CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 PLEN 101
CRIV 51 PLEN 101
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
P
LENUMVERGADERING
mercredi
woensdag
15-12-2004
15-12-2004
Matin
Voormiddag
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE































cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders ­ Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
Vlaams Belang
Vlaams Belang
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair document van de 51e zittingsperiode +
basisnummer en volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)
CRIV
Integraal Verslag,met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken (met de
bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
plenum
COM
réunion de commission
COM
commissievergadering
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i


SOMMAIRE
INHOUD
PROJETS ET PROPOSITIONS
1
ONTWERPEN EN VOORSTELLEN
1
Projet de loi-programme (1437/1-32)
1
Ontwerp van programmawet (1437/1-32)
1
- Projet de loi portant des dispositions diverses
(1438/1-10)
1
- Ontwerp van wet houdende diverse bepalingen
(1438/1-10)
1
- Proposition de loi instaurant une réduction
d'impôt pour les travaux effectués à l'habitation
personnelle en vue de pouvoir y passer ses vieux
jours (895/1-2)
1
- Wetsvoorstel houdende de invoering van een
belastingvermindering voor werken aan de eigen
woning met het oog op het ouder worden (895/1-
2)
1
- Proposition de loi modifiant la loi du
10 avril 1990 sur les entreprises de gardiennage,
sur les entreprises de sécurité et sur les services
internes de gardiennage en vue d'étendre les
compétences des membres des services internes
de gardiennage et leurs moyens de défense
contre les agressions (1178/1-2)
1
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van
10 april 1990 op de bewakingsondernemingen,
beveiligingsondernemingen en interne
bewakingsdiensten tot uitbreiding van de
bevoegdheden en middelen van verweer tegen
agressie voor de leden van interne
bewakingsdiensten (1178/1-2)
1
- Proposition de loi modifiant les articles 116,
14519 et 516 du Code des impôts sur les
revenus 1992 (1291/1-2)
1
- Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 116,
14519 en 516 van het Wetboek van de
Inkomstenbelastingen 1992 (1291/1-2)
1
- Proposition de loi visant à accorder le bénéfice
du crédit d'impôt aux agriculteurs qui sont
imposés sur une base forfaitaire (1335/1-2)
1
- Wetsvoorstel tot toekenning van het voordeel
van het belastingskrediet aan landbouwers die op
forfaitaire basis belast worden (1335/1-2)
1
Reprise de la discussion générale
1
Hervatting van de algemene bespreking
1
Orateurs: Hilde Dierickx, rapporteur, Talbia
Belhouari, Ortwin Depoortere, Muriel
Gerkens, Rudy Demotte
, ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique,
Annemie Turtelboom, rapporteur, Greta
D'hondt, Hans Bonte, Charles Michel
Sprekers: Hilde Dierickx, rapporteur, Talbia
Belhouari, Ortwin Depoortere, Muriel
Gerkens, Rudy Demotte
, minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid, Annemie
Turtelboom
, rapporteur, Greta D'hondt,
Hans Bonte, Charles Michel
ANNEXE
41
BIJLAGE
41
COMMUNICATIONS
41
MEDEDELINGEN
41
COUR D'ARBITRAGE
41
ARBITRAGEHOF
41
A
RRETS
41
A
RRESTEN
41
R
ECOURS EN ANNULATION
41
B
EROEPEN TOT VERNIETIGING
41
Q
UESTIONS PREJUDICIELLES
42
P
REJUDICIËLE VRAGEN
42
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
SEANCE PLENIERE
PLENUMVERGADERING
du
MERCREDI
15
DECEMBRE
2004
Matin
______
van
WOENSDAG
15
DECEMBER
2004
Voormiddag
______

La séance est ouverte à 10.07 heures par M. Herman De Croo, président.
De vergadering wordt geopend om 10.07 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Aucun/Geen.

Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles
seront reprises en annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moet ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij zullen in bijlage
bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen worden.
Projets et propositions
Ontwerpen en voorstellen
01 Projet de loi-programme (1437/1-32)
- Projet de loi portant des dispositions diverses (1438/1-10)
- Proposition de loi instaurant une réduction d'impôt pour les travaux effectués à l'habitation
personnelle en vue de pouvoir y passer ses vieux jours (895/1-2)
- Proposition de loi modifiant la loi du 10 avril 1990 sur les entreprises de gardiennage, sur les
entreprises de sécurité et sur les services internes de gardiennage en vue d'étendre les compétences
des membres des services internes de gardiennage et leurs moyens de défense contre les agressions
(1178/1-2)
- Proposition de loi modifiant les articles 116, 145
19
et 516 du Code des impôts sur les revenus 1992
(1291/1-2)
- Proposition de loi visant à accorder le bénéfice du crédit d'impôt aux agriculteurs qui sont imposés
sur une base forfaitaire (1335/1-2)
01 Ontwerp van programmawet (1437/1-32)
- Ontwerp van wet houdende diverse bepalingen (1438/1-10)
- Wetsvoorstel houdende de invoering van een belastingvermindering voor werken aan de eigen
woning met het oog op het ouder worden (895/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen,
beveiligingsondernemingen en interne bewakingsdiensten tot uitbreiding van de bevoegdheden en
middelen van verweer tegen agressie voor de leden van interne bewakingsdiensten (1178/1-2)
- Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 116, 145
19
en 516 van het Wetboek van de
Inkomstenbelastingen 1992 (1291/1-2)
- Wetsvoorstel tot toekenning van het voordeel van het belastingskrediet aan landbouwers die op
forfaitaire basis belast worden (1335/1-2)

Reprise de la discussion générale
Hervatting van de algemene bespreking
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
La discussion générale est reprise.
De algemene bespreking is hervat.

M. le ministre arrive dans quelques instants.
Mes chers collègues, vous vous rappelez que, hier soir, nous avons terminé nos trois chapitres Défense,
Intérieur et Infrastructure.

Vandaag behandelen we de luiken Volksgezondheid, Sociale zaken, Economie en Financiën. Ik zie dat
mevrouw Dierickx, rapporteur voor het luik Volksgezondheid, aanwezig is. Mevrouw, u hebt het woord om
verslag uit te brengen.

Wij vatten de bespreking aan van de sector "Volksgezondheid, Leefmilieu en Maatschappelijk
hernieuwing".
Nous entamons la discussion du secteur "Santé publique, Environnement et Renouveau de la société".

Je n'ai pas beaucoup d'orateurs inscrits: mevrouw Van Themsche en de heer Depoortere van het VB,
mevrouw Dierickx van de VLD, Mme Belhouari du PS et Mme Gerkens du groupe Ecolo.
01.01 Hilde Dierickx, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, namens de commissie voor de Volksgezondheid,
het Leefmilieu en de Maatschappelijke Integratie, zal ik verslag
uitbrengen over een deel van de programmawet, namelijk over de
artikelen 62 tot 64, 86 tot 132, 205 tot 229 en 236 tot 244. Mijn verslag
zal bestaan uit drie delen, namelijk. een deel Volksgezondheid, onder
de bevoegdheid van minister Demotte, een deel Maatschappelijke
Integratie, onder de bevoegdheid van minister Dupont en een deel
Leefmilieu, onder de bevoegdheid van minister Tobback. De
besprekingen in de commissie hadden plaats op 23, 24 en 30
november en op 1 december 2004.

Wat het deel Volksgezondheid betreft, verwijst minister Demotte in
zijn inleiding naar de memorie van toelichting over die artikelen. Bij de
bespreking vooraf heeft de heer Verhaegen van CD&V vragen over
de behandelde artikelen in de programmawet. De programmawet
moet immers uitvoering geven aan de artikelen uit de begroting en hij
vindt dat er te veel artikelen in staan die daarop geen betrekking
hebben. Hij stelt voor de artikelen die volgens hem begrotingsvreemd
zijn, uit de programmawet te lichten en als afzonderlijke
wetsontwerpen te behandelen.

Bij de artikelsgewijze bespreking zegt de minister, met betrekking tot
artikel 62 dat voorziet in de regeling van het voorzitterschap van de
commissie voor de tegemoetkoming voor geneesmiddelen, dat er nog
geen benoemingsprocedure is vastgelegd.

Er is dus nog niemand bekend, maar het moet uiteraard een
bekwaam persoon zijn die voltijds werkt.

Op artikel 63, dat een lijst van terugbetaalbare prestaties toevoegt bij
het RIZIV in verband met tabaksontwenning bij zwangere vrouwen,
zijn er heel wat opmerkingen van parlementsleden. Mevrouw Tilmans
van de MR vindt dat het geen taak is van het RIZIV om in de
terugbetaling te voorzien. Ook de heer Verhaegen van CD&V heeft
dezelfde opmerking en vindt dat er andere prioriteiten inzake
volksgezondheid zijn. Mevrouw Burgeon van de PS vraagt of er
contacten zijn gelegd met het verzekeringscomité. Mevrouw Jiroflée
van de sp.a steunt dit voorstel. Zij vindt niet dat dit valt onder de
preventie, zoals de meeste parlementsleden vinden. Zij vindt dit een
01.01 Hilde Dierickx, rapporteur:
Je fais rapport sur les articles 62 à
64, 86 à 132, 205 à 229 et 236 à
244 de la loi-programme. Les
discussions en commission ont eu
lieu les 23, 24 et 30 novembre
ainsi que le 1
er
décembre.

Le ministre Demotte se réfère à
l'exposé des motifs pour la partie
Santé publique. M. Verhaegen
estime que la loi-programme
comporte trop d'articles étrangers
au budget et propose de traiter
ceux-ci comme des projets de loi
distincts.

L'article 62 traite de la présidence
de la commission de
remboursement des médicaments.
Le ministre note que la procédure
de nomination n'a pas été définie.
L'on recherche un collaborateur
compétent et à temps plein.

L'article 63 annexe une liste de
prestations remboursées par
l'INAMI en matière de sevrage
tabagique des femmes enceintes.
Mme Tilmans et M. Verhaegen
considèrent que cette mission
n'incombe pas à l'INAMI. M.
Verhaegen ajoute qu'il y a d'autres
priorités et Mme Burgeon
demande s'il y a eu des contacts
avec le Comité d'assurance. Mme
Jiroflée est favorable au
remboursement par l'INAMI parce
qu'il s'agit d'un choix politique et
non de prévention, ce que le
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
beleidsbevoegdheid omdat het de gezondheid van het ongeboren
kind ten goede komt. De minister onderstreept inderdaad dat dit een
begeleidende maatregel is ten voordele van zwangere vrouwen die
roken en hun partner. Het gaat om een evidence based medicine. Het
onmiddellijk verband tussen het rookgedrag van de moeder en de
gezondheid van het ongeboren kind is voldoende bewezen. Deze
maatregel is dus een deel van het gezondheidsbeleid en moet
volgens de minister door het RIZIV worden terugbetaald. Er is
rekening gehouden met de meerkosten in de ziekteverzekering. Als
deze maatregel niet zou worden genomen, zou dit op termijn meer
kosten voor de gezondheidszorg. Nu is een bedrag van 1.450.000
euro uitgetrokken.

Artikel 64 voorziet in de financiering ten laste van de
administratiekosten van het RIZIV van de geneeskundige
verstrekkingen, verleend aan geïnterneerden die verblijven in
ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen. De financiering
komt ook hier uit de administratiekosten van het RIZIV.

Minister Demotte verduidelijkt dat het hier gaat om een
begrotingstechnische maatregel die onder het globaal beheer moet
vallen. Er zullen 460 geïnterneerden worden verzorgd in de
psychiatrische verzorgingstehuizen.

Artikel 86 legt een wettelijke basis om de inhaalbedragen aan
ziekenhuizen te storten vanaf 1 januari 2005. De middelen vallen ten
laste van de administratiekosten van het RIZIV. Dit bedrag wordt
buiten de jaarlijkse globale begrotingsdoelstelling van de
ziekteverzekering gehouden. Het extra bedrag dat wordt toegevoegd
aan de administratiekosten van het RIZIV is afkomstig van het globaal
beheer zonder aan het financieel evenwicht te raken en voorzover de
reserve niet wordt verminderd. Als deze reserve toch wordt
verminderd, valt dit bedrag ten laste van de Staat. Mevrouw Tilmans
van MR, de heer Bultinck van het Vlaams Belang en de heer
Verhaegen van CD&V stellen zich vragen bij deze financiering. De
minister verduidelijkt dat de onderfinanciering van de ziekenhuizen
opnieuw werd geraamd door het Kenniscentrum. Ongeveer de helft
van 300 miljoen euro die door het rapport-Dassiaux waren
aangekondigd, wordt hier behandeld.

De regering heeft beslist een inhaling van 33 miljoen per drie jaar uit
te voeren. Dit helpt de ziekenhuizen met de financiering. Ze zullen
meer middelen krijgen, kunnen daardoor hun verantwoordelijkheid
beter opnemen en zullen die middelen hopelijk op een adequate
manier beheren. De negatieve inhaalbedragen vallen onder deel C.2
van de begroting.

Artikel 87 geeft geen aanleiding tot bespreking. Dit artikel probeert
een oplossing te bieden voor het feit dat door het vernietigingsarrest
van de Raad van State, de bepalingen tot financiering van de
ziekenhuizen voor het jaar 1996 worden geacht nooit bestaan te
hebben.

Artikel 88 laat toe op forfaitaire wijze de kosten te dekken die verband
houden met de dienstverlening ten gevolge van rampen of
catastrofen. Ik vroeg aan de minister waarom deze dringende
medische hulp niet valt onder de begroting van Binnenlandse Zaken.
De minister verduidelijkte dat er in geval van rampen een directe
ministre confirme, soulignant en
outre qu'il s'agit d'"evidence based
medecine". Un montant de
1.450.000 euros a été prévu, mais
les coûts en matière de santé
publique seraient plus élevés à
terme sans cette mesure.

L'article 64 prévoit que le
financement des soins médicaux
prodigués aux internés dans les
hôpitaux et les maisons de soins
psychiatriques est prélevé sur les
frais administratifs de l'INAMI.
Selon le ministre, il s'agit d'une
technique budgétaire qui doit
s'inscrire dans la gestion globale.
460 internés seront soignés dans
les maisons de soins
psychiatriques.

En vertu de l'article 86, les
montants de rattrapage seront
versés aux hôpitaux à partir du 1
er
janvier 2005 et sont prélevés sur
les frais administratifs de l'INAMI.
Ces montants ne font pas partie
de l'objectif budgétaire global de
l'année relatif à l'assurance-
maladie. Le montant
complémentaire pour l'INAMI
s'inscrit dans la gestion globale.
L'équilibre financier est préservé et
la réserve n'est pas réduite. Si
toutefois cette dernière était
malgré tout réduite, ce serait à
charge de l'Etat. Mme Tilmans et
MM. Bultinck et Verhaegen
s'interrogent sur le financement.

Le ministre précise que le Centre
d'expertise a procédé à une
nouvelle évaluation du sous-
financement des hôpitaux. Un
rattrapage de 33 millions d'euros
doit être réalisé par période de
trois ans. Espérons que les
hôpitaux géreront de manière
adéquate les moyens plus
importants qui leur sont octroyés.
Les montants de rattrapage
négatifs figurent dans la partie C2
du budget.

L'article 87 ne donne lieu à aucune
discussion. L'article offre une
solution pour le financement des
hôpitaux en 1996 après l'arrêt
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
opname moet gebeuren in de dichtstbijzijnde ziekenhuizen, die dan
natuurlijk overspoeld worden door vele slachtoffers. Deze maatregel
wordt uitgevaardigd omdat hij de kostprijs voor de ziekenhuizen
enorm doet dalen.

Artikel 89 is een herformulering van het artikel, waarbij een
amendement van de heer Verhaegen wordt ingediend dat tot doel
heeft de lokale besturen niet te laten opdraaien voor de betaling van
het deficit van de ziekenhuizen. De minister verduidelijkt dat de
deficitregeling inherent is aan het principe en de aard van de
openbare ziekenhuizen.

Artikel 90 behandelt de financiering van de opvang bij rampen. Dit
artikel is retroactief. Het treedt in werking vanaf 1 juli, om tegemoet te
komen aan de slachtoffers die gevallen zijn bij de ramp in
Ghislenghien.

Artikel 91 laat toe middelen uit het geneesmiddelenfonds aan te
wenden voor de kosten van de aanleg van strategische stocks van
antivirale geneesmiddelen. Mevrouw Avontroodt van de VLD vraagt
waarom die strategische stocks van geneesmiddelen binnen het
geneesmiddelenfonds in de programmawet zijn opgenomen. Dit fonds
wordt gespijsd door de industrie en heeft als doel diensten te
verlenen. De middelen konden in het verleden niet volledig worden
gebruikt om de opdrachten te vervullen.

Er is thans een reserve van bijna 22 miljoen euro die volledig
afkomstig is van de retributie. Mevrouw Avontroodt vroeg nog of het
Geneesmiddelenfonds niet beter een agentschap zou worden, want
het Fonds begint zijn doel voorbij te streven. De diensten moeten
blijven verzekerd worden en er moet gewaakt worden over de nieuwe
geneesmiddelen. De periode van erkenning van nieuwe
geneesmiddelen moet teruggedrongen worden.

Ook de onafhankelijke afgevaardigden van de artsenbezoekers zullen
betaald worden door dit Fonds. Volgens mevrouw Avontroodt is dit
een nieuwe invulling. Het is wel een goede maatregel dat
informatieacties worden opgestart, maar mevrouw Avontroodt vraagt
zich af wat de kostprijs van deze onafhankelijke artsenbezoekers is.

Minister Demotte verduidelijkt dat het om begrotingstechnische
redenen is dat het fonds zo gespijsd wordt. Het personeel van het
fonds zal zich alleen bezighouden met de aankoop van de stocks. Het
beheer zal gebeuren door het personeel van het directoraat-generaal
Geneesmiddelen. De onafhankelijke afgevaardigden zullen informatie
verstrekken opdat de artsen en de patiënten zouden beschermd
worden tegen onaanvaardbare promotiepraktijken. Het gaat in het
geheel over 600.000 euro.

Artikel 92 en 93 gaven geen aanleiding tot bespreking.

Artikel 94 is een wijziging van de wet die in mei 2004 werd
goedgekeurd, op de experimenten van de menselijke persoon. Dit is
alleen een wijziging van de definitie van het Europees Bureau met een
verwijzing naar recente Europese verordeningen.

Er wordt ook een toevoeging gedaan, namelijk een definitie van de
ziekenhuizen, meer bepaald het ziekenhuis zoals bedoeld in artikel 7,
d'annulation du Conseil d'Etat.

L'article 88 permet de couvrir de
manière forfaitaire des frais relatifs
à l'aide accordée en cas de
catastrophe. Le ministre a déclaré
que cette mesure ne devait pas
être prise en charge par le budget
de l'Intérieur parce que, dans un
premier temps, les victimes sont
dirigées vers les hôpitaux les plus
proches.

M. Verhaegen a déposé un
amendement à l'article 89. Celui-ci
avait pour objectif de ne pas
mettre à charge des
administrations locales les déficits
des hôpitaux. Le ministre a
déclaré que cette réglementation
était inhérente à la nature même
des hôpitaux publics.

L'article 90 a trait au financement
de la prise en charge des victimes
en cas de catastrophe. La
disposition a un effet rétroactif au
1
er
juillet 2004 afin que la
catastrophe de Ghislenghien soit
couverte.

L'article 91 autorise l'utilisation de
moyens du Fonds des
médicaments en vue de la
constitution de stocks stratégiques
d'antiviraux. Madame Avontroodt a
demandé pourquoi cet article
figure dans la loi-programme,
étant donné que le Fonds est
alimenté par le secteur.
Actuellement, il existe une réserve
de 22 millions d'euros. Elle
demande s'il n'est pas préférable
de transformer le Fonds en une
agence, car celui-ci commence à
dépasser son objectif. Elle
souhaitait également savoir quel
sera le coût du visiteur médical
indépendant. Le Ministre Demotte
a répondu que le fonds est financé
de cette manière pour des raisons
de technique budgétaire. Le
personnel ne se charge que de
l'approvisionnement des stocks
alors que la direction générale des
Médicaments assure la gestion.
Les représentants indépendants
informeront les médecins et les
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
paragraaf 2 G.

Artikel 95 wijzigt de naam "klinische proeven" in "experimenten".

Artikel 97 bevat een technische wijziging.

Artikelen 98 tot 101 gaven geen aanleiding tot discussie.

Artikel 102 behandelt artikel 29. Opnieuw wordt het woord "proef"
vervangen door het woord "experiment". Daarnaast wordt ook
gespecificeerd dat enkel de rechthebbenden recht hebben op
schadevergoeding indien er sprake is van een overlijden. Ten slotte
wordt uitdrukkelijk bepaald dat artikel 29 niet belet dat men in de
overeenkomst een regeling treft met maximale vergoedingen ten laste
van de verzekeraar. De heer Verhaegen van CD&V dient een
amendement in om dit artikel te schrappen.

Artikel 103 vermeldt dat België zich zal aansluiten bij een Europese
databank.

Artikel 104 gaf geen aanleiding tot bespreking.

Bij artikel 105 wordt een verduidelijking gesteld inzake de termijnen.

Artikel 106 wordt aangevuld, zodat de minister de preklinische
gegevens van het onderzoeksgeneesmiddel onderzoekt. Daarbij
wordt een vraag gesteld door de heer Verhaegen van CD&V en door
mezelf in verband met de preklinische gegevens. De minister
verduidelijkt dat het er hier om gaat het personeel te kwalificeren dat
advies kan geven in verband met de preklinische onderzoeken.

Het zijn de ethische comités die moeten onderzoeken of de
voorgestelde proeven geen gevaar bevatten voor de patiënten. Het
onderzoek van de preklinische gegevens van de
onderzoeksgeneesmiddelen hangt af van het directoraat-generaal van
de Geneesmiddelen. Dat directoraat-generaal kan bijspringen met de
nodige expertise wanneer die natuurlijk aanwezig is in het ziekenhuis.

Artikel 107 bepaalt dat ook die wet retroactief is.

Bij het fonds voor tabaksbestrijding gaf artikel 127 wat aanleiding tot
discussie. Dat artikel voorziet in een jaarlijks stijven van het fonds
voor de bestrijding van tabaksgebruik van 2 miljoen euro. Dat is ten
laste van de administratiekosten van het RIZIV.

Over de stemmingen van die artikelen kan ik het volgende zeggen.
Artikel 62 werd eenparig goedgekeurd. Artikel 63 werd goedgekeurd
met tien stemmen tegen één onthouding. Artikel 64 werd eenparig
goedgekeurd. De artikelen 86 tot 88 werden aangenomen met tien
stemmen tegen één onthouding, evenals de artikelen 89 en 90. De
artikelen 91 tot 93 werden eenparig aangenomen. Artikel 94 werd
goedgekeurd met elf stemmen tegen één onthouding, evenals artikel
97. De artikelen 95, 96 en 98 tot 101 werden eenparig aangenomen.
Artikel 102 kreeg elf stemmen tegen één onthouding. De artikelen 103
tot 126 werden eenparig aangenomen. Artikel 127 werd aangenomen
met elf stemmen tegen één onthouding. De artikelen 129 tot 132
werden eenparig aangenomen.
patients afin de les prémunir
contre toute pratique
promotionnelle inacceptable.

Les articles 92 et 93 n'ont pas fait
l'objet d'un débat.

L'article 94 modifie la loi de mai
2004 relative aux
expérimentations sur la personne
humaine. La définition du bureau
européen est modifiée et on y
insère la définition des hôpitaux
qui figure à l'article 7, paragraphe
2g.

L'article 95 remplace les termes
"essais cliniques" par
"expérimentations".

L'article 97 contient une
modification technique.

Les articles 98 à 101 n'ont pas
donné lieu à discussion.

L'article 102 traite de l'article 29.
Le mot "expérimentation"
remplace le mot "essai". Les
ayants droits ne sont indemnisés
qu'en cas de décès. L'article 29 ne
s'oppose pas à la conclusion
d'accords relatifs à une indemnité
maximale. Monsieur Verhaegen a
présenté un amendement qui vise
à supprimer cet article.

L'article 103 précise que la
Belgique va s'affilier à une banque
de données européennes.

L'article 104 n'a pas donné lieu à
discussion.

L'article 105 fixe les délais.

L'article 106 traite de l'examen de
données pré-cliniques relatives
aux médicaments expérimentaux.
Monsieur Verhaegen et moi-même
avons posé des questions à ce
sujet. Le ministre a répondu que le
personnel devait être qualifié pour
rendre un avis sur les examens.
Les comités éthiques doivent
examiner la sécurité des essais.
La direction générale des
médicaments examine les
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
Het tweede deel bevat artikels in verband met de bevoegdheden van
minister Dupont, bevoegd voor Ambtenarenzaken, Maatschappelijke
Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. De minister
verduidelijkt dat het hier gaat om technische correcties in artikel 205
in verband met de wet van 26 mei 2002 over het recht op
maatschappelijke integratie omdat nieuwe categorieën van
rechthebbenden werden ingevoerd.

Mevrouw Lanjri en de heer Verhaegen dienden namens de CD&V een
amendement in om de door de Staat verleende subsidies op te
trekken tot 90% van het bedrag van het leefloon.

Artikels 208 tot 223 handelen over het Stookoliefonds. Er werd
immers op de Ministerraad van 15 oktober 2004 beslist om, gezien de
grote stijging van de stookolieprijzen, een Stookoliefonds op te
richten. De gelden van dit fonds worden gebruikt om aan de
behoeftige mensen een subsidie te geven bij de aankoop van
stookolie als de prijs van deze stookolie boven een bepaald plafond
gaat. In afwachting van de definitieve wettelijke regeling werd een
koninklijk besluit goedgekeurd voor de maanden november en
december. Nu wordt dit in de programmawet definitief geregeld.

De prijs van de stookolie is dit jaar al met meer dan 60% gestegen.
Dat is natuurlijk een financiële tegenvaller voor wie zijn huis met deze
brandstof verwarmt.

De regering beschouwt energie als een vitale behoefte en daarom
werd besloten om aan de noden van de mensen tegemoet te komen
en behalve huisbrandolie wordt ook verwarmingspetroleum en
propaangas gesubsidieerd. Ongeveer 200.000 gezinnen zullen voor
deze premie in aanmerking komen. Het gaat vooral om categorieën
van minder gegoeden, de zogenaamde WIGW's, verder ook nog
gehandicapten en gezinnen met gehandicapte kinderen, leefloners,
gelijkgestelden, oude langdurig werklozen en personen die onder een
bepaalde inkomensgrens zitten. Hoe meer de olieprijs stijgt, hoe
groter de subsidie. Als de prijs lager is dan 45 cent per liter krijgt men
niets, bij meer dan 45 cent krijgt men 10 cent enzovoort, tot een
maximaal van 1000 liter of 130 euro per jaar.

Wie wil genieten van een subsidie van het stookoliefonds moet zich
tot het OCMW richten. Dat zal controleren of de aanvrager in
aanmerking komt. Het OCMW zal ook voor de uitbetaling zorgen.
Leveringen vanaf 1 oktober 2004 komen in aanmerking voor subsidie.
Het OCMW ontvangt een vergoeding van 10% op de toegekende en
aanvaarde subsidies. De kosten zullen worden gedragen door alle
stookolieverbruikers. Het totale bedrag wordt geschat op 22 miljoen
euro per jaar. Er zal 17 miljoen euro worden voorgeschoten door de
petroleumsector.

De bespreking van het sociaal stookoliefonds gaf in de commissie
aanleiding tot heel wat discussie. Zo werden door het Vlaams Belang
amendementen ingediend om dit artikel te schrappen en integraal aan
de federale overheid over te dragen in een groot sociaal
stookoliefonds. Het Vlaams Blok vroeg zich ook af of die subsidie ook
geldt voor scholen en rusthuizen. Mevrouw Creyf van CD&V vroeg
meer coherentie en eenvormigheid in de sociale tarieven. Zij vindt het
spijtig dat ook de consumenten moeten betalen, naast de Staat en de
sector.
données pré-cliniques.

L'article 107 prévoit que cette loi a
un effet rétroactif.

L'article 127 a trait au Fonds de
lutte contre le tabagisme et prévoit
une subvention annuelle de 2
millions d'euros à charge de
l'INAMI.

L'article 62 a été adopté à
l'unanimité. L'article 63 a été
adopté par dix voix et une
abstention. L'article 64 a été
adopté à l'unanimité. Les articles
86 à 90 ont été adoptés par dix
voix et une abstention. Les articles
91 à 93 ont été adoptés à
l'unanimité. Les articles 94 et 97
ont été adoptés par onze voix et
une abstention. Les articles 95, 96
et 98 à 101 ont été adoptés à
l'unanimité. L'article 102 a été
adopté par onze voix et une
abstention. Les articles 103 à 126
ont été adoptés à l'unanimité.
L'article 127 a été adopté par onze
voix et une abstention. Les articles
129 à 132 ont été adoptés à
l'unanimité.

Les articles suivants concernent
les compétences du ministre
Dupont. Le ministre a précisé que
l'article 205 apporte des
corrections techniques à la loi du
26 mai 2002. Des nouvelles
catégories d'ayants droit ont été
créées. Mme Lanjri et M.
Verhaegen ont présenté un
amendement tendant à porter les
subventions de l'Etat à 90 pour
cent du montant du revenu
d'intégration.

Les articles 208 à 223 concernent
le Fonds social mazout. Le Conseil
des ministres a décidé de créer ce
Fonds le 15 octobre 2004. Dans
l'attente d'un règlement légal
définitif, un arrêté royal a été
promulgué pour les mois de
novembre et de décembre. La loi-
programme instaure le règlement
définitif. Cette année, le prix du
mazout a augmenté de plus de 60
pour cent. Le gouvernement
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7

Voorzitter Mayeur van de PS verwijst naar de algemene sociale
maatregelen die hij besproken heeft bij de liberalisering van de
energiemarkt. De minister verduidelijkt nogmaals dat het gaat om een
structurele maatregel om het Sociaal Stookoliefonds in de
programmawet op te nemen en dat een evaluatie zal volgen.

De artikels 224 en 225 handelen over het spreidingsplan inzake
asielzoekers, waarbij de minister verduidelijkt dat het om technische
verbeteringen gaat, ook al omdat terzake een wijziging optrad in de
OCMW-wet. Artikel 226 handelt over het zakgeld van de asielzoekers.
Daarbij geeft de minister de verduidelijking dat zakgeld geenszins wil
zeggen dat de asielzoekers een verloning krijgen.

Artikels 227, 228 en 229 handelen over het grootstedenbeleid, waarbij
minister Dupont verduidelijkt dat de begroting voor het
grootstedenbeleid verhoogd is tot bijna 200 miljoen euro en dat voor
de financiering rekening werd gehouden met de projecten die in de
tijd gespreid zijn.

De artikels 205, 206 en 207 worden eenparig aangenomen. Artikel
205 bis, het amendement dus, wordt verworpen met 9 stemmen
tegen 2. Bij artikel 217 wordt amendement 12 aangenomen met 9
stemmen tegen 2. en amendement 14 wordt verworpen met 9
stemmen tegen 2. Het geamendeerde artikel wordt aangenomen met
9 stemmen tegen 2.

Artikel 222bis wordt eveneens aangenomen. Het gaat om twee
amendementen, die ik daarnet vergeten te vernoemen heb, ingediend
door de VLD. Het ene amendement behandelt een technische
wijziging opdat de terminologie in overeenstemming zou zijn met de
wet op de douane en de accijnzen. Het andere amendement handelt
over de sancties die genomen worden wanneer de financiering door
de Staat, noch door het Fonds, noch door de sector, noch door de
verbruiker zou gebeuren.

De artikelen 223 en 225 worden aangenomen met 9 tegen 2
stemmen. De artikelen 226 en 227 worden eenparig aangenomen. De
artikelen 228 en 229 worden aangenomen met 9 stemmen en 2
onthoudingen.

Wat de bevoegdheid van minister Tobback inzake het leefmilieu
betreft, gaven de artikelen minder aanleiding tot discussie, niet omdat
ze minder interessant zijn, maar omdat ze vooral betrekking hebben
op omzetting in wetten van eerder genomen maatregelen of van
Europese richtlijnen. Artikel 236 behandelt de toevoeging van de
biobrandstof aan de wet van 21 december 1998 over de
productnormen ter bevordering van de duurzame productie- en
consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de
volksgezondheid.

Minister Tobback verzekerde dat de Europese richtlijn 2003/30/EG
van mei 2003 begin 2005 zal omgezet worden. België kan echter niet
volledig voldoen aan de productie van biobrandstoffen. Daarom heeft
de minister geen bezwaar tegen de invoer van bijvoorbeeld ethanol uit
Brazilië. Hij zal bij de andere regeringsleden erop aandringen de
maatregelen uit te breiden. Zoals bij de meeste besprekingen speelt
het budgettaire aspect een hoofdrol.
estime que l'énergie fait partie des
besoins vitaux et a décidé
d'octroyer également des
subventions pour le pétrole de
chauffage et le gaz propane en
vrac.

Quelque 200.000 ménages ont
droit à la prime. Plus le prix du
pétrole augmente, plus le subside
accordé est élevé. Le CPAS vérifie
si une demande peut être retenue
et en assure le paiement. Les
livraisons effectuées à partir du 1
er
octobre 2004 entrent en ligne de
compte. Le CPAS reçoit une
indemnité égale à 10 % des
subsides alloués. Le coût est
supporté par tous les
consommateurs de gasoil de
chauffage mais le secteur pétrolier
avance 17 millions d'euros.

Le Vlaams Belang a présenté des
amendements visant à supprimer
cet article et à créer un grand
Fonds social mazout fédéral. Il se
demandait si le subside
s'appliquait aussi aux écoles et
aux maisons de repos. Mme Creyf
a demandé plus de cohérence et
d'uniformité en ce qui concerne les
tarifs sociaux. Elle déplore que les
consommateurs doivent
également participer au
financement du fonds. M. Mayeur
a fait référence aux mesures
sociales générales relatives à la
libéralisation du marché de
l'énergie. Le ministre a indiqué
qu'il serait procédé à une
évaluation.

Les articles 224 et 225 traitent du
plan de répartition des
demandeurs d'asile. Des
améliorations techniques y sont
apportées à la suite d'une
modification de la loi relative aux
CPAS.

L'article 226 concerne l'argent de
poche destiné aux demandeurs
d'asile. D'après le ministre, il ne
s'agit pas d'une rémunération.

Les articles 227 à 229 inclus
concernent la Politique des
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8

De artikelen 243 en 244 handelen over een aanpassing van het
organiek begrotingsfonds in verband met Kyoto, het begrotingsfonds
bestemd voor de financiering van het federale beleid ter reductie van
de emissie van de broeikasgassen. Er worden niet zoveel wijzigingen
aangebracht. Het Kyoto-protocol treedt in werking vanaf 2005. In het
licht daarvan moet een register van emissierechten worden opgericht.
Het systeem moet de emissiehandel in Europa in werking laten
treden. In deze artikelen wordt voorzien in de mogelijkheid een
retributie te heffen bij de gebruikers, in casu de bedrijven die
deelnemen aan de emissiehandel. In het kader van het Kyoto-
begrotingsfonds wordt een systeem van derdepartijfinanciering
ingevoerd. De Ministerraad heeft reeds beslist de NV. Belesco op te
richten. Daarvoor werd 1,5 miljoen euro uit het Kyoto-fonds gehaald.
Het emissiehandelssysteem evenals de investering in de
derdepartijfinanciering, geven aan dat de federale regering haar
engagementen nakomt.

Bij artikel 244 dient mevrouw Creyf een amendement in dat ertoe
strekt een nieuw artikel 244bis in te voegen. De bedoeling van het
amendement is het gebruik van LPG-wagens te promoten.

Zij vraagt om opnieuw een premie in te voeren om de plaatsing van
een tank te bevorderen. De minister zegt echter dat er efficiëntere
maatregelen zijn, namelijk inspelen op de kostprijs, op het verschil in
prijs tussen LPG en andere brandstoffen.

Bij de stemmingen zien wij dat de artikels 236 en 242 eenparig
worden aangenomen. De artikels 243 en 244 worden aangenomen
met negen stemmen tegen twee onthoudingen.

In het wetsontwerp houdende diverse bepalingen splitst artikel 20 het
comité van de dienst voor geneeskundige evaluatie en uitkeringen in
een Nederlandstalige en Franstalige groep. De
regeringscommissarissen krijgen de opdracht toe te zien op de
eenheid van administratieve rechtspraak van de twee taalkamers. Het
eerste doel is de taalkundige verbetering van de behandeling van
sanctiedossiers tegen zorgverleners. Het tweede doel is de
leesbaarheid van het bestaande wetsartikel, namelijk artikel 140 van
de wet betreffende de verplichte ziekteverzekering, gecoördineerd in
de wet van 14 juli 1994, te verbeteren. Het genoemde artikel 20 wordt
eenparig aangenomen.

Het geheel van de artikelen zoals in de commissie besproken, wordt
aangenomen met negen stemmen tegen twee onthoudingen.

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, tot daar gaat
mijn verslag over dat deel van de programmawet. Ik heb geprobeerd
een zo objectief mogelijk verslag weer te geven.

Mijnheer de voorzitter, als u mij het toestaat, dan zal ik nu enkele
persoonlijke bedenkingen in verband met die artikelen brengen.
grandes villes. Le ministre Dupont
a précisé que le budget avait été
porté à près de 200 millions
d'euros. Il est tenu compte de
projets répartis dans le temps.

Les articles 205, 206 et 207 ont
été adoptés à l'unanimité.
L'amendement, l'article 205bis, a
été rejeté par neuf voix contre
deux. L'article 217 a été adopté
par neuf voix contre deux,
l'amendement n° 12 a été adopté
par un vote identique et
l'amendement n° 14 a été rejeté.

L'article 222bis a été adopté. Il
s'agit de deux amendements du
VLD, l'un visant à mettre la
terminologie en concordance avec
la loi sur les douanes et accises et
l'autre relatif aux sanctions en cas
de financement tardif.

Les articles 223 et 225 ont été
adoptés par neuf voix contre deux,
les articles 226 et 227 ont été
adoptés à l'unanimité. Les articles
228 et 229 ont été adoptés par
neuf voix et deux abstentions.

Les articles qui ont trait à
l'Environnement ont donné lieu à
des discussions moins vives parce
qu'ils consistent essentiellement
en transpositions de mesures
antérieures et de directives
européennes.

L'article 226 ajoute le biocarburant
à la loi du 21 décembre 1998. La
Belgique ne disposant pas de
biocarburant en quantité
suffisante, le ministre Tobback a
approuvé l'importation d'éthanol
en provenance du Brésil.

Les articles 243 et 244 concernent
l'adaptation du fonds budgétaire
organique en vue de l'application
du protocole de Kyoto à partir de
2005. Afin de permettre le
commerce des droits d'émission, il
faut créer un registre des droits
d'émission. Une redevance sera
prélevée chez les entreprises qui
participent au commerce des
droits d'émission.
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9

En déposant un amendement à
l'article 244, Mme Creyf a souhaité
ajouter un article 244bis nouveau
dans le but de réinstaurer la prime
pour l'installation d'un réservoir
LPG. Le ministre estime quant à
lui qu'il est plus efficace de jouer
sur la différence de prix entre le
LPG et les autres carburants.

Les articles 236 et 242 ont été
adoptés à l'unanimité, les articles
243 et 244 par neuf voix pour et
deux abstentions.

Dans le projet portant des
dispositions diverses, l'article 20
scinde le Comité du Service
d'évaluation et de contrôle
médicaux en un comité
francophone et un comité
néerlandophone. L'article a été
adopté à l'unanimité.

L'ensemble des articles a été
adopté par neuf voix pour et deux
abstentions.
De voorzitter: Ga uw gang, mevrouw.
01.02 Hilde Dierickx (VLD): Mijnheer de minister, ik heb slechts
enkele opmerkingen.

Ten eerste wil ik het hebben over de geneeskundige verzekering.
Artikel 62 bijvoorbeeld voorziet in een regeling omtrent het
voorzitterschap van de commissie ter tegemoetkoming voor de
geneesmiddelen. De voorzitter moet fulltime werken, een expert zijn,
en hij wordt benoemd voor zes jaar.

Het is echter absoluut noodzakelijk dat de commissie bestaat uit
experts. Eigenlijk zouden wij liever zien dat die opdracht wordt
toevertrouwd aan het Kenniscentrum. Dat centrum is veel meer
onafhankelijk en zal zo de degelijkheid beter kunnen bewijzen.

Zolang een wetenschappelijk onafhankelijke instelling het onderzoek
niet mag doen, heeft een wetswijziging eigenlijk weinig zin.

Een andere opmerking betreft artikel 63 over de terugbetaling van de
prestaties voor tabaksontwenning bij zwangere vrouwen. Mijnheer de
minister, ik weet dat u erg bezorgd bent over het tabaksmisbruik bij
onze bevolking. Ook ik deel uw bekommernis.

Maar ik vraag me toch af of wij niet te ver gaan met die maatregel. De
bijstand voor tabaksontwenning bij zwangere vrouwen en hun
partners kost de ziekteverzekering voor 2005 1.450.000 euro en
3.011.000 euro op kruissnelheid. De maatregel bestaat uit 150.000
euro voor de informatiecampagne, 1.811.000 euro voor
01.02 Hilde Dierickx (VLD): Mes
observations personnelles se
rapportent à l'assurance soins de
santé. L'article 62 organise la
présidence de la Commission de
remboursement des médicaments.
Le président doit être un expert
désigné à temps plein pour six
ans. Cette mission devrait selon
moi être confiée au Centre
d'expertise, en tant qu'organe
indépendant.

Le ministre entend rembourser par
le biais de l'article 63 les frais liés
au sevrage tabagique pour les
femmes enceintes. Je me
demande si cette mesure ne va
pas trop loin. Elle coûtera
1.450.000 euros en 2005 et
3.011.000 euros lorsque la mesure
aura atteint sa vitesse de croisière.
Le Centre d'expertise devrait peut-
être évaluer la véritable valeur
ajoutée de cette disposition pour la
santé publique. J'estime en outre
que dans le cadre de la campagne
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
farmacologische hulp en 1.200.000 euro voor 24 fulltime equivalenten
psychologen.

Er moeten toch heel wat bijkomende maatregelen worden gezocht ­
een groot deel is al gevonden ­ om de begroting met betrekking tot de
ziekteverzekering in 2005 in evenwicht te houden. De kostprijs voor
die ene maatregel is onvoorstelbaar hoog. De discussie zou eigenlijk
moeten gaan over wat wel en wat niet moet worden terugbetaald. Hier
creëren wij nieuwe uitgaven voor een aangelegenheid die eigenlijk
niet zou moeten behoren tot terugbetaalde prestaties van het RIZIV.
Iedereen weet toch dat tabaksmisbruik nefast is voor zwangere
vrouwen.

U hebt gezegd dat de maatregel is genomen op basis van evidence
based medicine, maar is het een meerwaarde en kan het
Kenniscentrum onderzoeken of de maatregel een meerwaarde vormt
voor de volksgezondheid?

Die informatiecampagne valt natuurlijk vooral onder de Vlaamse
bevoegdheid. U hebt herhaaldelijk gezegd dat het niet zozeer gaat om
een preventieve maatregel, maar dat het gaat om een
gezondheidsmaatregel en dat de curatieve gezondheid tot uw
bevoegdheid behoort. Ik denk echter dat het noodzakelijk is voor
dergelijke campagnes contact te nemen met de Gemeenschappen.

Ik kom tot artikel 64 over de financiering van geneeskundige
verstrekkingen aan geïnterneerden die in ziekenhuizen en in
psychiatrische verzorgingstehuizen verblijven, alweer ten laste van de
administratiekosten van het RIZIV. Het is een goede maatregel die
een oplossing biedt voor geïnterneerden in ziekenhuizen en in
psychiatrische instellingen. Het grootste probleem wordt echter niet
opgelost, met name de verzorging van geïnterneerden die in de
gevangenis verblijven. Hun verzorging laat erg te wensen over en
hieraan wordt niets gedaan. Opnieuw gebeurt de financiering op de
post van de administratiekosten van het RIZIV. Ik vind dat die
maatregel weer een vertekend beeld geeft in de begroting van de
gezondheidszorg. Dat blijkt ook uit de toelichting, die stelt dat
32.556.000 euro volgend jaar zullen worden opgenomen in de
begrotingsdoelstelling.

Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat het gaat over 450
gedetineerden. In Wallonië bestaat reeds een centrum. In België zal
een centrum worden gebouwd. Het behoort niet tot uw bevoegdheid,
maar ik vraag dat u op spoed zou willen aandringen.

Ik heb ook nog een opmerking bestemd voor minister Dupont in
verband met het sociaal stookoliefonds. Het is uiteraard een goede
maatregel. We moeten tegemoetkomen aan de verwarmingsnoden
van de minst gegoeden, maar ik hoop dat dergelijke maatregelen voor
een winter beperkt blijven en dat we in de toekomst deze maatregelen
zullen opnemen in een algemeen energiefonds zodat voor elke
brandstof apart geen nieuw fonds moet worden opgericht.

Ik vind het ook wat jammer dat het OCMW weer overbelast wordt. Het
OCMW krijgt wel 10% van de toegestane subsidies, maar dit wordt
alleen verleend als een subsidie wordt toegekend. Bij niet-toekenning
is er evenveel werk voor het OCMW ­ meestal is er zelfs nog meer
werk ­ en is er geen tussenkomst.
de prévention le ministre doit
contacter les Régions, qui sont
également compétentes en la
matière.

La mesure prévue à l'article 64
concernant le financement des
prestations de santé dispensées
aux personnes internées dans des
hôpitaux ou des maisons de soins
psychiatriques est positive,
quoiqu'elle ne résolve pas le
problème des soins aux
personnes internées séjournant en
prison. Le fait que cela soit payé
par l'INAMI fausse le budget. 450
détenus sont concernés par cette
mesure.

Je dirais au ministre Dupont que je
suis favorable au Fonds mazout,
mais qu'il conviendrait selon moi
d'intégrer pareilles mesures dans
le Fonds énergie global. De plus,
ce Fonds représente une charge
supplémentaire pour les CPAS,
qui ne sont pas indemnisés pour
les demandes rejetées.
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11

Tot hier mijn opmerkingen. Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter: Dank u, mevrouw de rapporteur, ook als spreker namens uw fractie. Ik heb Mme Belhouari,
de heer Depoortere en Mme Gerkens als sprekers. Ik zie dat ook mevrouw Van Themsche is
ingeschreven.
01.03 Talbia Belhouari (PS): Monsieur le président, monsieur le
ministre, mon intervention portera sur le financement des hôpitaux et
sur les dispositions concernant le fonds mazout.

L'article 86 de la loi-programme tente d'apporter une solution au
versement des montants positifs de rattrapage dus aux hôpitaux. Il
s'agit de montants de rattrapage pour un manque de recettes par
rapport au budget fixé pour l'exercice en cours ou au budget fixé pour
un ou plusieurs exercices antérieurs.

En 2005, la dette due aux hôpitaux, suite aux révisions et au
calendrier de construction pour les années précédant 1999 et qui
s'élève à 350 millions d'euros, sera versée aux hôpitaux en un
montant unique. On sait, monsieur le ministre, que vous avez
demandé au centre d'expertise de procéder à une nouvelle évaluation
du sous-financement des hôpitaux.

Il faudra sans doute confronter les résultats obtenus à ceux du
rapport Tasiaux afin d'affiner les données. Le gouvernement a donc
décidé de procéder à un rattrapage de 33 millions par période de trois
ans. Cette mesure aidera les hôpitaux à se financer puisqu'ils
disposeront de moyens plus importants. C'est une mesure importante
dans la responsabilisation et une meilleure gestion des
établissements hospitaliers. Elle est à mettre en parallèle avec l'article
89 qui reformule l'article 109 de la loi sur les hôpitaux.

Depuis toujours, le déficit d'un hôpital public s'évalue, en effet,
globalement pour tous les services et activités à l'exception de ceux
qui sont relatifs aux activités non hospitalières.

Comme le déficit depuis 1990 est supporté par la commune mère, il
n'y a plus lieu d'opérer une distinction entre celle-ci et les communes
avoisinantes. On ne modifie donc pas ce qui se fait en pratique
actuellement. Il faut toutefois remarquer que le déficit est inhérent au
principe et à la nature des hôpitaux publics. C'est une réalité.

Les communes et les CPAS qui exploitent un hôpital public ou en
confient l'exploitation à des associations ou des intercommunales ne
peuvent pas conclure d'accord avec les hôpitaux afin que le
règlement des déficits s'effectue ailleurs. Ce sont donc les
administrations locales qui doivent amortir le déficit. Comme c'est le
Roi qui détermine les éléments du compte de résultats à prendre en
considération pour la fixation du déficit à partir de l'exercice
comptable 2004, il ne faudrait surtout pas que cette mesure entraîne
des difficultés pour les comptes de certaines administrations
subordonnées. Vous vous y êtes engagé en commission, monsieur le
ministre, et nous y serons attentifs.

Face à cette problématique générale, qui n'est pas nouvelle, du sous-
financement des hôpitaux, quelle réponse apporter? Notre groupe
01.03 Talbia Belhouari (PS):
Artikel 86 van het ontwerp van
programmawet wil een oplossing
bieden voor de uitbetaling van de
aan de ziekenhuizen
verschuldigde inhaalbedragen.

De regering heeft beslist een
inhaling van 33 miljoen euro per
drie jaar uit te voeren. Deze
maatregel dient gezien te worden
in samenhang met artikel 89 dat
artikel 109 van de wet op de
ziekenhuizen herformuleert.

Het deficit is evenwel inherent aan
de aard van de openbare
ziekenhuizen en de Koning zal
bepalen met welke elementen er
rekening moet gehouden bij het
vaststellen van dit deficit vanaf
2004. De minister heeft zich in de
commissie ertoe verbonden dat
deze maatregel de gemeenten en
OCMW's niet in moeilijkheden zal
brengen.

De onderfinanciering van de
ziekenhuizen heeft een weerslag
op de erelonen van de artsen en
op het persoonlijk aandeel van de
patiënt. In de maatschappelijk
achtergestelde zones mag het
tekort dan ook niet verder
aangroeien. Men moet niet alleen
met de aandoening rekening
houden, maar ook met de sociaal-
economische kenmerken van de
patiënt, de financiering van de
nieuwe technieken, de
doorzichtigheid van de kosten ten
laste van de patiënt, de prestatie
inzake de kostprijs en de
verblijfduur evenals de verbetering
van het erkennings- en
programmeringsysteem.

Twee hervormingen worden
verwacht: de onderhandelingen
over de programmatie van de
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
rappelle que le sous-financement n'est pas sans poser problème, tant
pour le patient qui doit pouvoir bénéficier d'une sécurité tarifaire
maximale que pour les prestataires de soins, sans parler des
gestionnaires d'hôpitaux. Il peut poser également des difficultés entre
hôpitaux.

Ce sous-financement qui pèse sur la viabilité économique d'un certain
nombre d'institutions hospitalières se répercute sur les honoraires des
médecins et sur les coûts à charge du patient. Il importe dans ce
contexte de ne pas creuser le déficit des institutions situées dans des
zones socialement défavorisées. Comment tenir compte à bon
escient de l'influence de la composante sociale sur la durée de séjour
à l'hôpital? En effet, la pathologie n'est pas le seul élément influant sur
les coûts générés par une hospitalisation. Les caractéristiques socio-
économiques ont aussi une influence sur le calcul des budgets et ne
pas y faire face renforcera encore la stratification sociale du monde
hospitalier.

Par ailleurs, la question du financement adéquat des nouvelles
techniques médicales actuelles mais aussi à venir apporte une plus-
value non négligeable et leur intégration dans la nomenclature devrait
être résolue et évaluée rapidement.

Résorber le sous-financement structurel des hôpitaux et mettre au
point une procédure adéquate pour le financement des nouvelles
techniques médicales constituent des priorités.

La question du sous-financement implique également que l'on se
soucie du coût engendré par les soins pour le patient. La prise en
compte de la transparence de ce facteur est également de nature à
éviter les contentieux, en clarifiant notamment la réglementation
relative aux suppléments facturables. Dans un même ordre d'idées, la
mesure de la performance en termes de durée de séjour et de coût
devrait s'évaluer sur l'ensemble de la période de soins, afin de
garantir un financement équitable des hôpitaux et un égal accès aux
soins.

En effet, si le patient et sa pathologie sont des normes de
financement, il importe aussi de tenir compte des caractéristiques
socio-économiques des patients.

Enfin, la réforme du système de financement devra s'accompagner
d'une amélioration des systèmes d'agrément et de programmation,
ainsi que d'une planification adéquate de l'offre pour l'appareillage
médical lourd et les soins hautement spécialisés et coûteux.

En bref, pour conclure sur cette question, monsieur le ministre, chers
collègues, si les gestionnaires d'hôpitaux sont aujourd'hui épargnés,
deux importantes réformes sont attendues dans ce secteur. Elles sont
de nature à apporter des solutions structurelles à ce problème. Je
veux parler, d'une part, d'une négociation sur la programmation de
l'appareillage lourd par bassin géographique et, d'autre part, de la
forfaitarisation d'une série d'opérations de routine.

Nous vous soutiendrons, monsieur le ministre, en tout état de cause,
dans cette lutte contre la variabilité de la pratique médicale qui doit
rester une priorité essentielle en matière de soins de santé.
zware apparatuur en de
forfaitarisering van een aantal
routine-ingrepen.

Wat het stookoliefonds betreft, is
de regering verder gegaan dan in
2000 door in een meer structurele
regeling te voorzien. Het ontwerp
van programmawet somt de
categorieën van begunstigden op
en omschrijft de taken waarmee
de OCMW's worden belast.

Ik pleit ervoor de diverse
regelingen te groeperen in de
algemene regeling die in het kader
van de liberalisering van de
energiemarkt werd uitgewerkt.

Een lichte daling van de
stookolieprijs heeft echter een
weerslag op de factuur, zodat
mensen, die boven het wettelijk
plafond zitten maar misschien wel
met een overmatige schuldenlast
kampen, uit de boot vallen. De
eventuele integratie van het
stookoliefonds in het energiefonds
moet worden overwogen en de
OCMW's moeten een grotere
bewegingsvrijheid krijgen - zoals
de wet van 4 september 2004
trouwens voorschrijft - zodat ze
met de schuldenlast van de
betrokkene rekening kunnen
houden wanneer ze beslissen of
iemand al dan niet aanspraak
maakt op die maatregel.
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
Monsieur le président, je regrette l'absence de M. le ministre Christian
Dupont. Je compte donc sur vous, monsieur Demotte, pour relayer
mon intervention à propos du fonds mazout.

En ce qui concerne le fonds social mazout, nouvellement créé par la
loi-programme que nous allons voter, je tenais à saluer l'initiative
consistant à permettre - en cette période hivernale - aux personnes à
faibles revenus de pouvoir honorer le paiement de leur facture de
chauffage en cas d'augmentation exceptionnelle des prix.

Les augmentations du prix du mazout de chauffage sont évidemment
de nature à entraîner des conséquences désastreuses pour de
nombreux ménages. Réagissant à une situation d'urgence, le
gouvernement a été plus loin cette fois ­ il faut le souligner ­ qu'il y a
quelques années, lorsqu'il avait mis sur pied les chèques mazout, en
mettant en place un mécanisme plus structurel grâce à la création
d'un fonds.

Il était nécessaire, au vu de la situation, de pérenniser la mesure prise
en 2000. En effet, et contrairement à ce qui existe pour le secteur du
gaz qui est le premier moyen de chauffage et pour l'électricité, il
n'existait aucun système structurel permettant à l'État de mener une
politique sociale pour les personnes à faibles revenus, alors que le
mazout de chauffage est encore utilisé par 43% des Belges, selon
l'INS. Cette discrimination en fonction du type de combustible utilisé
était difficilement justifiable. Or, le droit à un logement décent, droit
reconnu constitutionnellement, implique inévitablement la possibilité
de se chauffer dans des conditions qui n'obligent pas les gens à
s'endetter, voire à supprimer leur fourniture de gasoil. Il s'agit d'une
dépense obligatoire.

La loi-programme énumère donc les catégories de bénéficiaires et les
missions dévolues aux CPAS. Cependant, je tiens à rappeler que,
pour ma part, je privilégie un regroupement de l'ensemble des
dispositifs au sein du dispositif social général mis en place au
moment de la libéralisation de l'énergie. En effet, l'action sociale a
tout à gagner de la mise en place d'un système global et cohérent en
matière d'énergie. Cela permettrait de réduire ou en tout cas de
rationaliser le coût des charges administratives. L'objectif qui doit
guider notre action dans cette problématique est de venir en aide aux
personnes les plus vulnérables. Malgré l'initiative prise sous le coup
de l'urgence, qui doit être considérée comme une première étape
toujours améliorable, il est regrettable que les CPAS ne puissent pas
intervenir en faveur des personnes sur les mêmes bases que celles
qui sont applicables aux consommateurs de gaz et d'électricité.

Le système tel que mis en place a des effets pervers. En prévoyant
que, pour pouvoir bénéficier de l'intervention du fonds, le prix facturé
du mazout de chauffage doit être compris entre une fourchette de prix
et en prévoyant cumulativement que seules certaines catégories de
personnes peuvent être bénéficiaires de l'aide, il en résulte des
situations désastreuses et injustes.

Une modification minime du prix ne permet plus à certaines
personnes relevant pourtant des catégories visées de bénéficier de
l'intervention du fonds mais l'intervention de celui-ci, via le système
des catégories, exclut de fait des personnes bénéficiant de revenus
supérieurs au plafond légal qui pourtant peuvent aussi être
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
surendettées.

Bref, peut-être faudra-t-il par la suite, et comme le ministre l'a
souligné, laisser le dossier ouvert après avoir évalué la mise en
application des dispositions et de repenser l'éventuelle intégration du
fonds mazout au sein du fonds énergie. Il faudrait aussi offrir une plus
grande marge de manoeuvre et d'appréciation aux travailleurs sociaux
des CPAS, à l'instar de ce qui est prévu par la loi du 4 septembre
2004 confiant aux CPAS une mission de guidance dans le cadre de la
fourniture d'énergie. En effet, il leur est permis, pour les personnes
ayant des difficultés de payer leur facture de gaz et d'électricité, de
leur octroyer une aide en évaluant leur situation d'endettement.

Le président: Madame, je vous félicite car il s'agit de votre "maiden
speech".
De
voorzitter: Ik feliciteer
mevrouw Belhouari met haar
maidenspeech.
(Applaudissements)
(Applaus)
01.04 Ortwin Depoortere (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, sta mij toe dat ik naar aanleiding van
de bespreking van het stookoliefonds mijn ongenoegen kenbaar
maak over de regeling van de werkzaamheden in de commissie. In de
commissie voor het Bedrijfsleven heb ik minister Verwilghen reeds in
oktober kunnen ondervragen. Op dat moment stond het
stookoliefonds in de volle actualiteit en de regering had toen haar
eerste plannen op tafel gelegd. Toen waren er nog heel wat vragen
omtrent de modaliteiten en de uitvoeringsbesluiten. Enkele weken
geleden stelde minister Verwilghen zijn beleidsplan voor in diezelfde
commissie voor het Bedrijfsleven. Ook in zijn beleidsplan stond een
hoofdstuk over het stookoliefonds. Ik vond en ik vind het dan ook
hoogst merkwaardig dat de bespreking van het stookoliefonds niet
alleen werd toegewezen aan de commissie voor de Volksgezondheid
maar dat minister Dupont ook vragen moest beantwoorden die in
wezen en tot nu toe altijd door minister Verwilghen werden behandeld.

Daarenboven ­ en dat is toch van wat groter belang voor ons ­ vindt
het Vlaams Belang dat grote onderwerpen die stricto sensu niets met
de begroting te maken hebben niet thuishoren in een programmawet.
De oprichting van het stookoliefonds dateert immers niet van gisteren
maar werd reeds in oktober bekendgemaakt. Intussen is het
december. U kunt toch niemand wijsmaken dat de regering geen
apart wetsontwerp had kunnen indienen dat op een serieuze, ernstige
manier zou kunnen worden besproken. Nu sluist de regering de
bespreking van het stookoliefonds en stoemelings in de
programmawet en wordt de bespreking ervan verdronken in de bijna
500 artikelen die de programmawet telt. Voor het Vlaams Belang is dit
onaanvaardbaar. Wij wensen een opwaardering van het parlementair
werk, tenzij de meerderheid het Parlement wil herleiden tot een
stemmachine waar geen grondige bespreking gewenst wordt. Dit is
alvast onze keuze niet.

Ten gronde nu. De oprichting van het stookoliefonds doet denken aan
de stookoliecheques die de regering en meer bepaald de toenmalige
minister van Maatschappelijke Integratie in 2000 lanceerde en die
grotendeels, ten belope van 25 miljoen euro, door de oliesector zijn
gefinancierd.
01.04 Ortwin Depoortere
(Vlaams Belang): A l'occasion de
la discussion relative au Fonds
mazout, je tiens à vous faire part
de mon mécontentement à propos
de l'organisation des travaux de la
commission. En octobre, j'avais
déjà interrogé M. Verwilghen à ce
sujet en commission de
l'Economie. Les questions étaient
encore nombreuses au sujet des
modalités et des arrêtés
d'exécution. Le plan politique a
d'abord été examiné au sein de la
même commission. Le débat a
ensuite été soudainement renvoyé
à la commission de la Santé
publique, et le ministre Dupont
avait dû répondre à des questions
adressées précédemment au
ministre Verwilghen.

Le gouvernement aurait pu
consacrer sans problème un projet
de loi distinct au Fonds mazout
alors qu'à présent, la matière est
noyée dans la loi-programme qui
compte près de 500 articles et ne
peut pas être discutée
sérieusement.

Ce Fonds fait penser aux chèques
mazout octroyés en 2000 lorsque
le secteur a fourni un apport
financier de 25 millions d'euros. Il
s'est avéré ensuite que l'industrie
avait payé 95% de ces chèques et
aujourd'hui, elle n'est pas
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15

Later bleek dat de bijdrage van de industrie aan de regeling van de
stookoliecheques goed was voor 95%. Het heeft mij dan ook niet
verwonderd dat vandaag de industrie hoegenaamd niet bereid is om
opnieuw een zo grote bijdrage te leveren. Zoals ik reeds zei in de
commissie werd met de oprichting van het stookoliefonds inderdaad
een stap voorwaarts gezet. Dit is een structurele maatregelen in
vergelijking van de stookoliecheques van weleer.

Ons belangrijkste punt van kritiek is evenwel dat de federale overheid
voldoende middelen heeft om het sociaal stookoliefonds zelf te
financieren. De prijsstijging van de olieproducten levert de Staat
immers aanzienlijke fiscale meerontvangsten op. Volgens sommige
ramingen zou alleen al de duurdere huisbrandolie in minder dan één
jaar 60 à 75 miljoen euro extra hebben opgebracht.

De regering heeft ervoor geopteerd de financiering van het
stookoliefonds af te wenden op de verbruiker. Eens te meer gaat het
om een solidariteitsbijdrage, ongeveer 1,60 euro per duizend liter, die
ten laste komt van de verbruikers. Weliswaar zullen de oliebedrijven
zorgen voor de prefinanciering van het Fonds ten belope van
17 miljoen euro. Ik heb niettemin vragen bij de concrete
overeenkomsten die met de oliesector werden gesloten. Tot op de
dag van vandaag heb ik nog steeds geen concreet antwoord
gekregen op de toch pertinente vraag of de regering de garantie heeft
gekregen van de industrie dat zij haar bijdrage niet op de gebruikers
zal afwentelen. Minister Verwilghen noch minister Dupont konden mij
een concreet antwoord geven.

Ten tweede, kan de verwarmingstoelage ook worden verkregen door
de scholen en de rusthuizen die moeilijkheden ondervinden om hun
energiefactuur te betalen? Daarop heb ik in de commissie wel een
antwoord gekregen. Spijtig genoeg heeft de minister dit niet kunnen
bevestigen en blijven belangrijke sectoren uitgesloten van een
bijdrage van de regering. Dit is een gemiste kans.

Het derde punt van kritiek komt van de OCMW's. Naar aanleiding van
de brief van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, l'
Union des Villes et Communes de Wallonie en de Vereniging van de
Stad en Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, heb ik
in de commissie vraagtekens geplaatst bij het overleg met de
OCMW's. Die schijnen het namelijk jammer te vinden dat het ontwerp
van programmawet zich ertoe beperkt de bepalingen over te nemen
van het koninklijk besluit van 20 oktober 2004 tot toekenning van een
verwarmingstoelage voor de winter van 2004.

Daardoor is de aan de OCMW's toevertrouwde opdracht louter
administratief van aard en kunnen zij geen gebruik maken van hun
beoordelingsbevoegdheid om na te gaan welk type steun het meest
aangewezen is. Bovendien hebben de OCMW's kritiek op het forfaitair
bedrag dat zij zullen krijgen om hun werkingskosten te dekken. Het
zou slechts gaan om 10% van de door het sociaal stookoliefonds
aanvaarde bedragen. Let wel, het gaat over de aanvaarde bedragen.
Gelet op de zware administratieve werklast, waarbij het onderzoek
van de geweigerde aanvragen evenmin uit het oog mag worden
verloren, vinden de OCMW's voornoemde vergoeding ontoereikend.

Ten slotte, mijnheer de minister, collega's, meen ik dat het in het
disposée à verser une contribution
identique. Ce nouveau Fonds est
plus structurel mais il n'en est pas
pour autant à l'abri de toute
critique.

Pour le Vlaams Belang, le
gouvernement fédéral a, à sa
disposition, suffisamment de
suppléments de recettes fiscales,
issues essentiellement du gasoil
de chauffage, pour financer lui-
même ce Fonds. Car nous nous
interrogeons sur les accords de
préfinancement passés avec le
secteur pétrolier. Quelles
garanties le gouvernement a-t-il
que la cotisation de solidarité
versée par le secteur ne sera pas
finalement répercutée sur les
consommateurs? Et jusqu'ici, le
gouvernement n'a pas pu
confirmer que les écoles et les
maisons de repos pourront faire
appel au Fonds mazout.

En outre, nous nous demandons
quelle concertation a bien pu être
organisée avec les CPAS de
Flandre, de Wallonie et de la
Région de Bruxelles-Capitale car
ils qualifient leur mission en la
matière de purement
administrative et critiquent le
montant forfaitaire et insuffisant
qui devrait leur permettre de
couvrir leurs frais
supplémentaires.

Le Fonds social mazout ne fait en
réalité que combattre les
symptômes. La véritable solution
réside dans un plan énergétique
général qui prévoirait, par
exemple, des incitants fiscaux
pour une bonne isolation des
nouvelles constructions.

Notre principale critique a toutefois
trait au financement du Fonds
social mazout. C'est pourquoi
nous avons déposé un
amendement tendant à faire en
sorte que les pouvoirs publics en
assument eux-mêmes le
financement.
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
vooruitzicht gestelde sociaal stookoliefonds alleen maar aan
symptoombestrijding zal kunnen doen, terwijl de oplossing veeleer ligt
in een algemeen energieplan. Het zou daarom bijvoorbeeld de
voorkeur verdienen fiscale stimuli toe te kennen voor het gebruik van
doeltreffend isolatiemateriaal in nieuwbouwwoningen. Inzake isolatie,
u weet dat, mijnheer de minister, draagt het Vlaamse woningpark
immers de rode lantaarn.

Onze grootste kritiek op het sociaal stookoliefonds blijft niettemin de
financiering ervan. Wij hebben dan ook een amendement ingediend
dat erin voorziet dat de overheid zelf instaat voor de financiering van
dit fonds. Ik denk dat zij daartoe perfect in staat is.

De voorzitter: Dit was de maidenspeech van de heer Depoortere. Ik
wens hem geluk toe.
De voorzitter: Dit was de
maidenspeech van de heer
Depoortere.
Pour ce chapitre relatif à la Santé publique, Mme Gerkens est la dernière intervenante. Ensuite, le ministre
répondra. Nous aborderons alors le chapitre des Affaires sociales.
01.05 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, monsieur le
ministre, chers collègues, j'ai entendu qu'on intervenait dans ce volet
sur le fonds mazout et les chèques mazout. Bien que ces mesures ne
relèvent pas directement de la politique de santé publique, il semble
que ce soit le moment d'intervenir en la matière.

Je voudrais relever une démarche qui me semble relativement
incohérente de la part du gouvernement. S'il est important de
défendre l'accès au chauffage ­ et son corollaire, l'accès à un
logement de qualité ­ pour tous les citoyens, et plus particulièrement
pour les citoyens aux faibles revenus, il est tout aussi important de
pouvoir anticiper le coût du chauffage. Depuis 2003, nous avons mis
en place le fameux fonds "Kyoto", destiné à favoriser les économies
d'énergie et, forcément, à diminuer les émissions de CO
2
liées à la
surconsommation énergétique. Cela signifie que tous les citoyens
paient une cotisation sur le prix de l'électricité: par an, 25 millions
d'euros sont ainsi versés sur ce fonds. Grâce à ce fonds, on aurait pu
prendre des mesures permettant de diminuer la consommation et
donc de faire des économies d'énergie durables, alors que les
chèques mazout sont des mesures ponctuelles, sans doute utiles
lorsque le prix est vraiment trop élevé mais qui ne peuvent pas se
répéter tous les quatre ans, comme en 2000 et en 2004.

La lecture simultanée de la loi-programme, partie Environnement, et
du budget 2005 ­ je mélange les deux pans ­, met en exergue que le
gouvernement refuse d'investir correctement dans les mesures qui
permettraient d'économiser l'énergie de manière structurelle, non
seulement dans les administrations et les institutions publiques mais
aussi chez le citoyen. En effet, le mécanisme pourrait s'appliquer à
tous les particuliers.

Nous avons rédigé des contre-propositions, visant notamment à
augmenter le montant du tiers investisseur et à l'appliquer
directement en faveur des plus démunis. Nous avons également
déposé une proposition de loi suggérant la diminution de la TVA à 6%
pour les constructions de logements sociaux, prenant en compte la
consommation faible en énergie. Nous espérons de tout coeur que le
gouvernement acceptera d'envisager ces pistes durables et
01.05 Muriel Gerkens (ECOLO):
Iedere burger moet zich terdege
kunnen verwarmen en over een
kwaliteitsvolle woning kunnen
beschikken. De kostprijs van die
verwarming moet dus op voorhand
kunnen worden ingeschat.

Het Kyotofonds, dat in 2003 werd
bekrachtigd, moedigt
energiebesparingen aan en voert
een bijdrage op het
elektriciteitsverbruik in. Jaarlijks
ontvangt het fonds 25 miljoen
euro. Dat bedrag had kunnen
worden aangewend voor
duurzame besparingen, terwijl de
stookoliecheques louter gerichte
besparingen vormen.

Uit de begroting voor 2005 blijkt
dat de regering niet van plan is om
in structurele maatregelen te
investeren. Wij hadden
voorgesteld om eerst het bedrag
van de derde investeerder op te
trekken, ten gunste van de
allerzwaksten, en vervolgens het
bedrag van de BTW op de bouw
van energiearme sociale woningen
tot 6 procent terug te brengen.

Wij
betreuren dat de
stookoliecheques door de
consument en niet door de
oliesector worden betaald.

Wat uw beleid inzake het
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
structurelles durant l'année 2005.

Nous regrettons que les chèques mazout soient payés par le
consommateur et non plus par le secteur pétrolier car, même si le
secteur de la distribution ne fait pas lui-même directement des
bénéfices en fonction du prix du mazout, il est évident que ces
sociétés multinationales et intégrées peuvent couvrir ces frais via
leurs diverses activités.

Je reviendrai sur ces matières lorsque nous pourrons en discuter en
présence de M. Tobback.

Monsieur le ministre, je voudrais intervenir, un instant, au sujet des
accises liées au tabac et du fonds public de la lutte contre le tabac.
Vous confirmez que, pour 2005, 2 millions seront effectivement mis à
la disposition de ce fonds. Pourriez-vous me dire où en sont vos
relations avec la Fondation Rodin? En effet, lors du procès qui l'a
opposée à l'une des firmes cigarettières donatrices, il est apparu que
cette dernière avait pu préserver une certaine confidentialité sur les
données en sa possession et que les demandes de la firme
cigarettière étaient exagérées. Toutefois, il semble que des accords
aient bien été conclus et étaient connus des ministres des Finances et
de la Santé de l'époque. Je sais que la ministre de la Santé de
l'époque était Mme Aelvoet, mais cela ne m'empêche pas de
m'interroger et de m'opposer à ce fonds.

Toujours est-il que, dans le cadre de votre politique de lutte contre le
tabac, vous devez tenir compte de ce fonds, soit en le refusant, soit
en l'intégrant dans votre politique. On ne peut imaginer qu'un acteur
disposant d'autant de moyens puisse mener des actions concurrentes
sans lien avec la politique que vous comptez mener en collaboration
avec les Communautés et les Régions.

Nous savons que cette fondation a demandé à être reconnue d'utilité
publique. Nous savons aussi qu'elle est subventionnée ou soutenue,
notamment via la Fondation Roi Baudouin, dans sa lutte contre les
assuétudes et la dépendance au jeu. Il s'agit donc d'une organisation
qui occupe une réelle place dans la lutte contre les assuétudes.

Finalement, quel avis avez-vous rendu à la ministre de la Justice
concernant cette demande de reconnaissance d'utilité publique?
Comment comptez-vous organiser votre politique de santé et de lutte
contre le tabac avec ce partenaire?

J'espère que, cette fois-ci, vous ne me direz pas que vous ne vous
occupez que du fonds public. En effet, il est impossible de maintenir
une telle politique et d'adopter semblable position au regard des
implications inévitables entre les actions de cette fondation privée et
celles du fonds public que vous défendez.
tabaksgebruik betreft, stelt u dat in
2005 twee miljoen euro in het
Fonds ter bestrijding van het
tabaksgebruik zal worden gestort.
Hoe staat het met uw betrekkingen
met de Rodin-stichting? Welke
akkoorden werden bereikt? Met de
stichting moet rekening worden
gehouden, of ze nu wordt
geweigerd of in het beleid wordt
geïntegreerd. Zij heeft gevraagd
als instelling van openbaar nut te
worden erkend en wordt in haar
strijd tegen de verslavingen door
de Koning Boudewijnstichting
gesteund.

Wat is uw standpunt hierover?
01.06 Rudy Demotte, ministre: Monsieur le président, j'ai entendu
diverses interventions avec des questions précises.

Je commencerai par répondre à la dernière intervenante.

Sur la question de la Fondation Rodin, je reste parfaitement cohérent
avec ce que j'ai toujours déclaré à ce sujet. La seule politique que
j'accepte est celle qui est négociée avec les Communautés et qui fait
01.06 Minister Rudy Demotte:
Ten aanzien van de Rodin-
stichting blijf ik bij mijn standpunt.
Ik aanvaard enkel het beleid dat in
overleg met de Gemeenschappen
wordt uitgestippeld.

Ik laat mij de les niet spellen door
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
l'objet d'un consensus. Si, à un moment donné, la Fondation Rodin
veut se joindre aux axes prioritaires définis dans le cadre des
concertations avec les Communautés, j'en serai très heureux.

A l'inverse, je ne laisserai jamais une fondation privée déterminer la
ligne de la politique anti-tabac, fût-elle, ce qui n'est pas encore le cas,
d'utilité publique. Je pense que c'est le rôle de l'État et de ses entités.

La différence avec mes prédécesseurs, et je ne fais pas de procès
"intuitu personae" car j'ai trop d'estime pour ceux qui m'ont précédé,
c'est qu'ils ne disposaient pas à l'époque de l'outil du fonds public que
nous avons commencé à mettre en place. Une conférence
interministérielle s'est encore tenue en décembre, et je dois dire qu'on
sent une volonté générale de travailler au niveau de la prévention.

Cela me permet de faire la relation avec un autre aspect abordé par
Mme Hilde Dierickx: les volets curatifs liés à la politique du tabac.
C'est notamment la question, posée tout à l'heure, de savoir si l'on
doit ou non financer avec des fonds INAMI -- on sort du fonds tabac
-- les politiques mettant en oeuvre des moyens pour rompre
l'assuétude au tabac.

Ma conviction est absolue à ce sujet, et surtout à propos des publics-
cibles qu'on a choisis. Pourquoi vise-t-on les femmes enceintes dans
la lutte contre l'assuétude au tabac? Parce que, précisément,
plusieurs corrélats scientifiques montrent que des pathologies de
l'embryon sont liées à l'usage de la cigarette. Je pourrais aussi le
montrer dans un autre domaine: la consommation d'alcool par la
femme enceinte.

Bien sûr, l'opinion publique a conscience d'un certain nombre de
dangers liés à ce type de pratiques (boire de l'alcool ou fumer alors
qu'on est enceinte), mais les pouvoirs publics ont aussi pour vocation
de mettre en place des outils qui vont au-delà de la prise de
conscience et qui permettent, quand on fait le choix de sortir de ces
logiques d'assuétude, de recevoir des moyens pour aller jusqu'au
bout de ce choix. Cela veut évidemment dire des moyens curatifs au
sens classique du terme (des médications, des patchs...) mais aussi
des moyens psychologiques. Vous savez très bien que, quelles que
soient les logiques de médicalisation contre l'assuétude que vous
mettiez sur le marché, elles sont toujours insuffisantes. Il faut une
médicalisation ainsi qu'un accompagnement psychologique. J'ajoute
aussi le volet qui relève des Communautés: une bonne politique
d'information et de prévention primaire.

En ce qui concerne les questions qui ont été posées sur le fonds
mazout, je ne suis évidemment pas à même de fournir la réponse
qu'aurait faite avec excellence mon collègue Christian Dupont. Je ne
peux pas apporter d'informations précises quant à une des questions
posées.
een particuliere stichting waarvan
het openbaar nut nog niet werd
erkend. Ik stel vast dat er een
algemeen streven is om werk te
maken van de preventie.

Op de vraag of het aangewezen is
de strijd tegen de verslaving via
een RIZIV-fonds te financieren,
antwoord ik met overtuiging ja,
vooral wanneer het gaat om een
doelgroep zoals zwangere
vrouwen. Daartoe dienen de
nodige medische en
psychologische middelen te
worden ingezet en daarnaast is er
ook nog een ander aspect dat
onder de bevoegdheid van de
Gemeenschappen valt, namelijk
een degelijk voorlichtingsbeleid.

Op de vragen met betrekking tot
het stookoliefonds kan ik jammer
genoeg niet zo goed antwoorden
als de heer Christian Dupont. Ik
kan niet nauwkeurig antwoorden
op de vraag die u mij heeft
gesteld.
Uw vraag of er onderhandelingen worden gevoerd tussen de sector
en de regering was gericht aan mijn collega Dupont. Ik moet mij
verontschuldigen omdat ik daarop geen precies antwoord kan geven.
Ik weet het niet. Ik ben hier immers ter vervanging van minister
Dupont.

Wat de scholen en de verschillende instellingen betreft, zou het
Je ne peux répondre avec
précision pour l'instant à la
question, destinée à mon collègue
M. Dupont, relative à d'éventuelles
négociations en cours entre le
gouvernement et le secteur.
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
natuurlijk ideaal zijn indien iedereen de maatregelen zou kunnen
genieten. Gezien onze budgettaire middelen hebben wij de keuze
gemaakt om de zwakste medeburgers te helpen. Wat uw voorstel
betreft, hebben wij echter de middelen niet om meer geld te geven
aan scholen en andere instellingen om hen te helpen de dure
stookolie te betalen.
Les écoles et d'autres institutions
devraient en effet pouvoir
bénéficier des mesures d'aide
pour pouvoir faire face au prix
élevé du mazout de chauffage
mais le budget ne le permet
malheureusement pas.
Je voudrais en revenir un instant au domaine des soins de santé et
répondre à une interpellation relative notamment à une mise en
parallèle des montants de rattrapage et du sous-financement
structurel des hôpitaux. Ce sont deux aspects d'une même logique, à
savoir les difficultés pour le monde hospitalier à nouer les deux bouts,
surtout mais pas exclusivement pour le monde hospitalier public. Il est
des régions dans ce pays, en Flandre comme à Bruxelles et en
Wallonie, mais principalement en Flandre et en Wallonie, dans
lesquelles il n'y a malheureusement pas d'offre d'hôpitaux publics
permettant de s'occuper des plus faibles. Des structures privées
doivent donc répondre à des missions de service public. J'analyse
pour l'instant, dans une carte de l'ensemble du pays - Flandre,
Wallonie, Bruxelles -, comment l'offre se répartit en tenant compte
des missions de service public qui doivent être assurées.

En ce qui concerne le rattrapage, il s'agit d'une aide en trésorerie
assez importante puisqu'elle est de l'ordre de 350 millions d'euros.
Quant au refinancement structurel, un montant de 33 millions d'euros
permet d'arriver en 3 ans environ à quelque 100 millions d'euros en
base annuelle.





Président: Jean-Marc Delizée, premier vice-président.
Voorzitter: Jean-Marc Delizée, eerste ondervoorzitter.
Wat het hoofdstuk
gezondheidszorg betreft, zou ik
een toelichting willen geven bij de
kwestie van het parallellisme
tussen de inhaalbedragen en de
onderfinanciering van de
ziekenhuizen. Het gaat om een
identieke logica: de moeilijkheden
die de ziekenhuizen ­ in de eerste
plaats de openbare ziekenhuizen,
maar ook andere ­ ondervinden
om de eindjes aan elkaar te
knopen. In Vlaanderen en
Wallonië zijn er streken waar geen
openbare ziekenhuizen zijn die de
zwaksten in onze samenleving
kunnen verzorgen. Privé-diensten
moeten bijgevolg deze taken van
openbaar belang in hun plaats
kunnen uitvoeren. Ik onderzoek
momenteel een kaart met de
spreiding van het
ziekenhuisaanbod in Vlaanderen,
Wallonië en Brussel. Daarbij houd
ik rekening met de opdracht van
openbare dienstverlening.

De inhaalbedragen zijn een
belangrijke steun voor de
thesaurie vermits het om ongeveer
350 miljoen euro gaat.

Wat de structurele herfinanciering
betreft: met 33 miljoen euro komt
men in drie jaar op ongeveer 100
miljoen euro op jaarbasis uit.
Het verslag-Tasiaux gaf het cijfer van ongeveer 300 miljoen
onderfinanciering van de ziekenhuizen per jaar. Men heeft het
Kenniscentrum gevraagd om die cijfers te certifiëren. Het
Kenniscentrum heeft geantwoord dat volgens hen het cijfer dichtbij
130 miljoen lag. Dus als men per stap tot 130 miljoen herfinanciering
per jaar geraakt, is dat volgens mij iets dat al grondig beantwoordt
aan de problematiek van de onderfinanciering van de ziekenhuizen. Ik
denk dus dat wij in de goede richting gaan, maar daarvoor is er
natuurlijk een prijs te betalen.

Men moet ook eerlijk zijn in de ziekenhuizen. Men moet nu duidelijk
maken dat men geen technieken zal gebruiken om de
onderfinanciering door andere middelen tegen te gaan. Men geeft
Selon le rapport Tasiaux, les
hôpitaux sont sous-financés à
concurrence de 300 millions par
an. Après vérification des chiffres,
le Centre d'expertise a estimé le
sous-financement à 130 millions
par an. Un refinancement
progressif à concurrence de 130
millions d'euros par an doit
apporter une solution au sous-
financement, mais les hôpitaux
eux-mêmes doivent alors jouer le
jeu honnêtement et ne pas lutter
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
meer geld en zal een betere financiering opbouwen, maar daar
tegenover mag men van de ziekenhuizen verwachten dat zij het spel
ook eerlijk spelen.
contre le sous-financement par
d'autres voies.
Voilà, je pense avoir répondu pour l'essentiel aux interventions.
Evidemment, je me tiens à la disposition des membres de
l'assemblée pour d'autres questions.
Ik denk dat ik op de essentiële
opmerkingen van de sprekers heb
geantwoord. Als er nog andere
vragen zijn, zal ik erop
antwoorden.
Le président: Je vous remercie, monsieur le ministre. S'il n'y a plus de question pour la partie Santé
publique, nous pouvons entamer la partie concernant la Sécurité sociale.

Nous entamons la discussion du secteur "Affaires sociales".
Wij vatten de bespreking aan van de sector "Sociale Zaken".

Voor dit onderdeel is mevrouw Turtelboom rapporteur. Mevrouw Turtelboom, u heeft het woord voor uw
verslag. U wenst ook later namens de VLD-fractie te spreken. U beperkt zich nu tot het verslag?
01.07 Annemie Turtelboom, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, de
commissie voor de Sociale Zaken heeft dit ontwerp van
programmawet besproken tijdens haar vergaderingen op 23, 24 en 30
november en op 1 en 2 december. De volgorde van de besprekingen
verliep soms een beetje eigenaardig. Zo zijn we begonnen met de
programmawet om vervolgens sommige onderdelen van de begroting
te bespreken. De beleidsbrieven waren niet altijd op tijd voorhanden
en zij werden pas behandeld na de afronding van de andere
besprekingen. Alleen de beleidsbrief van staatssecretaris Van Weert
was stipt op tijd, op 10 oktober. Daarvoor feliciteer ik haar.

Er hebben heel veel officieuze, niet-vertaalde versies gecirculeerd
tussen de parlementsleden. Ik wil dan ook de oppositie bedanken
voor het feit dat zij deze officieuze versies vaak heeft erkend als
officiële versies waardoor er vooral een inhoudelijke en constructieve
vergadering kon plaatsvinden en we konden doorwerken. Als de
voorzitter van de Kamer het ons toelaat, zullen wij volgende week in
plenaire vergadering de beleidsbrieven bespreken van de ministers
van Werk en van Sociale Zaken, alsook van de staatssecretaris voor
het Gezin en Personen met een Handicap. Op die manier kunnen we
toch alle onderdelen bespreken. U merkt dat op het einde alles goed
komt.

Ik heb daarstraks al gezegd dat we tijdens de bespreking een beetje
een eigenaardige volgorde hebben gevolgd. Dit was deels te wijten
aan de regering, maar zeker ook aan de gehanteerde volgorde in het
Parlement. Op een bepaald moment was de begroting voor de
Sociale Zaken al goedgekeurd in de commissie voor de Financiën en
Begroting, hoewel wij in de commissie voor de Sociale Zaken terzake
nog geen advies hadden gegeven. Dit was volledig correct verlopen
volgens het Kamerreglement, maar het was toch niet echt kies ten
aanzien van onze collega's en leden van de commissie voor de
Sociale Zaken.

Ik kom dan tot de inhoudelijke discussie want ik zou niet willen dat
men de indruk heeft dat wij het niet over de inhoud hebben gehad. Wij
zijn begonnen met de bespreking over het hoofdstuk
Werkgelegenheid. Minister Van den Bossche heeft daarbij de
verschillende onderdelen toegelicht zoals de aanpassing in het
01.07 Annemie Turtelboom,
rapporteur: La commission des
Affaires sociales a examiné le
projet de loi-programme les 23, 24
et 30 novembre ainsi que les 1
er
et
2 décembre 2004. Étant donné
que toutes les notes de politique
générale n'étaient pas disponibles
­ ou, du moins, pas à temps ­ à
l'exception de celle de la
secrétaire d'État Van Weert, les
documents ont été abordés dans
un ordre particulier. Je remercie
au passage l'opposition pour avoir
accepté de mener les discussions
sur la base des versions
officieuses des documents. Nous
examinerons encore les notes
politiques relatives au Travail, aux
Affaires sociales, et la note
politique de la secrétaire d'État
aux Familles et aux Personnes
handicapées en séance plénière la
semaine prochaine. Il est
également étrange que le budget
des Affaires sociales ait déjà été
approuvé en commission des
Finances avant que la commission
des Affaires sociales ait pu rendre
un avis en la matière. Cette façon
de procéder n'enfreint pas le
Règlement de la Chambre, mais
elle n'est pas particulièrement
orthodoxe.

Sur le chapitre Emploi, la ministre
Van den Bossche a fourni toute
une série d'éclaircissements. La
discussion générale de la loi-
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
ervaringsfonds, de werkbonus, de afschaffing van de
stempelcontroles, de aanpassingen in DIMONA, de veranderingen
van de bijdragen op pensioenen en brugpensioenen ­ dit werd
uitgebreid besproken ­ alsook een aantal wijzigingen in verband met
het welzijn op het werk, de sociale Maribel en de RVA.

Omdat dit de eerste bespreking was en de lijvige versie van deze
programmawet pas de dag voordien beschikbaar was, vond de
algemene bespreking pas de week nadien plaats. In de eerste
inhoudelijke bespreking werd vooral ingegaan op het volume van de
artikelen die eigenlijk niet in de programmawet thuishoren, op de
laattijdige beschikbaarheid van beleidsbrieven, enzovoort. In de
algemene inhoudelijke bespreking van de week nadien hield collega
D'hondt een uitgebreid betoog over maatregelen om de arbeidsmarkt
te bevorderen en om meer werkgelegenheid te creëren. Ook collega
Genot en de heren Michel en Drèze intervenieerden in de algemene
bespreking.

Voor een gedetailleerd overzicht van alles wat gezegd is in de
artikelsgewijze bespreking en over de verschillende amendementen
die zijn ingediend, verwijs ik naar het schriftelijk verslag. Ik wil hierover
nog opmerken dat er heel veel aandacht is gegaan naar de bijdragen
en de inhoudingen op het brugpensioen en het pseudo-brugpensioen
of de aanpak van de zogenaamde Canada-Dry-vergoedingen.
Uiteindelijk werden alle artikelen in het deel Werkgelegenheid
aangenomen met een meerderheid in de commissie.

De dag daarna kwam het deel Pensioenen aan bod waarbij de heer
Tobback alle bepalingen in het ontwerp van programmawet heeft
overlopen, zoals de vereenvoudiging, de bewijslast voor
pensioenjaren, bepalingen die betrekking hebben op het
pensioenstelsel van vastbenoemde personeelsleden van de
commissie voor het Bank-, Financie-, en Assurantiewezen en
technische bepalingen over de regelgeving inzake aanvullende
pensioenen. Bijna alle artikelen werden afzonderlijk besproken.
Uiteindelijk werd ook dit deel van de programmawet in de commissie
door de meerderheid goedgekeurd. Er waren een aantal
onthoudingen of tegenstemmen afhankelijk van het artikel.

Minister Demotte verdedigde de artikelen die betrekking hadden op
sociale zaken. Ik haal hier enkele onderwerpen uit. Dit komt ook
uitgebreid aan bod in het schriftelijk verslag. De correcte inning van
de socialezekerheidsbijdrage en meer bepaald de heffing van de
bedrijfsvoertuigen, dat zeer uitgebreid werd besproken, de verbetering
van de rechten van de personeelsleden van de commissie voor het
Bank-, Financie- en Assurantiewezen, twee bepalingen over de
Kruispuntbank en een aantal bepalingen over de RSZ-PPO, over de
kinderbijslagen en over de beroepsziekten.

Bij de algemene en artikelsgewijze bespreking van de artikelen die
betrekking hadden op dit deel van Sociale Zaken ging er in eerste
instantie een belangrijk deel van de bespreking over de hervorming
van de solidariteitsbijdragen op bedrijfsvoertuigen. De heren Bultinck
en Pieters hebben hun kritiek op deze hervorming gegeven. Mevrouw
Pieters heeft expliciet om een tekstaanpassing gevraagd in het
schriftelijk verslag. De belastingverhoging voor werkgevers zou
volgens haar niet 350 euro per maand maar gemiddeld 880 euro per
maand zijn. Deze wijziging is echter te laat doorgegeven aan de
programme a eu lieu une semaine
plus tard. A cette occasion, nos
collègues D'hondt, Genot, Michel
et Drèze sont intervenus. Je
renvoie au rapport écrit
circonstancié celles et ceux qui
souhaiteraient avoir un aperçu de
la discussion des articles et des
amendements. Je me bornerai à
rappeler qu'une attention toute
particulière a été portée aux
prépensions. Tous les articles de
la partie Emploi ont été adoptés à
la majorité en commission.

Sur le chapitre Pensions, des
explications ont été données par le
ministre Tobback. Presque tous
les articles ont fait l'objet de
discussions distinctes. Cette partie
de la loi-programme a été elle
aussi adoptée à la majorité en
commission.

Le ministre Demotte a défendu les
articles relatifs aux Affaires
sociales. La perception correcte
des cotisations de sécurité sociale
a été un point central de son
plaidoyer. La réforme de la
cotisation de solidarité sur les
véhicules de société s'est heurtée
aux critiques du CD&V. Mme
Pieters a demandé une adaptation
du texte mais, faute de temps,
celle-ci n'a pu être imprimée. Ce
chapitre a été lui aussi adopté à la
majorité en commission.
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
diensten van de Kamer waardoor dit bedrag verkeerd in het schriftelijk
verslag staat.

Ook de andere artikelen zijn besproken in de commissie. Daarvoor
verwijs ik ook naar het schriftelijk verslag. Uiteindelijk werd ook dit
deel van de programmawet aangenomen met een meerderheid in de
commissie.
01.08 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega's, toen
ik mij inschreef voor de bespreking in plenaire vergadering vroeg ik
mij af waarover ik het zou hebben. Volgens de parlementaire
correctheid had ik het eerst moeten hebben over de beleidsbrieven
Werk, Sociaal Beleid, Sociale Zekerheid, Gezondheidszorg,
Pensioenen en Vergrijzing. Tijdens de daaropvolgende weken zouden
we nog wel de kans hebben gehad om het vanop het spreekgestoelte
te hebben over de vertaling van die beleidsbrieven in de begroting
2005. Ik herinner eraan dat in een bleekblauw verleden de
donkerblauwen de bespreking van de begroting tijdens het
parlementair jaar le moment suprême noemden. Maar gelet op de
wijze waarop de besprekingen in de commissie voor de Sociale
Zaken en andere commissies zijn verlopen, waarbij een enthousiaste
regering ons in de commissie voor de Sociale Zaken heeft bediend
met vijf tot zes excellenties omdat ze de materies zodanig heeft
opgesplitst dat een kat haar jongen er niet meer in terugvindt, en gelet
op het feit dat de regering ons bij de bespreking van de
beleidsbrieven, programmawetten en begrotingen, le moment
suprême, in plenaire vergadering tracteert op één enthousiaste
minister, die dikwijls de minister van dienst is in die aangelegenheden,
vrees ik daarvoor.

Mijnheer de voorzitter, wanneer ik het verloop van de bespreking van
de programmawet in de commissie voor de Sociale Zaken van de
voorbije weken bekijk, zou ik bijna met nostalgie kijken naar de
periode toen wij hier nachten doorbrachten en het beleg pas afbliezen
wanneer de kerstklokken al luidden en de collega's van de Senaat
nog een prettige kerstdag toewensten, want die moesten dan nog
tussen kerstdag en nieuwjaar samenkomen. Deze keer is daar
allemaal geen sprake van. Wij hadden immers niets om mee te
beginnen.

Onze commissievoorzitter, aan wie de eer toekomt dat er toch nog
iets is gebeurd, heeft de commissiewerkzaamheden op zo'n wijze
geleid dat er toch een bespreking kon plaatsvinden. Hij heeft de
oppositie, de CD&V-fractie inbegrepen, zover kunnen krijgen, omdat
hij een zekere souplesse aan de dag legde de besprekingen aan te
vatten, terwijl er volgens het Kamerreglement geen enkele reden
bestond om dat te doen.

Dat brengt mij ertoe, voorzitter, als lid van de commissie voor de
Sociale Zaken nog eens te herhalen wat onze fractieleider, Pieter De
Crem, vorige week in de plenaire vergadering gezegd heeft. De wijze
waarop de regering bij het indienen - of zelfs het niet indienen - van
haar beleidsbrieven en bij de bespreking van de programmawet en de
begroting dit Parlement, deze Kamer, behandelt, staat haaks op alle
mooie woorden die de voorbije maanden en jaren onder paars
uitgeroepen zijn inzake de herwaardering van het Parlement.

Ik zou aan de jonge collega's die nog op een kabinet werkten voor zij
01.08 Greta D'hondt (CD&V): En
fait, les notes de politique auraient
dû être examinées avant le budget
2005, qui est le reflet de ces notes
de politique. Cela n'a toutefois pas
été possible, faute de notes de
politique. Par ailleurs, cette année
encore seul le ministre de service
est présent lors du débat.

En commission, le problème a
donc été que nous n'avions en
réalité aucun document à
examiner. Le président de la
commission a toutefois fait en
sorte que nous puissions
commencer les discussions, bien
qu'en vertu du Règlement il n'y
avait absolument aucune raison
de le faire.

La commission des Affaires
sociales avait également mis
l'accent sur le point abordé par M.
De Crem lors de la séance
plénière de la semaine dernière.
La manière dont le gouvernement
s'abstient de présenter les notes
de politique tout comme sa façon
d'aborder le budget et la loi-
programme témoignent de mépris
pour le Parlement. Cette politique
s'inscrit à mille lieues de la
revalorisation du Parlement
qu'avait annoncé la coalition
violette à l'époque. J'ose espérer
que cette méthode a ouvert les
yeux aux jeunes membres de la
Chambre qui sont passés de leur
cabinet au parlement.

Le gouvernement a été incapable
de respecter le Règlement et de
soumettre les notes de politique le
10 octobre. Je constate que nous
n'avons guère discuté de projets
de loi depuis la convocation
anticipée de la Chambre en
septembre : deux petites heures
de questions orales et d'éloges
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
naar hier kwamen - of misschien werken zij nog altijd op een kabinet -
en die vonden dat de parlementsleden eigenlijk maar luiaards waren,
willen vragen wat hun ervaring is met het respect voor het Parlement
en hoe zij die luiaards nu ervaren ten overstaan van die prachtige,
moderne, performante regering, die er zelfs niet in slaagde het
Kamerreglement toe te passen en op 10 oktober haar beleidsbrieven
in te dienen. Dat staat in het Kamerreglement. Of men heel
performant is op tv of in alle mogelijke spelletjes, interesseert mij
geen snars. Wat mij interesseert, is wat hier aan wetgevend werk
afgeleverd wordt. Dat is alles. Daarvoor worden wij betaald. Daarvoor
zijn wij hier ook. Met vele collega's zijn wij hier, van de meerderheid
en van de oppositie. De enige die verstek laat gaan is de regering.

Ik daag de collega's uit ook maar eens te kijken wat wij, sinds het
Parlement zogezegd vervroegd samengeroepen is, al hebben mogen
en kunnen doen. U moet eens de verslagen van de plenaire
vergaderingen bekijken, voorzitter en collega's. Het is spijtig, heel
spijtig, dat er af en toe een ex-collega sterft, maar het huldebetoon
aan die ex-collega's en aan - zoals vorige week - de verjaardag van
God weet wat allemaal, dat vult onze parlementaire agenda op
donderdagnamiddag! Het is met plezier dat de voorzitter het
vragenuurtje dan laat uitlopen tot twee uurtjes, want anders waren wij
verdraaid om 5 uur alweer vertrokken. Dan zouden wij inderdaad te
goed betaald worden.

Nu goed, wij zijn er toch aan begonnen in onze commissie voor de
Sociale Zaken, maar de instemming en ook de soepelheid van de
oppositie waren niet echt lonend. Eigenlijk zou men tegen ons moeten
zeggen: stommeriken, dat moesten jullie toch geweten hebben, dat
men jullie nog eens ging beethebben! En dat is gebeurd.

Wij zijn begonnen met niet-officiële beleidsbrieven te bespreken. Wij
zijn begonnen met niet-officiële stukken voor de programmawet te
bespreken. Als wij zo ver waren om met de begroting te beginnen,
had de commissie voor de Financiën er al over gestemd! Zut, gedaan
daarmee. De commissie voor de Sociale Zaken draagt nochtans
verantwoordelijkheid voor een deel van het budget dat niet minder
dan 65 miljard euro bedraagt. 65 miljard euro gaat er om in heel de
sector van de sociale voorzieningen en de sociale zekerheid. 65
miljard euro, dat is ruim 22% van het bbp. Dan zeggen specialisten of
would-be-specialisten in de commissie voor de Financiën: "Uw
advies? Daar hebben wij eigenlijk geen boodschap aan. Wij hebben
gestemd. U mag nog met uw "dada" komen als u wil, maar er
verandert niets meer". Dat dan over meerderheid en oppositie heen
de leden van de commissie voor de Sociale Zaken hebben gezegd:
"Met alle Chinezen, maar niet met deze!", en gestopt zijn met hun
werkzaamheden, blijf ik nog altijd een van de betere momenten van
dat vervroegde parlementaire jaar noemen.

Finaal werd het dan zo dat wij zelfs bij beslissing van de commissie
gisteren de beleidsbrieven niet meer zullen bespreken in de
commissie. Een gemist moment om het beleid van de regering op een
serene manier te bespreken. Ik begrijp vanwege de meerderheid deze
stemming niet. Wij hadden nochtans nog de week voor Kerstmis
waarop wij een aantal nuttige zaken konden doen en desnoods nog
na Kerstmis, om die beleidsbrieven te bespreken.

Vandaar dat ik hier eigenlijk in mijn uiteenzetting geen spiegel heb om
funèbres figurent à l'ordre du jour
des séances plénières.

La flexibilité dont a fait preuve
l'opposition lors des travaux de la
commission des Affaires sociales
n'a pas été payante. Alors que
nous discutions de notes de
politique et d'un projet de loi-
programme non officiel, notre
budget était déjà adopté en
commission des Finances. Bien
qu'il s'agisse d'un budget de 65
milliards d'euros, ce qui
représente tout de même 22% du
PIB, les membres de la
commission des Affaires sociales
n'ont jamais eu l'occasion de
s'exprimer à ce sujet. Les
membres de la commission, ceux
de la majorité comme ceux de
l'opposition, ont d'ailleurs cessé
leurs activités en signe de
protestation. Après quoi la majorité
a décidé que les notes de politique
ne seraient plus examinées. Ce
choix me paraît incompréhensible.

Cette loi-programme correspond-t-
elle à la vision du gouvernement
en matière sociale? Les
dispositions de la loi-programme
doivent s'inscrire dans le cadre de
"l'objectif 200.000" du
gouvernement, visant la création
de 200.000 emplois. Selon le
premier ministre, 2004 devait être
une année-charnière en matière
d'emploi. Une telle ambition de la
part du gouvernement me fait
penser aux projets de révolutions
irréalistes annoncés dans les
années soixante. Le chômage
continue entre-temps à augmenter
et le taux d'emploi reste au statu
quo. Le gouvernement persiste
pourtant à faire montre d'un
enthousiasme débordant.

Après les promesses de
Gembloux, la désillusion règne
dans la population active, qui se
sent trahie et abandonnée à son
sort. Depuis le mois d'août, les
statistiques de chômage ne sont
plus publiées sur les sites internet
officiels. Le gouvernement fait des
promesses qu'il ne peut tenir.
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24
te zien of die begroting, of die programmawet nu eigenlijk kleeft op
een visie van deze regering op sociaal beleid en werkgelegenheid.
Natuurlijk, de oppositie heeft ook haar kanalen. Ik dacht na over wat
ik zou doen. Het woord niet nemen? Ik heb dan teruggegrepen naar
iets. De voorzitter heeft ons hier in plenaire vergadering vorige week
getrakteerd op een verjaardagstoespraak. Toen dacht ik dat ik dat
misschien eens kon doen rond de verjaardag van "Objectief 200.000".
Het is bijna zo ver. Misschien zal ik in januari, op de officiële
verjaardag, niet de gelegenheid hebben om hier op de tribune die
verjaardag te herdenken. Ik zou dus hier van de gelegenheid gebruik
willen maken om wat in de programmawet staat en niet staat, wat in
de beleidsbrieven die wij toch niet hebben besproken staat en niet
staat, wat in de begroting 2005 staat en niet staat, eens tegen de
spiegel te houden van "Objectief 200.000". De voluntarist Verhofstadt
zou het immers in januari 2004 eens arrangeren.

Ook voor werkgelegenheid zou 2004 hét scharnierjaar worden. Ik heb
een tijdje geleden in mijn betoog over de State of the Union ook al
eens gezegd dat de mussen van de regering zich in Gembloux een
pauwenstaart hebben aangemeten om wijd uitgespreid het objectief
200.000 nieuwe jobs aan te kondigen. Na een jaar doet dit objectief
200.000 mij denken aan een liedje. Ik moet mij dan wenden tot de iets
oudere collega's ­ er zitten er niet veel ­ die samen met mij de
wereldverbeterperiode van de jaren zestig hebben meegemaakt.
Herinnert u zich dat liedje van Miek en Roel, die Vlaamse
protestzangers? "We maken revolutie, de grote revolutie, nog even,
nog even..." De revolutie kwam er nooit. Die 200.000 arbeidsplaatsen
zullen er ook nooit komen. Vrienden en collega's, het is minder
lachwekkend dan dat. De werkloosheid in ons land blijft toenemen. De
werkgelegenheidsgraad stabiliseert, ministers komen en gaan, ze
bouwen al dan niet luxueuze kabinetten en vertrekken naar een
volgende ambtswoning. Ondertussen bereikt het aantal
faillissementen recordhoogtes.

Ex-ministers zijn zeer kritisch en ex-fractieleiders nog kritischer.
Ministers in functie zijn merkwaardig enthousiast en Hugo en Jean-
Marie zetten ondertussen het kot op stelten. Het feest van Gembloux
laat een kater achter. Ik kan u verzekeren, heren en dames ministers,
collega's, die kater zit niet alleen bij mij. Als die kater bij mij zit, zit die
kater heel diep bij de werkende laag van de bevolking, in loondienst
dan wel als zelfstandige. Zij voelen zich door u bedrogen en in de
steek gelaten. De pauwenveren van die mussen in Gembloux zijn
inderdaad papieren veren gebleken, die bij de minste wind zijn
afgewaaid en bij de minste regen papier-maché zijn geworden.

Ik zou samen met u vandaag de vraag willen stellen hoever het nu
staat met ons land op sociaal-economisch vlak. Wat doet deze
programmawet daaraan? Zijn de beloftes van Gembloux en
Raversijde gehouden, zijn ze gebroken of zijn ze, zoals de
pauwenveren, papier-maché geworden?

Mevrouw de minister, het is voor mij bijna een teken aan de wand dat
er sinds augustus van dit jaar geen werkloosheidscijfers meer
verschijnen op uw website noch op die van de FOD. De nieuwe
pagina Werk op uw website is al maanden in opbouw. Het is een
beetje de stijl van paars. Wij werken eraan, begin maar aan uw
winterslaap, wees heel gerust.
Cette politique a pour seul résultat
de contribuer à la hausse du taux
de chômage, à l'échec du
financement de la sécurité sociale
et à l'augmentation déguisée des
impôts.

Une comparaison entre les
chiffres des quatre dernières
années révèle une augmentation
constante du nombre de
chômeurs. En novembre 2004, on
comptait pas moins de 123.000
demandeurs de plus qu'en
novembre 2001. Ces chiffres
constituent un véritable camouflet
pour le gouvernement, en
particulier à la lueur des ambitions
démesurées qu'il avait affichées.
La coalition violette tente certes
d'attribuer cette augmentation à
l'adaptation des données
statistiques, mais cette explication
est mensongère. L'augmentation
objective du chômage peut être
déduite par chacun des chiffres de
l'Institut des comptes nationaux.

La formule des titres-services
devait offrir aux travailleurs ALE la
possibilité d'accéder à un statut
normal mais trop peu d'emplois
ont été créés par ce biais pour
permettre la réalisation de cet
objectif. Prétendre que
l'augmentation des chiffres serait
notamment due aux travailleurs
ALE témoigne donc d'un certain
cynisme.

A propos de la comparaison avec
l'Europe, la recherche de chiffres
exacts se révèle difficile. La base
de calcul des statistiques est en
effet régulièrement modifiée. La
difficulté de ranger un chômeur
dans l'une ou l'autre catégorie
constitue un indicateur révélateur
de la politique mise en oeuvre par
un gouvernement.

Si l'on en croit le premier ministre,
la Belgique réaliserait un meilleur
score que les autres pays
européens. Une comparaison
entre les chiffres de l'OCDE et
ceux de l'OIT révèle que
l'Allemagne et la France, qui
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
Hoorde ik iemand die mij wou onderbreken? Ik zal anders met plezier
erop ingaan, mocht er een interventie zijn naast de gromgeluiden.

Mijnheer de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, wij
hebben, op politiek vlak, zowat keizers- en koningsdrama's
meegemaakt. Er werd aan Hugo veel beloofd tijdens de voorbije
jaren, maar hij heeft weinig gekregen. Hij heeft zelfs moeten
inleveren. In zijn partij zei men echter dat hij alles verkeerd begrepen
had.

Jammer genoeg, collega's, is Hugo geen alleenstaand geval. Aan
Hugo met de pet op in Vlaanderen en in het hele land trouwens, werd
zeer veel beloofd: 200.000 jobs, een lastenverlaging die ook voelbaar
zou zijn voor de lagere en de modale inkomens. Jan en Hugo met de
pet hebben daar nog maar weinig van gezien, tenzij meer
werkloosheid, een sociale zekerheid, mijnheer de minister, waarvan
de financiering op apegapen ligt en ­ laten wij maar eerlijk zijn ­ een
tersluikse belastingverhoging, stijgende energieprijzen en allerhande
krabbetjes hier en daar, waardoor de mensen heel wat meer uitgaven
hebben dan dat zij lastenverlagingen voelen.

In november, collega's, telde ons land 594.167 werkzoekenden. Dat
zijn er 47.000 meer dan in dezelfde maand van vorig jaar. Het zijn er
75.000 meer dan in november 2002. Het zijn er 123.000 of 26% meer
dan in november 2001. De actieve welvaartstaat, nietwaar? Deze
cijfers zouden de meeste regeringen met schaamte vervullen, maar
paars zegt gewoon dat het komt door de aanpassingen van onze
statistieken, door de aanpassing van wie er meegeteld wordt in dit
land als werkzoekende. Dat is niet waar, collega's! Dat is niet waar.
Men neemt u en mij voor iets te simpele zielen indien men meent dat
wij dit voor waar aannemen.

Men neemt u en mij voor iets simpeler dan wij zijn, wanneer men
denkt dat wij dit voor waar zouden aannemen. Het volstaat om de
officiële website van het Instituut voor de Nationale Rekeningen en
internationale websites te bekijken en samen te tellen wie vorig jaar
werkloos was en wie nu werkloos is, ongeacht de categorie waartoe
men behoort. PWA'ers en oudere werklozen meegerekend, kom ik tot
een cijfermatige vaststelling die niet kan worden weerlegd of
tegengesproken: alle categorieën samengenomen, waren er in
oktober 2003 726.743 werklozen en in oktober 2004 747.501. Dit
betekent dat er netto 20.758 meer werkzoekenden waren dan het jaar
ervoor. Dit heeft niets te maken met nieuwe categorieën. Dit zijn
werklozen, ongeacht hoe men hen definieert.

Het is nogal cynisch dat de regering beweert dat de PWA'ers de
werkloosheidscijfers doen stijgen. Vorig jaar, bij het lanceren van de
dienstencheques, beweerde men namelijk dat precies de PWA'ers
een kans op normale tewerkstelling zouden krijgen via de
dienstencheques. Het succes van de dienstencheques verheugt mij,
maar ik kan niet nalaten daarbij op te merken dat er in ieder geval
veel minder jobs bijgekomen zijn via de dienstencheques dan er
PWA'ers gewone werkzoekenden geworden zijn. Precies voor hen
moesten de dienstencheques voor een stabiele tewerkstelling zorgen.

Ik wil ook even de vergelijking maken met Europa. Premier
Verhofstadt pakt daar geregeld mee uit, als het hem goed uitkomt. Ik
weet niet of veel collega's dit geregeld doen, maar ik raad u aan het
affichent respectivement un taux
de chômage de 9,9 et de 9,5 pour
cent, semblent en effet à la traîne.
C'est toutefois oublier que le
chômage y est stable, alors que
chez nous, il est en augmentation.
Par ailleurs, quatre Etats membres
sur quinze seulement affichent de
moins bons résultats encore que
la Belgique.

Les chiffres flamands du chômage
font apparaître que 93.800
demandeurs d'emploi, soit 40 %
de tous les chômeurs, étaient, fin
novembre, au chômage depuis
plus d'un an. C'est 10.000 de plus
que l'année dernière! Malgré la
croissance économique, le
chômage de longue durée est en
augmentation. Ce bilan est aux
antipodes de l'objectif visé par la
politique d'activation du
gouvernement.

Les demandeurs d'emploi âgés
sont de plus en plus nombreux
également. J'ai cherché en vain,
dans la loi-programme, des
dispositions permettant de lutter
contre le licenciement des plus de
cinquante ans, telles que des
mesures de sanction négatives. Je
les ai cherchées aussi sans
résultat dans la déclaration
gouvernementale et dans les
notes de politique.

Dans sa note de politique, la
ministre de l'Emploi s'inspire des
perspectives dégagées par
l'Institut des comptes nationaux
qui postule qu'en 2005, la
population potentiellement active
augmentera de 24.000 unités, que
la population réellement active
augmentera de 31.900 unités et
que notre pays comptera 8.800
chômeurs de plus. Des emplois
nouveaux seront donc créés mais
pas en nombre suffisant pour
fournir du travail à la totalité de la
population potentiellement active.
Sans compter que les chômeurs
actuels n'auront toujours pas
trouvé d'emploi! L'an prochain,
nous atteindrons ainsi le chiffre
record de 580.000 demandeurs
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
toch eens te doen, bij wijze van intellectuele oefening. U moet eens
proberen om via de diverse nationale en internationale websites een
juist beeld te krijgen van de werkloosheid. Eigenlijk moet men al van
heel goeden huize afkomstig zijn en daarmee al heel lang bezig zijn
om dit nog aan elkaar gebreid te krijgen. De basis waarop de cijfers
berekend worden, verandert regelmatig. Ik zal er niet dieper op
ingaan, maar het is tekenend voor het beleid als men niet meer juist
kan uitmaken wie in dit land werkzoekend is en wie in welke categorie
van werkzoekenden thuishoort.

Eerste minister Verhofstadt heeft hier voor ons in de Kamer geregeld
herhaald dat wij het beter doen dan de andere Europese landen.
Collega's, ik raad u aan om de werkloosheidscijfers van de OESO en
de ILO eens te bekijken. Dan zult u zien dat inderdaad Duitsland en
Frankrijk met respectievelijk 9,9 en 9,5 slechter scoorden dan België.
Maar als de regering die cijfers objectief wilt bekijken, dan zal zij
eveneens vaststellen dat in die landen de werkloosheid zich
stabiliseert of enigszins, zij het zeer lichtjes, vermindert, terwijl in ons
land de werkloosheid blijft stijgen. We kunnen er dan ook niet onderuit
dat op dit ogenblik maar een viertal landen van de EU-vijftien het
slechter doen dan België.

Het activeringsbeleid en de actieve welvaartsstaat moesten meer
werkkansen geven voor iedereen, ook voor de laaggeschoolden en
voor de langdurig werklozen.

Wat blijkt nu objectief uit de cijfers, en ik verheug mij daar trouwens
niet over? Voor alle duidelijkheid, ik moest mij baseren op de
Vlaamse werkloosheidscijfers alleen, omdat zulke nationale
werkloosheidscijfers niet beschikbaar zijn. Hoe dan ook vrees ik dat
het voor Brussel en Wallonië zeker niet beter zal zijn. Volgens de
Vlaamse werkloosheidscijfers zijn eind november bijna 93.800
werkzoekenden of 40% langer dan één jaar werkzoekend. Een jaar
voordien waren er dat nog een kleine tienduizend minder. Dat wil
zeggen dat ondanks de groei van onze economie niet alleen de
werkloosheid niet afneemt, maar dat de langdurige werkloosheid
stijgt. Dat staat natuurlijk haaks op het activeringsbeleid waarmee wij
nu bezig zijn, maar dat wij nog veel intensiever moeten voeren.

Wanneer die dreiging, eigenlijk al een feitelijkheid van een stijgende,
langdurige werkloosheid zich verbindt met de groep van
laaggeschoolde werklozen en met allochtone werkloosheid, dan
hebben we het conglomeraat van alles wat niet zou mogen gebeuren
in een actieve welvaartstaat met een activeringsbeleid.

Daarnaast blijft de groep van de oudere werklozen uitermate sterk
stijgen, ondanks alle retoriek over langer aan het werk blijven. Ik heb
het niet over de groep van de bruggepensioneerden, hoe belangrijk
die groep ook is. Ik heb het over al wie ouder dan 50 jaar is, niet op
brugpensioen is en toch uit de arbeidsmarkt gestoten blijft.

Mevrouw de minister, ik vrees dat wij veel te laat zullen zijn eer het
aan die groep is in het activeringsbeleid. Ik heb tevergeefs gezocht
naar concrete maatregelen om de uitstoot van oudere werknemers
aan banden te leggen, om die uitstoot te bestraffen. Men moet niet
alleen positief optreden en belonen wanneer men een oudere
werkloze opnieuw in dienst neemt, maar men moet ook repressief
optreden en bestraffen wanneer ouderen uit de arbeidsmarkt gestoten
d'emploi!

Le taux d'emploi a effectivement
augmenté de 0,2 pour cent entre
2002 et 2005, mais pour atteindre
la norme de Lisbonne, il doit
augmenter de 8 pour cent! Cela
signifie qu'à ce rythme il y aurait
50.000 emplois supplémentaires
pour fin 2005: encore 150.000
pour atteindre l'objectif de 200.000
à la fin de la législature
Verhofstadt II, ce qui équivaut à
270 nouveaux emplois par jour ou
le nombre de travailleurs d'une
entreprise moyenne! Qui croit
encore aux tours de magie du
premier ministre après les
débâcles de la Sabena et de DHL?

Peu d'emplois ont donc été créés
malgré la croissance économique.
Quels sont les problèmes
structurels? Pourquoi nos résultats
sont-ils moins bons par rapport
aux autres pays? Quelles sont les
carences de notre position
concurrentielle et de notre
politique novatrice? Le
gouvernement ne nous fournit
malheureusement pas de
réponses à ces questions
cruciales.

Selon le dernier annuaire du
marché de l'emploi flamand, le
taux d'emploi a augmenté de
3,2 pour cent au cours des dix
dernières années. Or, le taux
d'emploi européen a quant à lui
augmenté de 4,8 pour cent.

Il ressort du rapport annuel sur le
marché de l'emploi flamand que le
taux d'emploi des femmes est plus
élevé qu'avant, mais que celles-ci
travaillent essentiellement à temps
partiel. C'est manifestement la
seule manière de combiner vie
familiale et vie professionnelle.
Nous constatons également, en
Flandre, une augmentation du
nombre d'emplois à temps partiel
et une diminution du nombre
d'emplois à temps plein, alors que
chez nos voisins européens, il y a
une augmentation du nombre
d'emplois à temps partiel comme
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
worden. Naar die concrete maatregelen heb ik tevergeefs gezocht in
de State of the Union. Ik zoek ze tevergeefs in de beleidsbrieven. Ik
zoek ze tevergeefs in de programmawet.

Mevrouw de minister, in uw beleidsnota neemt u de vooruitzichten van
het Instituut voor de Nationale Rekeningen over, die, wanneer wij het
hebben over het voeren van een werkgelegenheidsbeleid, enorm
belangrijk zijn. Daar precies ligt immers de uitdaging van een actief
werkgelegenheidsbeleid. Het INR voorspelt dat onze
beroepsbevolking volgend jaar met 24.000 eenheden zal toenemen
en dat het aantal werkenden volgens de raming zal toenemen met
31.900, maar ook dat het aantal werklozen voort zal toenemen met
8.800. Daardoor zullen wij volgend jaar een bijna recordcijfer van
580.000 werkzoekenden overschrijden.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, die gegevens
zeggen ons dat er inderdaad jobs bijkomen. Dat zou de goede
boodschap kunnen zijn als men zich daartoe beperkt, maar die cijfers
leren ons ook dat er niet genoeg jobs bijkomen om het aanbod van de
beroepsbevolking op te vangen. Alleen al daarvoor komen we er
8.800 te kort en dan is er nog geen enkele van de huidige
werkzoekenden aan het werk geholpen. Wij schieten dus schromelijk
te kort met de omzetting van onze economische groei in jobs.

Wij schieten schromelijk te kort omdat wij de aangroei van de
beroepsbevolking niet kunnen opvangen, maar nog meer omdat wij
de huidige werkzoekenden niet aan de bak kunnen helpen. Die
vooruitzichten van het INR en die van het verleden hebben ons
geleerd dat wij er niet boven zijn gegaan maar gewoonlijk eronder zijn
gebleven.

De werkgelegenheidsgraad in ons land stijgt van 2002 tot 2005 ­
eerste minister Verhofstadt zal dat waarschijnlijk heel graag komen
zeggen ­ inderdaad met 0,2% punt. Om de norm van Lissabon te
halen, hebben wij echter geen 0,2% punt nodig, maar 8% punt. Dat
scheelt natuurlijk meer dan een slok op de borrel, dat scheelt een vat
bier. Wij hebben 0,2% punt, maar wij hebben 8% punt nodig. Dat
betekent dat er tegen eind 2005 aan dit tempo 50.000 jobs zullen
bijkomen. Maar dan resten er ons nog 150.000 te gaan om het
objectief van 200.000 te halen, of 270 jobs per dag.

De voluntaristische tovenaar Verhofstadt verwacht dus dat er in het
laatste anderhalf jaar van zijn legislatuur dagelijks een middelgroot
bedrijft bijkomt, goed voor 270 nieuwe jobs. Welnu, wij weten al dat
Verhofstadt niet kan vliegen. Dat heeft hij ons geleerd met Sabena en
DHL. Gelooft er nog iemand, ook in de meerderheid, dat hij kan
toveren? Alleen trucs van de foor heb ik de voorbije maanden en
jaren van Verhofstadt gezien. Het verschil tussen vliegen en een
woord dat in de Kamer niet mag worden uitgesproken, verschilt alleen
de eerste letter. Dat woord wordt stilaan de realiteit van deze paarse
regering. Eerlijk waar, het doet mij veel pijn dat wij nauwelijks jobs
hebben gecreëerd. Dat is de pijnlijke realiteit, ondanks de
economische groei, ook dit jaar.

Er is een structureel probleem. Waarom doen wij het minder goed in
de omzetting van die economische groei in werk dan de andere
Europese landen met dezelfde of een lagere economische groei?
du nombre d'emplois à temps
plein. Il convient également de
prendre d'urgence des mesures
pour résorber le retard persistant
au niveau de la rémunération des
femmes: elles gagnent toujours 25
pour cent de moins que les
hommes.

Nous constatons également qu'au
cours de ces dix dernières
années, des emplois ont surtout
été crées dans le secteur des
services et que la
désindustrialisation engendre plus
de pertes d'emploi en Flandre que
dans les pays voisins, ce qui
constitue surtout un problème pour
les travailleurs peu qualifiés.

Le nombre d'indépendants est
également en nette diminution en
Flandre et le nombre de
personnes qu'ils emploient est par
ailleurs inférieur à la moyenne
européenne, un phénomène
auquel les tracasseries
administratives ne sont
certainement pas étrangères.

Tout cela prouve que notre pays a
besoin d'une politique de l'emploi
plus consistante et plus durable.
N'oublions pas que sur ce plan
aussi le non-respect des
promesses politiques crée un
terrain propice à l'extrémisme
politique et aux attitudes
antipolitiques.

Je vous résume quelques `grands
moments' de l'année écoulée en
matière d'emploi. A l'automne
2003, lors de la Conférence pour
l'emploi, une solution avait été
annoncée pour tous les
problèmes: le vieillissement de la
population allait être pris à bras le
corps et le marché de l'emploi
serait réactivé. Lors du conseil des
ministres de Gembloux, c'est la
création de pas moins de 200.000
emplois qui était annoncée. Dès le
printemps, deux ministres
fédéraux tiraient la sonnette
d'alarme et déclaraient
textuellement que notre pays
n'était pas sur la bonne voie en
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
Wat scheelt er met onze concurrentiepositie? Wat scheelt er met ons
innovatief beleid? Op die vragen vind ik in de beleidsbrieven en in de
programmawet geen antwoord. Het recente jaarboek van de Vlaamse
arbeidsmarkt, dat voor iedereen die met werkgelegenheid is begaan
een naslagwerk zou moeten zijn, leert ons duidelijk dat Vlaanderen de
jongste 10 jaar een toename van de werkgelegenheidsgraad kende
met 3,2%. Ik hoor sommigen van de meerderheid al luidop "oef"
zuchten. Het is echter wel zo dat Europa het veel beter deed dan wij.
In Europa steeg de werkgelegenheidsgraad gemiddeld met 4,8%. Dat
is dus ruim 1,6% beter dan wij. Europa, de andere landen, onze
concurrenten, onze meest performante handelspartners slagen erin
hun economische groei veel beter om te zetten in tewerkstelling dan
wij.

Mevrouw de minister, een andere opvallende conclusie uit de studie
van de Vlaamse arbeidsmarkt is dat jonge moeders vaker werken dan
vroeger. Dat is een goede zaak. Dat gebeurt echter vooral in
deeltijdse arbeid. Eind 2004 is het in ons land nog altijd zo dat
deeltijdse arbeid een van de enige echte mogelijkheden voor vrouwen
is om arbeid en gezin te combineren. Uit deze studie blijkt dat er in
ons land deeltijdse jobs bijkwamen terwijl er voltijdse jobs verdwenen.
In Europa kwamen er deeltijdse én voltijdse jobs bij en meer voltijdse
dan deeltijdse jobs. Ook hier, in de emancipatie van vrouwen en de
combinatiemogelijkheden van arbeid, gezin en zorg schieten wij
tekort. Wij scoren hier minder goed dan onze Europese buren.
Bovendien is er een loondiscriminatie van 25% in het nadeel van de
vrouwen. Wij hebben het daarover nog gehad in de plenaire
vergadering van vorige week.

Ik kan dus niet anders dan op deze tribune mijn dringende vraag
herhalen, mevrouw de minister, om aan uw beleid een stuk bij te
breien. Jonge vrouwen moeten de kans krijgen om volwaardig deel te
nemen aan de arbeidsmarkt en ook een loopbaan uit te bouwen
zonder dat het gezin, de kinderen en de zieke partner of ouders
daaronder moeten lijden.

Mevrouw de minister, de afgelopen tien jaar kwamen er vooral in de
dienstensector banen bij in ons land. Wel ­ dat moet ons appelleren
en ik zal er op het eind van mijn betoog nog heel concrete voorstellen
van ons aan toevoegen ­ was de deïndustrialisatie in Vlaanderen veel
sterker dan in Europa. Wat wij in de dienstensector opbouwen,
verliezen we dus in de traditionele poot van onze industrie. Wij
verliezen meer arbeidsplaatsen in de industrie dan de andere landen
er verliezen. Nochtans is er voor lagergeschoolden bij uitstek een rol
in de industrie weggelegd. Collega's, de niet-loontrekkende
werkgelegenheid, dus bij de zelfstandigen, liep ook sterk terug, zo
leert ons het Jaarboek over de werkgelegenheid in Vlaanderen.
Bovendien hebben, nog steeds volgens het jaarboek, zelfstandigen bij
ons minder vaak werknemers in dienst dan de Europese
zelfstandigen. Ook dat doet de vraag rijzen wat zelfstandigen
vandaag, eind 2004, nog afremt - administratieve rompslomp of
onzekerheden - om zichzelf en hun familie niet langer kapot te werken
maar hun eerste of tweede werknemer in dienst te nemen.

Al die vaststellingen, mevrouw de minister, mijnheer de minister,
collega's, wijzen erop dat in ons land een consistenter en duurzamer
werkgelegenheidsbeleid noodzakelijk is. Wij moeten een
inhaalbeweging maken ten opzichte van Europa en wij moeten ook
termes de budget et d'emploi. Au
mois d'octobre, le ministre
Vandenbroucke allait encore plus
loin en recalant la coalition violette.
Le marché de l'emploi en Belgique
souffrait selon lui d'un mal
chronique et
les mesures
structurelles d'assainissement du
budget et des soins de santé
faisaient toujours défaut. Voilà les
propos tenus par un ministre qui a
dans l'intervalle quitté l'échelon
fédéral pour rejoindre le
gouvernement flamand. Que puis-
je encore dire en tant que membre
de l'opposition si des ministres
fédéraux se livrent eux-mêmes à
de telles analyses?

L'année 2004 a été catastrophique
mais l'année 2005 ne s'annonce
pas mieux, même si la ministre
Van den Bossche continue à
prétendre que le navire garde le
cap. On en disait de même du
"Titanic" juste avant son naufrage.

Qu'attendre d'autre de cette
coalition violette qui ressemble à
un VLD exacerbé: querelles en
public, abondantes pertes de
temps et d'audace lorsqu'il s'agit
de prendre des mesures
énergiques? Si la loi-programme
n'est pas rapidement suivie de
réformes structurelles, 2005 aussi
sera une année perdue.

Je m'attarde un instant encore sur
les manipulations en marge de
cette loi-programme. En réservant
le même traitement au régime
"Canada Dry" et aux prépensions,
on semble vouloir tendre
principalement vers un équilibre du
budget 2005 puisqu'on inscrit dès
à présent un produit de 30 millions
d'euros. De nombreuses questions
restent toutefois en suspens.

Le bonus crédit emploi est
présenté comme une mesure
révolutionnaire mais il ne sert en
fait qu'à réparer une erreur du
passé, à savoir l'introduction du
crédit d'impôt. La réglementation
actuelle en matière de diminution
des cotisations personnelles est
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
politieke beloften aan onze bevolking inlossen. Niets is meer nefast
voor het politieke bestel in ons land dan de jungle van de verbroken
beloftes. Schrik dan niet wanneer mensen bitter worden en zich van
de politiek afkeren of hun heil zoeken in extremismen.

De conclusie van het werkgelegenheidsbeleid van het voorbije jaar wil
ik samenvatten in een aantal "topmomenten". Vorig jaar in september
werd ons met veel zwier de Werkgelegenheidsconferentie
aangekondigd. Er zouden maatregelen komen om een einde te
maken aan de stijging van de werkloosheid en er zou een begin
gemaakt worden met de degelijke voorbereiding van de vergrijzing
door werkelijk met gebalde spieren in te grijpen op de arbeidsmarkt.

In januari werd op het feest te Gembloux "Objectief 200.000"
aangekondigd, dat nooit het levenslicht zag maar toch boven de
doopvont werd gehouden.

In het voorjaar ­ en dat heeft mij heel sterk gealarmeerd en andere
collega's misschien ook, maar op een andere manier ­ luidden twee
niet van de minste ministers de alarmbel. Zij zeiden, terecht, dat er na
de regionale verkiezingen ­ ik had liever gezien vóór de regionale
verkiezingen ­ werk moest worden gemaakt van een heel nieuw
arbeidsmarktbeleid, een nieuwe begrotingspolitiek en een afstemming
van het zorgaanbod op een verouderende bevolking, dit alles in het
licht van de dreigende vergrijzing. Er werd letterlijk geschreven door
die twee belangrijke excellenties, dat ons land inzake
werkgelegenheid niet op het goede spoor zat. Er moest maar eens
verandering komen, zeiden zij, in het beleid van ditjes en datjes,
beetjes en knabbeltjes. Er zou dus een grondige aanpak komen; 2004
zou dus een scharnierjaar worden. Dit heb ik vanuit de oppositie niet
geschreven, het zijn twee topministers van de federale regering die dit
geschreven hebben.

Als ik dat herlees, denk ik terug aan mijn liedje: "En we maken
revolutie, de grote revolutie, nog even, nog even". 2004 is voorbij,
2005 dient zich volgens de beleidsbrief, volgens de begroting, volgens
de programmawet niet beter aan.

Later dit jaar herhaalde minister Vandenbroucke dat de Belgische
arbeidsmarkt chronisch ziek is. Toen hij in de zomer van dit jaar de
federale regering verliet en u, mevrouw de minister ­ en ik zeg dat
met plezier ­ vrij sterk debuteerde, zei u ­ en dat apprecieerde ik
minder ­ dat er geen reden tot paniek was, dat wij de boot op koers
hielden. Ik hoop, mevrouw de minister, dat dit een slip of the tongue
was. Ook de stuurlui van de Titanic zeiden immers dat zij goed op
koers zaten op het moment waarop zij tegen de ijsrots botsten en met
man en muis vergingen.

In oktober van dit jaar buisde minister Vandenbroucke paars. De
Standaard publiceerde een boodschap van minister Vandenbroucke,
die ik u niet wil onthouden want ik had ze, eerlijk gezegd,
waarschijnlijk slechter geschreven. Minister Vandenbroucke zei: "Het
beleid van de voorbije jaren, met vele kleine, zoete maatregelen maar
weinig structurele ingrepen en zelden een zure maatregel, beleid" ­
en hij buigt nederig ­ "waar ik vanaf 1999 mee verantwoordelijk voor
ben, heeft niet gerendeerd. De kloof tussen België en het buitenland
is nog groter geworden. Ook in Vlaanderen gaat het de verkeerde
kant uit. In 2000 lag de Vlaamse werkzaamheidgraad nog boven het
étendue. Nous avions déjà
annoncé ce qui figure aujourd'hui
dans la loi-programme lors de
l'introduction du crédit d'impôt.

Nous ne disposons toujours pas
des tableaux exacts. C'est
pourquoi je suppose qu'on va
d'abord supprimer le crédit d'impôt
pour introduire ensuite le bonus
crédit emploi. Même si ce choix
budgétaire était orthodoxe, je ne
comprendrais pas comment les
gens qui peuvent prétendre cette
année à un crédit d'impôt et qui
seront au chômage l'année
prochaine, pourront récupérer le
montant qui leur est dû.

En matière de pensions, la loi-
programme comporte uniquement
des adaptations techniques et des
corrections apportées à des
erreurs du passé. Nous avions
espéré une adaptation des
pensions de survie, d'autant que
M. Verhofstadt l'avait explicitement
promise à une délégation de
veuves et de veufs avant les
élections. Il est désormais évident
que le gouvernement n'est pas
disposé à revoir les pensions de
survie. Le fait que les veuves et
les veufs bénéficiant d'une
pension de survie n'ont pas les
mêmes droits que d'autres
catégories de personnes,
constitue une injustice et le
restera. Ils doivent calculer chaque
mois ce qu'ils peuvent gagner en
supplément. Lorsqu'ils tombent
malades ou se retrouvent
momentanément sans emploi,
toute allocation leur est refusée en
vertu du principe dépassé selon
lequel on ne peut cumuler deux
revenus de remplacement. C'est
injuste, car ces personnes versent
des cotisations complètes.

Je déplore que la suppression de
la cotisation de solidarité sur les
pensions se fasse attendre.

Sur le plan de la sécurité sociale,
on nous annonce, outre une
cotisation sur les voitures de
société, une nouvelle simplification
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
Europese gemiddelde. In 2003 is de Vlaamse werkzaamheidgraad
niet alleen gedaald, maar ligt hij ook beneden het Europese
gemiddelde."

Over de gezondheidszorg, mijnheer de minister, was minister
Vandenbroucke niet minder duidelijk. Ik citeer: "Over het derde spoor,
de noodzakelijke aanpassing van de gezondheidszorg, kan ik kort
zijn. Van aanpassingen in de gezondheidszorg aan de prioriteiten van
een vergrijzende samenleving is weinig sprake. Budgettair staan we
voor een ontsporing." Bitterheid, zou u kunnen zeggen, maar
Vandenbroucke is toch een man die werkgelegenheid en de sociale
zekerheid zeer goed kent.

De conclusie is, collega's, dat ik eigenlijk geen oppositie meer moet
voeren. Dat wordt natuurlijk moeilijk, want in de meerderheid zitten we
ook niet. Als zij zo goed oppositie kunnen voeren, wat sta ik hier dan
eigenlijk nog te doen? Paarse excellenties ­ en niet de minste ­
erkennen zelf dat de actieve welvaartsstaat een lege doos is en dat
de beloofde structurele hervormingen ­ denk aan het scharnierjaar ­
er niet zijn gekomen.

Collega's, ik heb met de werkloosheidscijfers en de
werkgelegenheidscijfers aangetoond dat ondanks de statistische
trukendoos geen enkele maatregel erin is geslaagd de werkloosheid
terug te dringen, integendeel. De regering lijkt bijna de VLD in het
groot. Het ergst van al is, wat mij betreft, niet dat u ruziet en dat u er
niets van bakt, maar dat uw nietsdoen en uw ruzies stilaan het
fundament van onze welvaart en onze democratie aan het
onderuithalen zijn. Wij verliezen te veel tijd voordat wij maatregelen
durven nemen die zich vandaag opdringen opdat zij binnen 5, 10 of
15 jaar hun volle effect zouden sorteren. Als deze programmawet en
deze beleidsbrieven niet heel vlug worden opgevolgd door nieuwe
concrete voorstellen, dan zal ook 2005 een verprutst jaar zijn.

Collega's, de programmawet bevat inzake werkgelegenheid geen
structurele hervormingen. Er is inderdaad wat gewerkt in de marge
van het tot nu weinig succesvolle Ervaringsfonds. Er wordt een
wettelijke basis ingevoerd voor de heffing op Canada-Dry-regelingen,
waarvan de sociale partners onmiddellijk hebben gezegd dat dit niet
met hen werd overlegd en dat om het beoogde door te voeren er
eigenlijk geen nieuwe wettelijke regeling nodig was omdat het
bestaande wettelijke arsenaal volstond.

De minister heeft de regeling niet uit de programmawet willen halen
omdat er anders niet veel meer zou hebben ingestaan inzake
werkgelegenheid.

Mevrouw de minister, hoewel de CD&V voorstander is van een gelijke
behandeling van de Canada-Dry-regeling en het brugpensioen, moet
het worden gezegd dat de bepalingen in de programmawet zoals zij
thans voorligt, te veel ingegeven zijn vanuit het sluitend kunnen
krijgen van de begroting 2005, in plaats vanuit een waarachtige
bekommernis over de eindeloopbaan-problematiek en de
werkgelegenheid. Nu reeds staat vast dat de Canada Dry-heffing 30
miljoen euro moet opbrengen.

Op mijn concrete vraag hoeveel Canada Dry-regelingen er bestaan en
op hoeveel werknemers zij van toepassing zijn, moest u mij het
administrative et un renforcement
de la lutte contre la fraude sociale.
Pourvu que ces promesses
deviennent réalité et que des
inspecteurs soient envoyés en
nombre suffisant sur les chemins.

La relance de notre compétitivité
et le renforcement de notre taux
d'activité requièrent des réformes
et des mesures structurelles. C'est
en vain que j'ai cherché des
mesures de ce type dans la loi-
programme. Dès lors, je lance à
nouveau la proposition du CD&V
relative au financement alternatif
de la sécurité sociale. Des
glissements au sein de la structure
financière pourraient influencer
favorablement l'emploi, sans
augmentation de la pression
fiscale ni incidence négative sur le
budget. Selon les calculs du
Bureau du plan, une réduction de
1,5 milliard d'euros des cotisations
patronales sur les bas salaires
pourrait déboucher sur la création
de 60.000 emplois. Afin de
garantir la neutralité budgétaire
d'une telle
opération, des
glissements doivent être opérés.
Alors que les charges sur le travail
sont actuellement supportées par
3,5 à 4 millions de personnes,
elles pourraient être réparties sur
7 millions de personnes: les soins
de santé et les allocations
familiales constituent en effet un
droit pour tous. Un glissement des
charges, éventuellement étalé
dans le temps, pourrait alléger la
pression sur le travail et éliminer
notre handicap salarial.

Les primes allouées pour le travail
en équipe et les prestations
irrégulières ne constituent pas une
rémunération mais sont versées à
titre d'indemnisation pour les
désavantages inhérents à ce type
de prestations. A notre avis, ces
primes ne peuvent dès lors pas
être soumises au prélèvement de
cotisations de sécurité sociale. Les
charges salariales des employeurs
industriels sont ainsi réduites et les
travailleurs restent plus longtemps
dans l'entreprise. Les demandeurs
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
antwoord schuldig blijven! U voert een heffing zonder voorafgaand
overleg met de sociale partners over de hoogte van de bijdragen en
zonder over gegevens te beschikken - ik beschik terzake niet over
wetenschappelijke studies, maar mochten ze bestaan ben ik bereid ze
snel te bestuderen - die aantonen hoe hoog de bijdragen moeten zijn
die zullen worden geheven opdat op het terrein werkgevers en
werknemers zouden worden afgeremd om de Canada-Dry-regelingen
nog in te voeren. Ondanks deze vele open vragen moest deze heffing
in de programmawet reeds goedgekeurd worden en staat in de
begroting die we volgende week zullen bespreken, 30 miljoen euro
ingeschreven aan opbrengsten, een niet onbelangrijk bedrag in het
rond krijgen van de begroting.

Mevrouw de minister, de werkbonus zal wellicht als revolutionair
worden voorgesteld. Laten wij echter eerlijk zijn. Wat is het doel? Met
de werkbonus wordt een fout uit het verleden rechtgezet, te weten het
belastingkrediet. Bovendien wordt via de werkbonus de bestaande
maatregel uitgebreid die tot aan de goedkeuring van de
programmawet vigeert, in casu de vermindering van de persoonlijke
bijdragen. Bij de totstandkoming van het belastingkrediet hebben wij
op deze punten gewezen. Wij hebben steeds ervoor gewaarschuwd
dat het belastingkrediet niet het beoogde effect zou ressorteren omdat
belastingkredieten tot de fiscaliteit behoren en het een
vertragingseffect heeft zodat de mensen niet rechtstreeks het netto-
voordeel per maand voelen. Men is op deze beslissing teruggekomen
met de vermindering van de persoonlijke bijdragen. Dit is een goede
zaak. De werkbonus is eigenlijk niet meer dan een uitbreiding van
deze vermindering.

Mevrouw de minister, wij hebben in de commissie gesproken over die
data omdat wij vermoedden dat er ook hier iets niet in orde was met
de begroting. U had ons een tabel toegezegd. Tot op vandaag heb ik
die tabel niet gekregen zodat ik moet blijven uitgaan van mijn
veronderstelling in de commissie, namelijk dat deze maatregel ­
afschaffen van het belastingkrediet en pas later de werkbonus
invoeren ­ budgettair niet koosjer is en dat er een budgettaire truc
wordt gebruikt. Als de tabel er alsnog komt en ze kan mij overtuigen
dan zal ik zeer graag zeggen dat ik mij heb vergist. Mevrouw de
minister, zelfs al zou die tabel aantonen dat dit budgettair koosjer is,
dan begrijp ik nog altijd niet hoe zij die dit jaar hebben gewerkt, recht
hebben op dat belastingkrediet maar volgend jaar werkloos zijn, aan
hun geld geraken. Ik versta dat niet. Ik zou heel graag hebben dat u
mij ook een antwoord kunt geven op deze vraag. Hoe kunnen mensen
die dit jaar recht hebben op dat belastingkrediet maar volgend jaar
werkloos zullen zijn aan hun geld zullen geraken, want anders zijn zij
de bank van lening aan het spelen voor de overheidsfinanciën en ik
dacht niet dat dit de bedoeling was van het belastingkrediet?

Wat de pensioenen betreft, kan ik heel kort zijn. De programmawet
bevatte eigenlijk niets anders dan een aantal technische
aanpassingen en correcties van vroegere fouten. Inzake pensioenen
hadden de helft van de bepalingen betrekking op het opnieuw
rechttrekken van foutief wetgevend werk uit voorgaande
programmawetten. Wij hadden in deze programmawet wel verwacht
dat de regering inzake pensioenen geld zou hebben uitgetrokken op
de begroting voor de aanpassing van de overlevingspensioenen.

Mevrouw en mijnheer de minister, ik vraag u terzake mijn zeer groot
d'emploi peuvent ainsi être
encouragés à accepter un emploi
irrégulier.

Je n'entends pas m'immiscer dans
la concertation sociale en cours,
mais la flexibilité et les heures
supplémentaires constituent des
questions délicates. Je ne me
prononce pas sur calcul des
heures supplémentaires ni sur la
nécessité de mener des
négociations avec les syndicats au
sein de l'entreprise, mais une
imposition moindre des
suppléments pourrait constituer
une solution. Le pouvoir d'achat
des travailleurs augmenterait et
les entreprises y trouveraient leur
compte grâce à des charges
salariales réduites et à une
flexibilité accrue.
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
ongenoegen over te brengen aan de minister van Pensioenen, aan
heel de regering en in het bijzonder aan premier Verhofstadt. Vóór de
verkiezingen had hij zonder enige schaamte of schroom aan een
delegatie van de actiegroep van weduwen en weduwnaars toegezegd
­ u kunt de letterlijke teksten erop nalezen ­ dat er op korte termijn
iets ging veranderen aan de regeling voor weduwen en weduwnaars.

Nul! Als wij er met regelmaat naar vragen, is het overduidelijk dat
deze regering niet eens bereid is om dit te doen. Voor politieke
keuzes die anders zijn dan de mijne, daar heb ik nog respect voor.
Waar ik geen respect voor heb, is dat men voor de verkiezingen, op
een eerste communieziel die men niet heeft, aan die mensen belooft
dat het er zal komen en dat men zijn woorden even dapper terug
inslikt als de verkiezingen voorbij zijn.

Het is onrechtvaardig, mevrouw de minister, mijnheer de minister,
collega's, dat weduwen en weduwnaars die leven van een
overlevingspensioen en de moed hebben om daarnaast nog te gaan
werken, iedere maand bijna met een rekenmachine moeten kijken
hoeveel uren en minuten zij nog mogen werken om niet een deel van
hun overlevingspensioen in te leveren en dat zij eigenlijk niet het recht
hebben om hetzelfde bedrag bij te verdienen als bijvoorbeeld
werklozen hebben van wie de partner mag bijverdienen vooraleer
men het statuut van gezinshoofd verliest. Men zou veel verder kunnen
gaan. De eisen van die groep zijn inderdaad ruimer dan dit, maar het
minste dat men zou kunnen doen is de categorieën op dezelfde
manier behandelen.

Het blijft even onrechtvaardig dat weduwen en weduwnaars die
deeltijds bijwerken bij hun overlevingspensioen bij ziekte of wanneer
in een onderneming tijdelijke werkloosheid wordt ingevoerd omdat er
geen bestellingen zijn, voor die week geen werkloosheidsvergoeding
krijgen. Dat gebeurt vanuit het in dat geval verouderde principe dat
men niet tegelijkertijd twee vervangingsinkomens kan genieten. Dit is
natuurlijk crazy. Dat betekent dat in een onderneming zoals we die
kennen uit de voedingsindustrie en de confectie, mensen die soms
twee weken per maand werkloos zijn, twee weken geen inkomen
hebben bovenop hun pensioen. Dit is onrechtvaardig, want zij betalen
de volle bijdrage.

Wat er nog niet instaat. Wie heb ik daar in het verleden over horen
zweren? Wie heb ik in het verleden wetsvoorstellen weten indienen
voor de afschaffing van de solidariteitsbijdrage op de pensioenen?

Wat de sociale zekerheid betreft, mijnheer de minister, zijn de
belangrijkste maatregelen uit de programmawet dat er een heffing
komt op de bedrijfswagens, dat er opnieuw een administratieve
vereenvoudiging wordt aangekondigd - of men dat nu Kafka of anders
noemt - en dat de strijd tegen de sociale fraude nog zal versterkt
worden. Ik hoop in dat verband, mevrouw de minister, dat u zich aan
uw engagement - en uw antwoord in de commissie - over het
werkelijk versneld ter beschikking stellen van bijkomende inspecteurs,
zult houden. Het is natuurlijk heel gemakkelijk om te zeggen dat je de
strijd tegen de sociale fraude zal versterken, als je niet genoeg
soldaten hebt in je leger. Dan ga je eigenlijk de strijd aan van Klein
Duimpje tegen de reus. Dit moet werkelijk rechtgezet worden,
mevrouw de minister, want wij hebben op dit ogenblik minder
inspecteurs dan wij hebben ingeschreven in al onze tabellen en
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
statistieken.

Mevrouw de minister, mijnheer de minister, collega's, ik weet niet tot
welke conclusie u bent gekomen. Nu ons werk er wellicht tot bij de
volgende programmawet opzit, heb ik tevergeefs gezocht naar
scharnieren of structurele hervormingen. Scharnieren en structurele
hervormingen, daar draait het echter rond. Iedereen, meerderheid en
oppositie, regering en CD&V weten dat we slecht scoren inzake de
concurrentiekracht van onze ondernemingen en de
werkgelegenheidspositie. In deze domeinen zijn dringend
maatregelen nodig, geen schnabbels en geen pietluttigheden in de
marge. Daarvoor zijn moedige, structurele en ingrijpende maatregelen
nodig zoals de ministers Vandenbroucke en Vande Lanotte hebben
verklaard.

Omdat ik mijn betoog niet alleen wil afsluiten met alleen kritiek op wat
er niet is, wil ik andermaal twee van onze belangrijkste voorstellen
belichten. Het zijn twee ingrijpende voorstellen. Twee voorstellen
waarin CD&V gelooft. Twee voorstellen die we niet als evangelie zien,
niet te nemen of te laten, maar waarvan de visie die er achter schuilt
en de richting die we uitwillen, de enig mogelijke richting is - dat is
onze diepste overtuiging - indien we de sociale zekerheid niet alleen
willen laten overleven, maar ook levendig houden en betaalbaar
zonder de factor "arbeid" nog meer af te breken omdat onze
loonkosten ten opzichte van onze concurrenten te hoog zijn.

Het eerste voorstel is de alternatieve financiering van de sociale
zekerheid. De recente studie van het Planbureau steunt ons in onze
overtuiging dat het voorstel dat we reeds twee jaar geleden hebben
uitgewerkt helemaal niet zo gek is als sommigen de voorbije periode
hebben willen laten geloven. De verschuiving van de
financieringsstructuur van de sociale zekerheid, zoals het Planbureau
heeft aangetoond, kan zeer belangrijke positieve effecten hebben op
de werkgelegenheid zonder de belastingdruk te verhogen en zonder
negatieve gevolgen voor de begroting.

Het Planbureau toont aan, en wij kwamen ongeveer tot dezelfde
cijfers in onze studie, dat een op de lage lonen gerichte vermindering
van de werkgeversbijdragen met 1,5 miljard euro maar liefst 60.000
nieuwe jobs zou kunnen creëren. Om die maatregel budgettair
neutraal te houden... Laten wij eerlijk zijn, Greta staat hier niet voor
niets op het spreekgestoelte en CD&V is niet de gratis-voor-iedereen-
partij. Als men de loonkosten ontlast van bijdragen - daarvan zijn wij
ons heel goed bewust - dan zal men, om die maatregel budgettair
neutraal te houden, het geld elders moeten zoeken. Dat is nogal
wiedes. De vraag is natuurlijk: laat men, zoals vandaag, 3,5 tot 4
miljoen mensen bijdragen op de factor arbeid, of spreidt men dat
bedrag over het inkomen van ongeveer 7 miljoen mensen? Dat is de
vraag. Dat is ook de politieke vraag. Dit gebeurt zonder de
belastingdruk in dit land gemiddeld te verhogen. Dat is duidelijk. Ook
het Planbureau bewijst dat. Dat dit voor het individu een verschil kan
maken, is ook duidelijk.

Men moet echter weten of men de gezondheidszorg en de
kinderbijslagen - daarover gaat het in ons voorstel "alternatieve
financiering" - die, gelukkig, het algemeen recht van iedere burger in
dit land geworden zijn, niet moet laten betalen door inkomsten van
iedere burger. Daarover gaat de politieke vraag. Dit politiek antwoord
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
moet worden gegeven. Dit vereist een beetje moed, maar wij willen de
moed opbrengen om het antwoord mee te helpen zoeken. Het is klaar
dat het gaat om een verschuiving van lasten, maar men ontlast arbeid
op een manier die ons onze loonkostenhandicap ten opzichte van de
andere Europese landen grotendeels laat inlopen. Men kan dit
spreiden in de tijd, men kan er een paar jaar over doen. Het zal ook
moeten, maar hier ligt de kern van de toekomstige financiering van
onze sociale zekerheid en onze welvaartsstaat, zonder dat wij onze
tewerkstelling blijven afbouwen.

Een tweede zaak zijn de premies voor ploegenwerk, onregelmatig
werk en overuren. Wij hebben, op het ogenblik dat de regering
daaromtrent maatregelen genomen heeft, ons voorstel verduidelijkt.
Waarvoor worden ploegenpremies en premies voor onregelmatige
prestaties - ik denk aan de non-profitsector - betaald?

Niet als werkelijk loon, maar als een vergoeding voor de onregelmaat,
voor de verstoring, voor de meerkosten die men maakt omwille van
het feit dat men in ploegen, in nachten, op onregelmatige tijdstippen
werkt. Is het dan niet goed van af en toe eens over het muurtje te
kijken en eens te zien wat andere landen gedaan hebben?

Ik heb daarstraks gezegd dat wij aan marktaandeel verliezen in onze
industriële bedrijvigheid, in de industriële tewerkstelling. Zou het zo
verwonderlijk zijn? Duitsland onder andere heeft inderdaad gedaan
wat wij voorstellen, namelijk die supplementen ­ niet het uurloon,
maar wel de supplementen ­ niet onderhevig te maken aan de
socialezekerheidsbijdragen, noch voor werkgever, noch voor
werknemer.

Daardoor vangen we twee vliegen in één klap.

Ten eerste, onze industriële tewerkstelling ­ vooral de industriële
tewerkstelling werkt in ploegen en nachtdiensten ­ krijgt, naast onze
alternatieve financiering, een loonkostenverlaging die aanzienlijk zal
zijn. Studies hebben uitgewezen over welke percentages we het
kunnen hebben. Dat is het eerste, belangrijkste grote voordeel.
Daarvoor zouden wij het doen.

Een niet onbelangrijk bijkomend voordeel is dat de werknemers, van
wie men die onregelmatige prestaties en die flexibiliteit vraagt, ook
netto wat meer zouden overhouden, wat hen waarschijnlijk iets
enthousiaster zou maken om die onregelmatige prestaties, die op zich
niet zo plezierig zijn gedurende twintig of dertig jaar van een
loopbaan, ook aan te nemen. Dat zou werkzoekenden ertoe
overtuigen dat de inspanning toch de moeite waard is omdat men
netto iets meer overhoudt.

Nu men toch misschien naar een tweede elan zoekt om de spaak
gelopen sociale onderhandelingen nog eens vlot te trekken ­ ik hoop
hartgrondig dat men daarin slaagt ­, dan weten wij dat de flexibiliteit
en de overuren daarin een van de fragile punten is. Zonder mij te
willen moeien in het overleg dat daar nog moet plaatsvinden over de
vraag of de prestaties van overuren per maand, per kwartaal of per
jaar berekend zal worden, en nog minder mij te willen moeien
vooraleer er een definitief sein komt dat het sociaal overleg gelukt of
mislukt is, of en in welke mate de invoering van overuren
genegotieerd worden met de vakbonden op ondernemingsvlak, is er
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
één zaak die ik vanop deze tribune aan de regering en de collega's
duidelijk wil zeggen. Wanneer wij ook hier de supplementen, de
toeslagen op de overuren ­ niet het loon van de gepresteerde
overuren, maar de supplementen ­ vriendelijker zouden maken door
ze minder onderhevig te maken aan heffingen, dan zouden wij
misschien ook het spaak lopend sociaal overleg een goede dienst
bewijzen. De loonkosten voor de ondernemingen zouden daardoor
namelijk verminderen, maar de werknemers die die overuren
presteren, zouden een koopkrachtverhoging krijgen die wellicht zeer
welkom zou zijn boven de niet of zeer matige loonsverhoging die er uit
een interprofessioneel akkoord zou kunnen komen.

Mevrouw de minister, laten wij immers duidelijk zijn. Ik ben blij dat ik
mij hiervoor kan baseren op een zeer recente studie van het
Steunpunt voor Werk, waarin werd heeft vastgesteld dat het in ons
land eigenlijk niet mangelt aan het presteren van overuren en aan de
bereidheid tot flexibiliteit. De studie wijst inderdaad uit dat in
Vlaanderen ongeveer 14% van de werknemers tegenwoordig
overuren presteert. Daardoor is de gemiddelde arbeidstijd in ons land,
per week uitgedrukt, niet 36 of 37 uren, maar 43 uren per week.

De bereidheid om daar nog iets bij te doen, om nog iets flexibeler te
zijn, zou zeer sterk kunnen ondersteund worden mocht men de
supplementen op overuren, die zowel door de werkgevers als door de
werknemers moeten worden betaald, als het ware vriendelijker zou
maken, zodat de werknemer netto iets meer overhoud en de loonkost
voor de ondernemingen in de hand gehouden kan worden.
01.09 Hans Bonte (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mevrouw
D'hondt, u debatteert natuurlijk in volle actualiteit, aangezien de
sociale partners in dat verband momenteel tot een akkoord trachten
te komen. Ik meen evenwel dat u wat licht heengaat over de vraag of
hierover al dan niet moet worden onderhandeld in de bedrijven. U pleit
voor gedeeltelijke ontlasting van overuren en supplementen en ik kan
u daarin volgen. Dat heeft natuurlijk tot doel om de flexibiliteit te laten
toenemen en om het aantal overuren te vergemakkelijken. Het aantal
mensen dat overuren zou presteren zou met andere woorden
toenemen. Dat is de logica.

De vraag is echter of hierover al dan niet in de bedrijven moet worden
onderhandeld. Tegelijk stelt men vast dat in bepaalde sectoren en in
bepaalde regio's overuren bijna de regel geworden zijn en een
structureel karakter hebben. Dit dreigt het onderhandelingsplatform te
vernietigen rond de discussie of men de overuren verder moet laten
evolueren en meer flexibiliteit moet toelaten voor de werkenden, ofwel
of men moet opteren voor extra aanwervingen in de bedrijven. Dat is
immers ook relevant in de context van de hoge werkloosheid.

Ik zou graag willen weten of u de piste kan volgen van een
verdergaande versoepeling van de overurenregeling en het ontlasten
van de overuren zonder dat zulks gepaard moet gaan met
onderhandelingen met de syndicale delegaties.
01.09 Hans Bonte (sp.a-spirit):
J'adhère au plaidoyer de Mme
D'hondt en faveur d'un allègement
des prélèvements sur les heures
supplémentaires et les
suppléments de salaires.
Toutefois, je trouve qu'elle traite
avec une certaine désinvolture la
question de savoir si cela doit faire
l'objet de négociations dans les
entreprises. Dans certains
secteurs et certaines régions, les
heures supplémentaires sont
quasi la règle. Pourquoi n'y
embauche-t-on pas davantage?

Mme D'hondt considère-t-elle que
la réglementation relative aux
heures supplémentaires pourrait
être assouplie sans passer par
des négociations avec les
syndicats?
01.10 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer
Bonte, dat zijn twee zaken.

Ten eerste is er het eeuwenoude dilemma van overuren of
bijkomende aanwervingen. U bent voldoende vertrouwd met de
01.10 Greta D'hondt (CD&V): M.
Bonte a attiré notre attention sur le
choix séculaire entre heures
supplémentaires et recrutements
supplémentaires. Mais cette
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36
arbeidsmarkt om te weten dat dit niet zo ongenuanceerd mag worden
voorgesteld. Er werd nog geen kat extra aangeworven door geen
overuren toe te laten.

Wat wel zeker is, is dat men grenzen en limieten moet stellen, want
anders zit men met verdringing. Men moet heel goed weten en
bepalen tot waar men wil gaan om de noodzakelijke flexibiliteit, die
men niet kan ondervangen met aanwervingen, te bereiken. Als in een
bedrijf een bestelling binnenkomt die de week daarop moet worden
uitgevoerd, kan men dat op die manier niet opvangen. Dat weet u net
zo goed als ik.

Ten tweede, ik verheel u niet dat het niet de jungle mag worden. Ik
zeg u dit hier heel duidelijk.

Ik kom dan bij de onderhandelingen. Ik wil u daarop volgende week
heel duidelijk antwoorden als het sociaal overleg ofwel gelukt zal zijn,
ofwel afgesprongen zal zijn. Ik denk dat het contraproductief zou zijn
voor het sociaal overleg om daar nu woorden aan vuil te maken op
deze tribune. Ik wil daar zeker niet toe bijdragen. Ik verschuil mij zeker
niet. Als het lukt of niet lukt, wil ik graag met dezelfde openheid
daarop antwoorden. Nu wil ik de allerlaatste kansen voor het overleg
niet hypothekeren. Dit is volgens mij deze zomer te veel gebeurd door
voorbarig stoere en stoute uitspraken te doen. U zult dit van mij niet
moeten verwachten.
présentation manichéenne des
choses n'est pas conforme à la
réalité. Ce n'est pas en recrutant
qu'on résoudra le problème posé
par le besoin de flexibilité. Ce qui
ne signifie pas qu'il ne faille pas
mettre des limites à la flexibilité. Je
ne veux pas que le marché de
l'emploi en Belgique se
métamorphose en jungle.

Je ne répondrai qu'après la
concertation sociale à la question
de savoir s'il est opportun ou non
de négocier. L'été dernier, cette
concertation n'a été que trop
souvent hypothéquée par des
déclarations intempestives.
01.11 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik wil iets
zeggen over het luik "overuren" waarover het hier nu in de plenaire
vergadering gaat. De vraag is altijd of men bijkomende aanwervingen
moet doen. Schokken in de economie kan men niet altijd opvangen
met uitzendkrachten omdat zij niet voldoende scholing hebben of met
bijkomende aanwervingen omdat men niet weet of die groei wel
stabiel zal zijn. Ik wil de collega's Bonte en D'hondt verwijzen naar de
arbeidsmarktflits van het Steunpunt WAV die vorige week is
verschenen. Uit deze publicatie blijkt dat de 13,7% van de
loontrekkenden die daadwerkelijk overuren presteren, gemiddeld 10
overuren per week presteren. Daardoor komt hun werktijd op 43 uren
per week en dan moet bekeken worden naar hoe ver men met de
spanning van de flexibiliteit wil gaan. Wij willen meer werkgelegenheid
creëren zodat de bedrijven en de economie kunnen groeien.
Misschien moeten we onderkennen dat in een aantal sectoren die 65
overuren per jaar, die nu de regel vormen, niet volstaan. Op welke
manier kunnen we dit aantal overuren voor bepaalde bedrijven en
sectoren onder bepaalde voorwaarden optrekken? Ik wou dit vanuit
onze fractie even als aanvulling geven.
01.11 Annemie Turtelboom
(VLD): Les chocs économiques ne
peuvent pas toujours être amortis
par le recours au travail intérimaire
ou par de recrutements
supplémentaires. Les heures
supplémentaires sont toujours
aussi indispensables. Dans
certains secteurs, un total de 65
heures supplémentaires par an ne
suffira peut-être pas. De quelle
façon et à quelles conditions ce
nombre pourrait-il être augmenté?
De voorzitter: Mevrouw D'hondt, gelieve af te ronden.
01.12 Greta D'hondt (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, weet u wat mijn kerstwens is? We maken
revolutie, maar niet "nog even", graag morgen of zelfs vandaag als
het kan.
01.12 Greta D'hondt (CD&V):
Je terminerai par un voeu de
Noël, paraphrasant le texte
d'une chanson flamande: "We
maken revolutie" (Nous ferons la
révolution), non, comme le dit la
chanson, "nog even, nog even"
(d'ici peu), mais demain, et si
possible, dès aujourd'hui.
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
37
Le président: Chers collègues, M. Michel me dit qu'il sera
relativement bref. Nous pourrions ainsi clôturer nos travaux de ce
matin à 13h au plus tard. Nous reprendrons les débats sur ce volet
cet après-midi. Les intervenants encore inscrits pour cette partie sont
Mme Turtelboom, M. Drèze, Mme Pieters, Mmes Gerkens et Genot,
et moi-même.
De voorzitter: De heer Michel
zegt mij dat hij het kort zal houden.
Als u het ermee eens bent,
kunnen wij de zitting van deze
voormiddag ten laatste om 13 uur
afronden. Wij zullen onze
besprekingen over dit gedeelte
deze namiddag hervatten.
01.13 Charles Michel (MR): Monsieur le président, mesdames et
monsieur les ministres, chers collègues, c'est avec plaisir que j'ai
cédé une partie de mon temps d'intervention à Mme D'hondt.

Cela étant dit et sans revenir sur ce qui a déjà été évoqué, je voudrais
dire à quel point les questions dont nous débattons sont centrales,
fondamentales. Je souhaite remettre ce débat dans la perspective
d'une question essentielle à mes yeux et qu'on commence à mettre
en évidence dans le débat public en général; c'est la question de la
hausse de l'espérance de vie. Il est important d'indiquer que notre
génération, la génération qui assume aujourd'hui les responsabilités
dans les parlements, dans les gouvernements est sans doute celle
qui, historiquement, va porter la responsabilité d'assumer le défi de la
solidarité dans une société qui, en réalité, compte une génération de
plus par rapport à quelques dizaines d'années plus tôt. Cela me
semble important de le souligner.

La conséquence la plus évidente, la plus spontanée de la hausse de
l'espérance de vie concerne la sécurité sociale, les pensions, les
soins de santé. Dans d'autres thématiques encore, elle influe sur les
rapports sociaux, la cellule familiale et sur toutes les solidarités en
général. Dans ce cadre, il me semble essentiel d'être soucieux,
comme c'est déjà le cas dans une certaine mesure, de ne pas
évoquer ces thématiques uniquement de façon classique,
traditionnelle. Par exemple, pas seulement en parlant de l'âge légal
de la pension, mais en modifiant notre angle de vue pour prendre en
considération, dans la question des pensions, la durée de la carrière
plutôt que l'âge légal à partir duquel on s'orienterait vers une
démarche de pension. Il faudrait aussi plus de souplesse dans notre
conception du partage entre les moments de travail et ceux
consacrés à d'autres activités. Ce sont là des éléments essentiels.
J'ose espérer que, dans les semaines ou les mois à venir, au sein de
la commission ad hoc et avec les responsables gouvernementaux
concernés, nous pourrons nous donner cette hauteur de vue et
prendre quelque distance avec l'instantanéité de quelques mesures
ponctuelles déclinées dans une loi-programme dont on débat
aujourd'hui.

Brièvement, pour tenir mon engagement pris envers le président de
cette assemblée, je voudrais évoquer quelques points pour lesquels
des réponses du gouvernement me semblent importantes. Le premier
élément que je voudrais mettre en évidence a trait aux mesures qui
concernent le taux d'activité, mesures dont le groupe MR se réjouit.
Bien entendu, il y a là une question essentielle. L'Union européenne,
pleinement consciente de l'enjeu, a fixé des objectifs depuis quelques
années maintenant.

J'ose espérer et j'insiste pour que nous ayons la possibilité au sein de
cette assemblée d'avoir un mécanisme nous permettant d'évaluer
01.13 Charles Michel (MR): De
kwesties die wij hier bespreken
zijn van essentieel belang. De
toename van de
levensverwachting is een
kernelement en onze generatie
moet de verantwoordelijkheid op
zich nemen om die uitdaging aan
te gaan. Dat verschijnsel heeft
uiteraard in de eerste plaats
gevolgen voor de sociale
zekerheid, de pensioenen en de
gezondheidszorg, maar ook voor
de sociale relaties binnen de
families en alle vormen van
solidariteit. Wij moeten leren die
thema's vanuit
nieuwe
invalshoeken te bekijken. Een
leven bestaat uit activiteits- en
rustperiodes, en bijgevolg moet
het mogelijk zijn de kwestie van de
pensioenleeftijd met meer
soepelheid te benaderen.

Ik zou willen dat de regering mij op
een aantal punten zou
antwoorden.

Ten eerste verheugt de MR zich
over de genomen maatregelen
met betrekking tot de
activiteitsgraad. De Europese Unie
heeft op dat vlak enkele jaren
geleden doelstellingen
vastgesteld. Wij zouden in deze
assemblee moeten kunnen
beschikken over instrumenten
voor de evaluatie van de genomen
maatregelen, met name in het
kader van het proces van
Lissabon.

Er zijn ook vorderingen wat de
werkbonus betreft. Werken moest
aantrekkelijker en lonender
worden gemaakt. Met dat initiatief
gaat het de goede kant op. Hoe zit
het echter met de timing?
Aangezien die maatregel tegen
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
38
dans quelle mesure nous nous rapprochons des objectifs qui ont été
notamment fixés par le processus de Lisbonne. Cela me semble un
élément d'autant plus important que notre pays se situe à une
mauvaise place en comparaison avec les pays voisins, en particulier
au sujet du taux d'activité au-delà de 55 ans. Des mesures
ponctuelles commencent à apparaître et je m'en réjouis. Mais, ne
nous mentons pas, nous savons que ce ne sera pas suffisant: il
faudra aller plus loin. Il me paraît important que le débat puisse
dépasser le cadre strict de la loi-programme.

Madame la ministre, nous nous réjouissons également des avancées
relatives au bonus "crédit d'emploi". Cet élément de l'accord de
gouvernement est aujourd'hui en voie d'exécution. Il nous semble
important, parce que, toutes formations politiques confondues, nous
nous sommes rendu compte des difficultés en ce domaine. Dès lors,
il fallait réussir à rendre le travail plus attractif et plus rémunérateur et
à créer un incitant qui soit réellement perçu comme tel. Cette initiative
nous semble donc se diriger dans la bonne direction.

Mais je profite de l'occasion pour, une fois encore, vous réclamer un
calendrier. Dès lors que l'accord de gouvernement porte sur le souci
d'une application intégrale de la mesure à partir de 2007, il serait
judicieux que le parlement puisse connaître précisément le timing
faisant l'objet d'un accord gouvernemental et que vous vous
engagerez à respecter.

J'aborde à présent un autre point qui a suscité quelques énervements
dans plusieurs municipalités wallonnes - mais aussi flamandes, je
suppose. Je pense bien sûr au pointage des chômeurs. Cette
question nous semble cruciale. Je demande avec fermeté qu'une
position claire soit exprimée par le gouvernement. Tant pour les
chômeurs que pour les administrations communales concernées, je
suis de ceux qui ont éprouvé un certain plaisir en apprenant la
décision de principe de supprimer le pointage des chômeurs. Comme
ce mécanisme n'est plus adapté à la réalité, il s'agit d'une bonne
mesure. Mais il importe, dans le chef du gouvernement, d'adopter un
discours plus précis que celui qui consiste à dire que la mesure sera
appliquée fin 2005. J'aimerais que vous puissiez nous dire - et je
regrette de vous informer que je n'ai pas été pleinement satisfait par
vos réponses en commission - où vous en êtes dans la mise en
oeuvre de cette mesure. Ensuite, quels sont les mécanismes
alternatifs qui seront mis en place et qui sont actuellement à l'étude?

Plus précisément, pouvez-vous nous indiquer un calendrier? C'est
d'autant plus urgent que, dans certaines communes, des échevins et
bourgmestres ont tenu des propos qui ont jeté le trouble sur cette
mesure. Je plaide pour la clarté dans ce dossier. Cela me permet
aussi de mettre en évidence l'idée suivante: pour ce qui nous
concerne, les mesures qui ont été prises récemment au sujet du
contrôle des chômeurs devront être évaluées par le parlement. Je
prends bonne note de la relative brièveté du délai. Il faut peut-être,
par conséquent, laisser à ces mesures le temps d'être exécutées.
Néanmoins, nous ne sommes pas complètement satisfaits de la
façon dont elles ont été décidées.

Il nous semble que, indépendamment d'un débat strictement
symbolique ou idéologique, une démarche d'efficacité doit être
recherchée. Or, pour parler clairement, nous n'avons pas, aujourd'hui,
2007 volledig operationeel zou
moeten zijn, kenden we graag de
timing waarover de regering het
eens raakte.

Een andere maatregel leidde in
verscheidene gemeenten tot heel
wat ergernis: de stempelcontrole.
De regering moet verduidelijken
wanneer die controle zal worden
afgeschaft. We staan achter de
principiële beslissing de
stempelcontrole af te schaffen,
maar kunnen ons niet tevreden
stellen met het vage "omstreeks
eind 2005". Hoe staat het met de
uitvoering van die maatregel?
Welke alternatieve mechanismen
zullen nodig zijn? Graag een
duidelijke timing.

De maatregelen inzake de
stempelcontrole zullen ook door
het parlement moeten worden
beoordeeld. Wij zijn niet tevreden
met de manier waarop erover
werd beslist. Wij zijn er evenmin
van overtuigd dat de door uw
voorganger getroffen maatregelen
doeltreffend zijn.

Tot slot nog één welbepaald punt:
de bijdragen inzake de
vakbondspremies in de
politiezones. Het voorstel voorziet
in een terugwerkende kracht vanaf
2001, waardoor heel wat zones in
de problemen zullen komen. Ik
vind het jammer dat de gevolgen
voor de betrokken gemeenten niet
werden becijferd. Al is het
inderdaad moeilijk een precieze
kostenraming op te stellen, toch
lijkt de vraag ernaar mij redelijk.

Dat zijn de punten die ik wou
behandelen. In de toekomst zullen
wij de vragen die in het kader van
de programmawet werden gesteld,
verder kunnen uitdiepen.
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
39
la conviction que les mesures prises par votre prédécesseur
réussissent à tendre vers cet objectif.

Pour terminer, je m'adresserai plus particulièrement au ministre
Demotte et j'évoquerai un point particulier concernant les cotisations
relatives aux primes syndicales dans les zones de police. En effet, je
persiste à penser - j'ai déjà exprimé mes inquiétudes à ce sujet en
commission ­ qu'il y a là une démarche qui va à contre-courant de la
démarche de clarté que l'on doit avoir envers les municipalités. La
délibération figurant dans la proposition prévoit clairement une
rétroactivité à partir de 2001. Cela mettra ­ j'en suis convaincu ­ un
certain nombre de zones de police dans une situation embarrassante.
Je regrette que l'on n'ait pas pu disposer d'une estimation chiffrée de
l'impact pour les communes concernées. Je mesure bien qu'une
estimation précise soit difficile, compte tenu des informations dont on
dispose dans le cadre de la réforme des polices, mais il me semble
tout à fait raisonnable de demander une estimation financière qui en
réalité est une projection.

Voilà, monsieur le président, les quelques points abordés de façon
non-exhaustive - vous l'aurez compris - que je souhaitais aborder. Je
me réjouis à l'idée que nous pourrons, dans les prochains mois,
approfondir un certain nombre de questions déjà soulevées dans le
cadre de la loi-programme.

Le président: Je vous remercie, monsieur Michel, pour la brièveté de votre intervention.

Chers collègues, je clôturerai dans un instant la séance de ce matin. Nous reprendrons nos travaux cet
après-midi avec six intervenants et la réponse des deux ministres.

La séance est levée.
De vergadering is gesloten.

La séance est levée à 12.51 heures. Prochaine séance le mercredi 15 décembre 2004 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten om 12.51 uur. Volgende vergadering woensdag 15 december 2004 om
14.15 uur.



15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
40
CRIV 51
PLEN 101
15/12/2004
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
41
ANNEXE
BIJLAGE
SÉANCE PLÉNIÈRE
PLENUMVERGADERING
MERCREDI 15 DÉCEMBRE 2004
WOENSDAG 15 DECEMBER 2004
COMMUNICATIONS
MEDEDELINGEN
COUR D'ARBITRAGE
ARBITRAGEHOF
Arrêts
Arresten
En application de l'article 113 de la loi spéciale du 6
janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de la
Cour d'arbitrage notifie:
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de
griffier van het Arbitragehof kennis van :
- l'arrêt n° 196/2004 rendu le 8 décembre 2004
concernant le recours en annulation de
l'article 185bis, §§ 1
er
et 2, du Code wallon du
logement, inséré par l'article 117 du décret de la
Région wallonne du 15 mai 2003 "modifiant le Code
wallon du Logement et l'article 174 du Code wallon
de l'Aménagement du Territoire, de l'Urbanisme et
du Patrimoine", introduit par la SCRL Fonds du
logement des familles nombreuses de Wallonie;
- het arrest nr. 196/2004 uitgesproken
op 8 december 2004 over het beroep tot
vernietiging van artikel 185bis, §§ 1 en 2, van de
Waalse Huisvestingscode, ingevoegd bij artikel 117
van het decreet van het Waalse Gewest van 15 mei
2003 "tot wijziging van de Waalse Huisvestingscode
en artikel 174 van het Waals Wetboek van
Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en
Patrimonium", ingesteld door de CVBA "Fonds du
logement des familles nombreuses de Wallonie";
(n° du rôle: 2882)
(rolnummer: 2882)
- l'arrêt n° 197/2004 rendu le 8 décembre 2004
concernant la question préjudicielle relative à
l'article 10bis de la loi du 31 décembre 1963 sur la
protection civile, posée par le Conseil d'Etat par
arrêt du 10 décembre 2003;
- het arrest nr. 197/2004 uitgesproken
op 8 december 2004 over de prejudiciële vraag over
artikel 10bis van de wet van 31 december 1963
betreffende de civiele bescherming, gesteld door de
Raad van State bij arrest van 10 december 2003;
(n° du rôle: 2884)
(rolnummer: 2884)
- l'arrêt n° 198/2004 rendu le 8 décembre 2004
concernant la question préjudicielle relative à
l'article 19, § 4, de la loi du 10 avril 1990 sur les
entreprises de gardiennage, sur les entreprises de
sécurité et sur les services internes de gardiennage,
tel qu'il a été remplacé par l'article 17, 4°, de la loi
du 10 juin 2001, posée par le tribunal de première
instance de Liège par jugement du 20 janvier 2004;
- het arrest nr. 198/2004 uitgesproken
op 8 december 2004 over de prejudiciële vraag
betreffende artikel 19, § 4, van de wet
van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen,
de beveiligingsondernemingen en de interne
bewakingsdiensten, zoals vervangen bij
artikel 17, 4°, van de wet van 10 juni 2001, gesteld
door de rechtbank van eerste aanleg te Luik bij
vonnis van 20 januari 2004;
(n° du rôle: 2894)
(rolnummer: 2894)
- l'arrêt n° 199/2004 rendu le 8 décembre 2004
relatif à la question préjudicielle concernant les
articles 622, 625 et 626 du Code d'instruction
criminelle, posée par la chambre des mises en
accusation de la cour d'appel d'Anvers par arrêt
du 20 mars 2004.
- het arrest nr. 199/2004 uitgesproken
op 8 december 2004 over de prejudiciële vraag
betreffende de artikelen 622, 625 en 626 van het
Wetboek van Strafvordering, gesteld door de kamer
van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep
te Antwerpen bij arrest van 20 maart 2004.
(n° du rôle: 2964)
(rolnummer: 2964)
Pour information
Ter kennisgeving
Recours en annulation
Beroepen tot vernietiging
15/12/2004
CRIV 51
PLEN 101
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2004
2005
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
42
En application de l'article 76 de la loi spéciale du
6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, le greffier de
la Cour d'arbitrage notifie:
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de
griffier van het Arbitragerhof kennis van:
- les recours en annulation totale ou partielle du
décret flamand du 26 mars 2004 portant des
mesures de redressement au profit des courses de
chevaux flamandes, autorisant le Gouvernement
flamand à contribuer à la création d'une association
sans but lucratif "Vlaamse Federatie voor
Paardenwedrennen" (Fédération flamande des
Courses de Chevaux) et modifiant et abrogeant
certaines disposition du Code des taxes assimilées
aux impôts sur les revenus, introduits par la SA
Tiercé franco-belge, la SA Derby et le Conseil des
ministres; l'ordonnance de jonction des affaires
n
os
3138 et 3140; l'ordonnance de jonction de
l'affaire n° 3143 avec les affaires déjà jointes
n
os
3138 et 3140.
- de beroepen tot gehele of gedeeltelijke
vernietiging van het Vlaamse decreet
van 26 maart 2004 houdende regeling van
herstelmaatregelen voor de Vlaamse
paardenwedrennen, houdende machtiging aan de
Vlaamse regering om mee te werken aan de
oprichting van de vereniging zonder winstgevend
doel "Vlaamse Federatie voor Paardenwedrennen"
en houdende wijziging en opheffing van sommige
bepalingen van het Wetboek van de met de
inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen,
ingesteld door de NV "Tiercé franco-belge", de NV
Derby en de Ministerraad; de beschikking tot
samenvoeging van de zaken nrs 3138 en 3140; de
beschikking tot samenvoeging van de zaak nr. 3143
met de reeds samengevoegde zaken
nrs 3138 en 3140.
(n
os
du rôle: 3138, 3140 et 3143)
(rolnummers: 3138, 3140 en 3143)
Pour information
Ter kennisgeving
Questions préjudicielles
Prejudiciële vragen
Le greffier de la Cour d'arbitrage notifie:
De griffier van het Arbitragehof geeft kennis van:
- les conclusions des juges-rapporteurs prises en
application de l'article 72 de la loi spéciale du 6
janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage concernant la
question préjudicielle concernant l'article 29 des lois
relatives à la police de la circulation routière,
coordonnées le 16 mars 1968, tel qu'il a été
remplacé par l'article 6 de la loi du 7 février 2003,
posée par le tribunal de police de Marche-en-
Famenne par jugements du 22 novembre 2004;
l'ordonnance de jonction de ces affaires;
l'ordonnance de prorogation du délai pour
l'introduction d'un mémoire justificatif.
- de conclusies van de rechters-verslaggevers
genomen in toepassing van artikel 72 van de
bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof betreffende de prejudiciële vraag over
over artikel 29 van de wetten betreffende de politie
over het wegverkeer, gecoördineerd
op 16 maart 1968, zoals vervangen bij artikel 6 van
de wet van 7 februari 2003, gesteld door de
politierechtbank te Marche-en-Famenne bij
vonnissen van 22 november 2004; de beschikking
tot samenvoeging van deze zaken de beschikking
tot het verlengen van de termijn voor het indienen
van een memorie met verantwoording.
(n
os
du rôle: 3111 et 3144 à 3165)
(rolnummers: 3111 en 3144 tot 3165)
Pour information
Ter kennisgeving