontwaardiging en onze oprechte bezorgdheid.

Tot besluit ben ik van oordeel dat een historische kans werd verkeken
door een dergelijke groei niet te koppelen aan fundamentele
hervormingen. Een debat over de ziekteverzekering en de vergrijzing
kan niet plaatsvinden zonder de participatie van de
Gemeenschappen. Op wetgevend vlak moeten wij samen en in alle
klaarheid keuzes maken en bepalen wat wij als zorgaanbod willen in
onze vergrijzende samenleving. Ik hoop dat wij, wat dat laatste betreft,
alleszins nog de gelegenheid krijgen daarover in alle duidelijkheid met
elkaar te debatteren.
doivent être mis en place en vue
de stimuler des comportements
corrects. "Responsabilisation",
voilà le mot-clé ! Sur l'ensemble
des mesures assez radicales
prises par le ministre
Vandenbroucke dans ce domaine,
une seule à peine s'est révélée
opérationnelle. Je le déplore
vivement.

Il faut élaborer des directives,
conclure des protocoles, mettre en
oeuvre des applications
informatiques pour contrer le
"shopping" médical. Ce n'est qu'à
ce prix que le système pourra se
maintenir à long terme.

Je déplore qu'on esquive toujours
le débat sur les transferts non
objectivables au sein de
l'assurance maladie. Il y aura
assurément au cours des
prochaines semaines des
interpellations sur les transferts,
après quoi on passera à l'ordre du
jour par le dépôt d'une motion
pure et simple. Il ne s'agit pas d'un
débat asocial et l'esquiver, c'est
nier le fait que nous nous en
préoccupons sincèrement.

Enfin, j'estime qu'on a raté une
occasion historique en ne couplant
pas la croissance des dépenses à
des réformes fondamentales. Il est
impossible de mener un débat sur
l'assurance maladie et le
vieillissement sans dialoguer avec
les Communautés. Des choix
transparents doivent être posés.
Le président: Je vous propose d'écouter Mme Genot. Ensuite, je ferai une interruption de cinq minutes
pour clôturer la séance de l'après-midi et ouvrir directement la séance du soir.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
54

Si nous gardons le rythme convenu, nous pourrions voter vers 20 heures, si cela convient à nos collègues.
04.16 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, tout d'abord, on
peut se féliciter de tenir ce débat ici. On peut aussi féliciter les auteurs
de cet excellent rapport très complet des auditions. Par contre,
avouez que l'on discute ici de recommandations assez plates qui
risquent de mourir dans un placard. J'espère que ce ne sera pas le
cas. D'ailleurs, l'examen du budget nous donnera l'occasion de
concrétiser ces recommandations avec, peut-être, les diverses
propositions de loi déposées par des parlementaires en commission
des Affaires sociales.

Aujourd'hui, le défi est d'obtenir un véritable contrat entre les
générations actuelles et les générations futures. La base de ce
contrat est de ne pas sacrifier de générations, que ce soit la
génération actuelle ou celles à venir. Pour que les gens s'inscrivent
dans ce contrat, il faut une véritable adhésion. Or, aujourd'hui, on
parle de notre sécurité sociale uniquement en termes de charges, de
cotisations, de problèmes, de trous dans la sécurité sociale. Il est
important de pouvoir expliquer à nouveau ce système pour que
l'adhésion se reconstruise progressivement. Les fondateurs de notre
système social sont en train de disparaître. Nous devons maintenant,
avec les acteurs actuels, reconstruire un véritable contrat dans lequel
chacun se sent investi.

Pour faire face au déficit actuel et futur de la sécurité sociale, la
stratégie actuelle consiste à augmenter le taux d'activité. Et dans
cette optique, on nous propose toujours les bonnes vieilles mauvaises
recettes, à savoir la réduction de cotisations patronales ­ si elles
devaient créer l'emploi, cela se saurait ­ ou d'autres mesures du type
contrôle des chômeurs, etc. Ces mesures n'ont malheureusement
jamais créé de l'emploi!

A l'heure actuelle, les débats donnent l'impression qu'il faut laisser les
travailleurs âgés travailler plus longtemps. D'accord. Mais si cela
revient uniquement à ne pas permettre à d'autres travailleurs d'entrer
sur le marché de l'emploi, ce calcul est-il vraiment intéressant? Ne
débattons pas pour savoir si des problèmes de coûts salariaux
existent ou si les caractéristiques de nos travailleurs ne sont pas
adéquates. Non, on constate aujourd'hui un véritable déficit des
investissements dans la recherche, dans l'enseignement, dans la
santé, dans les secteurs des personnes mais aussi des
investissements dans de nouveaux secteurs tels que les secteurs
écologiques, environnementaux et éco-industriels.

Nous pensons que l'une des solutions au problème posé aujourd'hui
est un plan d'investissements massifs. Je reviendrai par la suite sur
les modes de financements de ce plan.

En réalité, le débat qui nous occupe aujourd'hui ne porte pas sur la
question de savoir qui va payer. Les jeunes? Les pauvres? Non, il
s'agit d'un débat classique sur la répartition des richesses. Oui, nous
sommes dans un pays en croissance, croissance qui ne profite pas à
tout le monde. Nous sommes en train de discuter de la façon de
répartir l'enveloppe. Dans quelle mesure, comment, sur qui va-ton
puiser, à qui va-t-on donner? On se situe dans la recherche de
l'équilibre de la répartition des richesses. Manifestement, on ne veut
04.16 Zoé Genot (ECOLO): Het
uitstekende debat dat hier gevoerd
werd stemt ons bijzonder
tevreden. Het gevaar bestaat
echter dat de aanbevelingen die
eruit voortvloeien in de
vergetelheid belanden.

We wensen dat noch de huidige,
noch de toekomstige generaties
opgeofferd worden. We moeten
bovenal ons maatschappelijk
model nieuw leven inblazen door
de bevolking er opnieuw warm
voor te maken.

De huidige strategie bestaat uit de
uitvoering van slechte maatregelen
(verlaging van de
werkgeversbijdragen, controle op
de werklozen, verlenging van de
loopbaan van de oudere
werknemers) die op economisch,
financieel en sociaal vlak schade
veroorzaken.

Ecolo vindt dat de
maatschappelijke, economische
en ecologische vraagstukken als
één geheel moeten worden
aangepakt. Wij stellen dus, in de
vorm van een contract voor de
toekomstige generaties, een
grootschalig investeringsplan in
die toekomstgerichte sectoren
voor.

Wat de wettelijke pensioenen
betreft, heeft het
kapitalisatiestelsel een aantal
belangrijke nadelen; het stelsel is
onbillijk, repartitie en kapitalisatie
zijn veeleer concurrerende dan
aanvullende stelsels en wanneer
een groot aantal personen de
pensioenleeftijd bereikt, zullen de
fondsen massaal worden verkocht,
wat hun waarde zal doen dalen.

De bedoeling de activiteitsgraad
op te krikken in een periode van
hoge werkloosheid is eveneens
onbillijk ten aanzien van sociale
categorieën die nu al uit de boot
vallen.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
55
pas le dire. On crée de faux débats, on oppose de fausses catégories
entre actifs et inactifs, jeunes et vieux alors que le véritable débat est
le suivant: comment va-t-on redistribuer la croissance ­ pas
suffisante, peut-être, mais la croissance tout de même ­ qui continue
à être produite?

Un des points principaux de ce plan consiste à dire qu'en plus de
notre système de répartition actuel, il faut donner de l'ampleur au
système de capitalisation. Seulement, le système de capitalisation
présente des vices importants. Par exemple, on présente dans le
rapport les systèmes de capitalisation et de répartition comme
complémentaires alors qu'en fait, ils sont clairement antagonistes.
Quand les travailleurs d'une entreprise peuvent bénéficier d'un
système de capitalisation, ils sont aussi les premières victimes de ce
système. En effet, pour que ce système de capitalisation fructifie, il
faut augmenter la valeur ajoutée qui revient à la capitalisation et donc
diminuer la part allant aux salaires. Quand on dispose d'une certaine
masse d'argent, elle va soit d'un côté soit de l'autre, mais pas des
deux côtés à la fois.

En outre, le système de capitalisation est inéquitable puisqu'il profite
plus particulièrement à certains secteurs puissants et aux personnes
qui ont la capacité individuelle de se constituer une capitalisation.
Enfin, le système de capitalisation n'est pas idéal dans le cadre d'un
scénario de type baby-boom. Quand les personnes voudront vendre
massivement au même moment les produits qu'elles auront achetés
pour se prémunir de la pauvreté, pour avoir un niveau de vie plus
élevé quand elles seront plus âgées, ces fonds seront réalisés à des
niveaux nettement inférieurs à leur valeur pressentie. On peut s'en
rendre compte dans le débat que nous poursuivons à l'heure actuelle:
la capitalisation est loin d'être le système miracle auquel on pourrait
s'attendre après avoir lu certaines parties du rapport et entendu
certains exposés.

Le deuxième leitmotiv est l'augmentation du taux d'activité. Mais voilà,
augmenter le taux d'activité n'est pas un objectif en soi. Créer des
emplois de qualité, voilà un objectif en soi et pour lequel nous
soutiendrons toutes les initiatives positives. Que se passe-t-il à l'heure
actuelle? On parle de retarder le départ à la pension des actifs.
Soyons clairs: quand on a augmenté l'âge de la pension des femmes,
celles-ci n'ont pas cessé de travailler plus tard. Quand on examine les
chiffres, on constate que le nombre de femmes dans d'autres
catégories a augmenté: chômeuses, invalides. On ne peut pas dire
que l'opération ait vraiment été une réussite. Quand des secteurs
puissants le demandent, comme dans le cas de Ford Genk il n'y a
pas si longtemps, on accorde des prépensions à 48 ans. Il est
important que nous menions une réflexion beaucoup plus globale sur
le temps de travail sans se limiter au retardement de la pension. En
effet, toutes sortes de mesures plus à la carte pourraient apporter des
réponses plus adéquates.

Par exemple, la ministre Aelvoet avait lancé avec le gouvernement
arc-en-ciel la possibilité pour les infirmières de diminuer
progressivement leur temps de travail. On connaît une pénurie
d'infirmières et on souhaitait qu'elles ne se retirent pas du marché du
travail puisqu'on manquait très clairement d'infirmières. Ce sont des
techniques de ce type qui pourraient peu à peu s'étendre à d'autres
secteurs si on veut que les personnes restent dans le monde du

Het huidige repartitiestelsel, dat op
de solidariteit stoelt, is niet
gedoemd om te verdwijnen, op
voorwaarde dat de overheid een
voluntaristisch beleid voert.

De belangrijkste uitdaging is en
blijft de gezondheid, en daarom
moet voorrang worden gegeven
aan de preventie.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
56
travail en préservant une qualité de vie et un salaire soutenables. Si
on diminue fortement le salaire, les gens ont en effet peu d'intérêt à
rester sur le marché du travail.

Un autre leitmotiv pour augmenter le taux d'activité est de faire
participer les catégories mal aimées des employeurs: les femmes, les
jeunes, les vieux, les handicapés, les personnes d'origine non belge.
Ces personnes, on le sait, sont massivement discriminées sur le
marché de l'emploi. A l'heure actuelle, à part de grands discours,
qu'avons-nous? Une loi anti-discrimination mais à laquelle il manque
un arrêté d'application. Cela fait un an et demi qu'on l'attend. J'espère
qu'on va bientôt pouvoir remercier le gouvernement d'avoir réalisé cet
arrêté qui va permettre à la loi anti-discrimination de prendre toute
son ampleur.

Dans le rapport, on peut également lire la vision démographique sur
l'immigration. Honnêtement, ce petit paragraphe n'est pas le plus
sympathique du rapport puisqu'on peut y lire que toute réflexion sur
l'immigration est inutile et irréaliste. J'ai bien lu le rapport et je n'ai pas
compris sur quoi on s'appuyait. On peut lire aussi qu'on peut
éventuellement recourir à l'immigration mais uniquement pour des
postes très spécialisés pour lesquels on a des besoins.

Je trouve que c'est une vision aveugle, à courte vue et
particulièrement égoïste.

Pourquoi aveugle? Parce qu'il suffit de sortir du parlement et vous
allez vous rendre compte que notre économie s'appuie sur un travail
au noir, sur un ensemble de clandestins. Si on veut continuer de la
sorte, ce n'est pas une bonne stratégie, ni par rapport aux travailleurs
actuels, ni par rapport aux personnes qui sont exploitées dans ces
conditions.

Pourquoi à courte vue? Parce que je pense que nous allons devoir
avoir recours à l'immigration à un certain moment, pour notre appareil
de production. J'espère, à ce moment-là, que le débat pourra encore
être mené de manière satisfaisante.

Pourquoi égoïste? Parce que si on demande aux pays du Sud de
former des infirmières, du personnel soignant ou des ingénieurs et
qu'ensuite on leur demande de venir ici, c'est vraiment le Sud qui aide
le Nord et cela me paraît peu tolérable.

Je trouve donc que ce paragraphe sur l'immigration est assez
désolant.

Revenons à la façon dont on peut travailler pour continuer à faire vivre
notre système de répartition.

Ce système est basé à l'heure actuelle sur la solidarité et il sera
condamné si on ne l'alimente pas. Donc, le défi actuel est de voir
comment l'alimenter de manière plus équilibrée. C'est ainsi qu'on
revient très vite sur ces innombrables débats que, malheureusement,
on ne peut jamais voir aboutir comme, par exemple, la cotisation
sociale généralisée que M. Demotte a lancée et que j'espère voir
aboutir. On peut aussi réfléchir à d'autres types de cotisations sur
l'ensemble de la valeur ajoutée. Actuellement, on ne se focalise que
sur la valeur ajoutée qui vient des salaires mais on pourrait étendre
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
57
un peu l'assiette, dirais-je, si on veut que le système soit soutenable.
Si on veut créer de l'emploi, il faut investir dans toute une série de
domaines que j'ai déjà cités. Mais pour investir, il faut des fonds. Je
lisais encore tout à l'heure un article qui nous rappelait que la dette de
l'Etat belge est à peu près l'équivalent de la fraude fiscale. Peut-être
que là aussi, les efforts pourraient être intensifiés.

Un autre aspect qui a été abordé dans le rapport, et que M.
Vandeurzen a rappelé, est l'enjeu au niveau de la santé. A mon sens,
il doit être abordé principalement du point de vue de la prévention et
on se rend compte actuellement qu'elle est peu présente.

Que se passe-t-il? Quand vous investissez en prévention ou au plan
du sport, donc de la Communauté française, il s'agit de dépenses,
alors que les économies réalisables le sont au niveau fédéral. Le
fédéral sait que pour réaliser des économies, il est nécessaire de
promouvoir des mesures comme le dépistage du cancer, etc. Il faut
poursuivre dans cette voie. La plupart des maladies cardio-
vasculaires, l'obésité, le diabète, les maladies respiratoires peuvent
reculer en partie si nous menons une bonne politique de prévention.
J'espère que cet axe pourra être particulièrement développé.

J'en viens à un autre mode de prévention. On sait que de plus en plus
de maladies sont causées par des dommages environnementaux, par
la pollution. Vous n'avez qu'à voir autour de vous le nombre d'enfants
allergiques ou le nombre de personnes qui, à l'heure actuelle, sont
stériles. On constate tous les jours ces dégâts.
04.17 Maggie De Block (VLD): Mevrouw, ik ga er wel mee akkoord
dat u door middel van meer preventie een aantal aandoeningen kan
voorkomen. Wat gaat u echter doen met dementie? Dementie zal met
de vergrijzing van de bevolking ­ dat werd ook zo gezegd tijdens de
hoorzittingen ­ een enorm probleem vormen. Er zullen een groot
aantal dementerende personen zijn. Bij mijn weten bestaan daarvoor
nog geen preventieve maatregelen. We moeten de betrokkenen dus
met de gepaste zorg omringen.

Ik vraag aan u welke plannen u daarvoor heeft.
04.17 Maggie De Block (VLD):
Vous insistez sur la prévention,
mais la prévention ne résout pas
tous les problèmes. Le nombre de
personnes souffrant de démence
augmentera considérablement.
Quelles mesures comptez-vous
prendre dans ce cadre?
04.18 Zoé Genot (ECOLO): Monsieur le président, il est clair que la
prévention est un investissement pour l'avenir - c'est de cela que
nous parlons -, mais qui ne permettra pas de faire face aux besoins
de toutes les personnes déjà dans le système.

La vision de mon parti est explicite. A l'heure actuelle, nous sommes
en désaccord avec la politique des prix des médicaments. En effet,
par un recours accru aux génériques, par une série de mesures
réalisables dès maintenant, il serait possible de réduire les frais de
santé. On sait bien qu'il n'existe pas de solution miracle: les frais de
santé continueront à augmenter parce qu'on a accès à une médecine
de meilleure qualité et, dans quelques années, je l'espère, à une
médecine d'une meilleure qualité encore. Ce n'est pas une raison
pour ne pas investir une plus grande part de dépenses dans la
prévention; ce qui ne se fait pas suffisamment pour l'instant.

J'en reviens à une facette abordée de manière épisodique: la richesse
que représentent les personnes âgées. On parle du dynamisme des
"jeunes vieux" qui, à l'heure actuelle, a du mal à être valorisé. Cela se
04.18 Zoé Genot (ECOLO):
Preventie is een investering voor
de toekomst. De uitgaven in de
gezondheidszorg nemen
inderdaad toe, maar dat mag ons
niet beletten werk te maken van
de preventie.

Anderzijds is het interessant dat
de bejaarden niet als een
homogeen blok benaderd worden.
Zo zijn er de "jonge ouderen" die
nog vol dynamiek zitten en de
oudere bejaarden die in hun
dagelijks leven met typische
problemen te maken hebben. Men
moet rekening houden met een
dwarsdoorsnede van al deze
situaties.
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
58
remarque de manière ponctuelle: ils essaient de s'inscrire dans une
dynamique associative, en soutien des jeunes entrepreneurs et des
jeunes travailleurs, mais qui pourrait être amplifiée et organisée plus
adéquatement pour qu'ils puissent participer pleinement.

On le sait aussi, sur le terrain, il n'y a pas que la santé et les pensions.
Les personnes âgées sont sujettes à de multiples difficultés. C'est
dommage qu'on n'ait pas pu aborder cette problématique de manière
transversale, comme cela pourrait l'être aussi dans d'autres
domaines.

En effet, on le voit, les personnes âgées rencontrent de multiples
problèmes. Cela peut être un feu de signalisation qui change trop vite,
ce qui les empêche de traverser la chaussée avant le passage au
rouge, vu leur difficulté à piquer un sprint. C'est insécurisant. Une des
premières causes d'insécurité pour les personnes âgées est le
parking sauvage des voitures sur les trottoirs. Déjà en équilibre
instable, les personnes âgées doivent en outre passer sur la
chaussée pour les éviter, ce qui constitue un exercice difficile et
insécurisant.

Enormément de problèmes actuels n'entrent pas strictement dans le
domaine de la santé ou du social, mais doivent pouvoir être pris
progressivement en charge. Autrement, il conviendrait de donner aux
gens la possibilité de les prendre eux-mêmes en charge.

Hospitalisées, de nombreuses personnes voient leurs papiers
s'accumuler à leur domicile, y compris des factures impayées, des
rappels sans réponse puisqu'elles ne sont pas là pour agir. Une fois
rentrées chez elles, le problème s'est accru et, parfois, les huissiers
sont déjà à leur porte. Pour des personnes très âgées, il n'est pas
facile de faire face à ce type de difficultés. Des structures devraient
permettre de venir en aide à ces personnes avant la dégradation
complète de la situation, avant d'en arriver à l'obligation de tout
vendre et d'être placées en maison de retraite, ce qui est
dommageable tant pour la société que pour elles.

C'est donc transversalement que les ministres et les mandataires
doivent prendre en compte la situation actuelle des plus âgés d'entre
nous. Cela profitera à l'ensemble des plus faibles.

Je pense que ce dossier est assez exemplatif: on a beaucoup parlé
de la crise de confiance entre les institutions et le politique, ainsi que
de l'insécurité que connaissait le citoyen; c'est un des dossiers sur
lequel cette insécurité se fait déjà ressentir. La plupart des gens de
ma génération disent qu'ils n'auront pas de pension, ils le savent bien,
ils n'y croient plus.

J'espère que les suites de ce débat permettront des les rassurer et de
leur ramener une partie de la confiance perdue.

Ik druk de hoop uit dat dit debat
ertoe kan bijdragen het vertrouwen
enigszins te herstellen.
Le président: Je vous propose à présent de clôturer la séance de l'après-midi et de reprendre la séance du
soir dans dix minutes au maximum.

Ik zal dan beginnen met het woord te geven aan mevrouw De Block en daarna aan de heer Bogaert, de
heer de Donnea, mevrouw van Gool, de heer Bultinck, mevrouw Turtelboom, mevrouw Storms en mevrouw
Lanjri.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
59
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.

De vergadering wordt gesloten om 18.00 uur. Volgende vergadering woensdag 15 september 2004 om
18.10 uur.
La séance est levée à 18.00 heures. Prochaine séance le mercredi 15 septembre 2004 à 18.10 heures.



15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
60
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
61
ANNEXE
BIJLAGE
SÉANCE PLÉNIÈRE
PLENUMVERGADERING
MERCREDI 15 SEPTEMBRE 2004
WOENSDAG 15 SEPTEMBER 2004
DECISIONS INTERNES
INTERNE BESLUITEN
COMMISSIONS
COMMISSIES
Composition
Samenstelling
(application de l'article 157.6 du Règlement)
(toepassing van artikel 157.6 van het Reglement)
Les ajouts et modifications suivantes ont été
proposées pour le groupe cdH:
Volgende toevoegingen en wijzigingen werden door
de cdH-fractie voorgesteld:
Commission de l'Intérieur, des Affaires générales
et de la Fonction publique
Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de
Algemene Zaken en het Openbaar Ambt
Membres suppléants
Remplacer Mme Joëlle Milquet par Mme Brigitte
Wiaux et M. Melchior Wathelet par M. Damien
Yzerbyt.
Plaatsvervangers
Mevrouw Joëlle Milquet vervangen door mevrouw
Brigitte Wiaux en de heer Melchior Wathelet door
de heer Damien Yzerbyt.
Commission des Relations extérieures
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen
Membres effectifs
Ajouter Mme Brigitte Wiaux.
Effectieve leden
Mevrouw Brigitte Wiaux toevoegen.
Commission de la Défense nationale
Commissie voor de Landsverdediging
Membres effectifs
Ajouter Mme Brigitte Wiaux.
Effectieve leden
Mevrouw Brigitte Wiaux toevoegen.
Membres suppléants
Remplacer Mme Joëlle Milquet par M. Melchior
Wathelet.
Plaatsvervangers
Mevrouw Joëlle Milquet vervangen door de heer
Melchior Wathelet.
Commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des
Classes moyennes et de l'Agriculture
Commissie voor het Bedrijfsleven, het
Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw
Membres suppléants
Ajouter MM. Damien Yzerbyt et Benoît Drèze.
Plaatsvervangers
De heren Damien Yzerbyt en Benoît Drèze
toevoegen.
Commission des Finances et du Budget
Commissie voor de Financiën en de Begroting
Membres suppléants
Ajouter M. Damien Yzerbyt.
Plaatsvervangers
De heer Damien Yzerbyt toevoegen.
Commission de l'Infrastructure, des
Communications et des Entreprises publiques
Commissie voor de Infrastructuur, het Verkeer en
de Overheidsbedrijven
Membres effectifs
Remplacer M. Benoît Drèze par M. Damien Yzerbyt.
Effectieve leden
De heer Benoît Drèze vervangen door de heer
Damien Yzerbyt.
Commission des Affaires sociales
Commissie voor de Sociale Zaken
Membres effectifs
Remplacer M. Jean-Jacques Viseur par M. Benoît
Drèze.
Effectieve leden
De heer Jean-Jacques Viseur vervangen door de
heer Benoît Drèze.
Membres suppléants
Remplacer M. Benoît Drèze par M. Damien Yzerbyt
et ajouter M. Jean-Jacques Viseur.
Plaatsvervangers
De heer Benoît Drèze vervangen door de heer
Damien Yzerbyt en de heer Jean-Jacques Viseur
toevoegen.
Commission de la Santé publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Société
Commissie voor de Volksgezondheid, het
Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
62
Membres effectifs
Ajouter M. Benoît Drèze.
Effectieve leden
De heer Benoît Drèze toevoegen.
Commission des Pétitions
Commissie voor de Verzoekschriften
Membres effectifs
Ajouter Mme Brigitte Wiaux.
Effectieve leden
Mevrouw Brigitte Wiaux toevoegen.
Commission des Naturalisations
Commissie voor de Naturalisaties
Membres effectifs
Remplacer M. Benoît Drèze par M. Damien Yzerbyt.
Effectieve leden
De heer Benoît Drèze vervangen door de heer
Damien Yzerbyt.
Commission de Révision de la Constitution et
de la Réforme des institutions
Commissie voor de Herziening van de Grondwet
en de Hervorming van de Instellingen
Membres suppléants
Remplacer M. Jean-Jacques Viseur par Mme
Brigitte Wiaux.
Plaatsvervangers
De heer Jean-Jacques Viseur vervangen door
mevrouw Brigitte Wiaux.
Commission spéciale "mondialisation"
Bijzondere commissie "globalisering"
Membres effectifs
Ajouter M. Jean-Jacques Viseur.
Effectieve leden
De heer Jean-Jacques Viseur toevoegen.
Groupe de travail chargé d'assurer le suivi des
recommandations de la commission d'enquête
parlementaire "Sectes"
Werkgroep belast met de opvolging van de
aanbevelingen van de parlementaire
onderzoekscommissie "Sekten"
Membres effectifs
Remplacer M. Melchior Wathelet par M. Damien
Yzerbyt.
Effectieve leden
De heer Melchior Wathelet vervangen door de heer
Damien Yzerbyt.
Les ajouts et modifications suivantes ont été
proposées par le groupe sp.a-spirit:
Volgende toevoegingen en wijzigingen werden door
de sp.a-spirit-fractie voorgesteld:
Commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des
Classes moyennes et de l'Agriculture
Commissie voor het Bedrijfsleven, het
Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw
Membres suppléants
Ajouter M. Philippe De Coene.
Plaatsvervangers
De heer Philippe De Coene toevoegen.
Commission de l'Intérieur, des Affaires
générales et de la Fonction publique
Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de
Algemene Zaken en het Openbaar Ambt
Membres suppléants
Ajouter MM. Dylan Casaer et Koen T'Sijen.
Plaatsvervangers
De heren Dylan Casaer en Koen T'Sijen toevoegen.
Commission des Relations extérieures
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen
Membres effectifs
Remplacer M. Geert Lambert par Mme Inga
Verhaert.
Effectieve leden
De heer Geert Lambert vervangen door mevrouw
Inga Verhaert.
Membres suppléants
Ajouter MM. Geert Lambert et Walter Muls.
Plaatsvervangers
De heren Geert Lambert en Walter Muls toevoegen.
Commission des Finances et du Budget
Commissie voor de Financiën en de Begroting
Membres suppléants
Ajouter M. David Geerts.
Plaatsvervangers
De heer David Geerts toevoegen.
Commission de l'Infrastructure, des Communica-
ions et des Entreprises publiques
Commissie voor de Infrastructuur, het Verkeer en
de Overheidsbedrijven
Membres effectifs
Ajouter M. Dylan Casaer et Mme Inga Verhaert.
Effectieve leden
De heer Dylan Casaer en mevrouw Inga Verhaert
toevoegen.
Membres suppléants
Ajouter Mme Magda De Meyer.
Plaatsvervangers
Mevrouw Magda De Meyer toevoegen.
Commission de la Justice
Commissie voor de Justitie
Membres suppléants
Remplacer Mme Annelies Storms par M. Stijn Bex
et ajouter M. Dylan Casaer.
Plaatsvervangers
Mevrouw Annelies Storms vervangen door de heer
Stijn Bex en de heer Dylan Casaer toevoegen.
Commission de la Défense nationale
Commissie voor de Landsverdediging
Membres effectifs
Effectieve leden
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
63
Remplacer M. Stijn Bex par M. David Geerts et
ajouter M. Koen T'Sijen.
De heer Stijn Bex vervangen door de heer David
Geerts en de heer Koen T'Sijen toevoegen.
Membres suppléants
Ajouter Mme Inga Verhaert et M. Walter Muls.
Plaatsvervangers
Mevrouw Inga Verhaert en de heer Walter Muls
toevoegen.
Commission des Affaires sociales
Commissie voor de Sociale Zaken
Membres suppléants
Remplacer Mme Anne-Marie Baeke par M. David
Geerts.
Plaatsvervangers
Mevrouw Anne-Marie Baeke vervangen door de
heer David Geerts.
Commission de la Santé publique, de l'Environ-
nement et du Renouveau de la Société
Commissie voor de Volksgezondheid, het Leef-
milieu en de Maatschappelijke Hernieuwing
Membres effectifs
Ajouter Mme Magda De Meyer.
Effectieve leden
Mevrouw Magda De Meyer toevoegen.
Membres suppléants
Remplacer Mme Magda De Meyer van M. David
Geerts et M. Guy Swennen par Koen T'Sijen.
Plaatsvervangers
Mevrouw Magda De Meyer vervangen door de heer
David Geerts en de heer Guy Swennen door de
heer Koen T'Sijen.
Commission de Révision de la Constitution et
de la Réforme des institutions
Commissie voor de Herziening van de Grondwet
en de Hervorming van de Instellingen
Membres effectifs
Remplacer Mme Hilde Claes par M. David Geerts et
ajouter M. Philippe De Coene.
Effectieve leden
Mevrouw Hilde Claes vervangen door de heer David
Geert en de heer Philippe De Coene toevoegen.
Membres suppléants
Remplacer Mme Anne-Marie Baeke par Mme Hilde
Claes.
Plaatsvervangers
Mevrouw Anne-Marie Baeke vervangen door
mevrouw Hilde Claes.
Commission chargée des problèmes de Droit
commercial et économique
Commissie belast met de problemen inzake
Handels- en Economisch Recht
Membres effectifs
Remplacer Mme Greet Van Gool par M. Dylan
Casaer.
Effectieve leden
Mevrouw Greet Van Gool vervangen door de heer
Dylan Casaer.
Membres suppléants
Remplacer Mme Hilde Claes par Mme Inga
Verhaert et ajouter Mme Greet Van Gool.
Plaatsvervangers
Mevrouw Hilde Claes vervangen door mevrouw
Inga Verhaert en mevrouw Greet Van Gool
toevoegen.
Commission parlementaire de Concertation
Parlementaire Overlegcommissie
Membres effectifs
Remplacer M. Geert Lambert par M. Koen T'Sijen.
Effectieve leden
De heer Geert Lambert vervangen door de heer
Koen T'Sijen.
Membres suppléants
Ajouter M. Hans Bonte.
Plaatsvervangers
De heer Hans Bonte toevoegen.
Commission des Naturalisations
Commissie voor de Naturalisaties
Membres suppléants
Ajouter M. David Geerts.
Plaatsvervangers
De heer David Geerts toevoegen.
Commission spéciale du Règlement et de la
Réforme du travail parlementaire
Bijzondere commissie voor het Reglement en
voor de Hervorming van de parlementaire
werkzaamheden
Membres effectifs
Remplacer Mme Annemie Roppe par M. Koen
T'Sijen.
Effectieve leden
Mevrouw Annemie Roppe vervangen door de heer
Koen T'Sijen.
Membres suppléants
Ajouter M. Philippe De Coene.
Plaatsvervangers
De heer Philippe De Coene toevoegen.
Commission de la Comptabilité
Commissie voor de Comptabiliteit
Membres effectifs
Remplacer M. Geert Lambert par M. Koen T'Sijen.
Effectieve leden
De heer Geert Lambert vervangen door de heer
Koen T'Sijen.
Comité d'avis pour les questions scientifiques
et technologiques
Adviescomité voor wetenschappelijke en
technologische vraagstukken
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
64
Membres effectifs
Ajouter M. Dylan Casaer.
Effectieve leden
De heer Dylan Casaer toevoegen.
Comité d'avis chargé de Questions
européennes
Adviescomité voor Europese Aangelegenheden
Membres effectifs
Remplacer M. Dirk Van der Maelen par Mme Inga
Verhaert.
Effectieve leden
De heer Dirk Van der Maelen vervangen door
Mevrouw Inga Verhaert.
Membres suppléants
Remplacer Mme Annelies Storms par M. Geert
Lambert.
Plaatsvervangers
Mevrouw Annelies Storms vervangen door de heer
Geert Lambert.
Commission Achats militaires
Commissie Legeraankopen
Remplacer M. Stijn Bex par Mme Dalila Douifi et
ajouter M. Koen T'Sijen.
De heer Stijn Bex vervangen door mevrouw Dalila
Douifi en de heer Koen T'Sijen toevoegen.
Les ajouts et modifications suivantes ont été
proposées par le groupe MR:
Volgende toevoegingen en wijzigingen werden door
de MR-fractie voorgesteld:
Commission des Affaires sociales
Commissie voor de Sociale Zaken
Membres effectifs
Ajouter M. Charles Michel.
Effectieve leden
De heer Charles Michel toevoegen.
Membres suppléants
Remplacer Mme Marie-Christine Marghem par
Mme Josée Lejeune et ajouter M. Luc Gustin et
Mme Dominique Tilmans.
Plaatsvervangers
Mevrouw Marie-Christine Marghem vervangen door
mevrouw Josée Lejeune en de heer Luc Gustin en
mevrouw Dominique Tilmans toevoegen.
Commission de la Défense nationale
Commissie voor de Landsverdediging
Membres effectifs
Ajouter M. Daniel Ducarme.
Effectieve leden
De heer Daniel Ducarme toevoegen.
Membres suppléants
Remplacer M. Denis Ducarme par M. Hervé
Hasquin.
Plaatsvervangers
De heer Denis Ducarme vervangen door de heer
Hervé Hasquin.
Commission chargée des problèmes de Droit
commercial et économique
Commissie belast met de problemen inzake
Handels- en Economisch Recht
Membres effectifs
Ajouter M. Eric Libert.
Effectieve leden
De heer Eric Libert toevoegen.
Membres suppléants
Ajouter MM. Denis Ducarme et Charles Michel.
Plaatsvervangers
De heren Denis Ducarme en Charles Michel
toevoegen.
Commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions
scientifiques et culturelles nationales, des
Classes moyennes et de l'Agriculture
Commissie voor het Bedrijfsleven, het
Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de
Middenstand en de Landbouw
Membres effectifs
Remplacer M. Luc Gustin par M. Richard Fournaux.
Effectieve leden
De heer Luc Gustin vervangen door de heer
Richard Fournaux.
Membres suppléants
Ajouter M. Robert Denis.
Plaatsvervangers
De heer Robert Denis toevoegen.
Commission des Finances et du Budget
Commissie voor de Financiën en de Begroting
Membres suppléants
Ajouter M. Denis Ducarme.
Plaatsvervangers
De heer Denis Ducarme toevoegen.
Commission de l'Infrastructure, des
Communications et des Entreprises publiques
Commissie voor de Infrastructuur, het Verkeer en
de Overheidsbedrijven
Membres effectifs
Remplacer M. Richard Fournaux par M. Olivier
Chastel.
Effectieve leden
De heer Richard Fournaux vervangen door de heer
Olivier Chastel.
Membres suppléants
Remplacer M. Philippe Collard par M. Richard
Fournaux et ajouter M. Hervé Hasquin.
Plaatsvervangers
De heer Philippe Collard vervangen door de heer
Richard Fournaux en de heer Hervé Hasquin
toevoegen.
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
65
Commission de l'Intérieur, des Affaires
générales et de la Fonction publique
Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de
Algemene Zaken en het Openbaar Ambt
Membres effectifs
Remplacer Mme Josée Lejeune par M. Eric Libert.
Effectieve leden
Mevrouw Josée Lejeune vervangen door de heer
Eric Libert.
Membres suppléants
Remplacer M. Philippe Collard par M. Daniel
Ducarme.
Plaatsvervangers
De heer Philippe Collard vervangen door de heer
Daniel Ducarme.
Commission de la Justice
Commissie voor de Justitie
Membres suppléants
Ajouter MM. Eric Libert et Charles Michel.
Plaatsvervangers
De heren Eric Libert en Charles Michel toevoegen.
Commission des Relations extérieures
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen
Membres effectifs
Remplacer M. Eric Libert par M. Luc Gustin et
M. Philippe Monfils par M. Hervé Hasquin.
Effectieve leden
De heer Eric Libert vervangen door de heer Luc
Gustin en de heer Philippe Monfils door de heer
Hervé Hasquin.
Membres suppléants
Remplacer M. Alain Courtois par M. Olivier
Maingain et M. Denis Ducarme par M. Philippe
Monfils.
Plaatsvervangers
De heer Alain Courtois vervangen door de heer
Olivier Maingain en de heer Denis Ducarme door de
heer Philippe Monfils.
Commission de la Santé publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Société
Commissie voor de Volksgezondheid, het
Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing
Membres effectifs
Ajouter Mme Josée Lejeune.
Effectieve leden
Mevrouw Josée Lejeune toevoegen.
Membres suppléants
Enlever Mme Josée Lejeune.
Plaatsvervangers
Mevrouw Josée Lejeune weglaten.
Commission de la Comptabilité
Commissie voor de Comptabiliteit
Membres effectifs
Ajouter Mme Anne Barzin et M. Olivier Chastel.
Effectieve leden
Mevrouw Anne Barzin en de heer Olivier Chastel
toevoegen.
Commission parlementaire de Concertation
Parlementaire Overlegcommissie
Membres effectifs
Ajouter M. François-Xavier de Donnea.
Effectieve leden
De heer François-Xavier de Donnea toevoegen.
Commission de Contrôle des dépenses
électorales et de la Comptabilité des partis
politiques
Controlecommissie betreffende de verkiezings-
uitgaven en de boekhouding van de politieke
partijen

Membres effectifs
Remplacer Mme Valérie De Bue par Mme Anne
Barzin.
Effectieve leden
Mevrouw Valérie De Bue vervangen door mevrouw
Anne Barzin.
Comité d'avis pour l'Emancipation sociale
Adviescomité voor de maatschappelijke
emancipatie
Membres effectifs
Ajouter Mme Dominique Tilmans.
Effectieve leden
Mevrouw Dominique Tilmans toevoegen.
Membres suppléants
Remplacer Mme Dominique Tilmans par M. Luc
Gustin.
Plaatsvervangers
Mevrouw Dominique Tilmans vervangen door de
heer Luc Gustin.
Commission des Naturalisations
Commissie voor de Naturalisaties
Membres effectifs
Remplacer M. Olivier Maingain par Mme Corinne
De Permentier.
Effectieve leden
De heer Olivier Maingain vervangen door mevrouw
Corinne De Permentier.
Membres suppléants
Remplacer M. François Bellot par M. Richard
Fournaux et ajouter MM. Luc Gustin et Olivier
Maingain.
Plaatsvervangers
De heer François Bellot vervangen door de heer
Richard Fournaux en de heren Luc Gustin en Olivier
Maingain toevoegen.
Commission des Pétitions
Commissie voor de Verzoekschriften
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
66
Membres effectifs
Ajouter M. Olivier Chastel.
Effectieve leden
De heer Olivier Chastel toevoegen.
Comité d'avis chargé de Questions européennes
Adviescomité voor Europese Aangelegenheden
Membres effectifs
Remplacer M. Denis Ducarme par M. Daniel
Ducarme et ajouter Mme Josée Lejeune.
Effectieve leden
De heer Denis Ducarme vervangen door de heer
Daniel Ducarme en mevrouw Josée Lejeune
toevoegen.
Membres suppléants
Remplacer Mme Josée Lejeune par M. Hervé
Hasquin.
Plaatsvervangers
Mevrouw Josée Lejeune vervangen door de heer
Hervé Hasquin.
Commission spéciale du Règlement et de la
Réforme du travail parlementaire
Bijzondere commissie voor het Reglement en
voor de Hervorming van de parlementaire
werkzaamheden
Membres effectifs
Ajouter M. Olivier Chastel.
Effectieve leden
De heer Olivier Chastel toevoegen.
Commission de Révision de la Constitution et
de la Réforme des institutions
Commissie voor de Herziening van de Grondwet
en de Hervorming van de Instellingen
Membres effectifs
Remplacer M. Alain Courtois par M. Hervé Hasquin
et M. Philippe Monfils par M. Charles Michel.
Effectieve leden
De heer Alain Courtois vervangen door de heer
Hervé Hasquin en de heer Philippe Monfils door de
heer Charles Michel.
Membres suppléants
Remplacer Mme Valérie De Bue par M. Eric Libert
et ajouter M. Daniel Ducarme.
Plaatsvervangers
Mevrouw Valérie De Bue vervangen door de heer
Eric Libert en de heer Daniel Ducarme toevoegen.
(application de l'article 158.3 du Règlement)
(toepassing van artikel 158.3 van het Reglement)
Membre siégeant en commission sans voix
délibérative:
Lid dat zonder stemrecht zitting heeft in de
commissie:
Commission de l'Intérieur, des Affaires
générales et de la Fonction publique
Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de
Algemene Zaken en het Openbaar Ambt
M. Patrick De Groote.
De heer Patrick De Groote.
DEMANDES D'INTERPELLATION
INTERPELLATIEVERZOEKEN
Dépôts
Ingekomen
1. M. Carl Devlies au ministre des Affaires sociales
et de la Santé publique sur "la problématique des
équipes d'aide médicale urgente dans le sud-ouest
du Brabant flamand".
1. de heer Carl Devlies tot de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid over "de problematiek
rond de MUG in Zuid-West-Brabant".
(n° 382 ­ renvoi à la commission de la Santé
publique, de l'Environnement et du Renouveau de
la Société)
(nr. 382 ­ verzonden naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing)
2. M. Jean-Marc Nollet au premier ministre sur "le
tragique accident survenu dans le zoning de
Ghislenghien".
2. de heer Jean-Marc Nollet tot de eerste minister
over "het tragisch ongeval op het industrieterrein
van Gellingen".
(n° 383 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 383 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
3. M. Dirk Claes au vice-premier ministre et ministre
de l'Intérieur sur "la catastrophe de Ghislenghien".
3. de heer Dirk Claes tot de vice-eerste minister en
minister van Binnenlandse Zaken over "de ramp in
Gellingen".
(n° 384 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 384 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
67
4. M. Francis Van den Eynde au vice-premier
ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'explosion
d'un gazoduc à Ghislenghien".
4. de heer Francis Van den Eynde tot de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken over
"de gasramp in Gellingen".
(n° 385 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 385 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
5. M. Pieter De Crem au ministre de la Défense sur
"l'interception d'un avion espagnol pour passagers
au-dessus de Bruxelles".
5. de heer Pieter De Crem tot de minister van
Landsverdediging over "het onderscheppen van een
Spaans passagiersvliegtuig boven Brussel".
(n° 386 ­ retirée)
(nr. 386 ­ ingetrokken)
6. M. Yvan Mayeur au ministre de l'Economie, de
l'Energie, du Commerce extérieur et de la Politique
scientifique sur "l'augmentation du coût du pétrole
ainsi que de son impact sur le prix du gasoil de
chauffage et le pouvoir d'achat de la population".
6. de heer Yvan Mayeur tot de minister van
Economie, Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid over "de verhoging van de
aardolieprijs en de weerslag ervan op de
stookolieprijs en de koopkracht van de bevolking".
(n° 387 ­ renvoi à la commission de l'Economie, de
la Politique scientifique, de l'Education, des
Institutions scientifiques et culturelles nationales,
des Classes moyennes et de l'Agriculture)
(nr. 387 ­ verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw)
7. Mme Greta D'hondt au ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le
remboursement des fauteuils roulants".
7. mevrouw Greta D'hondt tot de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
terugbetaling van rolstoelen".
(n° 388 ­ renvoi à la commission des Affaires
sociales)
(nr. 388 ­ verzonden naar de commissie voor de
Sociale Zaken)
8. M. Koen Bultinck à la ministre des Classes
moyennes et de l'Agriculture sur "le retard dans les
paiements effectués par le Fonds des calamités
dans le cadre de la catastrophe causée par les
pluies de septembre 2001".
8. de heer Koen Bultinck tot de minister van
Middenstand en Landbouw over "de laattijdige
uitbelatingen door het Rampenfonds van de
regenramp van september 2001".
(n° 389 ­ renvoi à la commission de l'Economie, de
la Politique scientifique, de l'Education, des
Institutions scientifiques et culturelles nationales,
des Classes moyennes et de l'Agriculture)
(nr. 389 ­ verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw)
9. Mme Karine Lalieux au ministre de l'Economie,
de l'Energie, du Commerce extérieur et de la
Politique scientifique sur "le secteur pétrolier : crise
­ mesures structurelles".
9. mevrouw Karine Lalieux tot de minister van
Economie, Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid over "de oliesector : crisis ­
structurele maatregelen".
(n° 390 ­ renvoi à la commission de l'Economie, de
la Politique scientifique, de l'Education, des
Institutions scientifiques et culturelles nationales,
des Classes moyennes et de l'Agriculture)
(nr. 390 ­ verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw)
10. M. Francis Van den Eynde au vice-premier
ministre et ministre du Budget et des Entreprises
publiques sur "les causes de la grève menée à La
Poste à Gand à la suite de l'instauration du système
Géoroute".
10. de heer Francis Van den Eynde tot de vice-
eerste minister en minister van Begroting en
Overheidsbedrijven over "de oorzaken van de
staking bij De Post in Gent naar aanleiding van de
invoering van de geo-route".
(n° 391 ­ retirée)
(nr. 391 ­ ingetrokken)
11. M. Gerolf Annemans au ministre de l'Economie,
de l'Energie, du Commerce extérieur et de la
Politique scientifique sur "la sortie du nucléaire à
partir de 2015".
11. de heer Gerolf Annemans tot de minister van
Economie, Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid over "de kernuitstap vanaf
2015".
(n° 392 ­ renvoi à la commission de l'Economie, de
la Politique scientifique, de l'Education, des
Institutions scientifiques et culturelles nationales,
des Classes moyennes et de l'Agriculture)
(nr. 392 ­ verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
68
Landbouw)
12. Mme Muriel Gerkens au ministre de l'Economie,
de l'Energie, du Commerce extérieur et de la
Politique scientifique sur "la sortie du nucléaire".
12. mevrouw Muriel Gerkens tot de minister van
Economie, Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid over "de uitstap uit de
kernenergie".
(n° 393 ­ renvoi à la commission de l'Economie, de
la Politique scientifique, de l'Education, des
Institutions scientifiques et culturelles nationales,
des Classes moyennes et de l'Agriculture)
(nr. 393 ­ verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw)
13. M. Pieter De Crem au vice-premier ministre et
ministre de l'Intérieur sur "la politique en matière
d'asile et d'immigration".
13. de heer Pieter De Crem tot de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken over
"het asiel- en vreemdelingenbeleid".
(n° 394 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 394 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
14. M. Bruno Van Grootenbrulle au premier ministre
sur "la catastrophe de Ghislenghien".
14. de heer Bruno Van Grootenbrulle tot de eerste
minister over "de ramp in Gellingen".
(n° 395 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 395 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
15. M. Servais Verherstraeten au ministre de
l'Economie, de l'Energie, du Commerce extérieur et
de la Politique scientifique sur "l'étude réalisée sur
les besoins énergétiques jusqu'en 2015 et la sortie
du nucléaire".
15. de heer Servais Verherstraeten tot de minister
van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid over "de studie die wordt
gemaakt over de energiebehoeften tot 2015 en de
uitstap uit de kernenergie".
(n° 396 ­ renvoi à la commission de l'Economie, de
la Politique scientifique, de l'Education, des
Institutions scientifiques et culturelles nationales,
des Classes moyennes et de l'Agriculture)
(nr. 396 ­ verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
Landbouw)
16. M. Francis Van den Eynde au ministre des
Affaires étrangères sur "la politique africaine".
16. de heer Francis Van den Eynde tot de minister
van Buitenlandse Zaken over "het Afrika-beleid".
(n° 397 ­ renvoi à la commission des Relations
extérieures)
(nr. 397 ­ verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen)
17. M. Pieter De Crem au ministre de la Défense
sur "la situation à l'hôpital militaire de Neder-over-
Heembeek".
17. de heer Pieter De Crem tot de minister van
Landsverdediging over "de toestand in het Militair
Hospitaal van Neder-over-Heembeek".
(n° 398 ­ renvoi à la commission de la Défense
nationale)
(nr. 398 ­ verzonden naar de commissie voor de
Landsverdediging)
18. M. Carl Devlies à la vice-première ministre et
ministre de la Justice sur "le corps de sécurité".
18. de heer Carl Devlies tot de vice-eerste minister
en minister van Justitie over "het veiligheidskorps".
(n° 399 ­ renvoi à la commission de la Justice)
(nr. 399 ­ verzonden naar de commissie voor de
Justitie)
19. M. Dirk Claes au vice-premier ministre et
ministre de l'Intérieur sur "le surcoût que la carte
d'identité électronique représente pour les
communes".
19. de heer Dirk Claes tot de vice-eerste minister en
minister van Binnenlandse Zaken over "de extra
kosten voor de gemeenten in verband met de
elektronische identiteitskaart".
(n° 400 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 400 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
20. M. Koen Bultinck à la ministre des Classes
moyennes et de l'Agriculture sur "la réforme du
secteur du sucre envisagée par l'Europe".
20. de heer Koen Bultinck tot de minister van
Middenstand en Landbouw over "de hervorming van
de suikersector door Europa".
(n° 401 ­ renvoi à la commission de l'Economie, de
la Politique scientifique, de l'Education, des
Institutions scientifiques et culturelles nationales,
des Classes moyennes et de l'Agriculture)
(nr. 401 ­ verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het
Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en
culturele Instellingen, de Middenstand en de
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
69
Landbouw)
21. M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense
sur "l'hôpital militaire de Neder-over-Heembeek".
21. de heer Luc Sevenhans tot de minister van
Landsverdediging over "het militair hospitaal te
Neder-over-Heembeek".
(n° 402 ­ renvoi à la commission de la Défense
nationale)
(nr. 402 ­ verzonden naar de commissie voor de
Landsverdediging)
22. M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et
ministre des Finances sur "le produit escompté de
l'amnistie fiscale".
22. de heer Hagen Goyvaerts tot de vice-eerste
minister en minister van Financiën over "de
verwachte opbrengst van de fiscale amnestie".
(n° 403 ­ renvoi à la commission des Finances et
du Budget)
(nr. 403 ­ verzonden naar de commissie voor de
Financiën en de Begroting)
23. M. Karel Pinxten au ministre de la Défense sur
"l'enquête sur une fraude présumée au sein des
Forces armées belges
23. de heer Karel Pinxten tot de minister van
Landsverdediging over "het onderzoek naar
vermeende fraude binnen de Belgische
Krijgsmacht".
(n° 404 ­ renvoi à la commission de la Défense
nationale)
(nr. 404 ­ verzonden naar de commissie voor de
Landsverdediging)
24. M. Guido Tastenhoye au vice-premier ministre
et ministre de l'Intérieur sur "la politique en matière
d'asile, d'illégaux et d'étrangers".
24. de heer Guido Tastenhoye tot de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken over
"het asiel- illegalen- en vreemdelingenbeleid".
(n° 405 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 405 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
25. M. Bart Laeremans au ministre de la Mobilité
sur "la décision qu'aurait prise DHL de quitter
Zaventem".
25. de heer Bart Laeremans tot de minister van
Mobiliteit over "de eventuele beslissing van DHL om
Zaventem te verlaten".
(n° 406 ­ renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques)
(nr. 406 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
26. M. Jospeh Arens au vice-premier ministre et
ministre du Budget et des Entreprises publiques sur
"l'application du plan de distribution du courrier basé
sur le logiciel 'Géoroute'".
26. de heer Joseph Arens tot de vice-eerste
minister en minister van Begroting en
Overheidsbedrijven over "de toepassing van het
'Georoute'-postbestellingsplan".
(n° 407 ­ renvoi à la commission de l'Infrastructure,
des Communications et des Entreprises publiques)
(nr. 407 ­ verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven)
27. M. Patrick De Groote au premier ministre sur "la
nomination du ministre de l'Economie, de l'Energie,
du Commerce extérerieur et de la Politique
scientifique en tant qu'administrateur externe de
British America Tobacco (BAT) Belgium".
27. de heer Patrick De Groote tot de eerste minister
over "de benoeming van de minister van Economie,
Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid tot extern bestuurder van
British America Tobacco (BAT) Belgium".
(n° 408 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 408 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
28. Mme Simonne Creyf au premier ministre sur "la
violation de la déontologie ministérielle par le
ministre de l'Economie, de l'Energie, du Commerce
extérieur et de la Politique scientifique".
28. mevrouw Simonne Creyf tot de eerste minister
over "de overschrijding door de minister van
Economie, Energie, Buitenlandse Handel en
Wetenschapsbeleid van de ministeriële
deontologie".
(n° 409 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 409 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
29. M. Bert Schoofs au premier ministre sur "la
révélation selon laquelle le ministre de l'Economie,
de l'Energie, du Commerce extérieur et de la
Politique scientifique exerce une fonction
d'administrateur externe auprès de l'entreprise
British American Tobacco".
29. de heer Bert Schoofs tot de eerste minister over
"de onthulling van de functie als extern bestuurder
van de minister van Economie, Energie,
Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid bij de
onderneming British American Tobacco".
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
70
(n° 410 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 410 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
30. M. Pieter De Crem au vice-premier ministre et
ministre de l'Intérieur sur "une possible menace
d'attentats terroristes dans notre pays".
30. de heer Pieter De Crem tot de vice-eerste
minister en minister van Binnenlandse Zaken over
"de mogelijke dreiging van terroristische aanvallen
in ons land".
(n° 411 ­ renvoi à la commission de l'Intérieur, des
Affaires générales et de la Fonction publique)
(nr. 411 ­ verzonden naar de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt)
PROPOSITIONS
VOORSTELLEN
Autorisation d'impression
Toelating tot drukken
1. Proposition de loi (Mmes Hilde Vautmans et
Annemie Turtelboom et M. Miguel Chevalier)
instituant la fonction d'assesseur volontaire dans les
bureaux de vote (n° 1287/1).
1. Wetsvoorstel (de dames Hilde Vautmans en
Annemie Turtelboom en de heer Miguel Chevalier)
tot instelling van het vrijwillig bijzitterschap in de
stembureaus (nr. 1287/1).
2. Proposition de résolution (Mmes Anne-Marie
Baeke et Greet Van Gool) relative à la
problématique de la segmentation dans les
assurances (n° 1290/1).
2. Voorstel van resolutie (de dames Anne-Marie
Baeke en Greet Van Gool) betreffende de
segmenteringsproblematiek bij verzekeringen
(nr. 1290/1).
3. Proposition de loi (Mme Nahima Lanjri et M. Carl
Devlies) modifiant les articles 116, 145
19
et 516 du
Code des impôts sur les revenus 1992 (n° 1291/1).
3. Wetsvoorstel (mevrouw Nahima Lanjri en de
heer Carl Devlies) tot wijziging van de artikelen 116,
145
19
en 516 van het Wetboek van de Inkomsten-
belastingen 1992 (nr. 1291/1).
4. Proposition de loi (Mme Muriel Gerkens)
modifiant l'article 51 des lois coordonnées du
3 juin 1970 relatives à la réparation des dommages
résultant des maladies professionnelles pour y
intégrer la notion de faute inexcusable (n° 1292/1).
4. Wetsvoorstel (mevrouw Muriel Gerkens) tot
wijziging van artikel 51 van de op 3 juni 1970
gecoördineerde wetten betreffende de schadeloos-
stelling voor beroepsziekten, teneinde er het begrip
"onverschoonbare fout" in op te nemen (nr. 1292/1).
5. Proposition de loi (MM. Gerolf Annemans, Bart
Laeremans, Koen Bultinck et Guido Tastenhoye)
modifiant la loi du 16 juin 1989 portant diverses
réformes institutionnelles (n° 1297/1).
5. Wetsvoorstel (de heren Gerolf Annemans, Bart
Laeremans, Koen Bultinck en Guido Tastenhoye)
tot wijziging van de wet van 16 juni 1989 houdende
diverse institutionele hervormingen (nr. 1297/1).
6. Proposition de loi spéciale (MM. Gerolf
Annemans, Hagen Goyvaerts, Koen Bultinck, Guy
D'haeseleer et Bert Schoofs) modifiant la loi
spéciale du 8 août 1980 de réformes
institutionnelles en vue du transfert aux régions des
compétences en matière de normalisation
(n° 1298/1).
6. Voorstel van bijzondere wet (de heren Gerolf
Annemans, Hagen Goyvaerts, Koen Bultinck, Guy
D'haeseleer et Bert Schoofs) tot wijziging van de
bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming
der instellingen met het oog op de overdracht naar
de gewesten van de bevoegdheden inzake
normalisatie (nr. 1298/1).
7. Proposition de loi (MM. François-Xavier de
Donnea et Alain Courtois) modifiant la loi du
16 mars 1971 sur le travail en ce qui concerne la
prestation des heures supplémentaires (n° 1299/1).
7. Wetsvoorstel (de heren François-Xavier de
Donnea en Alain Courtois) tot wijziging van de
arbeidswet van 16 maart 1971, wat het maken van
overuren betreft (nr. 1299/1).
8. Proposition de loi (M. Dirk Van der Maelen et
Mmes Anne-Marie Baeke et Annemie Roppe)
favorisant l'égalité de traitement entre les
entreprises (n° 1300/1).
8. Wetsvoorstel (de heer Dirk Van der Maelen en de
dames Anne-Marie Baeke en Annemie Roppe) ter
bevordering van de gelijke behandeling tussen
ondernemingen (nr. 1300/1).
9. Proposition de loi (MM. Dirk Van der Maelen et
Patrick Lansens) modifiant les articles 465 à 468 du
Code des impôts sur les revenus 1992 en vue de
permettre aux communes d'établir des centimes
additionnels à l'impôt des sociétés (n° 1301/1).
9. Wetsvoorstel (de heren Dirk Van der Maelen en
Patrick Lansens) tot wijziging van de artikelen 465
tot 468 van het Wetboek van de
Inkomstenbelastingen 1992 tot invoering van de
mogelijkheid opcentiemen op de vennootschaps-
belasting te heffen ten bate van de gemeenten
(nr. 1301/1).
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
71
10. Proposition de loi spéciale (Mme Joëlle Milquet)
modifiant la loi spéciale de réformes institutionnelles
du 8 août 1980 (n° 1302/1).
10. Voorstel van bijzondere wet (mevrouw Joëlle
Milquet) tot wijziging van de bijzondere wet van
8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen
(nr. 1302/1).
11. Proposition de loi (Mme Karine Jiroflée)
complétant la loi du 5 août 1992 sur la fonction de
police en vue de présenter au public les objets
retrouvés et saisis (n° 1303/1).
11. Wetsvoorstel (mevrouw Karine Jiroflée) tot
aanvulling van de wet van 5 augustus 1992 op het
politieambt teneinde teruggevonden en in beslag
genomen voorwerpen kenbaar te maken aan het
publiek (nr. 1303/1).
12. Proposition de loi (Mme Zoé Genot) modifiant
l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la
sécurité sociale des travailleurs en vue de prémunir
le chômeur contre une sanction arbitraire
(n° 1304/1).
12. Wetsvoorstel (mevrouw Zoé Genot) tot wijziging
van artikel 7 van de besluitwet van
28 december 1944 betreffende de
maatschappelijke zekerheid der arbeiders, teneinde
de werkloze te beschermen tegen een willekeurige
sanctie (nr. 1304/1).
13. Proposition de loi (Mme Marie-Christine
Marghem et MM. Jean-Luc Crucke et Olivier
Maingain) modifiant le Code judiciaire en vue
d'assurer la mobilité des magistrats auprès des
tribunaux de police et des justices de paix
(n° 1305/1).
13. Wetsvoorstel (mevrouw Marie-Christine
Marghem en de heren Jean-Luc Crucke en Olivier
Maingain) tot wijziging van het Gerechtelijk
Wetboek, teneinde te voorzien in de mobiliteit van
de magistraten in de politierechtbanken en de
vredegerechten (nr. 1305/1).
14. Proposition de loi (M. François-Xavier de
Donnea) modifiant l'article 15 de la loi du
11 avril 2003 prévoyant de nouvelles mesures en
faveur des victimes de la guerre (n° 1306/1).
14. Wetsvoorstel (de heer François-Xavier de
Donnea) tot wijziging van artikel 15 van de wet van
11 april 2003 houdende nieuwe maatregelen ten
gunste van de oorlogsslachtoffers (nr. 1306/1).
15. Proposition de loi (MM. Olivier Maingain, Daniel
Bacquelaine, Melchior Wathelet, Jean-Pierre
Malmendier et Mme Marie Nagy) visant à créer un
Régistre national des auteurs d'infractions sexuelles
au sein du casier judiciaire central (n° 1307/1).
15. Wetsvoorstel (de heren Olivier Maingain, Daniel
Bacquelaine, Melchior Wathelet, Jean-Pierre
Malmendier en mevrouw Marie Nagy) tot oprichting
van een Rijksregister van plegers van seksuele
misdrijven, als onderdeel van het Centraal
Strafregister (nr. 1307/1).
16. Proposition de résolution (Mme Dominique
Tilmans) relative aux barèmes d'honoraires des
architectes (n° 1308/1).
16. Voorstel van resolutie (mevrouw Dominique
Tilmans) betreffende de honorariumschalen van de
architecten (nr. 1308/1).
17. Proposition de loi (MM. Melchior Wathelet,
Jean-Jacques Viseur, Benoît Dreze et Josy Arens)
modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992
en vue d'introduire le mécanisme de la "Tante
Agathe" au profit d'entrepreneurs débutants
(n° 1311/1).
17. Wetsvoorstel (de heren Melchior Wathelet,
Jean-Jacques Viseur, Benoît Dreze en Josy Arens)
tot wijziging van
het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992 met het oog op de
invoering van een fiscale regeling, "Tante Agaath-
regeling" genaamd, ten gunste van startende
ondernemers (nr. 1311/1).
18. Proposition de loi (MM. Melchior Wathelet et
Jean-Jacques Viseur) modifiant le Code des
sociétés en vue d'instituer un comité d'audit au sein
des sociétés cotées en bourse (n° 1312/1).
18. Wetsvoorstel (de heren Melchior Wathelet en
Jean-Jacques Viseur) tot wijziging van het Wetboek
van vennootschappen, teneinde binnen de
beursgenoteerde vennootschappen een auditcomité
op te richten (nr. 1312/1).
19. Proposition de loi (M. Richard Fournaux)
modifiant la loi du 19 juillet 1991 relative aux
registres de la population et aux cartes d'identité et
modifiant la loi du 8 août 1983 organisant un
registre national des personnes physiques en vue
d'inscrire les données relatives au don d'organes et
au groupe sanguin sur la carte d'identité
électronique (n° 1315/1).
19. Wetsvoorstel (de heer Richard Fournaux) tot
wijziging van de wet van 19 juli 1991 betreffende de
bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot
wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot
regeling van een Rijksregister van de natuurlijke
personen, teneinde de gegevens inzake
orgaandonatie en inzake de bloedgroep op te slaan
op de elektronische identiteitskaart (nr. 1315/1).
20. Proposition de loi (MM. Daniel Bacquelaine,
Jean-Pierre Malmendier et Alain Courtois) modifiant
l'article 417 du Code d'instruction criminelle en vue
d'assurer l'égalité de traitement au niveau de
20. Wetsvoorstel (de heren Daniel Bacquelaine,
Jean-Pierre Malmendier en Alain Courtois) tot
wijziging van artikel 417 van het Wetboek van
strafvordering teneinde bij cassatieberoep gelijke
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
72
l'information des parties en cas de pourvoi en
cassation (n° 1316/1).
behandeling inzake de kennisgeving aan de partijen
te waarborgen (nr. 1316/1).
21. Proposition de loi (Mme Marleen Govaerts et M.
Hagen Goyvaerts) modifiant le Code des impôts sur
les revenus 1992 en vue d'exonérer de l'impôt sur
les bénéfices la partie effectivement investie de la
réserve d'investissement (n° 1318/1).
21. Wetsvoorstel (mevrouw Marleen Govaerts en
de heer Hagen Goyvaerts) tot wijziging van het
Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 met
het oog op de vrijstelling van winstbelasting van het
effectief geïnvesteerde gedeelte van de
investeringsreserve (nr. 1318/1).
22. Proposition de loi (M. Alain Courtois et Mme
Marie-Christine Marghem) insérant un chapitre
VIbis portant statut des traducteurs et interprètes
jurés dans la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi
des langues en matière judiciaire (n° 1321/1).
22. Wetsvoorstel (de heer Alain Courtois en
mevrouw Marie-Christine Marghem) tot invoeging
van een hoofdstuk VIbis houdende de rechtspositie
van de beëdigd vertalers en tolken in de wet van
15 juni 1935 op het gebruik der talen in
gerechtszaken (nr. 1321/1).
COMMUNICATIONS
MEDEDELINGEN
SENAT
SENAAT
Projets de loi transmis
Overgezonden wetsontwerpen
Par message du 15 juillet 2004, le Sénat transmet,
en vue de la sanction royale, le projet de loi
modifiant la date du 8 mai 1945 en
2 septembre 1945 dans certains statuts de
reconnaissance nationale, le Sénat s'étant rallié au
projet (n° 686/6).
Bij brief van 15 juli 2004, zendt de Senaat over, met
het oog op de koninklijke bekrachtiging, het
wetsontwerp houdende vervanging van de datum
van 8 mei 1945 door 2 september 1945 in bepaalde
statuten van nationale erkentelijkheid waarmee de
Senaat beslist heeft in te stemmen (nr. 686/5).
Pour information
Ter kennisgeving
Par messages du 15 juillet 2004, le Sénat transmet,
en vue de la sanction royale, les projets de loi
suivants, le Sénat ne les ayant pas amendés:
Bij brieven van 15 juli 2004, zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, de
volgende niet geamendeerde wetsontwerpen:
- projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980
sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et
l'éloignement des étrangers (n° 1201/5);
- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen (nr. 1201/5);
- projet de loi modifiant la loi du 8 juillet 1976
organique des centres publics d'action sociale et
visant à étendre le champ d'application personnel
de la prime d'installation (n° 1245/3).
- wetsontwerp tot wijziging van de organieke wet
van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn en tot uitbreiding van het
personele toepassingsgebied van de
installatiepremie (nr. 1245/3).
Pour information
Ter kennisgeving
Par messages du 17 juillet 2004, le Sénat transmet,
en vue de la sanction royale, les projets de loi
suivants, le Sénat ne les ayant pas amendés:
Bij brieven van 17 juli 2004, zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, de
volgende niet geamendeerde wetsontwerpen :
- Projet de loi portant création d'une Commission
chargée du renouvellement des organes du culte
musulman (n° 1275/6);
- Wetsontwerp tot oprichting van een Commissie
belast met de hernieuwing van de organen van de
islamitische eredienst (nr. 1275/6);
- Projet de loi relative à l'autorisation d'implantations
commerciales (n° 1035/12).
- Wetsontwerp betreffende de vergunning van
handelsvestigingen (nr. 1035/12).
Pour information
Ter kennisgeving
Par messages du 15 juillet 2004, le Sénat transmet,
en vue de la sanction royale, les projets de loi
suivants, le Sénat ne les ayant pas évoqués:
Bij brieven van 15 juli 2004, zendt de Senaat over,
met het oog op de koninklijke bekrachtiging, de
volgende niet geëvoceerde wetsontwerpen:
- projet de loi modifiant l'article 145(24) du Code
des impôts sur les revenus 1992 pour encourager
davantage l'utilisation plus rationnelle de l'énergie
dans les habitations (n° 1196/3);
- wetsontwerp tot wijziging van artikel 145(24) van
het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
teneinde het rationeel energieverbruik in woningen
nog meer aan te moedigen (nr. 1196/3);
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
73
- projet de loi modifiant l'article 196, § 2, du Code
des impôts sur les revenus 1992 (n° 1197/5).
- wetsontwerp tot wijziging van artikel 196, § 2, van
het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
(nr. 1197/5).
Pour information
Ter kennisgeving
Par messages du 15 juillet 2004, le Sénat transmet,
tel qu'il les a adoptés en séance de cette date, les
projets de loi suivants:
Bij brieven van 15 juli 2004, zendt de Senaat de
volgende wetsontwerpen over, zoals hij ze in
vergadering van die datum heeft aangenomen:
- projet de loi portant assentiment à l'Avenant, signé
à Bruxelles le 11 décembre 2002, à la Convention
entre le Royaume de Belgique et le Grand-Duché
de Luxembourg en vue d'éviter les doubles
impositions et de régler certaines autres questions
en matière d'impôts sur le revenu et sur la fortune,
et au Protocole final y relatif, signés à Luxembourg
le 17 septembre 1970 (n° 1293/1);
- wetsontwerp houdende instemming met het
Avenant, ondertekend te Brussel op
11 december 2002, bij de Overeenkomst tussen het
Koninkrijk België en het Groothertogdom
Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting
en tot regeling van sommige andere
aangelegenheden inzake belastingen naar het
inkomen en naar het vermogen, en met het
desbetreffende Slotprotocol, ondertekend te
Luxemburg op 17 september 1970 (nr. 1293/1);
- projet de loi portant assentiment à l'Accord de
siège entre le Royaume de Belgique et l'Union
économique et monétaire ouest africaine, fait à
Bruxelles le 26 mars 2002 (n° 1294/1);
- wetsontwerp houdende instemming met het
Zetelakkoord tussen het Koninkrijk België en de
West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie,
gedaan te Brussel op 26 maart 2002 (nr. 1294/1);
- projet de loi portant assentiment à la Convention
additionnelle, signée à Brasilia le
20 novembre 2002, modifiant la Convention entre le
Royaume de Belgique et la République fédérale du
Brésil en vue d'éviter les doubles impositions et de
régler certaines autres questions en matière
d'impôts sur le revenu, et au Protocole final, signés
à Brasilia le 23 juin 1972 (n° 1295/1);
- wetsontwerp houdende instemming met de
Aanvullende Overeenkomst, ondertekend te Brasilia
op 20 november 2002, tot wijziging van de
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de
Federatieve Republiek Brazilië tot het vermijden van
dubbele belasting en tot regeling van sommige
andere aangelegenheden inzake belastingen naar
het inkomen, en met het Slotprotocol, ondertekend
te Brasilia op 23 juni 1972 (nr. 1295/1);
- projet de loi portant assentiment à la Convention
entre le Gouvernement du Royaume de Belgique et
le Gouvernement de la République de Lettonie
relative à la coopération policière, signée à
Bruxelles le 16 octobre 2001 (n° 1296/1).
- wetsontwerp houdende instemming met het
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk
België en de Regering van de Republiek Letland
betreffende de politiesamenwerking, ondertekend te
Brussel op 16 oktober 2001 (nr. 1296/1).
Renvoi à la commission des Relations extérieures
Verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen
Projets de loi adoptés
Aangenomen wetsontwerpen
Par message du 15 juillet 2004, le Sénat fait
connaître qu'il a adopté en séance de cette date le
projet de loi modifiant l'article 71 de la loi du
15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le
séjour, l'établissement et l'éloignement des
étrangers (n° 1202/5).
Bij brief van 15 juli 2004 meldt de Senaat dat hij in
vergadering van die datum het wetsontwerp tot
wijziging van artikel 71 van de wet van
15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, heeft aangenomen
(nr. 1202/5).
Pour information
Ter kennisgeving
Evocation
Evocatie
Par messages des 12 et 16 juillet 2004, le Sénat
informe de la mise en oeuvre, en application de
l'article 78 de la Constitution, le 12 et 16 juillet 2004,
de l'évocation des projets de loi suivants:
Bij brieven van 12 en 16 juli 2004 deelt de Senaat
mede dat op 12 en 16 juli 2004, met toepassing van
artikel 78 van de Grondwet, tot evocatie is
overgegaan van de volgende wetsontwerpen:
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
74
- projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980
sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et
l'éloignement des étrangers (n° 1201/5);
- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen (nr. 1201/5);
- projet de loi relatif à l'autorisation d'implantations
commerciales (n° 1035/12);
- wetsontwerp betreffende de vergunning van
handelsvestigingen (nr. 1035/12);
- projet de loi portant création d'une Commission
chargée du renouvellement des organes du culte
musulman (n° 1275/6).
- wetsontwerp tot oprichting van een Commissie
belast met de hernieuwing van de organen van de
islamitische eredienst (nr. 1275/6).
Pour information
Ter kennisgeving
Avis du Conseil d'Etat
Advies van de Raad van State
Conformément à l'article 10, § 2, alinéa 1
er
, de la loi
du 6 avril 1995 organisant la commission
parlementaire de concertation prévue à l'article 82
de la Constitution et modifiant les lois coordonnées
sur le Conseil d'Etat, le greffier du Sénat transmet,
par lettre du 16 juillet 2004, l'avis motivé de la
section de législation du Conseil d'Etat sur la
proposition de loi de M. Hugo Vandenberghe et
consorts contenant le Code de procédure pénale
(doc. Sénat n° 450/1 ­ 2003/2004).
Overeenkomstig artikel 10, § 2, eerste lid, van de
wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de
parlementaire overlegcommissie bedoeld in
artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State, zendt
de griffier van de Senaat, bij brief van 16 juli 2004,
het gemotiveerd advies over van de afdeling
wetgeving van de Raad van State betreffende het
wetsvoorstel van de heer Hugo Vandenberghe c.s.
houdende het Wetboek van strafprocesrecht (stuk
Senaat nr. 450/1 ­ 2003/2004).
Pour information
Ter kennisgeving
GOUVERNEMENT
REGERING
Dépôt de projets de loi
Ingediende wetsontwerpen
Le gouvernement a déposé les projets de loi
suivants:
De regering heeft volgende wetsontwerpen
ingediend:
- projet de loi portant des dispositions diverses
relatives aux délais, à la requête contradictoire et à
la procédure en règlement collectif de dettes
(n° 1309/1) (matière visée à l'article 78 de la
Constitution);
- wetsontwerp houdende bepalingen betreffende de
termijnen, het verzoektschrift op tegenspraak en de
procedure van de collectieve schuldenregeling
(nr. 1309/1) (aangelegenheid zoals bedoeld in
artikel 78 van de Grondwet);
- rojet de loi modifiant les articles 81, 104, 569, 578,
580, 583, 1395 du Code judiciaire (n° 1310/1)
(matière visée à l'article 77 de la Constitution);
- wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 81, 104,
569, 578, 580, 583, 1395 van het Gerechtelijk
Wetboek (nr. 1310/1) (aangelegenheid zoals
bedoeld in artikel 77 van de Grondwet);
- pojet de loi modifiant la loi du 3 avril 1953
d'organisation judiciaire, la loi du 2 juillet 1975
déterminant le cadre du personnel des tribunaux de
première instance et l'article 211 du Code judiciaire
(n° 1314/1) (matière visée à l'article 77 de la
Constitution);
- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting,
van de wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de
personeelsformatie van de rechtbanken van eerste
aanleg en van artikel 211 van het Gerechtelijk
Wetboek (nr. 1314/1) (aangelegenheid zoals
bedoeld in artikel 77 van de Grondtwet);
- projet de loi modifiant la loi du 13 mars 1973
relative à l'indemnité en cas de détention préventive
inopérante, modifiant la loi du 20 juillet 1990 relative
à la détention préventive et modifiant certaines
dispositions du Code d'instruction criminelle
(n° 1317/1) (matière visée à l'article 78 de la
Constitution);
- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor de
onwerkdadige voorlopige hechtenis, tot wijziging
van de wet van 20 juli 1990 betreffende de
voorlopige hechtenis en tot wijziging van sommige
artikelen van het Wetboek van Strafvordering
(nr. 1317/1) (aangelegenheid zoals bedoeld in
artikel 78 van de Grondwet);
- projet de loi modifiant la loi du 5 mars 1998
relative à la libération conditionnelle et modifiant la
- wetsontwerp tot wijziging van de wet van
5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
75
loi du 9 avril 1930 de défense sociale à l'égard des
anormaux et des délinquants d'habitude, remplacée
par la loi du 1
er
juillet 1964 et modifiant le Code
d'instruction criminelle (n° 1319/1) (matière visée à
l'article 78 de la Constitution);
invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van
9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij
tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers,
vervangen bij de wet van 1 juli 1964 en tot wijziging
van het Wetboek van strafvordering (nr. 1319/1)
(aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet);
Renvoi à la commission de la Justice
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
- projet de loi modifiant l'article 82, alinéa 2, de la loi
du 8 août 1997 sur les faillites (n° 1320/1) (matière
visée à l'article 78 de la Constitution);
- wetsontwerp tot wijziging van artikel 82, lid 2, van
de faillissementswet van 8 augustus 1997
(nr. 1320/1) (aangelegenheid zoals bedoeld in
artikel 78 van de Grondwet);
Renvoi à la commission chargée des Problèmes de
Droit commercial et économique
Verzonden naar de commissie belast met de
Problemen inzake Handels- en economisch Recht
- projet de loi portant exécution du Protocole au
Traité sur l'Antarctique relatif à la protection de
l'environnement (n° 1332/1) (matière visée à
l'article 78 de la Constitution);
- wetsontwerp houdende uitvoering van het Protocol
betreffende milieubescherming bij het Verdrag
inzake Antarctica (nr. 1332/1) (aangelegenheid
zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet);
Renvoi à la commission de la Santé publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Société
Verzonden naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Integratie
- projet de loi portant des dispositions diverses en
matière de maladies professionnelles et d'accidents
du travail (n° 1334/1) (matière visée à l'article 78 de
la Constitution).
- wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake
beroepsziekten en arbeidsongevallen (nr. 1334/1)
(aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de
Grondwet).
Renvoi à la commission des Affaires sociales
Verzonden naar de commissie voor de Sociale
Zaken
Rapports
Verslagen
Par lettre du 13 septembre 2004, le ministre de la
Mobilité transmet, conformément à l'article 27, § 3,
de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de
certaines entreprises publiques économiques, le
rapport de gestion, les comptes annuels consolidés
et le rapport du collège des commissaires relatifs à
l'exercice 2003 pour l'entreprise publique autonome
Belgocontrol.
Bij brief van 13 september 2004 zendt de minister
van Mobiliteit, overeenkomstig artikel 27, § 3, van
de wet van 21 maart 1991 betreffende de
hervorming van sommige economische
overheidsbedrijven, het jaarverslag, de
geconsolideerde jaarrekening en het verslag van
het college van commissarissen voor het
boekjaar 2003 voor het autonoom overheidsbedrijf
Belgocontrol over.
Dépôt au greffe et renvoi à la commission de
l'Infrastructure, des Communications et des
Entreprises publiques
Ingediend ter griffie en verzonden naar de
commission voor de Infrastructuur, het Verkeer en
de Overheidsbedrijven
Par lettre du 20 juillet 2004, le vice-premier ministre
et ministre des Finances transmet, en exécution de
l'article 36 de l'arrêté royal n° 150 du 18 mars 1935
coordonnant les lois relatives à l'organisation et au
fonctionnement de la Caisse des Dépôts et
Consignations, le rapport sur les opérations de la
Caisse des Dépôts et Consignations pendant
l'année 2003.
Bij brief van 20 juli 2004 zendt de vice-eerste
minister en minister van Financiën, overeenkomstig
artikel 36 van het koninklijk besluit nr. 150 van
18 maart 1935 houdende samenschakeling van de
wetten betreffende de inrichting en de werking van
de Deposito- en Consignatiekas, het verslag over
betreffende de verrichtingen van de Deposito- en
Consignatiekas gedurende het dienstjaar 2003.
Dépôt au greffe, à la bibliothèque et renvoi à la
commission des Finances et du Budget
Ingediend ter griffie, in de bibliotheek en verzonden
naar de commissie voor de Financiën en de
Begroting
Arrêtés royaux transmis
Overgezonden koninklijke besluiten
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
76
En vertu de l'article 3bis, § 1
er
, des lois coordonnées
sur le Conseil d'Etat, le vice-premier ministre et
ministre du Budget et des Entreprises publiques
transmet, par lettre du 7 juillet 2004, avant leur
publication au Moniteur:
Met toepassing van artikel 3bis, § 1, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State zendt
de vice-eerste minister en minister van Begroting en
Overheidsbedrijven, bij brief van 7 juli 2004, over
vóór bekendmaking ervan in het Belgisch
Staatsblad:
1. l'arrêté royal du 14 juin 2004 portant réforme des
structures de gestion de l'infrastructure ferroviaire;
1. het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot
hervorming van de beheersstructuren van de
spoorweginfrastructuur;
2. l'avis du Conseil d'Etat;
2. het advies van de Raad van State;
3. le rapport au Roi ainsi que le texte du projet
d'arrêté susvisé qui ont été soumis à l'avis de la
section de législation du Conseil d'Etat.
3. het verslag aan de Koning alsmede de tekst van
het voormelde ontwerpbesluit die voor advies aan
de afdeling wetgeving van de Raad van State zijn
voorgelegd.
Renvoi à la commission de l'Infrastructure, des
Communications et des Entreprises publiques
Verzonden naar de commissie voor de
Infrastructuur, het Verkeer en de
Overheidsbedrijven
Dépenses faites en marge du budget
Uitgaven gedaan buiten de begroting
Par lettre du 22 juillet 2004, le premier ministre
transmet, en exécution de l'article 44, § 1
er
, alinéa 2,
des lois sur la comptabilité de l'Etat, coordonnées le
17 juillet 1991, des exemplaires de la délibération
n° 3196 prise par le Conseil des ministres, relative à
des dépenses faites en marge du budget.
Bij brief van 22 juli 2004 zendt de eerste minister, in
uitvoering van artikel 44, § 1, tweede lid, van de
wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op
17 juli 1991, exemplaren over van de beraadslaging
nr. 3196 door de ministerraad getroffen betreffende
uitgaven gedaan buiten de begroting.
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
COUR D'ARBITRAGE
ARBITRAGEHOF
Arrêts
Arresten
En application de l'article 113 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van:
- l'arrêt n° 129/2004 rendu le 14 juillet 2004
concernant les recours en annulation de l'article 9
de la loi du 24 décembre 2002 "modifiant le régime
des sociétés en matière d'impôts sur les revenus et
instituant un système de décision anticipée en
matière fiscale", introduits par l'Union
professionnelle des entreprises d'assurances
belges et étrangères opérant en Belgique et autres
et par la SA Mercator Assurances et la SA KBC
Assurances;
- het arrest nr. 129/2004 uitgesproken op
14 juli 2004 betreffende de beroepen tot vernietiging
van artikel 9 van de wet van 24 december 2002 "tot
wijziging van de vennootschaps-regeling inzake
inkomstenbelastingen en tot instelling van een
systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale
zaken", ingesteld door de Beroepsvereniging der
Belgische en Buitenlandse Verzekeringsonder-
nemingen werkzaam in België en anderen en door
de NV Mercator Verzekeringen en de NV KB
Verzekeringen;
(n
os
du rôle: 2739 et 2758)
(rolnummers: 2739 en 2758)
- l'arrêt n° 130/2004 rendu le 14 juillet 2004
concernant le recours en annulation du décret de la
Région wallonne du 19 décembre 2002 modifiant
l'article 1
er
bis de la loi du 18 juillet 1973 relative à la
lutte contre le bruit, introduit par l'ASBL Net Sky et
autres;
- het arrest nr. 130/2004 uitgesproken op
14 juli 2004 over het beroep tot vernietiging van het
decreet van het Waalse Gewest van
19 december 2002 tot wijziging van artikel 1bis van
de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding
van de geluidshinder, ingesteld door de VZW Net
Sky en anderen;
(n° du rôle: 2749)
(rolnummer : 2749)
- l'arrêt n° 131/2004 rendu le 14 juillet 2004 relatif
au recours en annulation de l'article 2, § 1
er
,
er
- het arrest nr. 131/2004 uitgesproken op
14 juli 2004 over het beroep tot vernietiging van
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
77
alinéa 1
er
, de la loi du 17 janvier 2003 "concernant
les recours et le traitement des litiges à l'occasion
de la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du
régulateur des secteurs des postes et
télécommunications belges", introduit par J.-Y.
Verwilst;
artikel 2, § 1, eerste lid, van de wet van
17 januari 2003 "betreffende de rechtsmiddelen en
de geschillenbehandeling naar aanleiding van de
wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het
statuut van de regulator van de Belgische post- en
telecommunicatiesector", ingesteld door J.-Y.
Verwilst;
(n° du rôle: 2755)
(rolnummer: 2755)
- l'arrêt n° 132/2004 rendu le 14 juillet 2004
concernant le recours en annulation de:
. la loi du 17 janvier 2003 relative au statut du
régulateur des secteurs des postes et des
télécommunications belges,
. la loi du 17 janvier 2003 concernant les recours et
le traitement des litiges à l'occasion de la loi du
17 janvier 2003 relative au statut du régulateur des
secteurs des postes et télécommunications belges,

. la loi du 11 mars 2003 sur certains aspects
juridiques des services de la société de l'information
visés à l'article 77 de la Constitution,

. la loi du 11 mars 2003 sur certains aspects
juridiques des services de la société de
l'information,
introduit par le Gouvernement flamand;
la Cour

annule l'article 14 de la loi du 17 janvier 2003
"relative au statut du régulateur du secteur des
postes et des télécommunications belges" en tant
que sont attribuées à l'Institut belge des services
postaux et des télécommunications des
compétences en matière d'infrastructure de
transmission électronique, qui est commune à la
radiodiffusion et à la télévision, ainsi qu'aux
télécommunications;

maintient les effets de la disposition annulée jusqu'à
l'entrée en vigueur de la réglementation prise de
commun accord visée au B.7.1 et au plus tard
jusqu'au 31 décembre 2005;

rejette le recours contre la loi du 11 mars 2003 "sur
certains aspects juridiques des services de la
société d'information", sous la réserve que
l'article 2, 1°, doit être interprété comme il est dit au
B.11.2;

rejette le recours pour le surplus;
- het arrest nr. 132/2004 uitgesproken op
14 juli 2004 betreffende het beroep tot vernietiging
van:
. de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het
statuut van de regulator van de Belgische post- en
telecommunicatiesector,
de wet van 17 januari 2003 betreffende de
rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar
aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met
betrekking tot het statuut van de regulator van de
Belgische post- en telecommunicatiesector,
. de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde
juridische aspecten van de diensten van de
informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 77 van
de Grondwet,
. de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde
juridische aspecten van de diensten van de
informatiemaatschappij,
ingesteld door de Vlaamse Regering;
het hof

vernietigt artikel 14 van de wet van 17 januari 2003
"met betrekking tot het statuut van de regulator van
de Belgische post- en telecommunicatiesector" in
zoverre aan het Belgische Instituut voor
Postdiensten en Telecommunicatie bevoegdheden
worden toegekend met betrekking tot de aan de
radio-omroep en
­televisie en aan de
telecommunicatie gemeenschappelijke
elektronische transmissie-infrastructuur;
handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepaling
tot de inwerkingtreding van een in B.7.1 bedoelde,
in gemeenschappelijk overleg tot stand gekomen
regeling en uiterlijk tot 31 december 2005;
verwerpt het beroep tegen de wet van
11 maart 2003 "betreffende bepaalde juridische
aspecten van de diensten van de
informatiemaatschappij", onder het voorbehoud dat
artikel 2, 1°, moet worden geïnterpreteerd zoals
aangegeven in B.11.2;

verwerpt het beroep voor het overige;
(n° du rôle: 2767)
(rolnummer: 2767)
- l'arrêt n° 133/2004 rendu le 22 juillet 2004 relatif à
la question préjudicielle concernant l'article 174,
10°, de la loi relative à l'assurance obligatoire soins
de santé et indemnités, coordonnée le
14 juillet 1994, posée par la Commission de
contrôle instituée auprès du Service du contrôle
médical de l'Institut national d'assurance maladie-
- het arrest nr. 133/2004 uitgesproken op
22 juli 2004 over de prejudiciële vraag over
artikel 174, 10°, van de wet betreffende de
verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op
14 juli 1994, gesteld door de Controlecommissie
ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige controle
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
78
invalidité, par décision du 18 décembre 2002;
van het Rijksinstituut voor Ziekte- en
Invaliditeitsverzekering bij beslissing van
18 december 2002;
(n° du rôle: 2681)
(rolnummer: 2681)
- l'arrêt n° 134/2004 rendu le 22 juillet 2004 relatif à
la question préjudicielle concernant l'article 10,
alinéa 2, de la loi du 24 décembre 1996 relative à
l'établissement et au recouvrement des taxes
provinciales et communales, tel qu'il a été modifié
par la loi du 15 mars 1999, posée par la cour
d'appel de Liège par arrêt du 12 septembre 2003;
- het arrest nr. 134/2004 uitgesproken op
22 juli 2004 over de prejudiciële vraag betreffende
artikel 10, tweede lid, van de wet van
24 december 1996 betreffende de vestiging en de
invordering van de provincie- en
gemeentebelastingen, zoals gewijzigd bij de wet
van 15 maart 1999, gesteld door het hof van beroep
te Luik bij arrest van 12 september 2003;
(n° du rôle: 2784)
(rolnummer: 2784)
- l'arrêt n° 135/2004 rendu le 22 juillet 2004
concernant la question préjudicielle relative à
l'article 15 de la loi du 21 décembre 1990 portant
statut des candidats militaires du cadre actif, posée
par le Conseil d'Etat par arrêt du
24 septembre 2003;
- het arrest nr. 135/2004 uitgesproken op
22 juli 2004 over de prejudiciële vraag betreffende
artikel 15 van de wet van 21 december 1990
houdende statuut van de kandidaat-militairen van
het actief kader, gesteld door de Raad van State bij
arrest van 24 september 2003;
(n° du rôle: 2795)
(rolnummer: 2795)
- l'arrêt n° 136/2004 rendu le 22 juillet 2004 relatif
aux questions préjudicielles concernant les
articles 146, alinéa 3, et 149, §§ 1
er
et 5, du décret
de la Région flamande du 18 mai 1999 "portant
organisation de l'aménagement du territoire", tels
qu'ils ont été insérés ou remplacés par le décret du
4 juin 2003, posées par le tribunal correctionnel de
Gand par jugement du 23 septembre 2003 et le
tribunal correction de Termonde par jugement du
20 octobre 2003;
- het arrest nr. 136/2004 uitgesproken op
22 juli 2004 over de prejudiciële vragen betreffende
de artikelen 146, derde lid, en 149, §§ 1 en 5, van
het decreet van het Vlaamse Gewest van
18 mei 1999 houdende de organisatie van de
ruimtelijke ordening, zoals ingevoegd of vervangen
bij het decreet van 4 juni 2003, gesteld door de
correctionele rechtbank te Gent bij vonnis van
23 september 2003 en de correctionele rechtbank
te Dendermonde bij vonnis van 20 oktober 2003;
(n
os
du rôle: 2796 et 2839)
(rolnummers: 2796 en 2839)
- l'arrêt n° 137/2004 rendu le 22 juillet 2004
concernant le recours en annulation de l'article 7bis,
alinéas 2 et 4, de l'arrêté royal n° 38 du
27 juillet 1967 organisant le statut social des
travailleurs indépendants (inséré par la loi-
programme du 24 décembre 2002), tel qu'il a été
remplacé par l'article 42 de la loi-programme du
8 avril 2003, introduit par P. De Leenheer et autres;
- het arrest nr. 137/2004 uitgesproken op
22 juli 2004 betreffende het beroep tot vernietiging
van artikel 7bis, tweede en vierde lid, van het
koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende
inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
(ingevoegd bij de programmawet
van
24 december 2002), zoals vervangen bij artikel 42
van de programmawet van 8 april 2003, ingesteld
door P. De Leenheer en anderen;
(n° du rôle: 2802)
(rolnummer: 2802)
- l'arrêt n° 138/2004 rendu le 22 juillet 2004
concernant les questions préjudicielles relatives aux
articles 31 et 34 de la loi du 1
er
août 1985 portant
des mesures fiscales et autres, posées par la
Commission pour l'aide aux victimes d'actes
intentionnels de violence par décision du
10 octobre 2003;
- het arrest nr. 138/2004 uitgesproken op
22 juli 2004 over de prejudiciële vragen betreffende
de artikelen 31 et 34 van de wet van
1 augustus 1985 houdende fiscale en andere
bepalingen, gesteld door de Commissie voor hulp
aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden bij
beslissing van 10 oktober 2003;
(n° du rôle: 2804)
(rolnummer: 2804)
- l'arrêt n° 139/2004 rendu le 22 juillet 2004
concernant la question préjudicielle relative à
l'article 1675/13, § 3, du Code judiciaire, posée par
le juge des saisies au tribunal de première instance
de Gand par jugement du 18 novembre 2003;
- het arrest nr. 139/2004 uitgesproken op
22 juli 2004 over de prejudiciële vraag betreffende
artikel 1675/13, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek,
gesteld door de beslagrechter in de rechtbank van
eerste aanleg te Gent bij vonnis van
18 november 2003;
(n° du rôle: 2849)
(rolnummer: 2849)
- l'arrêt n° 140/2004 rendu le 22 juillet 2004
concernant la question préjudicielle relative à
- het arrest nr. 140/2004 uitgesproken op
22 juli 2004 over de prejudiciële vraag betreffende
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
79
l'article 1465 du Code civil, posée par le tribunal de
première instance de Louvain par jugement du
14 novembre 2003.
artikel 1465 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld
door de rechtbank van eerste aanleg te Leuven bij
vonnis van 14 november 2003.
(n° du rôle: 2851)
(rolnummer: 2851)
Pour information
Ter kennisgeving
En application de l'article 117 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
Met toepassing van artikel 117 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van:
- l'ordonnance rectificative du 14 juillet 2004 prise
par la Cour concernant l'arrêt n° 102/2003 du
22 juillet 2003.
- de beschikking van 14 juli 2004 van het Hof tot
verbetering van het arrest nr. 102/2003 van
22 juli 2003.
(n
os
du rôle: 2455, 2456, 2463, 2464, 2467, 2468,
2469, 2470, 2471, 2473, 2474, 2475, 2477, 2478,
2479, 2481, 2482, 2483, 2486, 2488, 2489, 2490,
2491, 2492, 2493, 2494 et 2495)
(rolnummers: 2455, 2456, 2463, 2464, 2467, 2468,
2469, 2470, 2471, 2473, 2474, 2475, 2477, 2478,
2479, 2481, 2482, 2483, 2486, 2488, 2489, 2490,
2491, 2492, 2493, 2494 en 2495)
Pour information
Ter kennisgeving
Recours en annulation
Beroepen tot vernietiging
En application de l'article 76 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van:
- les recours en annulation de la loi du
31 décembre 2003 instaurant une déclaration
libératoire unique, introduits par P. De Crem et R.
Suys et par G. Bos; l'ordonnance de jonction de ces
affaires;
- de beroepen tot vernietiging van de wet van
31 december 2003 houdende invoering van een
eenmalige bevrijdende aangifte, ingesteld door P.
De Crem en R. Suys en door G. Bos; de
beschikking tot samenvoeging van deze zaken;
(n
os
du rôle: 3015 et 3053)
(rolnummers: 3015 en 3053)
- les recours en annulation de l'article 58 du décret-
programme de la Région wallonne du
18 décembre 2003 "portant diverses mesures en
matière de fiscalité régionale, de trésorerie et de
dette, d'organisation des marchés de l'énergie,
d'environnement, d'agriculture, de pouvoirs locaux
et subordonnés, de patrimoine et de logement et de
la Fonction publique", introduits par A. Cools et par
A. Adam; l'ordonnance de jonction de ces affaires
dès le prononcé de l'arrêt sur la demande de
suspension dans l'affaire n° 3019;
- de beroepen tot vernietiging van artikel 58 van het
programmadecreet van het Waalse Gewest van
18 december 2003 "houdende verschillende
maatregelen inzake gewestelijke fiscaliteit,
thesaurie en schuld, organisatie van de
energiemarkten, leefmilieu, landbouw, plaatselijke
en ondergeschikte besturen, erfgoed, huisvesting
en ambtenarenzaken", ingesteld door A. Cools en
door A. Adam; de beschikking tot samenvoeging
van deze zaken zodra het arrest over de aanvraag
tot schorsing in de zaak nr. 3019 zal uitgesproken
zijn;
(n
os
du rôle: 2981 et 3019)
(rolnummers: 2981 en 3019)
- les recours en annulation du décret de la
Communauté française du 19 novembre 2003
"portant des dispositions particulières relatives à
l'attribution des emplois aux fonctions définies par le
titre V du décret du 4 mars 1991 relatif à l'aide à la
jeunesse", introduits par R. Brankart et autres;
l'ordonnance de jonction de l'affaire n° 3021 aux
affaires déjà jointes n
os
2952 et 2969 dès le
prononcé de l'arrêt sur la demande de suspension
dans l'affaire n° 3021;
- de beroepen tot vernietiging van het decreet van
de Franse Gemeenschap van 19 november 2003
"houdende bijzondere bepalingen betreffende de
toekenning van de betrekkingen voor de ambten
bepaald bij titel V van het decreet van 4 maart 1991
inzake hulpverlening aan de jeugd", ingesteld door
R. Brankart en anderen; de beschikking tot
samenvoeging van de zaak nr. 3021 met de reeds
samengevoegde zaken nrs 2952 en 2969 zodra het
arrest over de aanvraag tot schorsing in de zaak
nr. 3021 zal uitgesproken zijn;
(n
os
du rôle: 2952, 2969 et 3021)
(rolnummers: 2952, 2969 en 3021)
- le recours en annulation totale ou partielle de
l'article 10bis de la loi du 11 janvier 1993 relative à
la prévention de l'utilisation du système financier
aux fins du blanchiment de capitaux, tel qu'il a été
remplacé par la loi du 12 janvier 2004, introduit par
- het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging
van artikel 10bis van de wet van 11 januari 1993 tot
voorkoming van het gebruik van het financiële
stelsel voor het witwassen van geld, zoals
vervangen bij de wet van 12 januari 2004, ingesteld
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
80
E. Beguin et J.-F. Taymans;
door E. Beguin en J.-F. Taymans;
(n° du rôle: 3024)
(rolnummer: 3024)
- le recours en annulation de l'article 57, § 2,
alinéa 1
er
, 2°, et alinéa 2 de la loi du 8 juillet 1976
organique des centres publics d'action sociale, telle
qu'elle a été modifiée par l'article 483 de la loi-
programme du 22 décembre 2003, introduit par
l'ASBL Défense des enfants ­ International ­
Belgique ­ branche francophone (DEI Belgique) et
autres;
- het beroep tot vernietiging van artikel 57, § 2,
eerste lid, 2°, en tweede lid, van de organieke wet
van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij
artikel 483 van de
programmawet van
22 december 2003, ingesteld door de VZW
"Défense des enfants ­ International ­ Belgique ­
branche francophone (DEI Belgique)" en anderen;
(n° du rôle: 3033)
(rolnummer: 3033)
- le recours en annulation de l'article 379 de la loi-
programme du 22 décembre 2003, introduit par F.
Erdal;
- het beroep tot vernietiging van artikel 379 van de
programmawet van 22 december 2003, ingesteld
door F. Erdal;
(n° du rôle: 3034)
(rolnummer: 3034)
- le recours en annulation de la loi du
19 décembre 2003
relative aux infractions
terroristes, introduit par l'ASBL Ligue des droits de
l'homme et autres;
- het beroep tot vernietiging van de wet van
19 december 2003 betreffende terroristische
misdrijven, ingesteld door de VZW "Ligue des droits
de l'homme" en anderen;
(n° du rôle: 3035)
(rolnummer: 3035)
- le recours en annulation de l'article 501 du Code
judiciaire, tel qu'il a été remplacé par l'article 20 de
la loi du 22 décembre 2003 portant des dispositions
diverses, introduit par J.-M. Arnould et autres;
- het beroep tot vernietiging van artikel 501 van het
Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 20
van de wet van 22 december 2003 houdende
diverse bepalingen, ingesteld door J.-M. Arnould en
anderen;
(n° du rôle: 3038)
(rolnummer: 3038)
- le recours en annulation des articles 69, 71, 77 et
80 (chèques services) de la loi-programme du
22 décembre 2003, introduit par S. Vandenbilcke et
W. De Haes;
- het beroep tot vernietiging van de artikelen 69, 71,
77 en 80 (dienstencheques) van de programmawet
van 22 december 2003, ingesteld door S.
Vandenbilcke en W. De Haes;
(n° du rôle: 3040)
(rolnummer: 3040)
- les recours en annulation des articles 108 à 112
de la loi-programme du 22 décembre 2003
(cotisation pharmaceutique), introduits par la SCRL
"Centrale Afdeling voor fractionering van het Rode
Kruis", par la société de droit néerlandais Merck
Sharp & Dohme BV et par la SA Pfizer;
l'ordonnance de jonction de ces affaires;
- de beroepen tot vernietiging van de artikelen 108
tot 112 van de programmawet van
22 december 2003 (farmaceutische heffing),
ingesteld door de CVBA Centrale Afdeling voor
fractionering van het Rode Kruis, door de
vennootschap naar Nederlands recht Merck Sharp
& Dohme BV en door de NV Pfizer;
(n
os
du rôle: 3025, 3037 et 3041)
(rolnummers: 3025, 3037 en 3041)
- le recours en annulation des articles 356, 358, 359
et 361 de la loi-programme du 22 décembre 2003
(cotisation d'emballage), introduit par la SA Nestlé
Waters Benelux et la SA Danone Water Brands
Benelux;
- het beroep tot vernietiging van de artikelen 356,
358, 359 en 361 van de programmawet van
22 december 2003 (verpakkingheffing), ingesteld
door de NV Nestlé Waters Benelux en de NV
Danone Water Brands Benelux;
(n° du rôle: 3042)
(rolnummer: 3042)
- les recours en annulation des articles 375 et 376
de la loi-programme du 22 décembre 2003
("Modification des articles 835 et 837 du Code
judiciaire"), introduits par S. d'Orazio et M. Jebari;
l'ordonnance de jonction de ces affaires;
- de beroepen tot vernietiging van de artikelen 375
en 376 van de programmawet van
22 december 2003 ("Wijzigingen van de
artikelen 835 en 837 van het Gerechtelijk
Wetboek"), ingesteld door S. d'Orazio en M. Jebari;
de beschikking tot samenvoeging van deze zaken;
(n
os
du rôle: 3010 et 3050)
(rolnummers: 3010 en 3050)
- le recours en annulation des articles 1
er
(partim) et
15 du décret de la Communauté française du
17 décembre 2003 "relatif à l'emploi dans le secteur
socioculturel et portant des dispositions diverses",
introduit par l'ASBL Fédération interdiocésaine des
bibliothécaires et des bibliothèques catholiques
- het beroep tot vernietiging van de artikelen 1
(partim) en 15 van het decreet van de Waalse
Gemeenschap van 17 december 2003 "betreffende
de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sectoren
houdende diverse bepalingen", ingesteld door de
VZW "Fédération Interdiocésaine des
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
81
(FIBBC);
bibliothécaires et des bibliothèques catholiques"
(FIBBC);
(n° du rôle3062)
(rolnummer: 3062)
- le recours en annulation de l'article 5 du décret de
la Région flamande du 7 mai 2004 "modifiant le
décret sur l'électricité du 17 juillet 2000, en ce qui
concerne le système des certificats d'électricité
écologique, et portant interprétation de l'article 37,
§ 2, du même décret" introduit par la SA
Sourcepower.net (en liquidation).
- het beroep tot vernietiging van artikel 5 van het
decreet van het Vlaamse Gewest van 7 mei
"houdende wijziging van het Elektriciteitsdecreet
van 17 juli 2000, wat betreft het
groenestroomcertificatensysteem, en tot
interpretatie van artikel 37, § 2, van ditzelfde
decreet", ingesteld door de NV Sourcepower.net (in
vereffening).
(n° du rôle: 3063)
(rolnummer: 3063)
Pour information
Ter kennisgeving
Questions préjudicielles
Prejudiciële vragen
En application de l'article 77 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van:
- la question préjudicielle relative à l'article 6 de la
loi du 2 août 2002 relative à la lutte contre l'arriéré
de paiement dans les transactions commerciales,
posée par le juge de paix du deuxième canton de
Gand;
- de prejudiciële vraag over artikel 6 van de wet van
2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de
betalingsachterstand bij handels-transacties,
gesteld door de vrederechter van het tweede kanton
te Gent;
(n° du rôle: 3029)
(rolnummer: 3029)
- la question préjudicielle relative à l'article 12bis,
§ 1
er
, 2° de la loi du 28 juin 1984 concernant
certains aspects de la situation des étrangers et
portant introduction du Code de la nationalité belge,
posée par le tribunal de première instance d'Anvers
par jugement du 21 juin 2004;
- de prejudiciële vraag over artikel 12bis, § 1, 2°,
van de wet van 28 juni 1984 betreffende sommige
aspecten van de toestand van de vreemdelingen en
houdende invoering van het Wetboek van de
Belgische nationaliteit, gesteld door de rechtbank
van eerste aanleg te Antwerpen bij vonnis van
21 juni 2004;
(n° du rôle: 3030)
(rolnummer: 3030)
- la question préjudicielle relative à l'article 81 de la
loi du 8 août 1997 sur les faillites, tel qu'il a été
modifié par la loi du 4 septembre 2002, posée par la
cour d'appel de Mons par arrêt du 21 juin 2004;
- de prejudiciële vraag over artikel 81 van de
faillissementwet van 8 augustus 1997, zoals
gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, gesteld
door het hof van beroep te Bergen bij arrest van
21 juni 2004;
(n° du rôle: 3031)
(rolnummer: 3031)
- la question préjudicielle relative à l'article 459 du
Code judiciaire, posée par le tribunal de première
instance de Liège par jugement du 24 juin 2004;
- de prejudiciële vraag over artikel 459 van het
Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de rechtbank
van eerste aanlet te Luik bij vonnis van
24 juni 2004;
(n° du rôle: 3032)
(rolnummer: 3032)
- la question préjudicielle relative:
. à l'article 19, alinéa 3, des lois coordonnées sur le
Conseil d'Etat,

. aux articles 81, 104, 199 à 202, 217 et 728, §§ 1
er
et 3, alinéas 1
er
et 4, du Code judiciaire,

posée par le Conseil d'Etat;
- de prejudiciële vraag betreffende:
. artikel 19, derde lid, van de gecoördineerde wetten
op de Raad van State,
de artikelen 81, 104, 199 tot en met 202, 217 en
728, §§ 1 en 3, eerste en vierde lid, van het
Gerechtelijk Wetboek,
gesteld door de Raad van State;
(n° du rôle: 3039)
(rolnummer: 3039)
- les questions préjudicielles relatives aux
articles 261, 265, 281 à 283 et 311 de la loi
générale sur les douanes et accises, coordonnée
par arrêté royal du 18 juillet 1977, posées par le
tribunal correctionnel de Dinant par jugement du
- de prejudiciële vragen betreffende de
artikelen 261, 265, 281 tot 283 en 311 van de
algemene wet op de douane en accijnzen,
gecoördineerd bij koninklijk besluit van 18 juli 1977,
gesteld door de correctionele rechtbank te Dinant bij
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
82
2 juin 2004; l'ordonnance de jonction des affaires
n
os
3028 et 3043 aux affaires déjà jointes n
os
2916 à
2925, 2944, 2946 et 2947;
vonnis van 2 juni 2004; de beschikking tot
samenvoeging van de zaken nrs 3028 en 3043 met
de reeds samengevoegde zaken nrs 2916 tot 2925,
2944, 2946 en 2947;
(n
os
du rôle: 2916 à 2925, 2944, 2946, 2947, 3028
et 3043)
(rolnummers: 2916 tot 2925, 2944, 2946, 2947,
3028 en 3043)
- les questions préjudicielles relatives à l'article 24
du titre préliminaire du Code d'instruction criminelle
(loi du 16 juillet 2002, telle qu'elle a été modifiée par
l'article 33 de la loi-programme du 5 août 2003),
posées par le tribunal de première instance
d'Anvers, par la cour d'appel d'Anvers par arrêt du
25 juin 2004 et par la Cour de cassation;
l'ordonnance de jonction de l'affaire n° 3044 avec
les affaires déjà jointes n
os
3005, 3012, 3013, 3014
et 3016;
- de prejudiciële vragen betreffende artikel 24 van
de voorafgaande titel van het Wetboek van
strafvordering (wet van 16 juli 2002, zoals gewijzigd
bij artikel 33 van de programmawet van
5 augustus 2003), gesteld door de rechtbank van
eerste aanleg te Antwerpen, door het hof van
beroep te Antwerpen bij arrest van 25 juni 2004 en
door het Hof van Cassatie; de beschikking tot
samenvoeging van de zaak nr. 3044 met de reeds
samengevoegde zaken nrs 3005, 3012, 3013, 3014
en 3016;
(n
os
du rôle: 3005, 3012, 3013, 3014, 3016 et 3044)
(rolnummers: 3005, 3012, 3013, 3014, 3016 en
3044)
- la question préjudicielle concernant les articles 20,
39, 1°, et 40, § 4, de la loi du 7 décembre 1988
portant réforme de l'impôt sur les revenus et
modifications des taxes assimilées au timbre,
posée par la cour d'appel de Gand, par arrêt du
22 juin 2004;
- de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 20,
39, 1°, en 40, § 4, van de wet van 7 december 1988
houdende hervorming van de inkomstenbelasting
en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde
taksen, gesteld door het hof van beroep te Gent bij
arrest van 22 juni 2004;
(n° du rôle: 3045)
(rolnummer: 3045)
- la question préjudicielle concernant l'article 39,
§ 2, alinéa 2, du décret du 22 décembre 1995
contenant diverses mesures d'accompagnement du
budget 1996, posée par le tribunal de première
instance de Bruges par jugements du 29 juin 2004;
l'ordonnance de jonction de ces affaires;
- de prejudiciële vraag betreffende artikel 39, § 2,
tweede lid, van het decreet van 22 december 1995
houdende bepalingen tot begeleiding van de
begroting 1996, gesteld door de rechtbank van
eerste aanleg te Brugge bij vonnissen van
29 juni 2004; de beschikking tot samenvoeging van
deze zaken;
(n
os
du rôle: 3047 et 3048)
(rolnummers: 3047 en 3048)
- les questions préjudicielles relatives à l'article 44
de la loi du 17 juillet 1997 relative au concordat
judiciaire, posées par les tribunaux de commerce
d'Ypres par jugement du 28 juin 2004 et de Furnes
par jugement du 30 juin 2004; l'ordonnance de
jonction de ces affaires;
- de prejudiciële vragen betreffende artikel 44 van
de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk
akkoord, gesteld door de rechtbanken van
koophandel te Ieper bij vonnis van 28 juni 2004 en
te Veurne bij vonnis van 30 juni 2004; de
beschikking tot samenvoeging van deze zaken;
(n
os
du rôle: 3052 et 3060)
(rolnummers: 3052 en 3060)
- la question préjudicielle relative à l'article 285bis,
alinéa 3, du Code judiciaire, posée par le Conseil
d'Etat par arrêt du 25 juin 2004;
- de prejudiciële vraag betreffende artikel 285bis,
derde lid van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld
door de Raad van State bij arrest van 25 juni 2004;
(n° du rôle: 3054)
(rolnummer: 3054)
- la question préjudicielle relative à l'article 180,
alinéa 3, de la loi communale du 30 mars 1836, telle
qu'elle a été complétée par la loi du 11 février 1986
sur la police communale, posée par le Conseil
d'Etat par arrêt du 23 juin 2004;
- de prejudiciële vraag betreffende artikel 180,
derde lid, van de gemeentewet van 30 maart 1836,
zoals aangevuld bij de gemeentepolitiewet van
11 februari 1986, gesteld door de Raad van State
bij arrest van 23 juni 2004;
(n° du rôle: 3055)
(rolnummer: 3055)
- les questions préjudicielles concernant les
articles 2, § 1
er
, alinéa 2, 1°, e, 40, § 3, et 44 de la
loi du 4 août 1996 relative au bien-être des
travailleurs lors de l'exécution de leur travail, posées
par le Conseil d'Etat par arrêts du 25 juin 2004;
l'ordonnance de jonction de ces affaires;
- de prejudiciële vragen over de artikelen 2, § 1,
tweede lid, 1°, e, 40, § 3, en 44 van de wet van
4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de
werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld
door de Raad van State bij arresten van
25 juni 2004; de beschikking tot samenvoeging van
deze zaken;
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
83
(n
os
du rôle: 3056, 3057, 3058 et 3059)
(rolnummers: 3056, 3057, 3058 en 3059)
- les questions préjudicielles relatives à l'article 2 du
Code pénal et aux articles 29, 35 et 38 des lois
relatives à la police de la circulation routière,
coordonnées par arrêté royal du 16 mars 1968, tels
qu'ils ont été remplacés ou modifiés par la loi du
7 février 2003, posées par le tribunal de police de
Bruxelles, le tribunal de police d'Anvers et le tribunal
de police de Liège par jugement du 7 juin 2004;
l'ordonnance de jonction de l'affaire n° 3061 avec
les affaires déjà jointes n
os
2967 et 3023.
- de prejudiciële vragen betreffende artikel 2 van het
Strafwetboek en de artikelen 29, 35 en 38 van de
wetten betreffende de politie over het wegverkeer,
gecoördineerd bij koninklijk besluit van
16 maart 1968, zoals vervangen of gewijzigd bij de
wet van 7 februari 2003, gesteld door de
politierechtbank te Brussel, de politierechtbank te
Antwerpen en de politierechtbank te Luik bij vonnis
van 7 juni 2004; de beschikking tot samenvoeging
van de zaak nr. 3061 et de reeds samengevoegde
zaken nrs 2967 en 3023;
(n
os
du rôle: 2967, 3023 et 3061)
(rolnummers: 2967, 3023 en 3061)
Pour information
Ter kennisgeving
Comptes 2003
Rekeningen 2003
Par lettre du 22 juillet 2004, les présidents de la
Cour d'arbitrage transmettent le projet de
comptes 2003 de la Cour d'arbitrage.
Bij brief van 22 juli 2004 zenden de voorzitters van
het Arbitragehof de ontwerprekeningen 2003 van
het Arbitragehof over.
Renvoi à la commission de la Comptabilité
Verzonden naar de commissie voor de
Comptabiliteit
Budget 2005
Begroting 2005
Par lettre du 22 juillet 2004, les présidents de la
Cour d'arbitrage transmettent le budget détaillé pour
l'année 2005 ainsi qu'une note explicative relative à
l'accroissement du budget 2005 par rapport au
budget 2004.
Bij brief van 22 juli 2004 zenden de voorzitters van
het Arbitragehof de gedetailleerde begroting voor
het jaar 2005 alsmede een verklarende nota met
betrekking tot de stijging van de begroting 2005 ten
aanzien van de begroting 2004 over
Renvoi à la commission de la Comptabilité
Verzonden naar de commissie voor de
Comptabiliteit
COUR DES COMPTES
REKENHOF
Observations
Opmerkingen
Par lettre du 4 août 2004, la Cour des comptes fait
connaître qu'elle a reçu copie de la délibération
n° 3196 du Conseil des ministres du 22 juillet 2004,
autorisant l'engagement, l'ordonnancement et le
paiement de dépenses à concurrence d'un montant
de 2.314.000 euros en vue d'assurer le
fonctionnement des organes stratégiques
ministériels.
Bij brief van 4 augustus 2004 deelt het Rekenhof
mede dat het een afschrift heeft ontvangen van de
beraadslaging nr. 3196 die de Ministerraad op
22 juli 2004 heeft genomen en waarbij machtiging
wordt verleend tot het vastleggen, het
ordonnanceren en het betalen van 2.314.000 EUR,
bestemd voor de werking van de ministeriële
beleidsorganen.
Son Collège n'a aucune observation à formuler à
cet égard quant à l'application de la procédure
prévue par l'article 44 des lois coordonnées sur la
comptabilité de l'Etat.
Zijn college heeft, wat de aanwending betreft van de
procedure voorzien in artikel 44 van de
gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit, in
het onderhavige geval geen opmerking te
formuleren.
La Cour a cependant constaté que les blocages de
crédit instaurés par la délibération conduisent à un
dépassement de crédit sur l'allocation de
base 23.11.01.11.01 à concurrence de
13.931,91 euros.
Het Rekenhof heeft wel vastgesteld dat de
blokkeringen voorgesteld in de beraadslaging
hebben geleid tot een overschrijving van het krediet
op de basisallocatie 23.11.01.11.01 met
13.931,91 EUR.
Pour information et renvoi à la commission des
Finances et du Budget
Ter kennisgeving en verzonden naar de commissie
voor de Financiën en de Begroting
Budget 2004
Budget 2004
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
84
La Cour des comptes a transmis, pour
l'année 2004, la situation budgétaire à fin juin 2004
de la Cour des comptes.
Het Rekenhof heeft, voor het begrotingsjaar 2004,
de begrotingssituatie einde juni 2004 van het
Rekenhof overgezonden.
Renvoi à la commission de la Comptabilité
Verzonden naar de commissie voor de
Comptabiliteit
Arrêté royal du 12 juillet 2004 portant répartition du crédit
provisionnel inscrit au programme 04.31.2 du budget
général des dépenses de l'année budgétaire 2004 (M.B.
du12 août 2004)
Koninklijk Besluit van 12 juli 2004 houdende verdeling
van het provisioneel krediet ingeschreven in het
progamma 04.31.2 van de algemene uitgavenbegroting
voor het jaar 2004 (B.S. van 12 augustus 2004)
Par lettre du 25 août 2004, la Cour des comptes fait
connaître que certains des transferts de crédits
prévus par l'arrêté royal du 12 juillet 2004 sont en
contradiction avec des dispositions des lois
coordonnées sur la comptabilité de l'Etat, fixant les
prérogatives parlementaires en matière de contrôle
budgétaire.
Bij brief van 25 augustus 2004 deelt het Rekenhof
mee dat sommige kredietoverdrachten waarin het
koninklijk besluit van 12 juli 2004 voorziet, strijdig
zijn met de bepalingen van de gecoördineerde
wetten op de rijkscomptabiliteit die de prerogatieven
van het Parlement inzake budgettaire controle
vaststellen.
Un transfert de 32.800 euros est destiné au Service
public fédéral "Sécurité sociale" pour l'amélioration
des capacités des chefs fonctionnels dans le cadre
des cercles de développement. Ce transfert
s'impute sur un programme 24.40.1 qui ne figure
pas dans le budget général des dépenses. En vertu
de l'article 12 des lois coordonnées précitées, les
programmes budgétaires ne peuvent être créés que
par le législateur. A défaut d'une telle autorisation,
ce transfert ne peut être actuellement réalisé.
Een overdracht van 32.800 EUR is bestemd voor de
FOD Sociale Zekerheid voor de verbetering van de
competenties van de functionele chefs in het kader
van de ontwikkelcirkels. Die overdracht wordt
aangerekend op een programma24.40.1 dat niet in
de algemene uitgavenbegroting voorkomt.
Krachtens artikel 12 van de bovengenoemde
gecoördineerde wetten kunnen
begrotingsprogramma's enkel door de wetgever
worden gecreëerd. Bij ontstentenis van een
dergelijke machtiging kan die overdracht thans niet
worden uitgevoerd.
Un montant de 20.000 euro est, par ailleurs,
transféré à l'Agence fédérale pour la sécurité de la
chaîne alimentaire (programme 25.54.3). La Cour
rappelle que le budget des organismes de catégorie
A au sens de la loi du 16 mars 1954, catégorie à
laquelle ressortit cet organisme, est approuvé par le
législateur. L'article 3 de ladite loi stipule à cet
égard que cette approbation est acquise par le vote
des dispositions qui les concernent dans la loi fixant
le budget général des dépenses. Or, par ce
transfert, l'arrêté royal du 12 juillet 2004 modifie le
budget de cet organisme sans avoir préalablement
obtenu l'approbation de la Chambre des
représentants.
20.000 EUR worden voorts overgedragen naar het
Federale Agentschap voor de Veiligheid van de
Voedselketen (programma 25.54.3). Het Rekenhof
herinnert eraan dat de begroting van de instellingen
van categorie A in de zin van de wet van
16 maart 1954, categorie waartoe die instelling
behoort, door de wetgever wordt goedgekeurd.
Artikel 3 van die wet bepaalt in dat verband dat
deze goedkeuring geschiedt door de goedkeuring
van de desbetreffende bepalingen in de wet tot
vaststelling van de algemene uitgavenbegroting.
Door die overdracht wijzigt de regering echter de
begroting van de instelling zonder voorafgaandelijk
de goedkeuring door de Kamer van
volksvertegenwoordigers te hebben bekomen.
Il en découle que ces deux transferts ne pourront
devenir exécutoires que par un ajustement
budgétaire permettant de respecter le prescrit des
lois coordonnées sur la comptabilité de l'Etat.
Dat heeft als gevolg dat die twee overdrachten pas
uitvoerbaar kunnen worden door een
begrotingsaanpassing die het mogelijk maakt de
bepalingen van de wetten op de rijkscomptabiliteit
na te leven.
Enfin, a titre subsidiaire, la Cour remarque que le
montant du crédit transféré repris dans l'article
premier de cet arrêté (876.705 euros) ne
correspond pas à l'addition des montants repris
dans le tableau annexé (872.955 euros).
In bijkomende orde merkt het Rekenhof tot slot op
dat het bedrag van het overgedragen krediet dat in
artikel 1 van het besluit in kwestie opgenomen is
(876.705 EUR), niet overeenstemt met de optelling
van de bedragen opgenomen in de bijgevoegde
tabel (872.955).
Pour information et renvoi à la commission des
Finances et du Budget
Ter kennisgeving en verzonden naar de commissie
voor de Financiën en de Begroting
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
85
COMITE PERMANENT DE CONTRÔLE DES
SERVICES DE RENSEIGNEMENT
VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE
INLICHTINGENDIENSTEN
Comptes d'exécution budget 2003
Rekeningen begroting 2003
Par lettre du 20 juillet 2004, le président du Comité
permanent de contrôle des services de
renseignements transmet les comptes d'exécution
du budget 2003 du Comité permanent R tels
qu'approuvés en séance plénière du Comité R du
20 juillet 2004.
Bij brief van 20 juli 2004 zendt de voorzitter van het
Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten
de rekeningen van de begroting 2003 van het Vast
Comité I zoals goedgekeurd in de plenaire
vergadering van het Comité I van 20 juli 2004 over.
Renvoi à la commission de la Comptabilité
Verzonden naar de commissie voor de
Comptabiliteit
RAPPORTS ANNUELS
JAARVERSLAGEN
Comité consultatif de Bioéthique
Raadgevend Comité voor Bio-ethiek
Par lettre du 27 août 2004, la présidente du Comité
consultatif de Bioéthique transmet, conformément à
l'article 17, alinéa 2, de l'Accord de coopération du
15 janvier 1993, le rapport d'activités 2003-2004 du
Comité consultatif de Bioéthique.
Bij brief van 27 augustus 2004 zendt de voorzitter
van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek,
overeenkomstig artikel 17, tweede lid, van het
Samenwerkingsakkoord van 15 januari 1993, het
activiteitenverslag 2003-2004 van het Raadgevend
Comité voor Bio-ethiek over.
Dépôt au greffe, à la bibliothèque et renvoi à la
commission de la Justice et à la commission de la
Santé publique, de l'Environnement et du
Renouveau de la Société
Ingediend ter griffie, in de bibliotheek en verzonden
naar de commissie voor de Justitie en naar de
commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu
en de Maatschappelijke Hernieuwing
Cour des Comptes
Rekenhof
La Cour des comptes a transmis son rapport
annuel 2003 "La Cour des comptes en
mouvement".
Het Rekenhof heeft zijn jaarverslag 2003 "Rekenhof
in beweging" overgezonden.
Renvoi à la commission des Finances et du Budget
Verzonden naar de commissie voor de Financiën en
de Begroting
Cour d'Arbitrage
Arbitragehof
Par lettre du 16 juillet 2004, le président de la Cour
d'arbitrage transmet le rapport annuel 2003 de la
Cour d'arbitrage.
Bij brief van 16 juli 2004 zendt de voorzitter van het
Arbitragehof het jaarverslag 2003 van het
Arbitragehof over.
Distribution
Rondgedeeld
Comité permanent de contrôle des services de police
Vast Comité van toezicht op de politiediensten
Par lettre du 4 juin 2004, le président du Comité
permanent de contrôle des services de police
transmet, conformément à l'article 11 de la loi
organique du 18 juillet 1991 du contrôle des
services de police et de renseignements, le rapport
d'activités 2003 du Comité P.
Bij brief van 4 juni 2004 zendt de voorzitter van het
Vast Comité van toezicht op de politiediensten,
overeenkomstig artikel 11 van de wet van
18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie-
en inlichtingendiensten, het activiteitenverslag 2003
van het Comité P over.
Dépôt au greffe et renvoi aux commissions
spéciales chargées de l'accompagnement
parlementaire des Comités P et R
Ingediend ter griffie en verzonden naar de
bijzondere commissies belast met de parlementaire
begeleiding van de Vaste Comités P en I
Conseil supérieur de la Justice
Hoge Raad voor de Justitie
15/09/2004
CRIV 51
PLEN 083
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
86
Par lettre du 30 août 2004, la présidente du Conseil
supérieur de la Justice transmet, conformément à
l'article 259bis-7 du Code judiciaire, le rapport
annuel 2003 du Conseil supérieur de la Justice.
Bij brief van 30 augustus 2004 zendt de voorzitter
van de Hoge Raad voor de Justitie, overeenkomstig
artilkel 259bis-7 van het Gerechtelijk Wetboek, het
jaarverslag 2003 van de Hoge Raad voor de Justitie
over.
Dépôt au greffe, à la bibliothèque et renvoi à la
commission de la Justice
Ingediend ter griffie, in de bibliotheek en verzonden
naar de commissie voor de Justitie
AVIS
ADVIES
Comité consultatif de Bioéthique
Raadgevend Comité voor Bio-ethiek
Par lettre du 16 juillet 2004, le Comité consultatif de
Bioéthique transmet les avis suivants:
Bij brief van 16 juli 2004 zendt het Raadgevend
Comité voor Bio-ethiek de volgende adviezen over:
- l'avis n° 28 du 21 juin 2004 relatif à la procréation
après le décès du/de la partenaire;
- het advies nr. 28 van 21 juni 2004 betreffende
voortplanting na het overlijden van de partner;
- l'avis n° 29 du 21 juin 2004 relatif au don
d'embryon;
- het advies nr. 29 van 21 juni 2004 betreffende
embryodonatie;
- l'avis n° 30 du 5 juillet 2004 relatif à la gestation-
pour-autrui (mères porteuses).
- het advies nr. 30 van 5 juli 2004 betreffende
zwangerschap-voor-een-ander
(draagmoederschap).
Renvoi à la commission de la Santé publique, de
l'Environnement et du Renouveau de la Société
Verzonden naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing
DIVERS
VARIA
Conseil supérieur de la Justice
Hoge Raad voor de Justitie
Par lettre du 20 juillet 2004, la présidente du Conseil
supérieur de la Justice transmet le projet de budget
du Conseil supérieur de la Justice pour
l'année 2005.
Bij brief van 20 juli 2004 zendt de voorzitter van de
Hoge Raad voor de Justitie het ontwerp van
begroting van de Hoge Raad voor de Justitie voor
het jaar 2005 over.
Renvoi à la commission de la Comptabilité
Verzonden naar de commissie voor de
Comptabiliteit
Par lettre du 20 juillet 2004, la présidente du Conseil
supérieur de la Justice transmet les comptes relatifs
à l'exécution du budget 2003 du Conseil supérieur
de la Justice.
Bij brief van 20 juli 2004 zendt de voorzitter van de
Hoge Raad voor de Justitie de rekeningen
betreffende de tenuitvoerlegging van de
begroting 2003 van de Hoge Raad voor de Justitie
over.
Renvoi à la commission de la Comptabilité
Verzonden naar de commissie voor de
Comptabiliteit
Par lettre du 30 août 2004, la présidente du Conseil
supérieur de la Justice transmet un rapport sur
l'évaluation du premier mandat 2000-2004 du
Conseil supérieur de la Justice.
Bij brief van 30 augustus 2004 zendt de voorzitter
van de Hoge Raad voor de Justitie een verslag met
betrekking tot de evaluatie van het eerste
mandaat 2000-2004 van de Hoge Raad voor de
Justitie over.
Renvoi à la commission de la Justice
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
Par lettre du 9 septembre 2004, le président du
Conseil supérieur de la Justice communique la
composition du Bureau et des commissions ainsi
que le tour de rôle des présidences du Conseil et
des Collèges.
Bij brief van 9 september 2004 deelt de voorzitter
van de Hoge Raad voor de Justitie de samenstelling
van het Bureau en de commissies alsmede de
beurtrol voor het voorzitterschap van de Hoge Raad
en de Colleges mee.
Renvoi à la commission de la Justice
Verzonden naar de commissie voor de Justitie
Collège des médiateurs fédéraux
College van de federale ombudsmannen
CRIV 51
PLEN 083
15/09/2004
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2003
2004
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
87
Par lettre du 3 septembre 2004, les médiateurs
fédéraux transmettent le projet de budget du
Collège des médiateurs fédéraux pour l'année
budgétaire 2005 avec commentaire.
Bij brief van 3 september 2004 zenden de federale
ombudsmannen de begrotings-voorstellen met
begeleidend commentaar van het College van de
federale ombudsmannen voor het
begrotingsjaar 2005 over.
Renvoi à la commission de la Comptabilité
Verzonden naar de commissie voor de
Comptabiliteit
Commission nationale d'évaluation de l'interruption
volontaire de grossesse
Nationale Evaluatiecommissie vrijwillige
zwangerschapsafbreking
Par lettre du 30 août 2004, les présidents de la
"Commission nationale d'évaluation de l'interruption
volontaire de grossesse" instituée par la loi du
13 août 1990 visant à créer une commission
d'évaluation de la loi du 3 avril 1990 relative à
l'interruption de grossesse, modifiant les
articles 348, 350, 351 et 352 du Code pénal et
abrogeant l'article 353 du même Code, transmettent
le rapport (1
er
janvier 2002 ­ 31 décembre 2003) de
cette commission (n° 1324/1), conformément à
l'article 1
er
de la loi précitée.
Bij brief van 30 augustus 2004 zenden de
voorzitters van de "Nationale Evaluatiecommissie
vrijwillige zwanger-schapsafbreking" opgericht door
de wet van 13 augustus 1990 houdende oprichting
van een commissie voor de evaluatie van de wet
van 3 april 1990 betreffende de
zwangerschapsafbreking, tot wijziging van de
artikelen 348, 350, 351 en 352 van het
Strafwetboek en tot opheffing van artikel 353 van
hetzelfde Wetboek, het verslag (1 januari 2002 ­
31 december 2003) van de commissie over
(nr. 1324/1), overeenkomstig artikel 1 van de
voormelde wet.
Impression et distribution
Te drukken en rond te delen