CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
CRIV 51 PLEN 163
CRIV 51 PLEN 163
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
S
ÉANCE PLÉNIÈRE
P
LENUMVERGADERING
jeudi
donderdag
13-10-2005
13-10-2005
Matin
Voormiddag
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE






























cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V
Christen-Democratisch en Vlaams
ECOLO
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
FN
Front National
MR
Mouvement réformateur
N-VA
Nieuw-Vlaamse Alliantie
PS
Parti socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders ­ Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
Vlaams Belang
Vlaams Belang
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
Abréviations dans la numérotation des publications :
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
DOC 51 0000/000 Document parlementaire de la 51e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
DOC 51 0000/000
Parlementair stuk van de 51e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
QRVA
Questions et Réponses écrites
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte) CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu inté-
gral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit des
interventions ; les annexes se trouvent dans une brochure
séparée (PLEN: couverture blanche; COM: couverture
saumon)
CRIV
Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken; de
bijlagen zijn in een aparte brochure opgenomen
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
PLEN
séance plénière
PLEN
Plenum
COM
réunion de commission
COM
Commissievergadering
MOT
motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige) MOT
moties tot besluit van interpellaties (beigekleurig papier)
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail :
publications@laChambre.be
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
publicaties@deKamer.be
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
i


SOMMAIRE
INHOUD
Reprise de la discussion de la déclaration du
gouvernement
1
Hervatting van de bespreking van de verklaring
van de regering
1
Orateurs:
Guy D'haeseleer, Gerolf
Annemans, président du groupe Vlaams
Belang, David Lavaux, Hans Bonte, Danielle
Van Lombeek-Jacobs, Melchior Wathelet
,
président du groupe cdH, Guido Tastenhoye,
Greta D'hondt, Denis Ducarme, Jean-Pierre
Malmendier, Annemie Turtelboom, Muriel
Gerkens, Filip De Man, Annemie Roppe,
Hendrik Bogaert
Sprekers:
Guy D'haeseleer, Gerolf
Annemans, voorzitter van de Vlaams Belang-
fractie, David Lavaux, Hans Bonte, Danielle
Van Lombeek-Jacobs, Melchior Wathelet
,
voorzitter van de cdH-fractie, Guido
Tastenhoye, Greta D'hondt, Denis
Ducarme, Jean-Pierre Malmendier,
Annemie Turtelboom, Muriel Gerkens, Filip
De Man, Annemie Roppe, Hendrik Bogaert
ANNEXE
BIJLAGE
Ce compte rendu n'a pas d'annexe
Dit verslag heeft geen bijlage
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
1
SÉANCE PLÉNIÈRE
PLENUMVERGADERING
du
JEUDI
13
OCTOBRE
2005
Matin
______
van
DONDERDAG
13
OKTOBER
2005
Voormiddag
______

La séance est ouverte à 10.11 heures par M. Herman De Croo, président.
De vergadering wordt geopend om 10.11 uur door de heer Herman De Croo, voorzitter.

Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Guy Verhofstadt.

Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
01 Reprise de la discussion de la déclaration du gouvernement
01 Hervatting van de bespreking van de verklaring van de regering

La discussion de la déclaration du gouvernement est reprise.
De bespreking van de verklaring van de regering is hervat.

Mijnheer de eerste minister, collega's, ik groet u.

Op het eerste gezicht telt mijn sprekerslijst negentien leden. Ik merk dat de heer D'haeseleer aanwezig is
en misschien kan hij nu het woord nemen. Daarna zal ik proberen te alterneren wat de talen betreft. Dit
alles zou rustig moeten kunnen verlopen en ik vermoed dat wij omstreeks 19.00 uur zullen kunnen
eindigen.

Ik denk dat uw fractie nog een krediet heeft. Ik heb uw fractieleider gisteren aan het woord gelaten.
01.01 Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, wij
hebben nog 40 minuten.
De voorzitter: Dat is goed. Dat is geen probleem.
01.02 Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de eerste minister, collega's, de vergrijzingproblematiek
heeft vele maanden of zelfs een paar jaar de politieke debatten
gedomineerd, en terecht. De uitdagingen waarvoor wij staan,
noodzaken inderdaad tot ingrepen die ertoe moeten leiden dat wij in
de toekomst met meer mensen langer aan het werk blijven.

Wij werden ook overspoeld door opiniestukken, analyses, wijze
woorden van deskundigen en open brieven van politici, die het belang
van de beslissingen die moesten worden genomen, steevast
onderstreepten. Wij hebben dan ook met veel aandacht naar de
regeringsverklaring uitgekeken, want gisteren moesten de bakens
voor de toekomst worden uitgezet en moest een aantal ingrijpende
hervormingen voorgesteld worden.
01.02 Guy D'haeseleer (Vlaams
Belang): Le vieillissement nous
impose de travailler plus
longtemps. Les politiques et les
experts de tous bords ne cessent
de nous rebattre les oreilles de
cette thèse. Le premier ministre
allait enfin fixer hier les balises de
l'avenir: un plan entreprenant
visant à mettre davantage de gens
au travail et pour plus longtemps.
Après d'abondantes discussions,
le gouvernement allait enfin
présenter du concret. Les 66
mesures annoncées avaient
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
2
Ik moet zeggen dat het feit dat de uiteindelijke beslissingen, die
meermaals werden uitgesteld, er kwamen na heel lange
besprekingen met de sociale partners, om uiteindelijk na veel uitstel te
landen kort vóór de beleidsverklaring, mij deed vermoeden dat de
regering na veel gekakel eindelijk toch eieren zou leggen en de moed
zou hebben om ingrijpende hervormingen te doen. Ook de
aankondiging van de eerste minister dat er maar liefst 66 maatregelen
zouden zijn genomen wekte grote verwachtingen. Dat de eerste
minister bovendien eindelijk, gisteren, deemoedig heeft toegegeven
dat er van 200.000 extra jobs geen sprake kan zijn en dat wij in 2007
uiteindelijk zullen uitkomen op nauwelijks iets meer dan de helft, deed
mij denken dat de regering inderdaad klaar was om het noodzakelijke
tandje bij te steken.

Ik moet echter zeggen dat ik bij het aanhoren van de beleidsverklaring
en het lezen van de vele maatregelen sterk ontgoocheld ben. Nu al
kan ik zeggen dat wij met de gehanteerde methodiek onze welvaart
voor de toekomst niet zullen kunnen vrijwaren, in tegenstelling tot wat
de eerste minister gisteren verkondigde. De echte grote hervormingen
van onze arbeidsmarkt komen er duidelijk niet.

Waar ik gisteren als het ware bijna misselijk van werd, waren de loze
beweringen van iemand die van zichzelf beweert de eerste minister
van het land te zijn, maar die in werkelijkheid niets meer is dan een
zielig uitgeblust politicus, die tevergeefs geprobeerd heeft het zinkend
schip te verlaten voor een goedbetaalde job in Europa, en die slechts
eerste minister kan blijven bij de gratie van Elio Di Rupo.

Beweringen als zouden wij zeggen dat er geen probleem is, dat men
de brugpensioenen en andere uittredingsregelingen rustig kan blijven
misbruiken om massaal oudere werknemers te dumpen, zulke
leugens kunnen wij niet aanvaarden. Laat dit duidelijk zijn.

Zijn de zesenzestig voorstellen dan allemaal slecht? uiteraard niet.
Het zou er nog aan ontbreken dat er geen goede aanzetten worden
gegeven. Uiteraard is elke lastenverlaging een stap in de goede
richting. Het is een goede zaak dat er meer stageplaatsen worden
gecreëerd voor jongeren. Het is ook een goede zaak dat er paal en
perk wordt gesteld aan de Canada Dry-regelingen. De nieuwe
benadering van herstructureringen met tewerkstellingscellen is een
goede poging om die werknemers opnieuw te integreren op de
arbeidsmarkt.

Wat mij echter opvalt, is dat de federale regering voor maar liefst een
derde van de maatregelen rekent op derden, zijnde de Nationale
Arbeidsraad, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de Gewesten,
de Gemeenschappen en de ondernemingen zelf. Het blijft dus de
vraag in hoeverre deze maatregelen ook effectief zullen worden
gerealiseerd.

Ik hoor de eerste minister graag zeggen dat het niet allemaal kommer
en kwel is in ons land. Als voorbeeld haalt hij dan het feit aan dat de
economische groei in ons land de voorbije jaren groter was dan de
groei in de ons omringende landen. Hij vergeet er echter wel bij te
zeggen dat we in alle Europese rangschikkingen achteruitboeren.
Onze concurrentiepositie is verslechterd, onze productiviteit gaat
achteruit, wat ondernemingsklimaat betreft, boeren we verder
achteruit en onze belastingdruk is een steeds grotere handicap. Stop
suscité bien des espoirs, d'autant
plus que le premier ministre a
admis très réalistement que
l'objectif de 200 000 emplois était
inaccessible.

La déclaration de politique
fédérale est malheureusement
très décevante. Les 66 mesures
ne préserveront pas notre bien-
être dans le futur. La déclaration
est truffée d'affirmations sans
fondement prononcées par un
homme politique fini qui aurait
préféré embrasser une carrière
européenne grassement
rémunérée.

Toutes les mesures ne sont
évidemment pas mauvaises. Il est
toutefois frappant de constater que
les autorités fédérales comptent
sur l'aide de tiers pour bon nombre
de mesures. On peut dès lors se
demander combien de ces
mesures seront effectivement
réalisées.

Par ailleurs, il faudrait cesser de
se focaliser sur la croissance
économique qui serait plus élevée
en Belgique que dans les pays
voisins. Car, pour le surplus, nous
régressons en effet dans presque
tous les classements européens.
Quelle est du reste l'importance de
la croissance économique si la
création d'emplois qui devrait en
résulter est inexistante ou
insuffisante ? Dans ce domaine,
nos résultats sont nettement
moins bons que ceux des pays
voisins. La réduction du nombre
de prépensionnés n'a aucun sens
s'il y a une pénurie d`emplois. Ils
se retrouveront alors dans la
catégorie des chômeurs âgés ou
des bénéficiaires d'une allocation
dans le cadre de l'assurance
maladie-invalidité. Nous comptons
actuellement 100 000
prépensionnés, mais il y a
également déjà 140 000 chômeurs
âgés et 130 000 bénéficiaires
d'une allocation AMI.

L'opinion publique ne comprend
pas pourquoi l'on s'acharne ainsi
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
3
dus alstublieft met alles te focussen op de economische groei. Wat
zijn we immers met een economische groei als die niet of
onvoldoende wordt omgezet in jobs? Op dat vlak doen we het veel
slechter dan de ons omringende landen en het gaat tenslotte toch om
het creëren van nieuwe jobs.

Er is dus iets fundamenteel fout met onze arbeidsmarkt. Alles staat of
valt immers met de creatie van nieuwe jobs.

Wat helpt outplacement als er geen jobs zijn voor de ouderen? Wat
helpen de tewerkstellingscellen als men op het einde van de rit moet
vaststellen dat er uiteindelijk geen nieuwe job kan aangeboden
worden? Als er geen jobs zijn, zullen er misschien wel minder
bruggepensioneerden zijn en minder Canada Dry-regelingen, maar
we zullen diezelfde mensen kunnen begroeten in het systeem van
oudere werklozen of in de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Laat het
duidelijk zijn, het aantal bruggepensioneerden ligt iets boven de
100.000, wat veel minder is dan de 140.000 oudere werklozen en ook
minder dan de 130.000 personen met een ziekte- of
invaliditeitsuitkering.

We vinden het ook bijzonder jammer dat in de laatste maanden
voorafgaand aan deze beleidsverklaring de klemtoon werd gelegd op
het brugpensioen, terwijl zou moeten nagedacht worden over de
volledige loopbaan in al zijn componenten. Ook de publieke opinie
heeft niet begrepen waarom men zich zo focust op dat brugpensioen
en waarom de vraag of brugpensioen op 58, 59 of 60 jaar zou worden
toegekend, de sleutel zou zijn in dit debat en ook bepalend zou zijn
voor het feit of we die hogere activiteitsgraad effectief kunnen
realiseren.

Ik kan dat gevoel alleen maar begrijpen. Men moet stoppen de
mensen het gevoel te geven dat alleen het gepruts aan de
brugpensioenleeftijd, waarmee men nu bezig is, het probleem
fundamenteel zal oplossen. Het is een illusie te denken dat we met de
huidige voorstellen onze activiteitsgraad van ongeveer 60 procent
gevoelig zullen optrekken, liefst tot 70 procent. Hiervoor zullen we een
totaal andere benadering moeten hanteren.

Het is ook duidelijk dat het huidige stelsel van brugpensioen met haar
leeftijdsvereisten leidt tot heel wat perverse effecten. Als we bepaalde
zware beroepen bekijken, zien we ­ bijvoorbeeld ­ dat een
bouwvakker, als hij invalide is op 56 jaar, met brugpensioen kan gaan.
Andere uitoefenaars van zware beroepen zullen dat op 59-jarige
leeftijd kunnen doen. Wat heeft die leeftijd nog van belang? Een
bouwvakker en mensen met andere zware beroepen die meestal heel
vlug zijn ingestroomd op de arbeidsmarkt in die functie, hebben er
tegen die tijd dikwijls al 40 jaar arbeid opzitten. Die mensen zijn fysiek
op en hebben hun pensioen, wat ons betreft, dik verdiend.

Het verschil met mensen met een lange loopbaan die vaak niet zo
belastende beroepen uitoefenen, vaak later zijn ingetreden, maar ook
op 58 jaar met brugpensioen kunnen na een loopbaan van 35 jaar, is
veel te klein en compleet onlogisch.

De vraag die ik mij ook stel, is wat de doelstellingen van de regering
zijn met de genomen maatregelen. In welke mate wil ze het aantal
bruggepensioneerden verminderen? Binnen welk tijdsbestek wil ze de
sur les prépensions. Je ne vois
pas en quoi les modifications
apportées à l'âge de la pension se
traduiront pourront se traduire par
une augmentation considérable du
taux d'activité de 60 %. Il serait
préférable de tenir compte de la
durée totale de la carrière au lieu
de l'âge lors de la sortie de la vie
active. Les personnes qui exercent
un métier pénible ont
généralement commencé leur
carrière tôt et méritent donc
largement de partir à la retraite
après un temps donné.

L'objectif exact des mesures
proposées par le gouvernement
n'est pas clair. A quel nombre de
prépensionnés le gouvernement
souhaite-t-il arriver ? Dans quel
délai ? Combien de jeunes pense-
t-il mettre au travail ? Quels
critères sont utilisés pour juger du
succès des mesures proposées ?

Par ailleurs, on ne sait toujours
pas avec précision comment le
Conseil national du Travail définira
la notion de profession pénible.
Cette définition conditionnera la
réalisation ou non de l'objectif visé
par le gouvernement et l'entreprise
ne sera pas une sinécure. Il
incombera finalement à la ministre
de trancher la question.

On oublie également les 140 000
personnes qui bénéficient d'une
allocation d'attente ou de
transition. Peut-on justifier,
socialement, que les pouvoirs
publics continuent à prendre
indéfiniment en charge des
personnes sans travail dont la
plupart ne souhaitent même pas
travailler? Ce problème se pose
surtout de l'autre côté de la
frontière linguistique.

Le Vlaams Belang plaide en faveur
d'une réduction substantielle des
charges sur le travail qui, par un
effet induit, se traduira par la
création massive d'emplois, au
bénéfice des prépensionnés
comme des chômeurs et des
jeunes. Le brouet de mesures que
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
4
activiteitsgraad bij de ouderen opkrikken? Hoe wil ze de
activiteitsgraad opkrikken? Hoeveel jongeren wil ze bijkomend aan de
slag? Op basis van welk instrumentarium zal ze bepalen of ze op de
goede weg is of niet?

Ik vind op dat vlak weinig concrete doelstellingen terug.

Los daarvan valt het nog maar af te wachten hoe de invulling van de
zogenaamde zware beroepen zal gebeuren door de Nationale
Arbeidsraad. Met die invulling staat of valt voor de regering immers
het beoogde effect, wat het ook moge wezen. Ik kan u bovendien
verzekeren dat de invulling nog een zware dobber zal worden. Het
staat nu al zo goed als vast dat de NAR er niet zal uitgeraken. De
strijd tussen de vakbonden zal op dat punt worden gevoerd. Mevrouw
de minister, nu al zeggen de vakbonden dat de wettelijke
brugpensioenleeftijd weliswaar op 60 jaar zal worden gebracht, maar
dat de feitelijke leeftijd 58 jaar zal worden. Het dossier komt dus
binnen de kortste keren op uw bureau terecht. U zult daarover zelf
een beslissing moeten nemen.

Er wordt ook vergeten dat er 140.000 personen zijn met een wacht- of
overbruggingsuitkering. Tienduizenden onder hen hebben sinds het
verlaten van de school nog nooit gewerkt gedurende een
respectabele duur, om in aanmerking te komen voor de
werkloosheidsverzekering. Ook daar ligt een grote uitdaging en
moeten onze prioriteiten worden gelegd. Is het maatschappelijk
verantwoord dat de overheid deze mensen, waarvan het overgrote
deel geen werk vindt en waarvan ook een aantal ­ we moeten dat
durven toegeven ­ geen werk wil, tot het einde van hun dagen ten
laste legt van de maatschappij? Zeker in het zuiden van het land is
dat een structureel probleem en moeten er dringend maatregelen
worden genomen.

Het Vlaams Belang pleit er dan ook voor om een schokeffect te
creëren met een grootse lastenverlaging die ertoe zal leiden dat
ondernemingen opnieuw competitief worden. Een schokeffect dat de
loondruk in ons land, waardoor arbeiders gemiddeld slechts 51%
overhouden van hun loon, naar beneden haalt, dat de fiscale en
parafiscale druk op arbeid substantieel vermindert, dat zou de nodige
ommekeer bewerkstelligen, dat zou ervoor zorgen dat wij een
ondernemingsklimaat creëren dat massaal jobs tot stand brengt.

Die jobs kunnen dan niet alleen door de slachtoffers van
herstructureringen ingevuld worden, die dan hun herintrede kunnen
doen op de arbeidsmarkt, maar ook door bruggepensioneerden,
oudere werknemers enzovoort. Die jobs kunnen echter ook ingevuld
worden door elkeen van die andere 486.000 werklozen die niet
behoort tot de oudere werknemers of niet-werkzoekende werklozen.
Ook die mensen zitten voor het overgrote deel te wachten op een job.

Mevrouw de minister, ik heb de indruk dat de puree van maatregelen
iets uitstraalt van wel willen maar niet kunnen. In de voorstellen is
voor elk wat wils te vinden, maar ik vermoed dat het beoogde
schokeffect niet zal bereikt worden.

Het Vlaams Belang is dan ook gewonnen voor een compleet andere
benadering van de loopbaan, van het loopbaanperspectief. Wij zijn
inderdaad de mening toegedaan dat wij moeten afstappen van die
nous sert aujourd'hui le
gouvernement ne produira pas cet
effet.

Le Vlaams Belang préconise aussi
l'abandon dû principe de l'âge fixe
pour l'admission à la retraite,
auquel il propose de substituer
une durée de carrière de quarante
années, ce qui serait plus
équitable. J'ai été surpris de ne
pas trouver trace de cette idée
dans l'accord de gouvernement à
l'heure où le CD&V, le VLD par la
voix de Bart Somers et le sp.a-
spirit par la voix de Steve Stevaert
ont déclaré la soutenir.

Quoique chacun s'accorde pour
dire qu'en Belgique, les travailleurs
âgés coûtent beaucoup trop cher
par rapport à leurs jeunes
collègues, c'est en vain qu'on
chercherait dans la déclaration
gouvernementale des mesures
dynamiques pour remédier à ce
problème.

Par ailleurs, la traditionnelle
distinction entre ouvriers et
employés est maintenue, bien que
l'idée d'un statut unique qui
relèverait l'attrait des professions à
problème fasse l'unanimité. Si
aucune décision n'est prise, la
faute en incombe aux partenaires
sociaux. Il est temps que le
gouvernement agisse.

Nous plaidons par ailleurs pour
une politique active de la famille.
Une femme devrait donner
naissance à 2,1 enfants en
moyenne pour atteindre le ratio de
remplacement. Chaque année, la
Belgique connaît un déficit de
30 000 naissances. Le nombre
d'enfants souhaité est supérieur
au nombre effectif d'enfants. Nous
plaidons dès lors pour des
mesures favorables aux familles,
comme l'augmentation du montant
des allocations familiales pour
couvrir les coûts éducatifs et
l'octroi d'un salaire-éducation aux
parents qui restent à la maison
pour éduquer leurs enfants.
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
5
vaste pensioenleeftijd, zoals trouwens ook terecht werd gesteld door
de OESO. Laten wij inderdaad duidelijk stellen dat iedereen in de
toekomst niet gemiddeld 37 jaar moet werken, maar 40 jaar. Dit zou
een veel rechtvaardiger systeem zijn dan het systeem dat momenteel
...
Le contrôle des chômeurs
indemnisés doit être renforcé.
L'allocation de chômage n'est pas
un billet de `Win for Life'. Le sud
du pays surtout doit s'en
convaincre.
01.03 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (...)
01.04 Guy D'haeseleer (Vlaams Belang): Ik heb vanochtend nog
met hem gebeld en hij heeft zijn fiat gegeven. Ook de FGTB gaat er
trouwens mee akkoord.

Dit zou een veel rechtvaardiger systeem zijn dan het systeem dat
momenteel bestaat. Ik ben verrast dat wij in deze beleidsverklaring
hierover niets terugvinden. Nochtans waren zowel VLD-voorzitter Bart
Somers, CD&V als de sp.a, bij monde van Frank Vandenbroucke en
Steve Stevaert, gewonnen voor dit idee. Het zou de zaken sterk
vereenvoudigen en logischer maken en vooral duidelijk maken aan de
publieke opinie waar men voor staat bij aanvang van de professionele
loopbaan.

Een ander belangrijk instrument is de loonvorming. De reden waarom
de oudere werknemers stelselmatig aan de kant worden geschoven is
uiteraard omdat ze te duur zijn. De loonspanning tussen oudere
werknemers en jongere werknemers is veel te hoog in ons land. In
België verdient een oudere werknemer 145% van het loon van een
jongere. Dat is 10% meer dan het Europese gemiddelde.

Iedereen is zich ervan bewust dat zich daardoor een fundamenteel
probleem voordoet, maar echt krachtdadige beslissingen werden op
dat vlak niet genomen in de beleidsverklaring. Men beperkt zich tot
het opzetten van een aantal experimenten, hetgeen uiteraard totaal
onvoldoende is.

Een ander probleem waar onze arbeidsmarkt nog steeds mee
geconfronteerd wordt, als enig Europees land overigens, is het
onderscheid tussen arbeiders en bedienden. Iedereen is het erover
eens dat een eenheidsstatuut een belangrijk instrument is om de
problematiek van de knelpuntberoepen aan te pakken. De
knelpuntberoepen, die meestal technische beroepen zijn, zouden veel
aantrekkelijker zijn voor jonge mensen indien er ook een evenwaardig
statuut aan verbonden was. Ook hierover is reeds heel veel inkt
gevloeid; dat zal de heer Bonte zeker niet tegenspreken.

Op de dag van vandaag zijn we nog geen stap verder. Bij elk
interprofessioneel akkoord zijn de sociale partners er als de kippen bij
om ervoor te zorgen dat er op dat vlak vooral geen beslissingen
hoeven te worden genomen. Telkens weer worden er bijkomende
analyses gemaakt, lijsten van knelpunten opgesteld, wordt het
probleem doorverwezen naar de NAR of andere werkgroepen, met
alle vertragingen van dien. Nu wordt weer verwezen naar de besluiten
die de sociale partners zouden moeten trekken tegen eind 2005, en
iedereen die de gevoeligheden in dat dossier een beetje kent, weet
dat we eind 2005 geen stap verder zullen staan.

Het is duidelijk dat het Parlement en de regering hun rol zullen
moeten spelen en knopen doorhakken, maar ook op dat vlak denk ik
01.04 Guy D'haeseleer (Vlaams
Belang): Enfin, je ne trouve dans
la déclaration de politique fédérale
aucune solution structurelle pour le
marché de l'emploi alors qu'à nos
yeux, la régionalisation de l'emploi
constituerait la solution. Les
chiffres montrent que la situation
de l'emploi en Flandre est moins
dramatique que dans les autres
régions. Si l'on scindait la politique
de l'emploi, chaque région pourrait
prendre le cap qui lui convient et
les entités fédérées seraient
automatiquement
responsabilisées. La scission
mettrait un terme à la culture du
laisser-aller en Wallonie et
permettrait à la Flandre de devenir
l'une des régions les plus actives
et prospères d'Europe.

D'après le premier ministre, le
Vlaams Belang serait encore plus
conservateur que la FGTB et
plaiderait pour un statu quo.
Pourtant, nous sommes les seuls
dans ce débat à préconiser une
démarche globalisante
complètement différente. Face aux
médias, bien des éminents
mandataires politiques n'hésitent
pas à formuler des propositions
identiques mais dès qu'ils
retrouvent les bancs du
Parlement, ils se tiennent cois. Les
conservateurs ne sont donc pas
ceux que l'on croit.

Je me réjouis d'entendre le CD&V
déclarer qu'il n'y aura pas de
nouveau gouvernement fédéral si
les leviers économiques ne sont
pas transférés à la Flandre. Je
mettrai toutefois ces propos en
doute tant que je n'aurai pas vu de
résultats. Ce ne serait pas la
première fois que le parti ferait
marche arrière pour pouvoir tout
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
6
dat, als er al vorderingen worden gemaakt, het opnieuw gepruts in de
marge zal zijn. Laten we een voorbeeld nemen aan Duitsland waar de
zaak na een uitspraak van het hooggerechtshof kort nadien geregeld
werd.

Een ander aandachtspunt bij het aanpakken van de vergrijzing is
uiteraard het voeren van een actieve gezinspolitiek. Jaarlijks worden
er in Vlaanderen 30.000 kinderen te weinig geboren om de
vervangingsratio van 2,1 kind per vrouw te halen. We weten ook dat
een actieve gezinspolitiek op korte en middellange termijn de
gevolgen van de huidige vergrijzingsgolf niet ongedaan kan maken,
maar ze kan wel het einde van de vergrijzingsgolf, dat zich in 2050
situeert, dichterbij brengen en de kans op een mogelijke volgende
vergrijzingsgolf tegengaan.

Laten wij dus die nodige voorwaarden scheppen waaronder koppels
daadwerkelijk aan hun kinderwens kunnen voldoen. Die kinderwens
ligt immers gevoelig hoger dan het aantal kinderen die koppels
daadwerkelijk krijgen. Een kostendekkende kinderbijslag en het
invoeren van een opvoedersloon voor de thuiswerkende ouder zijn
voor mijn politieke partij essentiële elementen van een dergelijke
actieve gezinspolitiek.

Het Vlaams Belang blijft ook pleiten voor een versterking van de
rechten-plichtenbenadering van sociaal verzekerden. Als wij de
uitgaven van de sociale zekerheid op een hoog niveau willen
handhaven, dan moet er een meer intensieve en geïndividualiseerde
opvolging, begeleiding en controle zijn van uitkeringsgerechtigden.
Een consequente aanpak kan bijvoorbeeld het draagvlak worden voor
een werkloosheidsuitkering, onbeperkt in de tijd, zolang er geen
passende dienstbetrekking is gevonden. Een betere disciplinering van
de genieters van een werkloosheidsuitkering is een element in een
meer compromisloze strijd die wij willen voeren tegen de sociale en
fiscale fraude.

Het moet dus de bedoeling zijn om zo veel mogelijk mensen die in
staat zijn om te werken ook daadwerkelijk te doen participeren aan de
arbeidsmarkt en alzo bij te dragen tot meer welvaart en meer welzijn.
Laten wij niet blind zijn voor degenen die werkloosheidsuitkeringen
blijven beschouwen als een soort win-for-life-biljet voor de rest van
hun leven. Alleen stel ik vast dat wanneer men inspanningen doet om
mensen meer te responsabiliseren, men dan vooral in het zuiden van
het land steevast aan de kant blijft staan.

Mijn laatste punt is voor mijn politieke partij ook het belangrijkste
element in dit debat, met name het volledig afwezig blijven in de
regeringsverklaring van ook maar een aanzet tot een structurele
oplossing voor onze arbeidsmarkt, zijnde de defederalisering van het
beleid. Als ik de opinies en analyses van de voorbije jaren lees van
allerhande individuen en instanties die op het vlak van de
werkgelegenheid en het economisch beleid iets te zeggen hebben,
dan komt steevast dezelfde conclusie naar voor: stop in hemelsnaam
met dat unitair arbeidsmarktbeleid en economisch beleid en geef nu
eindelijk die instrumenten in handen van de Gewesten om zo een
beter beleid te kunnen voeren dat afgestemd is op de noden van de
deelstaten. De cijfers spreken immers voor zich.

Met een werkgelegenheidsgraad van 64% in 2004 zit Vlaanderen
de même participer au pouvoir.

On ne trouve nulle trace dans
cette déclaration du gouvernement
de mesures qui permettraient de
réformer le marché du travail afin
que nous soyons parés pour faire
face aux défis qui s'annoncent.
Les mesures proposées doivent
surtout faire en sorte que l'actuel
gouvernement puisse aller au
terme de son mandat. Le premier
ministre ne s'est pas montré sous
son meilleur jour hier dans
l'hémicycle. En définitive, l'Europe
a bien fait de ne pas s'encombrer
d'un homme politique totalement
dépourvu de vision qui recourt au
mensonge pour éluder la critique.
M. Verhofstadt a sauvé son
gouvernement et s'est sauvé lui-
même mais le rêve virera à n'en
pas douter au cauchemar à la mi-
2007. Les Flamands méritaient
mieux. Et il ne sera certainement
pas question pour nous d'envoyer
de lettre de recommandation aux
institutions européennes lorsqu'on
cherchera, après 2007, à caser
Guy Verhofstadt en Europe.

Je ne crois vraiment pas que les
mesures énoncées dans la
déclaration de gouvernement
soient de nature à servir
l'économie et l'emploi. Force nous
sera de constater dans quelques
années que l'indispensable
revirement ne s'est pas opéré.
L'exercice auquel le gouvernement
s'est livré pourrait bien être le plus
asocial de ces dernières années.
Si nous ne rompons pas
maintenant avec le passé, c'est à
à la régression sociale que nous
nous exposerons à l'avenir.


CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
7
ongeveer op het Europees gemiddelde; in Wallonië en Brussel is dit
55%. Ook de geharmoniseerde werkloosheidsgraad was in 2004
nauwelijks 4,5% in Vlaanderen, terwijl hij in Wallonië 11% bedroeg en
in Brussel zelfs 13,6%. Het behoeft geen betoog dat de situatie in
Vlaanderen niet zo dramatisch is als in het zuiden van ons land en dat
andere oplossingen moeten worden aangedragen.

Een splitsing van het werkgelegenheidsbeleid zal de deelstaten meer
responsabiliseren. Responsabilisering leidt tot besparingen en het
efficiënter besteden van de middelen. Het zou eveneens een einde
maken aan de verschillende behandeling van werklozen in
Vlaanderen en Wallonië. Het zou een einde maken aan de grote
problemen die er zijn aangaande de niet-uitvoering van
samenwerkingsakkoorden omdat de PS in het zuiden van het land
niet durft te raken aan haar kiespubliek. Het zou een einde maken
aan de uitkeringspolitiek die men in Wallonië maar al te graag voert
en de hangmatcultuur die tot een soort staatsideologie werd
verheven. Het zou een einde maken aan de boycot die Vlaanderen
moet ondergaan telkens men moderniseringen aan het
arbeidsmarktbeleid wilt doorvoeren. Het zou een einde maken aan
een voor Vlaanderen nefast systeem waardoor onze regio zou kunnen
uitgroeien tot de meest ondernemende en meest welvarende regio
van Europa.

Mijnheer de voorzitter, collega's, gisteren heeft de premier gezegd dat
het Vlaams Belang nog conservatiever en behoudsgezinder is dan het
ABVV en dat onze politieke partij pleit voor de status quo. Met deze
voorstellen is het Vlaams Belang de enige partij die in dit debat pleit
voor een compleet andere en globale aanpak. Veel belangrijke politici
hebben veel van deze voorstellen ook reeds in de mond genomen en
geuit in kranten, vrije tribunes, op televisie. We stellen alleen vast dat
het, op het ogenblik dat het moet gebeuren hier in dit Parlement waar
de beslissingen zouden moeten worden genomen, heel stil blijft. Wie
zijn dan de conservatieven en behoudsgezinden? Wij in ieder geval
niet.

Het verheugt me dat CD&V thans ook stelt dat er geen nieuwe
federale regering tot stand kan komen zonder dat de economische
hefbomen naar Vlaanderen worden overgeheveld. Sta me echter toe,
collega's van CD&V om aan uw woorden te twijfelen tot ik echte
resultaten zie. Het zou niet de eerste keer zijn dat CD&V stoere taal
spreekt op dit vlak om nadien de staart in te trekken om toch maar
opnieuw aan het beleid te kunnen deelnemen.

Collega's, ik besluit. We hebben de kans gemist om onze
arbeidsmarkt dermate te hervormen of minstens daarmee aan te
vangen zodat we gewapend zijn om de uitdagingen die voor ons staan
succesvol aan te pakken. We hebben vooral een oefening gehad die
de huidige regering in staat moet stellen de finish van 2007 te halen.
Een oefening die Verhofstadt, die zich gisteren in dit halfrond niet van
zijn schoonste kant heeft laten zien, de ruimte en vooral de tijd moet
geven om vooral zijn eigen eindeloopbaan te regelen. Achteraf
bekeken is het goed dat Europa zichzelf niet heeft opgesolferd met
een beleidsman die geen visie heeft, voortdurend leugens tot zijn
bondgenoot maakt als hij geconfronteerd wordt met kritiek.

Verhofstadt heeft hier zijn regering en, vooral, zichzelf kunnen redden.
Deze paarse coalitie zal het nu wel redden tot half 2007, maar dan zal
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
8
het ongetwijfeld gedaan zijn met de wonderboy van de Belgische
politiek. Dan zal wat ooit het sprookje-Verhofstadt was, jammer
genoeg eindigen in de nachtmerrie-Verhofstadt. Dat is jammer voor
de Vlamingen, want zij hebben beter verdiend. Wie nadien met
Verhofstadt, net zoals men dat met Verwilghen heeft gedaan, moet
gaan leuren bij alle Europese instellingen om hem toch maar kwijt te
raken, wens ik veel succes. Van ons moet hij in ieder geval geen
aanbevelingsbrief ontvangen.

Mijnheer de voorzitter, collega's, of we met deze beleidsverklaring en
de maatregelen die erin zijn opgesomd, onze economie en
werkgelegenheid een dienst hebben bewezen, durf ik sterk te
betwijfelen. Integendeel. Volgend jaar, over twee jaar, over drie jaar,
mevrouw de minister, staan we hier terug, met u al dan niet als
minister van Werk, niet om nog wat links of rechts te sleutelen aan de
verschillende bepalingen die het voorwerp uitmaken van deze
regeringsverklaring, maar om vast te stellen dat we heden hebben
nagelaten de noodzakelijke ommekeer tot stand te brengen. Er zou
wel eens kunnen blijken dat de oefening die de regering nu heeft
gemaakt, wel eens de meest asociale zou kunnen zijn die de voorbije
jaren is genomen. Nu geen breuk maken met het verleden, betekent
sociale afbraak op termijn.
01.05 David Lavaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le
premier ministre, madame la ministre, chers collègues, je voudrais
commenter ici la déclaration gouvernementale sur les matières
relevant de la commission Infrastructure et plus particulièrement sur
la mobilité, la politique aéroportuaire, la gestion des participations
publiques, les entreprises publiques autonomes que sont La Poste, la
SNCB et Belgacom.

Il y a finalement peu de choses à commenter tant ces sujets, pourtant
pour plusieurs d'entre eux d'une brûlante actualité, ont été
superbement ignorés dans la déclaration gouvernementale.

Parlons de la mobilité. Alors que, dans les déclarations
gouvernementales antérieures, il était de coutume de faire figurer une
série d'objectifs chiffrés en termes de mobilité, nous ne voyons rien
de cela dans la présente déclaration.

Aucune mesure annoncée pour aiguiller la demande de mobilité de la
voiture individuelle vers d'autres modes de transport. Que du
contraire: la déclaration gouvernementale annonce, par application de
la dernière phase de la réforme fiscale, que les forfaits fiscaux de
remboursement des kilomètres parcourus seront majorés. Si cette
mesure est favorable au contribuable qui se déplace en voiture, cela
ne devrait pas inciter nos concitoyens à en réduire son utilisation.

Orienter la demande vers d'autres modes de transport n'a cependant
de sens que s'il existe une alternative valable. De là, la nécessité
d'améliorer quantitativement et qualitativement l'offre des chemins de
fer. Nous y reviendrons en évoquant la SNCB.

Venons-en à la politique aéroportuaire. La profondeur du silence de la
déclaration gouvernementale sur le sujet n'a d'égal que la hauteur des
décibels dont sont victimes des milliers de personnes depuis trop
longtemps.
01.05 David Lavaux (cdH): Ik zal
de beleidsverklaring
becommentariëren op grond van
de thema's die de commissie voor
de Infrastructuur aanbelangen.
Hoewel deze onderwerpen
brandend actueel zijn, worden ze
in de beleidsverklaring echter
schromelijk over het hoofd gezien.
Eerst en vooral is er de mobiliteit.
Terwijl de voorgaande
beleidsverklaringen nog cijfers
hierover bevatten, is dat nu
geenszins meer het geval. Er
wordt geen enkele maatregel ten
gunste van het openbaar vervoer
genomen, wel integendeel: door
de toepassing van de laatste fase
in de belastinghervorming worden
de fiscale forfaits voor de
terugbetaling van de afgelegde
kilometers opgetrokken, wat vooral
de autobestuurders ten goede
komt en dus geen stimulans vormt
om de auto aan de kant te laten
staan.
Vervolgens is er het
luchthavenbeleid, dat in deze
beleidsverklaring niet eens aan
bod komt! Het beheer van de
geluidsoverlast door de regering is
nochtans erbarmelijk, zoals blijkt
uit de rechterlijke beslissingen
waarin de overheid wordt
veroordeeld. Het plan Anciaux
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
9
La politique de gestion des nuisances aériennes de votre
gouvernement est pourtant déplorable, comme en attestent les très
nombreuses décisions de justice condamnant l'Etat belge et qui ont
démonté pièce par pièce le très controversé plan de dispersion
Anciaux. Ce plan augmente les risques pour la santé des populations
riveraines de l'aéroport, non seulement en raison du bruit inhérent aux
survols, mais également eu égard au risque d'accident plus important
dû aux combinaisons de piste qu'il impose.

Pour ce 15 octobre, votre gouvernement doit avoir élaboré un
nouveau plan de survol des populations habitant autour de Bruxelles-
National, faute de quoi l'Etat belge sera redevable de lourdes
astreintes.

Cette échéance me semble être une réelle opportunité pour
concrétiser enfin l'engagement de votre gouvernement à dégager une
solution équilibrée dans ce dossier. L'exercice de leurs compétences
propres ­ définition des routes et utilisation des pistes ­ par le
ministre fédéral de la Mobilité et par le gouvernement fédéral dans
son ensemble est de leur seule responsabilité. Il appartient donc au
ministre fédéral de la Mobilité de ramener à plus de raison le
gouvernement de la Région flamande qui, dans le cadre des
négociations en cours, vient de déposer une note contenant des
propositions inacceptables pour la Région bruxelloise et contraire à
l'intérêt général. Inacceptable car sa concrétisation amènerait une
augmentation inadmissible du survol des zones les plus densément
peuplées.

Le cdH estime qu'il est urgent d'objectiver les procédures de décision
relatives à l'utilisation des pistes de l'aéroport et des trajectoires de
survol et d'assurer leur cohérence avec l'ensemble des aspects du
dossier. Il faut éviter le survol des zones densément peuplées et
renoncer à la dispersion des vols qui suppose que chaque Région
reçoive une dose égale de nuisances. Il faut également dégager sans
tarder des moyens pour mettre en oeuvre un programme d'isolation
par zones et éventuellement exproprier les riverains les plus exposés
aux bruits de l'aéroport. En outre, pourquoi ne pas lancer une
réflexion sur la fin progressive des vols de nuit?

Venons-en maintenant à la gestion des participations publiques. J'ai
relevé la volonté de poursuivre la professionnalisation de la gestion
des actifs publics, la fusion entre la Société fédérale de participation
et la Société fédérale d'investissement, la réforme de la Régie des
Bâtiments et la volonté de mener des partenariats financiers avec le
secteur privé. La déclaration gouvernementale fait toutefois l'impasse
sur une réflexion en profondeur sur les participations publiques.
Aucun principe n'est posé en termes de valorisation des actifs, de
rapport entre État actionnaire et organes de gestion ou de meilleur
contrôle de l'exécution des décisions. À l'instar de ce qu'a fait la
France, le gouvernement vise uniquement à créer un holding des
participations publiques.

Je tiens à rappeler ici que le cdH a déposé une proposition de loi
particulièrement complète qui tente d'apporter une solution aux
problèmes des entreprises publiques autonomes, s'inspirant des
conclusions de la commission d'enquête Sabena et qui est à l'examen
en commission de l'Infrastructure de la Chambre.
doet de gezondheidsrisico's voor
de omwonenden van de
luchthaven alleen maar toenemen,
zowel wat de geluidsoverlast als
mogelijke ongevallen betreft.
Tegen 15 oktober moet de
regering een nieuw plan voor het
overvliegen van de gebieden rond
Brussel-Nationaal klaar hebben,
zoniet zal ze aanzienlijke
dwangsommen moeten betalen.

Die uiterste datum biedt de
regering de gelegenheid eindelijk
haar belofte om in dit dossier een
evenwichtige oplossing uit te
werken, waar te maken. De
federale minister van Mobiliteit
moet de Vlaamse gewestregering
tot rede brengen. Die heeft immers
zopas voorstellen ingediend die
onaanvaardbaar zijn voor het
Brussels Gewest en die strijdig zijn
met het algemeen belang.

We moeten vermijden dat
dichtbevolkte gebieden worden
overvlogen en afzien van de
spreiding van de vluchten. Ook
moeten middelen worden
vrijgemaakt voor een
isolatieprogramma per zone en
indien nodig moeten de
omwonenden die het meest onder
de geluidsoverlast te lijden
hebben, worden onteigend.
Waarom, ten slotte, zouden we
geen debat over de progressieve
afschaffing van de nachtvluchten
opstarten?
Vervolgens zijn er de
overheidsparticipaties. De regering
is voornemens het beheer van de
overheidsactiva verder te
professionaliseren, de Federale
Participatie- en
Investeringsmaatschappijen te
fusioneren, de Regie der
Gebouwen te hervormen en
financiële partnerschappen met de
privé-sector aan te gaan. Er
worden echter geen beginselen
vooropgesteld inzake de
valorisatie van de activa, de
verhouding tussen de
overheidsaandeelhouder en de
beheersorganen of een verbeterd
toezicht op de uitvoering van de
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
10
Par ailleurs, le "partenariat financier innovant avec le secteur privé"
cité dans la déclaration nous fait craindre un abandon des
responsabilités de l'Etat fédéral qui laisserait des investisseurs privés
injecter les capitaux nécessaires à l'entretien d'actifs publics en
contrepartie d'une redevance payée durant plusieurs dizaines
d'années. Si tel est le cas, il s'agit donc du report d'une charge sur les
générations futures qui semble peu compatible avec le concept de
développement durable, voire avec le contrat entre générations que
revendique le gouvernement.

Venons-en aux entreprises publiques autonomes. On est en droit de
se réjouir de la soudaine activité du gouvernement afin de trouver un
partenaire stratégique pour La Poste, partenaire qui est présenté
comme le fiancé parfait!

Si le gouvernement est déjà tout à la joie à l'idée du mariage, il ne
précise en rien les réformes profondes que la concrétisation de ce
partenariat entraînera dans l'entreprise.

Pour mémoire, les chantiers de la rénovation ne sont pas que
cosmétiques. Il est question:
- du programme de réduction des coûts;
- de la réorganisation du réseau de points de vente qui touchera
chacune des communes de notre pays. Seuls 589 points de vente sur
1.302 seront tenus par les postiers et 713 bureaux de poste
pourraient disparaître au profit de magasins postaux;
- du projet "Refocus" dont l'objectif est de séparer la vente des
produits postaux et financiers de l'activité ordinaire de distribution du
courrier;
- de la lutte contre l'absentéisme;
- du plan "Géoroute 2" version réactualisée du très conversé logiciel
optimisant les tournées de distribution du courrier;
- in fine, du contrat de gestion de La Poste qui fait surgir les craintes
d'une diminution du volume de l'emploi et qui lacère encore un peu
plus le rôle social de La Poste.

Il me semble que tout cela mériterait mieux que quatre lignes dans la
déclaration gouvernementale.

En ce qui concerne la SNCB, le gouvernement n'est pas plus prolixe.
En dehors des poncifs sur le sujet, la seule nouvelle donnée est le
budget d'investissement pour la SNCB qui passe de 815 à 982
millions. Nous nous réjouissons de voir cette somme inscrite au
budget, bien qu'il ne s'agisse jamais que du respect des engagements
pris par le gouvernement dans le contrat de gestion.

Mais notre joie est loin d'être complète. Elle est entachée de
nombreux spectres. Le spectre de voir la dotation publique de 2,671
milliards d'euros se réduire si la vente de terrains transférés au fonds
d'investissement ferroviaire n'atteint pas les 300 millions d'euros d'ici
2007. Selon des évaluations, cette clause pourrait amener une
réduction de la dotation publique de 34 millions d'euros.

Il y aussi le spectre de l'abandon des partenariats public/privé et des
projets qu'ils auraient dû porter, comme l'amélioration de la vitesse
sur la ligne Bruxelles-Namur-Luxembourg, Eurocap-Rail ou la
construction du nouveau tunnel sous l'Escaut à Anvers. Il semble que
la voie des partenariats public/privé ait pris l'eau. Nous aurions aimé
beslissingen. Net als in Frankrijk
wil de regering louter een holding
voor de overheidsparticipaties
oprichten.
Ik wil eraan herinneren dat het cdH
een afgewerkt wetsvoorstel over
het probleem van de autonome
overheidsbedrijven heeft
ingediend, op grond van de
conclusies van de
onderzoekscommissie-Sabena. Dit
voorstel wordt thans door de
commissie voor de Infrastructuur
bestudeerd.
Het "innovatief financieel
partenariaat met de private sector"
waarvan sprake in de
beleidsverklaring, doet vrezen dat
de overheid zich aan haar
verantwoordelijkheid wil
onttrekken en kapitaalinjecties wil
overlaten aan privé-investeerders
die daarvoor een retributie zouden
ontvangen. Als dat het geval is,
worden de lasten naar de
volgende generaties
overgeheveld, wat moeilijk te
rijmen valt met het concept van
duurzame ontwikkeling en het
generatiepact waar de regering
prat op gaat.

Wat de autonome
overheidsbedrijven betreft, kan
men zich erover verheugen dat de
regering nu plots actief op zoek
gaat naar een strategische partner
voor De Post. De diepgaande
hervormingen in het bedrijf worden
echter nergens toegelicht, terwijl er
toch sprake is van een
kostenverlaging en een
reorganisatie van de
verkooppunten : slechts 589 van
de 1 302 verkooppunten zullen
door de postbeambten worden
behouden, terwijl 713
postkantoren door postwinkels
zouden kunnen worden
vervangen. Daarnaast is er het
project "Refocus", dat ertoe strekt
de verkoop van post- en financiële
producten van de gewone
postbedeling te scheiden, en het
plan "Georoute 2", een opgefriste
versie van de erg omstreden
software die de postrondes beter
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
11
entendre le gouvernement s'exprimer sur cette question.

Notre joie est aussi entachée de constats réels, ceux d'un très
mauvais fonctionnement du groupe SNCB divisé en trois sociétés
distinctes qui non seulement ne se coordonnent plus mais qui
prennent maintenant des décisions contradictoires. Je ne donnerai
qu'un exemple mais ils sont multiples et vécus au quotidien.
L'opérateur Voyageur belge a divisé la Belgique en 18 plates-formes.
L'opérateur Infrastructure a, lui, divisé le réseau en 10 gares-régions.
Quant à la division Patrimoine, elle a choisi une division du pays en 37
gares. C'est Kafka au quotidien.

Un constat attristant est également celui des retards qui s'accumulent,
comme celui de la commande du matériel roulant RER qui n'est
toujours pas faite. N'était-il pas prévu, dans l'accord de coopération
de 2002, la mise en service pour le 31 décembre 2005 des deux
premières lignes du RER? Le bon de commande pour les voitures
n'est pas encore envoyé.

Pour terminer, venons-en à Belgacom. A un moment où on n'a jamais
autant parlé de la fin de carrière, Belgacom prépare un système
d'aménagement des fins de carrière qui se base sur des principes en
contradiction avec les principes développés dans la déclaration
gouvernementale. La bonne santé de cette entreprise et les bénéfices
qu'elle engendre ajoutera à la contradiction. Belgacom est en
restructuration depuis 1995. Afin d'alléger le volume du personnel,
plusieurs plans sociaux s'y sont succédé. En 1997 et en 1998, le plan
PTS a amené 6.290 collaborateurs à quitter l'entreprise
prématurément. En 2001, le plan BeST a incité 4.157 collaborateurs
statutaires à quitter l'entreprise en optant pour la prépension.
Aujourd'hui, Belgacom concocte un nouveau plan social intitulé
pompeusement "Conférence au sommet sur l'organisation du travail"
qui concernerait plus de 2.000 des 16.400 employés.

Vous avez déclaré que votre gouvernement avait décidé, de manière
volontariste, de renforcer les conditions d'accès aux prépensions, de
porter l'âge de la pension conventionnelle à 60 ans et de modifier les
conditions d'accès au régime dit "Canada dry", afin que ces régimes
de fin de carrière perdent leur attractivité actuelle.

Or, chez Belgacom, dont l'actionnaire majoritaire reste l'Etat belge, on
a concocté, pour près de 1.500 des employés les plus âgés, le tutorat.
Il s'agit d'un régime volontaire permettant de gérer les fins de carrière
en allégeant le travail des employés. Ce régime ressemble
furieusement à un de ces "Canada dry" tant décriés!

Ce tutorat est ouvert aux membres du personnel qui auront atteint
l'âge de 55 ans le 31 décembre 2010. Sont donc visés les membres
du personnel qui, aujourd'hui, ont à peine 50 ans. Ceux qui optent
pour ce régime verront leur activité diminuer progressivement à partir
de 55 ans: 80% d'activité opérationnelle, la première année via une
pause-carrière à 20%; 50% d'activité opérationnelle la deuxième
année; 25% la troisième année, occupés uniquement à la guidance
des collègues plus jeunes.

Dès qu'ils auront atteint l'âge de 58 ans, ces employés seront mis en
disponibilité pour aménagement de fin de carrière, c'est-à-dire en
congé définitif de leur fonction, régime qui se poursuivra jusqu'à leur
moet organiseren. Ten slotte doet
het beheerscontract van De Post
een vermindering van het
werkvolume vrezen en wordt de
maatschappelijke rol van De Post
verder uitgehold. Dit alles verdient
meer aandacht dan de vier regels
in de beleidsverklaring.

Aan de NMBS maakt de regering
al even weinig woorden vuil. Het
enige nieuwe gegeven is de
verhoging van de
investeringsmiddelen voor de
NMBS van 815 tot 982 miljoen
euro. Dat initiatief stemt ons
tevreden, ook al komt het er
gewoon op neer dat de regering
de verbintenissen naleeft die ze in
het beheerscontract is aangegaan.
Maar de hoerastemming moet
toch enigszins getemperd worden:
de overheidsdotatie van 2,671
miljard euro zou met 34 miljoen
verminderd kunnen worden als de
verkoop van gronden die aan het
investeringsfonds voor de
spoorwegen worden
overgedragen, geen 300 miljoen
opbrengt tegen 2007.

Voorts is er het doembeeld van de
verdwijning van de publiek-private
partnerschappen en de
bijbehorende projecten, zoals een
hogere snelheid op de lijn Brussel-
Namen-Luxemburg, Eurocap-Rail
of de nieuwe tunnel onder de
Schelde in Antwerpen. Wat kan de
regering ons hierover meedelen?

Er zijn nog andere minpunten,
zoals het kaduke functioneren van
de NMBS-groep. Die werd
onderverdeeld in drie afzonderlijke
vennootschappen, en die nemen
tegenstrijdige beslissingen. Zo
heeft de operator Reizigers België
opgedeeld in 18 platforms. De
operator Infrastructuur verdeelt het
netwerk dan weer onder in 10
regiostations, terwijl de directie
Patrimonium opteert voor een
onderverdeling in 37 stations.
Kortom: Kafka in het kwadraat.

Ook de vertragingen stemmen niet
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
12
mise à la retraite à l'âge de 60 ans.

Monsieur le premier ministre, mesdames, messieurs les ministres, je
trouve quelque peu paradoxal qu'à l'heure où vous exprimez une
volonté politique d'allonger la durée des carrières, votre ministre des
Entreprises publiques marque son accord sur un tel régime.

Monsieur le président, si le gouvernement peut se réjouir d'une
déclaration gouvernementale qui présente, après trucs et ficelles, un
budget en équilibre, c'est parce qu'il a omis d'y faire figurer toute une
série de problèmes très concrets qui toucheront nos concitoyens au
quotidien.

Ces silences ne pourront de toute façon pas être maintenus très
longtemps. On ne peut promettre des lendemains qui chantent et
repousser toujours la résolution des problèmes quotidiens qui sont
vécus par nos concitoyens qui se déplacent chaque jour pour
travailler, qui ne dorment plus à la suite des nuisances liées à
l'exploitation des aéroports, qui ont besoin du facteur ou d'une banque
de proximité.

Soyez assuré, monsieur le premier ministre, de notre collaboration
pour vous rappeler ce quotidien vécu par nos concitoyens.
meteen tot blijdschap.
Overeenkomstig het
samenwerkingsakkoord van 2002
zouden de eerste twee GEN-lijnen
per 31 december 2005 in dienst
gesteld worden, maar nu blijkt dat
het rollend materieel voor het GEN
nog altijd niet besteld werd!

Tot slot nog een paar woorden
over Belgacom. Nu de
eindeloopbaanproblematiek volop
in de belangstelling staat, werkt
Belgacom aan een regeling die
haaks staat op de teneur van de
regeringsverklaring. Belgacom
wordt al sinds 1995
geherstructureerd, en het ene
sociale plan volgde er op het
andere (in 1997 en 1998 vloeiden
6.290 medewerkers af via het
PTS-plan, in 2001 werden nog
eens 4.157 mensen op
brugpensioen gesteld met het
BeST-plan). En nu doktert het
bedrijf een nieuw sociaal plan uit
voor 2000 bedienden!

Nu de regering de voorwaarden
voor brugpensioen verscherpt, de
brugpensioenleeftijd optrekt naar
zestig jaar en de "canada dry"-
regelingen minder aantrekkelijk
maakt, werkt men bij Belgacom -
waarvan de Staat
meerderheidsaandeelhouder is ­
een "tutoraat" uit dat het werk
moet verlichten voor 1.500 oudere
werknemers, maar dat veel weg
heeft van zo'n vermaledijde
"canada dry"-regeling.
Dit tutoraat staat open voor
werknemers die uiterlijk op 31
december 2010 de leeftijd van 55
jaar hebben bereikt. Het gaat dus
om personen die vandaag
nauwelijks 50 jaar zijn! Dit stelsel
voorziet in een geleidelijke
vermindering van hun activiteit
vanaf 55 jaar. Vanaf de leeftijd van
58 jaar krijgen die werknemers
definitief verlof tot hun definitieve
pensionering op 60 jaar. Ik vind dit
paradoxaal: politiek luidt het dat de
mensen een langere loopbaan
moeten hebben, maar toch hecht
uw minister van
Overheidsbedrijven zijn
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
13
goedkeuring aan een dergelijk
systeem.

De regering kan dan wel een
begroting in evenwicht voorstellen,
maar dat komt omdat zij een hele
reeks erg concrete problemen
heeft genegeerd die het dagelijkse
leven van onze medeburgers
zullen beïnvloeden. U kunt
rekenen op onze medewerking
wanneer hieraan herinnerd moet
worden.
01.06 Hans Bonte (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik
wil in mijn uiteenzetting drie punten behandelen.

Eerst wil ik het hebben over de maatregelen die ertoe moeten leiden
de werkloosheid van oudere werknemers tegen te gaan en het
brugpensioen te vermijden. In een tweede luik wil ik het hebben over
concrete voorstellen die volgens mij volledig passen in de
doelstellingen van de regeerverklaring.

Vooraf wil ik aan deze vergadering de vraag voorleggen of het
regeringsbeleid onze samenleving voldoende voorbereidt op de
vergrijzing van de bevolking.

Als ik die vraag voorleg, dan wil ik dat doen aan de hand van in mijn
ogen belangrijke beslissingen die de Kamer zelf genomen heeft, nu
iets meer dan een jaar geleden, toen we hier het debat hebben
gevoerd en beslissingen hebben genomen over het rapport van de
parlementaire werkgroep Vergrijzing. Die beslissing bestond uit vijftien
duidelijke aanbevelingen ten aanzien van de regering. Ik vermoed dat
mevrouw D'hondt die aanbevelingen nog bijzonder goed zal kennen.
Wij hebben daarover een lang debat gevoerd. Het is mij als de dag
van gisteren bijgebleven dat die vijftien aanbevelingen bijna met
unanimiteit werden goedgekeurd, op twee onthoudingen na. Zowel
meerderheid als oppositie heeft een jaar geleden hier, in de Kamer,
een hele reeks aanbevelingen goedgekeurd die ons moeten
voorthelpen in de voorbereiding van de samenleving op de vergrijzing.

Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om drie in mijn ogen
cruciale aanbevelingen van toen toch nog eens in herinnering te
brengen.

Een eerste, misschien wat zachte aanbeveling is dat er een grote
inspanning nodig is om de publieke opinie correct te informeren
inzake sociale rechten teneinde de meest kwetsbaren niet onnodig te
verontrusten. In de werkgroep Vergrijzing was dat inderdaad een
steeds terugkerend thema. Hoe zullen we de bevolking informeren?
Op welke manier zullen we over de uitdagingen waarvoor we staan,
communiceren? Ik denk dat we de voorbije weken en dagen met zijn
allen hebben kunnen ervaren dat een belangrijk deel van de
bevolking, al dan niet onder invloed van media of organisaties, toch
een totaal verkeerd beeld heeft van de uitdagingen waarvoor wij
staan. Ik wil de mensen niet te eten geven die er vandaag van
overtuigd zijn dat er hier beslist wordt om tot 65 jaar te werken of dat
wij zelfs de wettelijke pensioenleeftijd optrekken. Ik wil maar
01.06 Hans Bonte (sp.a-spirit): Il
importe de savoir si la politique du
gouvernement prépare
suffisamment la société au
processus de vieillissement de la
population. L'an dernier, la
Chambre a adopté à la quasi
unanimité quinze
recommandations précises
émanant du groupe de travail
parlementaire sur le Vieillissement
et qui sont susceptibles d'y
contribuer. L'une de ces
recommandations concerne
l'information correcte des citoyens
sur les droits sociaux. Il faut se
garde d'alarmer inutilement les
personnes les plus vulnérables. Il
est clairement apparu au cours
des derniers jours et semaines
que nos concitoyens ont souvent
une image déformée de la
situation actuelle. Une campagne
d'information sur les mesures et
les droits en matière de retraite est
absolument indispensable.

Une autre recommandation
précise qu'il est nécessaire de
prendre des mesures destinées à
augmenter substantiellement le
taux d'emploi, à résorber la dette
publique et à maîtriser la
croissance des dépenses de la
sécurité sociale. Le budget montre
clairement que le gouvernement a
travaillé dans le respect des
limites budgétaires. Une partie des
élus CD&V a toujours plaidé en
commission des Affaires sociales
en faveur de recettes
supplémentaires pour la sécurité
sociale qui ne pèsent pas sur le
facteur « emploi » ainsi qu'en
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
14
aangeven dat het geen dag te vroeg is dat de regering initiatieven
neemt om correcte informatie over de uitdagingen te geven. Ik denk
dat het ook belangrijk is om snel werk te maken van die correcte
informatie ­ ook dat is aangekondigd in de beleidsverklaring ­ over de
individuele pensioenrechten, inclusief de aanvullende
pensioenrechten, en dat jaar na jaar.

Ik denk dat dat broodnodig is om een objectief maatschappelijk debat
mogelijk te maken. Ik zou er nog aan willen toevoegen, mijnheer de
premier, dat het wellicht ook nuttig zal zijn om een precieze
informatiecampagne te voeren over de beslissingen in het kader van
deze begroting en deze State of the Union. Immers, we hebben al
kunnen zien hoe gemakkelijk bepaalde beslissingen gemanipuleerd of
verkeerd voorgesteld worden. Ik denk dat dat eigenlijk niemand dient,
ook de oppositie niet. Tot zover de eerste aanbeveling, die ik in
herinnering wou brengen.

De tweede, meest cruciale aanbeveling, waar we in het debat ook het
langst bij stil zijn blijven staan, bestond erin dat er belangrijke
beleidsingrepen nodig zijn ­ ik citeer ­ "met het oog op een drastische
verhoging van de tewerkstellingsgraad, de afbouw van de
overheidsschuld en de beheersing van de uitgavenstijging in de
sociale zekerheid en in het bijzonder de gezondheidszorg". Dat alles
moest, volgens de aanbeveling die we goedgekeurd hebben, "met
waarborgen voor een blijvend hoge graad van sociale bescherming".
In dezelfde aanbevelingen worden ook precieze cijfers vermeld over
de manier waarop de schuld zou moeten afgebouwd worden, over de
manier waarop de begroting zou moeten evolueren naar een
begroting met overschot. Welnu, collega's, die cruciale aanbeveling,
correspondeert wat mij betreft ­ lees er de teksten op na ­ volledig
met de doelstellingen die met de begroting gepresenteerd worden,
met de beslissingen die genomen worden op het vlak van de
beperking van de uitgavenstijging in de gezondheidszorg, met de
maatregelen die we de voorbije maanden hebben zien passeren en
met de ambitie om effectief de werkgelegenheidsgraad zowel bij
jongeren als bij ouderen drastisch te verhogen. Met andere woorden,
collega's, ik denk dat de regering met het beleidsplan, dat ze vandaag
presenteert, volkomen binnen de lijntjes kleurt die we hier met zijn
allen getrokken hebben. Inderdaad, met z'n allen, herinner u maar dat
we vorig jaar, toch niet zo lang geleden, ook vanuit de oppositie, onze
goedkeuring gegeven hebben aan het vergrijzingsrapport.

Wat mij absoluut van het hart moet - en ik richt mij inderdaad ook tot
de collega's van CD&V -, is dat het toch wel bijzonder bizar is dat,
terwijl ik de leden in mijn commissie jaar na jaar terecht hoor pleiten
voor extra inkomsten voor de sociale zekerheid, terwijl ik iedereen in
het halfrond alsmaar vaker hoor pleiten voor extra inkomsten die niet
drukken op de factor arbeid en terwijl ik een deel van CD&V altijd hoor
ervoor pleiten om inkomsten uit vermogen aan te spreken voor de
solidariteit en de financiering van onze sociale zekerheid, zij zich nu,
wanneer de regering dat ook effectief doet, verschrikkelijk
verontwaardigd tonen en spreken over hold-ups, aanslagen op de
mensen, op de kleine man. Welnu, collega's - en ik richt mij expliciet
ook tot mevrouw D'hondt -, het ACV heeft gelijk dat het ook voor de
verruiming van de financieringsbasis van de sociale zekerheid in de
richting kijkt van een solidariteitsbijdrage uit inkomens uit vermogen.

Het spektakel dat we hebben mogen meemaken gisteren en
faveur de recettes patrimoniales
pour financer la sécurité sociale.
Je ne comprends pas que l'on
s'indigne au moment où le
gouvernement le fait. L'ACV a
raison de voir l'intérêt d'une
cotisation sur la fortune pour
l'élargissement du financement.
Après ce que nous avons entendu
hier, nous devons constater que
soit l'ACV n'a plus voix au chapitre
au sein du CD&V, soit le parti
chèvre-choutiste est de retour. En
tout cas, le CD&V combat
actuellement ce qu'il a défendu
par le passé alors que l'ACV a par
contre le courage de défendre des
décisions difficiles auprès de sa
base.

En assurant le financement
structurel du Fonds de
vieillissement, le gouvernement
répond à une autre
recommandation essentielle, qui
tend précisément au maintien de
ce fonds. On peut en tout cas
considérer que la coalition violette
met en oeuvre les
recommandations qui ont été
l'objet d'un large consensus,
même s'il y a encore matière à
discussion concernant les
modalités.

A propos de la politique de
l'emploi, on constate que les
engagements n'ont pas été tenus
dans le cadre de la concertation
interprofessionnelle en ce qui
concerne le débat sur les fins de
carrière. Les partenaires
maîtrisent l'art de geler les
problèmes urgents au sein des
commissions et des groupes de
travail, ce qui explique qu'il n'en
ressort aucune mesure concrète.
En l'absence d'un accord sur des
problèmes d'emploi, le Parlement
et le gouvernement ont le devoir
de trancher. Un taux élevé
d'emploi constitue en effet la
meilleure garantie d'un
financement suffisant de la
sécurité sociale.

Le gouvernement doit établir un
lien entre l'emploi des jeunes et
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
15
eergisteren is dan ook bijzonder leerrijk. Ofwel heeft het ACV dat niets
meer te zeggen in de rangen van de CD&V-fractie, ofwel maken we
hier opnieuw de CVP mee uit vroegere jaren. De tsjeven, zoals ze
genoemd werden, pleiten voor iets, ijveren voor iets, maar als ze dan
ook effectief mee moeten debatteren, houden ze hun plannetjes in de
mappen. Wanneer de regering daarna dan beslissingen voorstelt die
volledig corresponderen met datgene waarvoor ze jaar na jaar ijveren,
tonen ze zich zeer verontwaardigd.

Collega's, dit is geen eerlijke manier om aan politiek te doen. Dit is
geen eerlijke manier om te discussiëren over de toekomst van uw
sociale zekerheid. Wat mij het meest pijnlijk lijkt is dat met uw
houding van de voorbije dagen u het vooral de ACV-militanten en
délégués in de bedrijven bijzonder moeilijk maken, want zij hebben
wel de moed en het lef om ook moeilijke beslissingen te verkopen, om
moeilijke beslissingen te verdedigen, om beslissingen die ook uit hun
congressen komen in zeer moeilijke omstandigheden te blijven
verdedigen op de werkvloer. Dat is hetgene wat ik hier jammer
genoeg mis van ACV-collega's, om dit hier ook te doen, en die op die
manier hun ACV-mensen die het op het veld doen, in de wind zetten.

Een derde belangrijke aanbeveling van vorig jaar was de aanbeveling
die betrekking had op het Zilverfonds. Een jaar geleden heeft deze
Kamer unaniem, op die twee onthoudingen na, gepleit om het
Zilverfonds te behouden omwille van zijn psychologisch disciplinerend
effect. Dit niettegenstaande het feit dat de heer Bogaert buiten het
Parlement zeer rare dingen zegt over dat Zilverfonds. U herinnert zich
nog de lange discussies over deze woorden. Ik stel enkel vast dat ook
de regering daar werk van wil maken en, meer nog, dat ze op een
zeer precieze manier ingaat op de suggestie van deze Kamer om in
een structurele financiering te voorzien. Het is zelfs zo dat de regering
niet gewacht heeft op deze begrotingsronde om een aanpassing van
de Zilverfondswet op tafel te leggen. Welnu, collega's, ik denk dat ook
daarmee tegemoet is gekomen aan dit Parlement. Ik denk dat ook
daarmee een grotere zekerheid geboden wordt voor de toekomstige
financiering van onze pensioenen.

Ik wil dat eerste luik afronden met de vaststelling dat als we de 15
aanbevelingen van destijds overlopen ­ ik heb me beperkt tot 3 ­ we
moeten erkennen dat deze regering netjes uitvoert wat noodzakelijk
is. Immers, er is geen unanimiteit of consensus in het Parlement,
wanneer het niet objectief en duidelijk is in welke richting men moet
gaan wil men het sociale zekerheidsstelsel, het sociaal model van de
toekomst, garanderen.

Ik kan slechts vaststellen dat de voorgestelde regeringsmaatregelen
daaraan tegemoetkomen. We zouden kunnen discussiëren over de
precieze modaliteiten, maar de essentie is dat datgene wat de
regering vandaag op tafel legt, precies invult wat het Parlement wenst
en wat ons sociaal stelsel nodig heeft om het hoofd te bieden aan de
vergrijzing.

Ik maak een overstap naar het hoofdstuk dat betrekking heeft op het
tewerkstellingsbeleid. Ik wil vooraf, misschien samen met u, collega's,
de vaststelling maken dat het interprofessionele sociaal overleg
steeds meer weg heeft van een eersteklas diepvries. In het beste
geval zien we een aantal noodzakelijke hervormingen en
maatregelen: er werd reeds verwezen naar de arbeiders en
des travailleurs âgés, d'une part,
et un financement complémentaire
de la sécurité sociale, d'autre part.

Il est malhonnête de susciter le
sentiment que les travailleurs âgés
cherchent eux-mêmes à bénéficier
de la prépension. Pour la plupart
des travailleurs de plus de
cinquante ans, la prépension ne
constitue qu'une maigre
consolation par rapport au
sentiment d'être évincé
prématurément du marché de
l'emploi. Un quart seulement des
non actifs de plus de cinquante
ans bénéficie de la prépension.
Une part plus importante émarge
au régime, beaucoup plus
coûteux, du chômage.
Parallèlement, le nombre des
travailleurs âgés frappés
d'incapacité de travail ne cesse de
s'accroître et dépasse même
actuellement celui des
prépensionnés. L'ensemble de ces
régimes constitue des filets de
sauvetage pour ceux qui sont
victimes de licenciements à un
âge avancé.

Dès lors, nous nous réjouissons
que le gouvernement annonce des
mesures qui ne soient pas trop
brutales et prévoie des exceptions
à l'âge de la prépension. La
réalité, c'est en effet une grande
diversité.

Tant que les employeurs
profiteront de chaque dégraissage,
restructuration ou assainissement
pour se défaire en premier lieu des
travailleurs de plus de 50 ans,
nous ne pourrons pas améliorer le
taux d'activité. Il est essentiel de
rappeler aux employeurs et aux
syndicats leurs responsabilités afin
qu'ils mettent en place des
possibilités de reclassement
professionnel et de remise au
travail.
Je ne suis pas tout à fait rassuré
mais je vois que le gouvernement
crée tout de même un cadre, qui
offre aux entreprises une dernière
chance de réellement joindre le
gesteà la parole concernant
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
16
bedienden en ook naar het eindeloopbaandebat. In het beste geval
worden die in de diepvrieskast bevroren, in een of andere commissie
begraven. We lezen wel over mooie engagementen en over de
akkoorden die de sociale partners zouden maken, maar ik stel vast
dat dat nauwelijks gebeurt. Ik betreur deze diepvries. Ik heb veel
liever op tijd en stond een verse maaltijd die opgediend wordt door
creatieve sociale partners. We moeten echter inzien en eerlijk
erkennen dat dat de laatste jaren jammer genoeg niet meer het geval
was.

Het eindeloopbaanvraagstuk is precies zo'n dossier waarin de sociale
partners samen akkoorden gingen sluiten. Als dat niet lukt is het niet
meer dan de plicht van het Parlement en van de regering om knopen
door te hakken en te proberen de structurele werkloosheid bij
jongeren en ouderen aan te pakken en recht te trekken. Ik denk dat
het ook noodzakelijk is dat de regering in de totaliteit van haar
beleidsplan effectief de band legt tussen de noodzaak aan meer
tewerkstelling bij jongeren en ouderen, enerzijds, en de alternatieve ­
zeg maar bijkomende ­ financiering van de sociale zekerheid,
anderzijds.

Er is nog een tweede punt dat me van het hart moet. Na het
aanschouwen van het publieke debat, de voorbije maanden en
weken, had ik soms de indruk dat er nogal snel een portret wordt
geschilderd van de oudere werknemer die zelf koortsachtig op zoek
gaat naar het brugpensioen of naar het Canada Dry-stelsel. Ik wil de
collega's erop wijzen dat het overgrote deel van de
bruggepensioneerden absoluut geen zotte dingen moet doen met zijn
inkomsten en dat voor oudere werknemers en werklozen het
brugpensioen echt niet het nirwana is. Brugpensioen is bijna
uitsluitend een pleister op een kwetsuur van een ontslag, op het
gevoel vroegtijdig afgeschreven te worden, het gevoel aan de deur te
worden gezet.

Het is eveneens goed het reële cijfer van het aantal
bruggepensioneerden te vergelijken met de totaliteit van de cijfers die
betrekking hebben op vijftigplussers die niet meer aan de slag zijn.
Slechts een op vier van de vijftigplussers die niet meer aan het werk
zijn, zit in een brugpensioenstelsel. Een veel grotere groep bevindt
zich in het voor de sociale zekerheid veel duurdere stelsel van de
ouderenwerkloosheid. Wat ons misschien het meest moet
verontrusten, en dat wordt te weinig onder de aandacht gebracht, is
dat de groep vijftigplussers die in de arbeidsongeschiktheidsregeling
is terechtgekomen jaar na jaar toeneemt, in die mate zelfs dat er
vandaag meer vijftigplussers in het arbeidsongeschiktheidsstelsel
zitten dan in het brugpensioenstelsel.

Wat leert ons dat?

Het leert ons dat oudere werkloosheid, arbeidsongeschiktheid,
brugpensioenen en Canada Dry's allemaal opvangstelsels zijn voor
mensen die op latere leeftijd worden afgedankt. Er komt daar dus
niemand in zonder op een of andere manier van zijn werkgever het
bericht te krijgen dat hij of zij niet meer nodig is in het bedrijf en dat hij
of zij best aan de kant gaat staan.

Ik kan u verzekeren dat wanneer men die 450.000 mensen zou
bevragen, de overgrote meerderheid ­ ik denk boven de 90 procent
l'allongement des carrières et la
plus-value apportée par
l'expérience. Si dans un ou deux
ans, le Parlement et le
gouvernement ne constatent
aucune augmentation du taux
d'activité des travailleurs âgés,
nous devrons instaurer, comme
dans d'autres pays, une
interdiction de licenciement des
travailleurs âgés de plus de 50
ans.

Outre l'emploi, la mobilité revêt
aussi une importance énorme.
L'engorgement du trafic et les
difficultés d'accès ne sont aspects
engageants pour les investisseurs
étrangers.

Le sp.a revendique une indemnité
de déplacement plus équilibrée
pour les travailleurs. Les
indemnités kilométriques et les
véhicules de fonction sont bien
implantés chez nous, mais on ne
peut pas en dire autant de
l'indemnité en faveur des
travailleurs qui optent pour la
bicyclette et la protection de
l'environnement. C'est pourquoi
notre parti a déposé une
proposition de loi tendant à
octroyer à chaque voyageur le
droit à une indemnité kilométrique
équitable. Nous espérons trouver
une majorité parlementaire pour
l'adopter au cours des semaines à
venir.
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
17
van deze mensen ­ dik tegen zijn zin dat bericht krijgt en tegen zijn
zin moet stoppen met werken. De realiteit is wat zij is. Ik denk dat het
dan ook goed is dat de regering geen brutale ingrepen gedaan heeft
op één van die vier stelsels, maar effectief inziet dat de realiteit veel
diverser is en dat er inderdaad noodzakelijkerwijze uitzonderingen
moeten geboden worden op de verhoging van de leeftijd voor
brugpensioen.

Zolang werkgevers het motto hanteren "Luister naar mijn woorden,
maar kijk niet naar mijn daden" en elke afvloeiing, elke
herstructurering en elke sanering opnieuw aangrijpen ­ zoals we de
voorbije weken en maanden nog hebben zien gebeuren ­ om vooral
vijftigplussers aan de kant te zetten, zullen die communicerende vaten
blijven werken en zullen we ten gronde aan de activiteitsgraad van de
vijftigplussers niets hebben gedaan. We zullen dus ten gronde geen
enkele evolutie zien die leidt naar een grotere participatie.

Vandaar dat het ook een bijzonder goede zaak is dat de regering
hieromtrent de puntjes op de i zet en ook de werkgevers en
vakbonden op het niveau van de sectoren en bedrijven voor hun
verantwoordelijkheid plaatst. Ze zullen effectief moeten kunnen
aantonen dat ze opleiding en vorming voor alle werknemers, ook voor
de 45-plussers, organiseren in het bedrijf. Ze zullen moeten voorzien
in outplacement voor 45-plussers en ze zullen zich dienen te
engageren in de hertewerkstellingskansen van oudere werknemers bij
herstructureringen. Vraagt u me nu of ik daar gerust in ben? Neen, ik
ben daar niet gerust in. Ik heb verwezen naar wat er de voorbije
weken en maanden nog is gebeurd in onze economie, waar
vijftigplussers nog en masse aan de deur worden gezet. Ik ben er niet
gerust in, maar de regering legt hier wel een kader op tafel die de
mensen en de organisaties op een correcte manier voor hun
verantwoordelijkheid plaatst.

Dit brengt mij dan toch tot één fundamenteel politiek voordeel dat ik
zie in dit nieuwe schema. Het is voor het bedrijfsleven wellicht de
laatste kans om te tonen dat het hen ook in hun dagelijkse praktijk,
niet enkel met woorden of in mooie brochures, menens is wanneer ze
pleiten voor langere loopbanen en het meer waarderen van ervaring.
Dankzij de forse lastenverlaging, ook voor oudere werknemers,
vervalt het excuus dat deze groep exorbitant duur zou zijn. Indien de
regering en het Parlement binnen een jaar of twee jaar zouden
moeten vaststellen dat er effectief niets wijzigt aan de activiteitsgraad
van de oudere werknemers ­ en dat ze dus en masse aan de deur
blijven gezet worden ­ dan, collega's, zie ik eigenlijk nog maar één
maatregel, wat ook in andere Europese landen gebeurt, met name
een verbod op ontslag tenzij voor rechtbanken, zoals in een aantal
landen, voor vijftigplussers.

Laten we echter hopen dat de vakbonden en werkgevers in de diverse
sectoren effectief zelf hun verantwoordelijkheid opnemen en dat ook
in de praktijk doen.

Collega's, tot slot wil ik een precies voorstel doen dat volgens mij
compleet strookt met de doelstellingen waarnaar veelvuldig wordt
verwezen in de beleidsbrief, de State of the Union, van de regering.

Eerst en vooral reikt de regeringsverklaring terecht veel verder dan
het enge terrein van tewerkstellingsmaatregelen en wetgeving op het
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
18
vlak van arbeid en sociale zekerheid om de economie te stimuleren.
Op zijn minst even belangrijk lijkt het mij om te kijken naar de diverse
maatregelen in verband met mobiliteit. In tegenstelling tot het gros
van de andere departementen wordt een pak meer middelen
uitgetrokken die het mogelijk moeten maken om een aantal
noodzakelijke investeringen in het spoor en in het GEN te versnellen.
Het is immers een open deur intrappen, wanneer we zeggen dat de
dagelijkse files of de onbereikbaarheid niet alleen pakken tijd en geld
kosten, maar ons ook buitenlandse investeerders doen verliezen. De
negatieve effecten van de duurdere stookolieprijs zijn inmiddels ook
genoegzaam bekend.

Welnu, collega's, gezien de voorgaande gegevens lijkt het mij nogal
absurd dat er vandaag een heel groot onevenwicht bestaat in de
ondersteuning van werknemers die met de wagen, met het openbaar
vervoer of met de fiets naar het werk gaan. Wat nog veel
onbegrijpelijker is, is dat er nauwelijks een ondersteuningsbeleid
wordt ontwikkeld in de sectoren en bedrijven, behoudens een reeks
uitzonderingen, voor de werknemers die er effectief voor kiezen om
met de milieuvriendelijke en gezonde fiets naar en van het werk te
rijden. Terwijl kilometervergoedingen en bedrijfswagens min of meer
gemeengoed zijn geworden, blijft de fietsvergoeding min of meer een
uitzonderlijk gegeven.

Collega's, dat kan volgens ons niet. De sp.a pleit er dan ook voor dat
elke werknemer, ongeacht de sector en ongeacht hij of zij voor de
overheid werkt, recht heeft op een eerlijke kilometervergoeding. Het is
goed voor de files, het is goed voor Kyoto en het is een pak
goedkoper voor de bedrijven en de werknemers. Ook minister
Demotte zal ongetwijfeld blij zijn, omdat het eveneens goed is voor de
fysieke conditie en de gezondheid van de mensen.

Wij hebben daarover een wetsvoorstel in behandeling. Wij zullen
tijdens de komende weken koortsachtig zoeken naar een
parlementaire meerderheid ervoor. Het is een van de elementjes
waaraan onze economie nood heeft.
01.07 Danielle Van Lombeek-Jacobs (PS): Monsieur le président,
monsieur le premier ministre, chers collègues, dans le cadre de la
déclaration du premier ministre, j'aborderai la problématique du
refinancement de la sécurité sociale, ses défis actuels et à venir,
problématique qui occupe une place centrale dans cette déclaration
de rentrée et qui a retenu toute notre attention.

Depuis 1999, les montants des réductions des charges qui pèsent sur
le travail ont progressé de 3,4 milliards d'euros pour atteindre 5
milliards en 2005.

Depuis 2003, on observe que la part des cotisations sociales est en
recul si l'on considère le total des recettes du régime général. Un
raisonnement simpliste, que l'on entend très souvent, est de dire que
cette évolution est positive puisque tout le monde semble s'accorder
sur le fait que le coût salarial est trop élevé dans notre pays et que,
par conséquent, il faut poursuivre les réductions pour favoriser
l'embauche et le maintien de l'emploi. Sans plus! On s'étonne ensuite
des déficits annoncés du système de protection sociale.

Le PS tient à remettre les choses à leur place et surtout à rappeler les
01.07 Danielle Van Lombeek-
Jacobs
(PS): Volgens een
simplistische en al te gangbare
redenering is de verlaging van de
sociale lasten, die in 2005 5
miljard euro bedraagt, een goede
zaak omdat de loonkosten te hoog
liggen.

Maar er zijn goede en minder
goede verlagingen. Het zijn
overwegend de gerichte
verlagingen die een gunstig effect
op de arbeidsmarkt hebben.
Daarom stellen we het op prijs dat
de maatregelen op de jongere en
oudere werknemers zijn gericht.
Maar we dringen er tevens op aan
dat de laagstgeschoolden hierbij
op de eerste plaats komen.
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
19
finalités de la sécurité sociale auxquelles le gouvernement a répondu
de manière déterminée par des moyens budgétaires subséquents.

Tout d'abord, nous avons toujours dit qu'il y a les bonnes et les moins
bonnes réductions de charges. Si on examine les chiffres, on
constatera que la part de la réduction structurelle s'élève à 65,42% du
total. Or, comme nous n'arrêtons pas de le répéter, chaque année, il
est très difficile de mener une politique de réduction linéaire du coût
du travail sans que son impact ne se trouve, d'une manière ou d'une
autre, diminué par des effets d'aubaine ou autres.

Par contre, toutes les études nous enseignent que l'effet emploi est
surtout atteint par des réductions ciblées, en particulier au bénéfice
des moins qualifiés.

Et ici, monsieur le premier ministre, nous partageons pleinement le
souci du gouvernement de renforcer les réductions de cotisations
sociales pour les jeunes et pour les travailleurs âgés, mais surtout
nous insistons sur le fait que ces nouvelles réductions doivent être
concentrées sur les moins qualifiés de ces deux groupes cibles. Il
s'impose aussi que la durée de la subvention corresponde bien à
l'objectif qu'elle s'assigne, sous peine d'assister à des processus de
rotation inacceptables sur le plan social et contre-productifs au niveau
économique.

Une manière de dire aussi, pour les aînés, que s'il existe un problème
de coût salarial, celui-ci n'est certainement pas universel et qu'il existe
d'autres voies que celle d'une modification de la structure des salaires
dans notre pays. Si l'on veut mener un vaste débat sur une nouvelle
progressivité dans la formation des salaires, le groupe PS répond que
cette piste ne résiste pas à un examen scientifique sérieux.

En invoquant la structure salariale en fonction de l'âge comme un
facteur freinant l'embauche, l'argument apparaît surtout comme un
prétexte pour justifier le comportement d'éviction des entreprises par
rapport aux plus âgés. S'il existe parfois un problème d'adaptation
chez ces travailleurs, ce n'est pas tant du côté de l'âge qu'il convient
de rechercher l'explication, mais bien du côté de la demande de
travail et des préjugés qui y sont véhiculés. Les travailleurs âgés ne
craignent pas les changements, ils craignent surtout les
discriminations.

Un allègement du coût du travail là où les modes de production sont
particulièrement sensibles à la concurrence internationale ­ je pense
ici aux prestations de nuit et/ou en équipe dans certains secteurs
économiques ­ nous paraît nécessaire, tout en ne perdant pas de vue
qu'accroître encore la productivité ne sert pas nécessairement
l'emploi à long terme. Quant aux travailleurs hautement qualifiés,
autre groupe cible, nous pensons qu'il est erroné de croire que le coût
salarial n'a que peu d'impact sur la décision d'implantation d'activités
à forte intensité de connaissances. Il faut d'ailleurs ajouter que les
réductions de charges peuvent ici aussi constituer un bon instrument
pour veiller à ce qu'un certain rythme de croissance économique
aboutisse à davantage d'emplois pour les plus faiblement qualifiés.

Depuis le plan global de 1993, on a instauré progressivement des
modes alternatifs de financement de la sécurité sociale. L'ambiguïté
de ce financement réside à la fois dans son ampleur et dans ses
De wijziging van de loonstructuur
is niet de enige mogelijke
oplossing. Bedrijven die oudere
werknemers aan de deur zetten,
roepen ter rechtvaardiging de
verhouding tussen loonkost en
leeftijd in.
Er is een lastenverlaging
noodzakelijk voor de sectoren die
aan concurrentie blootstaan,
alsook voor activiteiten die erg
veel kennis vergen. Dankzij de
economische groei die hiervan het
gevolg zal zijn, kan meer
werkgelegenheid voor
laaggeschoolden worden
gecreëerd.

Een alternatieve financiering van
de sociale zekerheid moet van
structurele en aanvullende aard
zijn, want om een antwoord te
bieden op de maatschappelijke
noden volstaat het niet dat deze
de verliezen aan ontvangsten
compenseert. Meer nog, het feit
dat deze voor 94 procent steunt op
de BTW heeft geen impact op de
overdracht van de lasten naar de
arbeidsintensieve sectoren en stelt
ons voor een probleem van
sociale rechtvaardigheid. De
alternatieve financiering wordt
almaar minder stabiel en men kan
niet langer het structurele van
eenmalige en buitengewone
operaties onderscheiden.
De PS is blij met de structurele
financiële inbreng via de belasting
op kapitaal, dankzij maatregelen
als de jaarlijkse afhouding van een
roerende voorheffing van 15% en
de toekenning van een gedeelte
van de accijnzen op tabak. De
inkomsten uit arbeid en de
consumptie van de gezinnen
mogen immers niet de enige
financieringsbronnen zijn van de
sociale zekerheid.

Wel betreuren we dat de eerste
minister niet de nadruk gelegd
heeft op het nieuwe model ter
financiering van de begroting van
de verzekering voor
geneeskundige verzorging dat in
2008 zal worden ingevoerd.
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
20
modalités.

Son ampleur, tout d'abord, parce qu'il ne suffit évidemment pas de
compenser des pertes de recettes pour répondre aux nouveaux
besoins sociaux.

Ainsi, par rapport à la nécessité impérieuse de lier les revenus de
remplacement à la prospérité du pays, par rapport au vieillissement
démographique ou encore, faut-il le rappeler, pour que notre sécurité
sociale soit à même du supporter les coûts supplémentaires de
solidarité qui se sont empilés d'année en année, c'est assurément un
financement alternatif supplémentaire qu'il s'impose de prévoir de
manière structurelle.

Dans ses modalités ensuite, parce que présenté à l'origine comme un
financement plus solidaire, il repose à concurrence de 94% sur les
recettes de la TVA. Or, non seulement la TVA est neutre du point de
vue du transfert des charges vers les secteurs où le facteur travail est
prédominant, mais une telle source de financement pose clairement
un problème de justice sociale. L'argument selon lequel "plus le
salaire est élevé, plus la consommation est importante" ne tient pas la
route si l'on y oppose le fait que le taux d'épargne progresse avec
l'échelle salariale, et que cette épargne, de surcroît, échappe
largement à la fiscalité directe. Et il est clair que les bas revenus n'ont
rien à épargner!

Enfin, le financement alternatif est de moins en moins stable au point
que l'on n'arrive plus à distinguer, au gré des conclaves budgétaires
et des lois-programmes, ce qui est structurel et ce qui relève des
montants uniques et exceptionnels. De ce fait, il manque une assise
solide pour mener une politique sociale cohérente et à long terme.

Le groupe PS se félicite, cela va sans dire, d'un apport financier
structurel provenant de l'impôt sur le capital. 15% du précompte
mobilier sur une base annuelle, soit un montant plancher de 430
millions en 2006, c'est loin d'être négligeable, et on doit également y
ajouter d'autres mesures additionnelles dont, entre autres, une partie
des accises sur le tabac. C'est donc un signe très positif, historique
même, que l'on se doit de juger à sa juste valeur car un financement
de la sécurité sociale qui repose exclusivement sur les revenus du
travail et la consommation des ménages est inacceptable dans une
optique d'une juste répartition des richesses.

Autre point qui nous semble fondamental, et nous regrettons d'ailleurs
que celui-ci n'ait pas été abordé par le premier ministre, c'est le
nouveau modèle de financement du budget de l'assurance soins de
santé qui sera instauré à partir de 2008.

De la fixation de la norme maximale d'évolution des dépenses dépend
le modèle de couverture des soins de santé que les pouvoirs publics
entendent offrir à la population. Notre pays se distingue par des choix
politiques forts dont, entre autres, une couverture de qualité qui
protège pratiquement l'intégralité de la population. Ceci dit, les
dépenses de santé prennent une part croissante de l'enveloppe
globale de la sécurité sociale. C'est, en quelque sorte, l'effet pervers
d'une gestion globale qui garde néanmoins toute sa pertinence. S'il
est bien entendu primordial de maîtriser les dépenses en veillant à ce
que cela ne se fasse pas au détriment du patient, il est tout aussi

Het model voor de dekking van de
kosten voor gezondheidszorg zal
gekoppeld zijn aan
de
maximumnorm voor de evolutie
van de overheidsuitgaven die zal
worden vastgelegd. Ons land kan
bogen op een uitstekende
ziekteverzekering, maar het is
zaak de kosten niet uit de hand te
laten lopen én tegelijk een
kwaliteitsgezondheidszorg te
blijven aanbieden. De kosten
daarvan mogen niet uitsluitend op
de werknemers afgewenteld
worden. De veralgemeende
invoering van de verzekering
geneeskundige verzorging vereist
een grotere algemene solidariteit
en een grotere reponsabilisering
van de Staat. Op grond van die
analyse heeft de regering beslist
de bijkomende uitgaven voor de
gezondheidszorg te beperken tot
de groei van de ontvangsten uit
bijdragen.
De kwestie van de uitbreiding van
de grondslag van de
socialezekerheidsbijdragen roept
meteen de problematiek van het
welzijn op. De PS wil opnieuw
aanknopen bij het principe van de
bestaanszekerheid. Onze partij wil
dat de gepensioneerden en de
werklozen recht hebben op een
billijk deel van onze welvaart. Het
begrip welzijn heeft de jongste
decennia weliswaar een hele
evolutie doorgemaakt, maar we
mogen niet vergeten dat het de
taak van de sociale zekerheid is
armoede te voorkomen en niet ze
te bestrijden!

Binnen de grenzen van de
budgettaire mogelijkheden wil de
PS de sociale zekerheid blijvend
financieel in evenwicht brengen en
inhaalmanoeuvres uitvoeren in de
sectoren waar de achterstand al te
grote proporties aanneemt. Later
zal er een structureel mechanisme
op poten moeten worden gezet en
het wetsontwerp dat bij het
Parlement is ingediend, voert een
systeem van beslissingen in opdat
het principe van de
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
21
essentiel que son financement ne soit pas quasi exclusivement à
charge des travailleurs.

L'universalisation de l'assurance soins de santé et les tendances
lourdes, qui incorporent notamment les progrès technologiques et
l'impact du vieillissement démographique, exigent donc un effort
supplémentaire de la solidarité générale ou, pour le dire autrement,
une responsabilisation accrue de l'Etat. A défaut, la norme de
croissance continuera à accentuer le déficit structurel de la sécurité
sociale.

Certains disent - et l'expression illustre parfaitement ce qui se
produira à politique inchangée ­ que le budget des soins de santé
mange une part croissante des recettes disponibles, au détriment des
pensions et des autres allocations sociales.

Nous constatons que le gouvernement a rencontré cette analyse et
nous nous félicitons qu'à l'avenir, les dépenses supplémentaires en
soins de santé, qui pèsent actuellement sur la gestion globale, seront
désormais limitées à la croissance des recettes des cotisations. Il
s'agit, là aussi, d'un instrument de discipline budgétaire pour autant
que, dans le cadre d'éventuels dépassements, on n'éponge pas à
nouveau l'entièreté du déficit en sollicitant les moyens généraux de la
sécurité sociale ou par des interventions complémentaires et
exceptionnelles de l'Etat.

La liaison au bien-être des plafonds salariaux et des revenus de
remplacement est aussi une priorité qui, cela va de soi, ne peut être
dissociée de la question de l'élargissement de l'assiette contributive
de notre sécurité sociale.

Dans ce dossier, permettez-moi au préalable de rappeler que, pour
les socialistes francophones, l'objectif d'un mécanisme de liaison au
bien-être est de renouer avec le principe fondateur de notre sécurité
sociale, à savoir celui que nous n'aurions jamais dû quitter, celui de la
sécurité d'existence. Il ne s'agit ni plus ni moins de garantir aux
retraités et à tous ceux qui sont, par la maladie, l'accident ou le
chômage, privés d'emploi, une juste part dans la prospérité du pays.
Quand je dis "renouer avec le principe fondateur de notre sécurité
sociale", c'est parce que l'adaptation au bien-être a connu, au fil du
temps, des glissements sémantiques et de contenu, qui ont débouché
sur l'abandon progressif des systèmes mis en place en 1973-1974 et
leur remplacement par l'octroi de primes dites "de bien-être",
accordées de manière sélective et très épisodique. On l'oublie trop
souvent, la sécurité sociale n'a pas pour vocation de combattre la
pauvreté qui menace l'une ou l'autre catégorie d'allocataires, mais de
la prévenir.

Cela dit, monsieur le premier ministre, le groupe PS est conscient des
contingences budgétaires. Il s'impose avant tout d'assurer un
équilibre financier durable de notre sécurité sociale et de prendre des
mesures de rattrapage là où l'arriéré - pour ne pas dire le gouffre -
s'avère trop important! Par la suite, un mécanisme structurel doit être
mis en place, mais à la lecture du projet de loi que le gouvernement a
d'ores et déjà déposé au parlement, nous constatons qu'il s'agit là
surtout ­ n'ayons pas peur des mots! ­ d'un système de décision
relatif à des liaisons au bien-être éventuellement à appliquer. Nous
pouvons y lire qu'un mécanisme légal est instauré "afin d'attirer d'une
welvaartvastheid structureel onder
de aandacht zou worden gebracht.

De tekst die dwingende
voorschriften in verband met het
beslissingsproces bevat, is een
stap in de goede richting en stelt
de sociale partners om de twee
jaar voor hun verantwoordelijkheid.
Men zal de steuntrekkers dus het
legitiem recht om in de
economische groei van ons land te
delen niet langer kunnen
ontzeggen. In de toekomst zal
blijken of de beschikbare
begrotingsruimte groot genoeg is
om het scenario dat de
Studiecommissie voor de
vergrijzing heeft opgesteld, vanaf
2008 in de praktijk te brengen.
Naast de bevestiging van de
prioritaire maatregelen voor het
jaar 2007 die in Oostende werden
goedgekeurd, onderstreept de PS
de inspanning die in 2006 gedaan
zal moeten worden op het stuk van
de pensioenen voor mensen met
een onvolledige loopbaan,
inzonderheid vrouwen. Nu een
langere loopbaan geëist wordt, zijn
maatregelen in dat verband zeker
hoogstnodig. Het met de
hervorming van 1997 ingevoerde
"minimumrecht per loopbaanjaar"
heeft zo zijn grenzen: het geldt
immers enkel voor de jaren vóór
1974.

Thans werken 41% van de
vrouwen deeltijds. Ze verdienen
doorgaans minder dan mannen,
en het gemiddelde pensioen van
een alleenstaande vrouw bedraagt
amper 65% van het pensioen van
een man met hetzelfde statuut. Is
de vrouw gezinshoofd, dan
ontvangt ze slechts 42% van het
pensioen van een mannelijk
gezinshoofd. Bovendien neemt
68% van de vrouwen
loopbaanonderbreking om
familiale redenen. Als er niets
verandert, zullen vrouwen het
moeten stellen met een armzalig
pensioentje.

De technieken voor gelijkstelling
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
22
manière structurelle l'attention sur le principe de la liaison au bien-
être".

Le texte constitue certes un pas dans la bonne direction, car il est
contraignant sur le plan du processus décisionnel, et il engage, tous
les deux ans, la responsabilité des partenaires sociaux, de la même
manière qu'il incombe à ceux-ci de fixer la marge maximale
d'évolution du coût salarial. On ne pourra plus, désormais, ignorer le
droit légitime des allocataires sociaux de participer à la croissance
économique du pays. Reste à savoir, bien sûr, si les marges
budgétaires disponibles seront suffisantes pour que l'on puisse parler
de réelles adaptations au bien-être et pour que la garantie d'une
enveloppe au moins équivalente à l'application du scénario retenu par
le Comité d'études sur le vieillissement soit mise en oeuvre dès 2008.

Outre la confirmation des mesures prioritaires décidées à Ostende
pour l'année 2007, 75 millions d'euros, enveloppe qui sera d'ailleurs
renforcée d'un montant supplémentaire de 85 millions, notre groupe
insiste tout particulièrement sur l'effort qui devra être consenti en
2006 en faveur des pensions relatives aux carrières incomplètes, en
particulier celles des travailleuses. Il y a une réelle urgence en cette
matière pour le présent mais aussi pour l'avenir.

Au regard de l'exigence d'un allongement des carrières est-il tolérable
que la pension d'une femme qui a travaillé une carrière complète,
c'est-à-dire 43 années de carrière, soit parfois inférieure à la pension
de survie d'une veuve qui n'a jamais travaillé mais dont le mari
bénéficiait d'une pension confortable? Non!

La réforme de 1997 avait introduit ce que l'on appelle le droit
minimum par année de carrière. Par rapport aux conditions pour
accéder à la pension minimum garantie, ce droit constituait une
avancée importante pour corriger le déficit historique des
rémunérations des travailleuses pour les emplois atypiques et les plus
bas revenus. Cependant, nous devons prendre conscience que ce
système a ses propres limites puisqu'il ne trouve un réel intérêt que
pour les années antérieures à 1974.

41% des femmes travaillent aujourd'hui à temps partiel et, pour
beaucoup d'entre elles, il s'agit d'un choix contraint. Celles, très
nombreuses, qui travaillent dans le non-marchand ne pourront jamais
compter sur une pension complémentaire. Les femmes sont
généralement moins bien rémunérées que les hommes. Il est pour le
moins paradoxal à cet égard que la pension moyenne d'une femme
auto-isolée ne représente que 65% de celle d'un homme au même
statut et à peine 42% pour ce qui concerne le taux ménage.

Les femmes interrompent plus souvent leur carrière professionnelle et
ce n'est pas non plus un hasard. Les chiffres sont éloquents. 68%
d'entre elles contre 28% seulement chez les hommes prennent une
interruption de carrière pour des raisons familiales, pour s'occuper
des enfants ou de parents âgés. Quand ces travailleuses arriveront à
la pension, si rien ne change, elles devront toujours se contenter des
pensions particulièrement dérisoires.

Les techniques utilisées, particulièrement opaques et restrictives en
termes d'assimilation des périodes non prestées, devraient être
revues d'une manière ou d'une autre. Il importe surtout ­ et c'est là
van niet-gewerkte perioden
moeten herzien worden, en het
generatie-effect moet ondersteund
worden met een effectief
gelijkekansenbeleid.

Deze verklaring bij de start van het
parlementaire jaar overtreft
ruimschoots onze verwachtingen.
Tijdens de bespreking van de
begrotingen en de
programmawetten zullen we in
detail ingaan op de manier waarop
de maatregelen uit die verklaring
kunnen worden uitgevoerd.

De PS-fractie schaart zich achter
de algemene beleidslijnen die de
regering heeft uitgezet om ons
stelsel van sociale bescherming
aanzienlijk te versterken, wat alle
burgers ten goede zal komen.
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
23
l'essentiel pour l'emploi futur du genre féminin ­ de soutenir l'effet de
génération que l'on constate aujourd'hui avec de réelles politiques
d'égalité des chances, incluant par exemple (ce n'est pas une liste
exhaustive) un développement significatif des équipements collectifs,
une attention particulière par rapport aux inégalités salariales et la
mise en place de dispositifs qui favorisent réellement des
changements de mentalité.

En conclusion, monsieur le président, monsieur le premier ministre,
monsieur le ministre, chers collègues, il y aurait encore beaucoup à
dire sur cette déclaration de rentrée qui dépasse largement nos
attentes. Mais le temps est limité.

Des questions se posent bien sûr quant aux modalités de la mise en
oeuvre des très nombreuses mesures qu'elle contient. Mais nous
aurons encore l'occasion d'en débattre, cette fois dans les détails, à
l'occasion des budgets et des lois-programmes.

Le groupe PS vous soutient, monsieur le premier ministre, messieurs
et mesdames les ministres, et il soutient le gouvernement dans les
orientations qui sont prises et qui, nous en sommes convaincus, vont
renforcer considérablement notre système de protection sociale pour
le bien-être de tous.

Le président: Monsieur Bacquelaine, sont inscrits sur ma liste quatre orateurs de votre groupe: MM.
Fournaux, Malmendier, Denis Ducarme et Mme Galant. Les inscriptions sont-elles maintenues? (Oui) Si je
vous demande cela, c'est que je m'apprête à clôturer la liste des intervenants.

Voor het Vlaams Belang zijn nog de heren Bultinck, De Man en Tastenhoye als sprekers ingeschreven. Ik
zal de heer Tastenhoye misschien nu het woord geven. De heer Bultinck zou vanmiddag spreken en de
heer De Man omstreeks 12.00 uur, als de vice-premier aanwezig is.

Pour le groupe PS, M. Massin est inscrit et pour le cdH, M. Drèze.

Mevrouw Roppe en mevrouw Turtelboom zijn eveneens als sprekers ingeschreven en bij CD&V moeten de
heren De Crem, Goutry en Devlies nog spreken.

Nous poursuivrons la matinée jusqu'à environ 13.00 heures. Cet après-midi, nous n'entendrons que les
collègues qui s'adresseront spécialement à M. Demotte.
01.08 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, si M.
Demotte est attendu cet après-midi, M. Drèze préférerait intervenir en
sa présence.
Le président: J'essaie de satisfaire un maximum de personnes.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Tastenhoye.
01.09 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik
had gewenst dat de eerste minister aanwezig zou zijn omdat mijn
uiteenzetting vooral tot hem is gericht.
De voorzitter: Ik meen dat hij in de buurt is. Volgens mij bleef hij tot ongeveer 12.45 uur. Ik zie zijn dossier
op zijn bank liggen. Ik zal laten nagaan waar hij zich momenteel bevindt.
01.10 Greta D'hondt (CD&V): (...)
De voorzitter: Ik weet dat u een expert bent, dus ik zal u niet tegenspreken.
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
24

Je vais m'informer afin de savoir où se trouve M. le premier ministre. Peut-être M. Ducarme ou M.
Malmendier pourraient-ils, entre-temps, pendre la parole? M. Ducarme désire prendre la parole.
01.11 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le
ministre, chers collègues, mon propos sera consacré à la politique de
sécurité, non seulement parce que nos concitoyens y sont
légitimement attentifs, mais surtout parce qu'il s'agit d'un devoir
fondamental de l'Etat. Pour les réformateurs, et l'ensemble des
démocrates d'ailleurs, le droit et le devoir de sécurité articulent un
fondement de l'Etat de droit. Cette articulation conditionne l'existence
des autres droits, dont ceux qui touchent aux libertés. Je me réjouis
que la déclaration du premier ministre inscrive à nouveau pleinement
l'action du gouvernement dans cette perspective.

Ces dernières années, les chiffres tendent à indiquer que des
résultats positifs sont engrangés. C'est le cas pour la criminalité, pour
laquelle les statistiques indiquent une baisse significative. Cette
diminution est probablement due au recadrage de la réforme des
services de police, grâce notamment aux plans d'action locaux et leur
inscription dans l'intensification de la collaboration entre les services
de recherche fédéraux et les services judiciaires d'arrondissement. La
traduction pratique en est certainement la diminution de la criminalité
dans les grandes villes. Nous espérons que les difficultés de mise en
oeuvre de la réforme des services de police soient derrière nous et, si
nous pouvons nous réjouir du fait que les discours catastrophistes
tenus par certains durant la dernière législature ne se soient pas
concrétisés, nous ne pouvons pas pour autant verser dans
l'angélisme et nous complaire dans l'autosatisfaction. Nous devons
impérativement poursuivre cette réforme et en adapter les moyens
aux exigences nouvelles.

A cet égard, le gouvernement fait bien de garder sa détermination
dans la lutte contre l'internationalisation des phénomènes criminels,
qui s'attaquent avec une rare violence aux personnes et aux biens.
Ces faits qui vont d'attaques à la voiture aux carjackings,
homejackings en passant par d'autres cambriolages importants sont
commis, pour une part importante, par des bandes organisées et
itinérantes issues de l'Europe de l'Est, de l'Union européenne et, nous
le savons, d'au-delà des frontières de l'Europe communautaire;
certains pays servant de base de repli et de centres opérationnels.

Inscrit dans la déclaration gouvernementale, ce volet doit être placé
au rang des priorités en matière de sécurité. C'est indispensable, car
ce nouveau type de criminalité organisée agresse et fait des victimes
innocentes, mais choque nos citoyens, réactive le sentiment
d'insécurité et nuit à la sérénité, au bon ordre ou tout simplement à la
qualité de vie.

Le premier ministre a estimé que notre pays rentrait dans une
nouvelle ère. Cette période nouvelle tient à la mondialisation, à
l'européanisation. Les adaptations économiques et sociales sont
incontestablement nécessaires, mais nos concitoyens ne pourront le
comprendre, l'admettre et y adhérer que si notre gouvernement fait en
sorte que l'Etat de droit remplisse ses devoirs régaliens, dont la
sécurité des personnes et des biens, et dans le cadre, ici aussi, d'une
politique européenne de liberté et de sécurité.
01.11 Denis Ducarme (MR): Voor
de MR zijn de rechten en plichten
met betrekking tot de veiligheid
pijlers van de rechtsstaat en
beïnvloeden zij dus het bestaan
van de overige rechten.

De voorbije jaren werden gunstige
resultaten geboekt. Zo stellen we
vast dat de criminaliteit is
teruggedrongen, wat waarschijnlijk
aan de bijgestuurde hervorming
van de politiediensten toe te
schrijven valt.
Wij waarderen de vastberadenheid
van de regering, die de strijd tegen
de internationalisering van de
criminaliteit tot een van de
prioriteiten in haar
veiligheidsbeleid heeft
uitgeroepen.

Ook het terrorisme vormt een
reële dreiging. Ons land speelt een
centrale rol op internationaal vlak,
omdat het hoofdkwartier van de
NAVO en de Europese Instellingen
hier zijn gevestigd. Het mag
bijgevolg onder geen enkel beding
een strategische uitvalsbasis zijn
voor bepaalde groeperingen.
Daarom is het uiterst belangrijk dat
de verschillende diensten die met
preventie zijn belast met elkaar
samenwerken. De oprichting van
het CODA, de functie van de
federale onderzoeksrechter en het
wetsontwerp houdende de
wijzigingen van de bijzondere
opsporingsmethoden in het kader
van zware misdaad, gaan in die
richting. Daarnaast pleiten wij voor
een verhoging van de middelen
van de Veiligheid van de Staat.

De beste preventie blijft de
aanwezigheid van wijkagenten. De
regering heeft reeds maatregelen
genomen ter versterking van de
aanwezigheid van politieagenten
op het terrein. Zij zegt haar
inspanningen te willen voortzetten.
Zou zij dit ook niet kunnen door de
administratieve last te verlagen, de
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
25
Dans cette ligne et sans pour autant choir dans la paranoïa, je ne
peux passer sous silence la problématique du terrorisme. C'est une
menace réelle. Notre vigilance doit être accrue et renforcée. Notre
pays est petit, mais il occupe une place centrale et particulière sur le
plan international. La Belgique abrite le siège de l'OTAN, celui des
institutions européennes et une multitude de représentations
diplomatiques et consulaires, de groupements et de lobbies les plus
divers. Les chiffres le prouvent. Après New York, Bruxelles est la
deuxième ville d'accueil au monde et, au niveau européen, Bruxelles
en est évidemment la première.

Concrètement, cela veut dire que Bruxelles est l'une des premières
villes au monde en matière de conférences, de colloques
internationaux, qu'un nombre considérable de visiteurs passe sur son
territoire, non seulement des missions officielles bénéficiant d'une
protection spéciale mais aussi une foule d'anonymes en transit. Le
non-engagement belge en Irak ne doit pas nous laisser croire que
nous sommes naturellement à l'abri. Tout peut arriver et la veille
antiterroriste est capitale. Il serait naïf et niais de demander au
gouvernement ce qu'il fait de cette préoccupation: cela tombe sous le
sens. Je tenais cependant à l'évoquer clairement.

Vous me permettrez d'insister sur l'absolue nécessité de veiller à ce
que notre pays ne puisse servir de base stratégique ou logistique à
des groupements terroristes. À ce titre, tous les experts s'accordent
pour prêter attention aux menaces qui pèsent sur d'autres pays,
notamment par le biais de contacts informels. La Belgique doit tenir
compte des niveaux d'alerte dans les autres États et agir en
conséquence, que ce soit par la surveillance accrue de certains
groupements, le renforcement de la sécurité de certains lieux et
même l'interpellation préventive. Il est dès lors primordial que les
services chargés de la prévention et de la répression des infractions
ne se dispersent pas et travaillent de concert.

L'institution de l'OCAM et la création de la fonction de juge
d'instruction fédéral vont dans le sens souhaité et, en termes
d'instruments procéduraux, le dépôt par le gouvernement d'un projet
de loi relatif aux modifications des méthodes particulières de
recherche dans le cadre de la lutte contre la criminalité grave et
organisée constituera certainement une avancée complémentaire car
il est indispensable de lutter à armes égales contre les porteurs de ce
fléau.

À la source de l'action, nul doute que les services de renseignement
constituent l'un des piliers de la prévention des actes de terrorisme.
C'est la raison pour laquelle nous plaidons également en faveur d'une
augmentation des moyens de la Sûreté de l'État. Le gouvernement
semble s'être engagé dans cette voie. Sur mission judiciaire et avec
la garantie démocratique d'un droit de regard du Parlement, l'adoption
d'une loi permettant à la Sûreté de procéder à des écoutes
téléphoniques est également à l'évidence une nécessité.

Je tenais néanmoins à souligner que ces propositions ne seront
efficaces qu'à la condition d'engager des agents linguistes capables
de comprendre et de lire parfaitement plusieurs langues, d'en
analyser les accents, les intonations, pour que la loi ne reste pas lettre
morte et que l'efficacité soit au rendez-vous. En outre et plus
généralement, il me paraît important que le gouvernement s'inspire
coördinatie tussen de magistraten
en de ordediensten te versterken
en de arbeidstijden beter te
organiseren?
Door zijn vastberaden optreden
heeft en behoudt de minister van
Binnenlandse Zaken ons
vertrouwen.

13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
26
des réflexions britanniques et des réflexions des institutions
internationales concernant l'élaboration d'une stratégie de résilience
relative entre autres à la bonne information des populations.

Pour ce qui est de l'action des polices locales, nous savons que la
meilleure prévention réside dans la présence d'agents de quartier. Ce
sont eux qui sont à même de posséder l'information en temps utile,
de connaître les habitants, les endroits à risque, les zones potentielles
de conflit et de délinquance. Leur présence est sécurisante pour les
personnes, dissuasive pour les auteurs potentiels de délits. La police
locale doit donc assurer une présence maximale sur le terrain afin de
prévenir la délinquance urbaine et les différentes formes d'agression
contre les biens et les personnes. En 2003, le gouvernement s'est
engagé à prendre des mesures visant à renforcer la présence
policière sur le terrain. Il s'agissait de confier les tâches purement
administratives à du personnel civil, de renforcer la police locale de
2.500 unités sans coût supplémentaire pour les zones de police et de
renforcer la réserve générale.

Il s'agissait également d'assouplir l'organisation du temps de travail
afin d'accroître la disponibilité et, par conséquent, la capacité policière
mais également de préserver la vie privée et sociale du policier, de
procéder à la mise en place du corps de sécurité et d'étendre les
attributions des auxiliaires. Enfin, il s'agissait de renforcer la
collaboration entre la police locale et la police fédérale.

Le gouvernement a déjà pris une série de décisions visant à respecter
une partie des engagements. Il nous est dit qu'il va poursuivre ses
efforts pour concrétiser un des objectifs majeurs de la réforme des
services de police et mettre en place une véritable police de
proximité, se traduisant par une présence accrue des policiers dans
nos rues.

Sachant que les cadres de police sont pour certains incomplets, la
capacité opérationnelle n'est-elle pas, à l'heure actuelle, encore
fortement entravée par une charge de travail administrative trop
importante, ce qui empêche la police de s'acquitter des ses missions
essentielles et affecte également les possibilités d'organiser
davantage de patrouilles?

La police fédérale, aussi, ne génère-t-elle pas une paperasserie
excessive qui représente une charge énorme pour les instances
locales? Au niveau des polices locales, un nombre trop important de
tâches ne sont-elles pas accomplies au profit du département de la
Justice: récupération des transactions pénales, gestion de nombreux
plis d'huissier de justice, etc.?

Le manque de coordination entre certains magistrats et les forces de
l'ordre ne provoque-t-il pas des difficultés récurrentes générant des
pertes de temps et de moyens? D'autres éléments encore ne sont-ils
pas de nature à constituer des obstacles à une véritable police de
proximité? Je pense au transfert des détenus vers les palais de
justice, aux missions de sécurité dans les cours et tribunaux, au
mécanisme de la capacité hypothéquée, à certaines missions à
caractère fédéral confiées aux polices locales, à l'organisation du
temps de travail. Autant de questions qui méritent notre souci et notre
soutien à l'action déterminée dont le vice-premier ministre et ministre
de l'Intérieur a démontré qu'il pouvait faire preuve, raison pour
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
27
laquelle il garde notre confiance.

De voorzitter: Ik wil nu de heer Tastenhoye het woord verlenen.

Mijnheer Tastenhoye, zult u beknopt zijn? Ik zie dat de spreektijd van uw fractie stilaan opgeraakt.
01.12 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik
zal tien minuten tot een kwartiertje spreken.
De voorzitter: Dat is goed.

(...): (...)

De voorzitter: Maar ik kan niet goed tellen, u weet dat.
01.13 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,
collega's, premier, wij weten allemaal hoe nauw de toekomst van de
Europese Unie u aan het hart ligt. Daarom is het des te
merkwaardiger hoe lichtzinnig en onverantwoord uw regering is
omgesprongen met de kwestie van het Turkse lidmaatschap van de
EU.

Want vergis u niet: Turkije als lid van de Europese Unie zal tot de
ineenstorting leiden van die Unie, ofwel reeds tijdens de
onderhandelingen, dus nog vóór de officiële toetreding van Turkije,
ofwel kort na de toetreding.

Het Vlaams Belang staat met die mening niet alleen, maar wordt
daarin onder meer bijgetreden door grote Europese staatsmannen
zoals de Franse ex-president Giscard d'Estaing, de Duitse gewezen
bondskanselier Helmut Schmidt en onze eigen ex-Europees
commissaris Karel Van Miert, een van de beste Europese
commissarissen ooit, met een lange staat van dienst.

In het VRT-duidingsprogramma TerZake op 3 oktober was Karel Van
Miert dan ook ongemeen scherp en duidelijk. "Turkije bij de EU zal
Europa kapotmaken," zei Van Miert. Hij laakte de Europese toppolitici
die de vlucht vooruit prediken, tegen de wil in van de publieke opinie
en zonder dat het Europese huis eerst op orde werd gesteld, en dat
op een ogenblik dat de Europese Grondwet dood is, want verworpen
in referenda in Frankrijk en Nederland, én bovendien na de
mislukking van de Top van juni jongstleden waar een
financieringsplan voor de jaren 2007 tot en met 2013 werd
uitgetekend.

"Bovendien," zei Karel Van Miert, "hoe kunnen wij na Turkije nog de
kandidatuur afwijzen van landen als Oekraïne en Wit-Rusland? Men
durft of wil de grenzen van Europa niet vastleggen, en men ziet niet in
dat de EU-burgers geen boodschap hebben aan een Europa dat
grenst aan het Midden-Oosten en aan landen als Syrië en Irak."

Van Miert is een van de weinige staatsmannen die de euvele moed
heeft om de waarheid onder ogen te zien. "Turkije is een brug te ver,"
zei Van Miert, daarmee ongewild de titel citerend van het door mijn
collega-Europarlementsleden Philip Claeys en Koen Dillen onlangs
gepubliceerde boek over de Turkse kwestie.

De beslissing om onderhandelingen te starten met Turkije gaat in
01.13 Guido Tastenhoye
(Vlaams Belang): L'avenir de
l'Union européenne est une
préoccupation majeure pour notre
premier ministre. La légèreté dont
il fait preuve dans le cadre du
dossier de l'adhésion de la Turquie
est dès lors étonnante. Il est clair
que l'Union européenne va
s'effondrer, pendant ou au
lendemain des négociations
d'adhésion avec la Turquie.

D'autres partagent l'opinion du
Vlaams Belang, tels les hommes
d'Etat que sont Valéry Giscard
d'Estaing, Helmut Schmidt ou
encore Karel van Miert. M. Van
Miert estime que l'adhésion de la
Turquie va mettre l'Union
européenne à mal. Il dénonce
l'attitude des politiciens qui
prêchent la fuite en avant, contre
l'avis de l'opinion publique et sans
remettre de l'ordre dans la maison
Europe. La Constitution est en
effet mort-née et le sommet
consacré au plan de financement
2007-2013 a échoué. Si la Turquie
adhère à l'Europe, quels autres
pays suivront?

Selon l'eurobaromètre semestriel,
52 % des ressortissants de l'UE
sont hostiles à cette adhésion.
Dans certains pays, ce taux atteint
même 80 %. Trente cinq pour cent
seulement de la population est
favorable à l'adhésion. En
Belgique, 61 % de la population y
est opposée. Ce nombre serait
sans doute plus élevé encore si un
débat de société devait être
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
28
tegen een meerderheid van 52% van de EU-inwoners, met in landen
zoals Frankrijk, Griekenland, Cyprus en Oostenrijk pieken van 70 tot
80% tegenstanders. Slechts 35% van de EU-inwoners is voorstander
van Turkije als EU-lid. 13% heeft geen mening. Dat zijn de officiële
cijfers van de zesmaandelijkse Eurobarometer, het wetenschappelijk
peilinginstrument van de Europese commissie bij ruim 29.000 EU-
burgers.

In België ligt het percentage tegenstanders op 61%, maar wij zijn er
zeker van dat dat percentage nog zou stijgen tot 70 of 80% indien er
hier, zoals in Frankrijk, een groot maatschappelijk debat rond de
doelstellingen van de Europese Unie zou worden gehouden en de
bevolking goed zou worden geïnformeerd. Tot nu toe is het enkel het
Vlaams Belang dat moeite heeft gedaan om in zijn publicaties te
wijzen op de gevaren van een Europa met Turkije.

De Eurobarometer peilt ook naar de redenen voor het verzet tegen
het Turks lidmaatschap. Meer dan zes op de tien ondervraagden
vreest dat de Turkse toetreding tot meer immigratie leidt.

Een meerderheid, 54%, vindt de culturele verschillen tussen de EU en
Turkije te groot. Ruim driekwart vindt dat Turkije pas kan toetreden
als het systematisch alle mensenrechten eerbiedigt en het
economisch significant beter doet. Uit de wetenschappelijke enquête
blijkt voorts dat steeds meer EU-inwoners warm lopen voor een
verdere uitbreiding van de EU. Zwitserland, Noorwegen en IJsland
mogen er desnoods nog bij, maar voor landen als Roemenië,
Oekraïne, Macedonië, Bosnië-Herzegovina en Servië-Montenegro is
er geen meerderheid te vinden in Europa.

De manier waarop Turkije Europa wordt binnengeloodst is een ware
schande voor de democratie. Nooit, op geen enkel ogenblik, werd
naar de mening gevraagd van de EU-bevolking. Meer nog, men gaat
regelrecht in tegen de meerderheid van de publieke opinie. De
zogenaamde kloof tussen de burgers en hun politieke leiders is dan
ook geen kloof meer, maar een vervaarlijk diep ravijn. Alleen in
Frankrijk en in Nederland hebben de burgers hun mening over Turkije
kunnen laten meespelen bij het referendum over de Europese
Grondwet. In beide landen werd die Grondwet dan ook met een
duidelijke meerderheid verworpen.

De VLD'ers die de onderhandelingen voor België hebben gevoerd,
namelijk eerste minister Verhofstadt en de minister van Buitenlandse
Zaken De Gucht, trekken zich niets aan van de publieke opinie. De
burgermanifesten van de heer Verhofstadt, waarin sterk wordt gepleit
voor referendums over belangrijke maatschappelijke thema's, zijn al
lang naar de papiermand verwezen. Alle partijen in dit halfrond,
uitgezonderd het Vlaams Belang, zijn in dit ondemocratische bedje
ziek. Alleen het Vlaams Belang schenkt naar oude en goede
gewoonte klare wijn. Turkije mag en kan geen lid worden van de EU,
maar kan wel via een bevoorrecht partnerschap een van de beste
naburen van Europa zijn.

In dit Parlement, in deze Kamer van Volksvertegenwoordigers, is het
alleen het Vlaams Belang dat de problematiek van Turkije telkens
weer op de agenda heeft proberen plaatsen, maar de andere politieke
partijen hebben die boot zoveel mogelijk willen afhouden.
consacré à cette question. Or, seul
le Vlaams Belang met en évidence
les risques que comporte
l'adhésion de la Turquie.

L'eurobaromètre sonde également
les raisons des réticences. La
plupart des citoyens semblent
redouter un flux migratoire accru,
pensent que les différences
culturelles sont trop importantes et
estiment que la Turquie devrait
préalablement respecter
systématiquement les droits de
l'homme et enregistrer de
meilleurs résultats économiques.
Les citoyens sont de plus en plus
nombreux à penser que l'Union
devient progressivement assez
grande et n'autoriseraient plus que
l'adhésion de la Suisse, de
l'Islande et de la Norvège.

La méthode antidémocratique
selon laquelle la candidature de la
Turquie a été forcée est
scandaleuse. Ce n'est plus un
fossé qui sépare le monde
politique et les citoyens au sein de
l'Union, mais un ravin profond et
terrifiant. La plupart des citoyens
de l'Union européenne ne
pouvaient pas s'exprimer sur la
constitution et ceux qui le
pouvaient l'ont rejetée avec une
majorité nette.

Nos députés, le premier ministre
et M. De Gucht ne sont pas les
seuls à se moquer de l'opinion
publique; tous les partis souffrent
du même mal. Le Vlaams Belang
est le seul à présenter les faits
sous leur vrai jour: la Turquie ne
doit pas adhérer à l'Union
Européenne mais pourrait devenir
l'un de nos plus proches voisins
dans le cadre d'un partenariat
privilégié. En septembre, le
Vlaams Belang a demandé la
convocation urgente du Comité
d'avis chargé de questions
européennes afin d'organiser un
débat préalable sur la Turquie
avec le gouvernement. Le
président a toutefois omis de
convoquer ce comité et nous
sommes donc placés devant le fait
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
29
In september vroeg het Vlaams Belang nog uitdrukkelijk om het
Adviescomité voor Europese Aangelegenheden dringend bijeen te
roepen om vooraf met de regering te kunnen debatteren over Turkije.
Mijnheer de voorzitter, u, die deze commissie leidt en ze moet
samenroepen, liet op flagrante wijze na dit te doen zodat wij hier voor
voldongen feiten werden geplaatst, een zichzelf respecterend
Parlement onwaardig.
accompli aujourd'hui.

De voorzitter: Mijnheer Tastenhoye, ik onderbreek u even. Er was
een vergadering gepland op een donderdagochtend; de precieze
datum ontsnapt mij. Onverwacht kon de heer De Gucht echter niet
naar die vergadering komen. Hij had daarvoor een geldige reden. Dat
is de realiteit. Dat was dus een onvoorziene omstandigheid. De
vergadering van het adviescomité werd wel degelijk aangevraagd en
gepland.
Le président: Une réunion était
prévue mais M. De Gucht a eu un
empêchement imprévu. Le motif
de son empêchement était
valable.
01.14 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Dat zullen wij dan maar
een geval van overmacht noemen, mijnheer de voorzitter.

Het is in elk geval bijzonder jammer dat wij over Europa en de
toetreding van Turkije vooraf geen debat hebben kunnen voeren. Wij
zullen daarover wellicht volgende week een debat voeren.
01.14 Guido Tastenhoye
(Vlaams Belang): Disons alors
qu'il s'agit d'un cas de force
majeure mais l'absence de tout
débat n'en reste pas moins
déplorable.
De voorzitter: Inderdaad, op 19 oktober, in de namiddag, samen met de eerste minister.
01.15 Guido Tastenhoye (Vlaams Belang): Dat is mosterd na de
maaltijd. Wij zullen in elk geval van die gelegenheid gebruikmaken om
volgende week de visie van het Vlaams Belang op het Europa van de
toekomst uiteen te zetten.

CD&V is, naar slechte gewoonte, alweer uiterst dubbelzinnig. In
interviews mag fractieleider Pieter De Crem zeggen dat Turkije er niet
bij mag. Andere CD&V-tenoren denken daarover echter duidelijk
anders.

Neem bijvoorbeeld Wilfried Martens, gewezen Belgisch eerste
minister en thans voorzitter van de EVP, de Europese christen-
democratische volkspartij. Hij is blij dat Turkije uitzicht heeft op
lidmaatschap. Op 4 oktober, enkele uren na het starten van de
toetredingsonderhandelingen, feliciteerde Martens de 25 EU-landen
met volgende woorden: "Er was geen weg terug. Na decennia van
samenwerking waren wij het aan Turkije verplicht
toetredingsgesprekken te starten".

De Vlamingen moeten weten dat CD&V warm en koud blaast over
Turkije en ook op dit vlak volkomen onbetrouwbaar is.

Men luistert dus niet naar de bevolking. Men gaat door alsof er niets is
gebeurd. Dat is ook zo met de afgewezen en door Frankrijk en
Nederland voor dood verklaarde, Europese Grondwet. Minister De
Gucht is er zelfs trots op dat hij en zijn Europese collega's van
Buitenlandse Zaken de publieke opinie volkomen negeren en rustig
voortdoen alsof er niets is gebeurd.

Zo verklaarde De Gucht enkele weken geleden, op 1 september
2005, nog in La Libre Belgique het volgende: "Moi, je constate qu'au
sein du Conseil des ministres des Affaires étrangères, on continue à
se comporter comme si la constitution était adoptée". Wat een
01.15 Guido Tastenhoye
(Vlaams Belang): Le débat du 19
octobre, c'est un peu les
carabiniers d'Offenbach. Nous
saisirons toutefois cette occasion
pour exposer notre point de vue.

Le CD&V est ambigu, comme
d'habitude. M. De Crem se déclare
opposé aux négociations avec la
Turquie alors que M. Martens
félicite les pays de l'UE de les
avoir ouvertes, estimant qu'il n'est
plus possible de faire marche
arrière. Sur ce plan-là aussi, le
CD&V est donc un parti auquel on
ne peut pas se fier.

Tandis que le Conseil des
ministres des Affaires étrangères
de l'Union continue à fonctionner
comme si la Constitution
européenne avait été adoptée ­ en
témoignent les déclarations du
ministre De Gucht dans La Libre
Belgique du 1
er
septembre 2005 ­,
la population est complètement
grugée puisque le gouvernement
lui fait croire que les négociations
avec la Turquie ne conduiront pas
fatalement à l'adhésion d'Ankara à
l'UE. En réalité, rien n'est moins
vrai. La finalité de ces
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
30
arrogantie van de macht! Wat een minachting voor het volk!

Intussen probeert men de bevolking een rad voor de ogen te draaien
door te stellen dat de onderhandelingen met Turkije een open einde
zouden hebben en dat er dus nog niets is beslist. Dat is natuurlijk een
foefje. Het is een laag-bij-de-grondse advocatentruc. Het doel is wel
degelijk en onomstotelijk de toetreding van Turkije tot de EU. Ook het
manmoedig verzet van Oostenrijk, de laatste uren voor de start van
de onderhandelingen, heeft daaraan niets kunnen veranderen.
Oostenrijk heeft uiteindelijk moeten inbinden.

Het bewijs daartoe zal ik hier leveren. De centrale zinsnede: "De
gemeenschappelijke doelstelling van de onderhandelingen is
toetreding" is onveranderd blijven staan, ondanks het verzet van
Oostenrijk dat die zinsnede eruit wilde en voorstander was van een
verwijzing naar een mogelijk bevoorrecht partnerschap met Turkije. Er
is zelfs volgende bepaling aan toegevoegd: "Zoals reeds
overeengekomen op de Europese Raad van december 2004".

Het enige doekje voor het bloeden dat Oostenrijk kreeg was de
toevoeging van het gegeven dat de absorptiecapaciteit door de
Europese Unie een essentieel beoordelingscriterium kan worden bij
de eindbeoordeling of Turkije kan toetreden of niet. Volgens de media
wist echter niemand te verduidelijken wat er daarmee precies wordt
bedoeld. Verder staat er nog dat de financiële lasten eerlijk verdeeld
worden onder alle lidstaten. Dat wijst weeral op het voornemen om
Turkije erbij te nemen.

Men probeert ons nu te sussen en ons wijs te maken dat die
onderhandelingen zeker nog 10 tot 15 jaar zullen duren. Collega's,
niets is echter minder waar. Lees dan toch, onder meer, de Turkse
pers. De Turken rekenen erop om op 1 januari 2014 te kunnen
toetreden. Als ik goed kan rekenen, is dat over amper 8 jaar en dus
niet over 10 tot 15 jaar.

De Turken zullen er bovendien alles aan doen om de
onderhandelingen te doen opschieten. De voorstanders van Turkije
hebben eigenlijk nog maar twee argumenten om Turkije bij Europa te
voegen, of eigenlijk drie, maar het eerste argument is wat men noemt
een slaand argument: de grote druk die de Verenigde Staten van
Amerika hebben uitgeoefend op de EU-landen om Turkije erbij te
nemen. Die klus werd vooral door huidig voorzitter Groot-Brittannië ter
harte genomen.

Zelfs in de laatste uren voor de openingsplechtigheid op 3 oktober
interfereerde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken,
Condoleeza Rice, nog om Oostenrijk te sussen en om de Turken over
de streep te trekken. De Turken wilden namelijk zo weinig mogelijk
toegevingen aan de EU doen. Ik denk niet dat hierbij een tekening
gemaakt moet worden. Zowel de Verenigde Staten als Groot-
Brittannië willen Turkije bij de EU, goed wetende dat dat de EU enorm
zal verzwakken en misschien zelfs zal leiden tot het uiteenrafelen van
de Unie.

Het tweede argument luidt als volgt: wij hebben het de Turken
beloofd. Wij moeten ons nu aan ons woord houden en hen niet langer
aan het lijntje houden. Collega's, waar halen de Europese leiders in
godsnaam de legitimatie vandaan om dergelijke beloften aan Turkije
négociations est bien l'adhésion.
La courageuse Autriche aussi a dû
rentrer dans le rang, n'obtenant
finalement qu'une concession très
maigre : la capacité d'absorption
de l'UE pourra être un critère
essentiel lors de l'appréciation
finale de la candidature turque. Le
gouvernement essaie aussi de
nous faire croire que ces
négociations prendront entre dix et
quinze ans. Cependant, la presse
turque table sur une adhésion le
1
er
janvier 2014. Les Turcs
mettront tout en oeuvre pour
accélérer les négociations.

Les partisans de l'adhésion de la
Turquie soulignent les fortes
pressions exercées par les Etats-
Unis que la Grande-Bretagne, plus
particulièrement, prend très au
sérieux. Les deux pays souhaitent
l'adhésion de la Turquie, alors
qu'ils savent que cette adhésion
affaiblira l'Union. Ils relèvent par
ailleurs que l'Union avait pris un
engagement à ce sujet. Cet
engagement était-il bien légitime ?
La pression politique exercée par
les Etats-Unis avait également
déjà été évoquée à Helsinki. Par
ailleurs, aucune population et
aucun parlement ne s'étaient à
l'époque exprimés
démocratiquement. Enfin, ces
deux mêmes pays s'attendent à ce
qu'en tant que pays musulman, la
Turquie jette une passerelle entre
l'Europe et le monde arabe; cette
thèse relève du pur non-sens. Les
Arabes et la Turquie n'ont jamais
été bons amis, et la seconde
entretient de bons rapports avec
Israël. Par ailleurs, l'adhésion de la
Turquie, en tant que pays
musulman sécularisé, ne
contribuera pas davantage à
l'avènement d'une sorte de
variante occidentalisée de l'islam,
mais favorisera au contraire la
radicalisation des musulmans
turcs. A présent qu'il convient de
réduire le pouvoir de l'armée, on
ne vit pas très bien qui sera le
gardien du processus de
sécularisation instauré par Atatürk
en 1923.
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
31
te doen? Men verwijst onder meer naar Helsinki in 1999, waar op een
drafje, tussen de soep en de patatten, werd beslist, opnieuw onder
Amerikaanse druk, dat Turkije aanvaard zou worden als kandidaat.
(...) vertelde Louis Michel dat hij op de valreep nog werd opgebeld
door de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken
Madeleine Albright, met het dringende verzoek om Turkije groen licht
te geven. Nooit heeft de bevolking, nooit heeft ook maar een
parlement in de EU zich daarover op een democratische manier
mogen uitspreken.

Het derde argument luidt als volgt: wij moeten het moslimland Turkije
erbij nemen, want Turkije zal een brug slaan naar de Arabische
wereld. Wat een nonsens. Kent men dan in godsnaam zijn
geschiedenis niet? Hoe zou Turkije nu in hemelsnaam een brug
kunnen slaan naar de Arabische wereld? Turkije en de Arabieren zijn
nooit goede vrienden geweest. Denk maar aan de bezetting door
Turkije van Palestina. Turkije is trouwens wel goed bevriend met
Israël. Het is niet voor niets dat Arabische fundamentalisten de ene na
de andere bomaanslag plegen in Turkije.

Het is voorts ook onjuist dat Turkije als geseculariseerd moslimland
mee zou helpen aan het ontstaan van een soort verwesterde variant
van de islam. Integendeel, het omgekeerde zal gebeuren. Nu reeds
zijn de moslims aan het radicaliseren in Turkije. Als de macht van het
Turkse leger verder wordt ingeperkt als noodzakelijke voorwaarde om
tot de EU te kunnen toetreden, zal er van de secularisatie in Turkije,
die Atatürk in 1923 invoerde, niet zoveel meer overblijven. Wie zal er
dan die secularisatie nog opleggen, als het Turkse leger het niet meer
kan doen? Tegenstanders van een Europees Turkije hebben
daarentegen tientallen valabele argumenten om te pleiten voor een
bevoorrecht partnerschap met Turkije, maar om Turkije als
volwaardige EU-lidstaat af te wijzen.

Ik zet de voornaamste argumenten tegen Turkije nog eens op een
rijtje. Het is eigenlijk heel eenvoudig. Men leert het reeds in de lagere
school: Turkije is geen Europees land. Dat is gewoon een
geografisch, cultureel en historisch feit.

Amper 3% van Turkije ligt in Europa. Turkije is dan ook een
overwegend Aziatisch moslimland. Turkije is ook geen democratie
naar Europese maatstaven. Aan de criteria van Kopenhagen wordt
bijlange niet voldaan. Er wordt nog altijd op grote schaal gefolterd in
de Turkse gevangenissen en politiekantoren. Etnische en
godsdienstige minderheden worden nog altijd als derderangsburgers
behandeld. Er is nog steeds geen oplossing voor de
honderdduizenden Koerdische vluchtelingen die uit hun platgebrande
dorpen werden verjaagd, de zogenaamde displaced persons.

De persvrijheid en de vrijheid van mening worden in Turkije nog
steeds zwaar aan banden gelegd. Zo staat er in vage bewoordingen in
de nieuwe onlangs aangenomen strafwet dat men nog altijd personen
kan vervolgen die "de Turkse identiteit beledigen". Dat betekent onder
meer dat er niets mag worden gezegd over de genocide die de
Turken in 1915 pleegden op de Armeniërs en waarbij er 1,5 miljoen
van hen werden gedood. De Turkse schrijver Orhan Pamuk zal het
geweten hebben. Hij wordt momenteel gerechtelijk vervolgd omdat hij
in een interview verwees naar deze genocide.

Les opposants à l'adhésion
soulignent que seulement 3 % du
territoire turc font partie du sol
européen et que la Turquie n'est
pas une démocratie conforme aux
critères européens, comme le
prouvent les tortures infligées aux
prisonniers, la discrimination des
minorités, la question non résolue
des réfugiés kurdes, les
restrictions imposées à la presse
et à l'exercice de la liberté
d'expression. La nouvelle
législation pénale confirme
l'interdiction de faire outrage à
l'identité turque en mentionnant
par exemple le génocide
arménien. Les opposants
avancent également que, socio-
économiquement non plus, la
Turquie n'est pas mûre pour
l'adhésion, son PIB par habitant
étant trois fois moins élevé que la
moyenne européenne. Ils
craignent un flux migratoire et se
demandent qui paiera le prix de
l'adhésion - 28 milliards par an -
alors que l'établissement d'un
budget pluriannuel relève déjà
aujourd'hui de la `mission
impossible'.

De par son taux de natalité élevé,
cla Turquie musulmane, qui
compte déjà 70 millions
d'habitants, pourrait bien devenir
rapidement le pays le plus
puissant d'Europe. De surcroît, la
Turquie refuse de reconnaître
Chypre, l'un des Etats membres
de l'UE, et occupe le nord de ce
pays avec une armée forte de
30.000 à 40.000 hommes. La
Turquie peut même signer un
protocole sur la constitution d'une
union douanière avec l'Europe des
vingt-cinq, sans que cela
n'implique la reconnaissance de
l'Etat chypriote.

Nous ne pouvons tolérer d'être
placés devant des faits accomplis
et des dictats contraires aux
intérêts de l'Europe. La population
de tous les Etats membres doit
pouvoir s'exprimer sur l'adhésion
de la Turquie, comme elle pourra
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
32
Met een bbp per hoofd van de bevolking dat minstens drie keer lager
ligt dan het EU-gemiddelde is Turkije ook sociaal-economisch
helemaal niet klaar voor de EU. Turkije bij de EU betekent ook een
massale immigratiegolf naar West-Europa en een delokalisatie naar
Turkije. De netto-kostprijs voor de EU om Turkije op te nemen, werd
in een door de Europese Commissie zelf bestelde impactstudie
berekend op 28 miljard euro per jaar. Wie zal dat in hemelsnaam
betalen, als men er nu nog niet in slaagt een meerjarenbegroting
2007-2013 op te stellen?

Zorgwekkend is ook dat het nu 70 miljoen inwoners tellende
moslimland Turkije door zijn hoog geboortecijfer al snel het
machtigste land van Europa zal worden. Tot slot, maar niet het minst,
weigert Turkije het EU-land Cyprus te erkennen. Meer nog, het blijft
het noordelijk deel van Cyprus bezetten met een legermacht van 30
tot 40.000 soldaten. De Turken mogen zelfs een protocol tekenen
over een douane-unie met het Europa van de 25, eraan toevoegend
dat dit geen erkenning van Cyprus inhoudt.

Wij aanvaarden deze voldongen feiten niet. Wij aanvaarden geen
dictaten die ingaan tegen de vitale belangen van Europa. De
bevolking moet zich op een democratische manier kunnen uitspreken
over een zo fundamentele zaak als de toetreding van Turkije tot de
EU en dit via een referendum in alle Europese lidstaten. Frankrijk en
Oostenrijk beslisten reeds een dergelijk referendum te houden.

Vanuit onze Vlaams-nationale en Europese reflex blijven wij ijveren
voor een referendum over de toetreding van Turkije tot de Europese
Unie. Collega's, wie Turkije buiten de EU wil houden, dient het
Vlaams belang en is trouwens altijd welkom bij het Vlaams Belang.
le faire en France et en Autriche.
Nous continuons en tout cas à
demander un référendum. Tous
les adversaires de l'adhésion de la
Turquie défendent les intérêts du
Vlaams Belang et y sont les
bienvenus.
01.16 Jean-Pierre Malmendier (MR): Monsieur le président,
monsieur le premier ministre, mesdames et messieurs, bien chers
collègues, mon intervention sera effectivement très courte. Je tenais à
m'exprimer aujourd'hui en me rappelant qu'en 1992, 265.000 citoyens
ont pris position pour une meilleure gestion carcérale. En 1996,
2.700.000 l'ont fait et je vois, dans le programme du gouvernement,
qu'enfin les tribunaux d'application des peines sont annoncés et que
les moyens vont être dégagés pour réaliser le statut interne et externe
des détenus. Dès lors, que faire d'autre que de se réjouir et se féliciter
du travail qui a été accompli, même s'il fut long, s'il n'est pas encore
tout à fait terminé et même s'il demandera encore des discussions en
commission.

Je voudrais également rappeler les conclusions qui s'imposent à la
suite de la journée organisée par cette assemblée le 29 septembre et
qui concernait les attentes des victimes vis-à-vis des pouvoirs publics
et vis-à-vis de la société. De par les propos tant des intervenants
scientifiques que des intervenants de terrain, nous devons nous
rendre à l'évidence qu'un véritable droit des victimes passe
obligatoirement par la gratuité des soins de santé à la suite d'un acte
de violence. Dès lors, je me permets de revenir et d'insister sur
l'application stricte de la loi du 26 mars 2003 ­ modifiant la loi du 1
er
août 1985 et portant sur les mesures fiscales et autres ­ votée à
l'unanimité dans les deux assemblées législatives. Cette loi régit les
modalités d'intervention de la commission d'aide financière aux
victimes d'actes intentionnels de violence en ce qui concerne
spécifiquement les soins de santé. Je renvoie à l'article 7, alinéa 4 de
er
01.16 Jean-Pierre Malmendier
(MR): Al in 1992 en 1996 gingen
er stemmen op om het
gevangenisbeheer te verbeteren.
Nu wordt eindelijk de oprichting
van strafuitvoeringsrechtbanken
aangekondigd en worden
middelen vrijgemaakt om het
statuut van de gedetineerde
duidelijk te omschrijven. Dat kan
alleen maar worden toegejuicht.

Uit de studiedag van 29
september inzake slachtoffers en
hun verwachtingen is gebleken
dat, als men de rechten van de
slachtoffers echt wil erkennen,
men in eerste instantie de
geneeskundige verzorging
ingevolge opzettelijke
gewelddaden gratis moet maken.
De wet van 26 maart 2003 tot
wijziging van de wet van 1
augustus 1985 houdende fiscale
en andere bepalingen moet strikt
worden toegepast. Tevens moet
zo snel mogelijk een vereniging
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
33
cette loi entrée en vigueur le 1
er
janvier 2004.

Je rappelle également l'absolue nécessité d'impliquer nos citoyens
dans l'évolution du processus d'analyse que fait l'opinion publique de
la situation des victimes. Tantôt, elle les instrumentalise, tantôt elle les
rejette. Cela s'accompagne d'une action médiatique qui n'est pas
toujours très profitable et très efficace, dans le sens où elle précipite
les victimes dans un désarroi pour les y abandonner ensuite.

Dès lors, l'instauration d'associations d'accompagnement de victimes,
sur base de la loi du 7 mai 2004, devrait être mise en application et à
exécution le plus rapidement possible. J'aborde là des notions
budgétaires ainsi que les méandres des différentes instances
compétentes mais je compte fermement sur l'engagement du
gouvernement en faveur des victimes pour que ces deux points soient
rapidement réglés.

D'ailleurs, sur le plan budgétaire, je tiens à faire remarquer qu'une
étude démontrerait largement que l'investissement qui serait réalisé
dans les soins de santé au profit des victimes ­ des soins de santé
complets ­ nous permettrait de réduire le coût économique et humain
en la matière.

Un autre point sur lequel j'ai souhaité intervenir concerne le
commissaire aux droits des victimes. En décembre 2004, le groupe
MR a déposé une proposition de résolution en vue d'assurer une
politique cohérente en faveur des victimes. Il invitait le gouvernement
à mettre en place un délégué général aux droits des victimes. Très
récemment, notre groupe a déposé une proposition de loi visant à
mettre en place un commissaire aux droits des victimes. C'est donc
avec une grande satisfaction que je vois le gouvernement marquer
son accord sur la création d'une telle fonction. En effet, il est temps de
donner un visage et une référence à des droits essentiels, aussi
essentiels que ceux dus aux victimes.

Toutefois, le document écrit de la déclaration gouvernementale ne
contient que très peu d'informations à ce sujet. Elle prévoit la
désignation d'un commissaire qui serait chargé d'indiquer les priorités
les plus urgentes. Quel sera le statut de ce commissaire? Quelle sera
la procédure de désignation? Quelles seront ses missions?

Qui dit définition de priorités, dit évaluation. On se demande si ce
commissaire jouira d'une indépendance suffisante pour mener une
évaluation objective. Il ne s'agirait pas, par mesure d'économie, de
l'assimiler à l'actuel président du forum national pour une politique en
faveur des victimes. En effet, le forum a toute sa raison d'être dans la
coordination de toutes les instances et institutions compétentes en la
matière mais, dans le cadre de la mission du commissaire, nous
instituerions alors un évalué s'évaluant lui-même. Nous tenons à ce
que le commissaire ait l'indépendance voulue pour mener un
observatoire totalement indépendant. Le projet d'accord de
coopération visant à institutionnaliser le forum lui confierait la mission
d'évaluation des politiques mises en place.

Monsieur le premier ministre, je tenais à m'exprimer sur la satisfaction
que j'éprouve au sujet de cette politique volontariste ayant pour
objectif d'aboutir à un véritable droit des victimes qui, selon moi,
solutionnera les difficultés que la justice connaît au sujet de son
voor slachtofferbegeleiding worden
opgericht, zoals bepaald bij de wet
van 7 mei 2004. Ten slotte toont
een studie naar verluidt aan dat de
economische en menselijke
kosten dankzij de investeringen in
die gratis verzorging zouden
kunnen worden teruggebracht.

Ik ben tevreden dat de regering
het eens is geworden over de
oprichting van de functie van
commissaris voor de rechten van
slachtoffers. Hij zal de prioriteiten
bepalen, ook al zijn zijn
opdrachten, wijze van aanduiding
en statuut nog niet bepaald. Zal
zijn onafhankelijkheid
gegarandeerd zijn? Als men de
voorzitter van het Nationaal Forum
belast met een beleid voor
slachtoffers van deze missie, zou
hij zichzelf moeten evalueren!

De positieve uitwerking van een
slachtofferrecht zal het
imagoprobleem van Justitie
oplossen. Deze moet fouten
oprecht herstellen, begrijpbaar en
aanvaardbaar zijn en door
iedereen worden nageleefd,
slachtoffers en schuldigen.
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
34
image au sein de notre société.

Il faut changer d'approche, avoir une autre mentalité, celle d'une
justice véritablement réparatrice, compréhensible, acceptable et
assumée par tout un chacun, que ce soient les victimes ou les
coupables.
01.17 Annemie Turtelboom (VLD): Mijnheer de voorzitter, premier,
geachte collega's, ik hoorde gisteren tijdens het debat heel veel
commentaren gehoord. Ik heb Pieter De Crem horen zeggen dat Dirk
Van der Maelen een nieuwe website heeft,
www.byebyekleinespaarder.sp. Dirk Van der Maelen zei dat hij hier
niet met rode wangen stond. Eigenlijk loopt er een breuklijn door alle
debatten. De analyses zijn dezelfde, maar de oplossingen komen er
niet altijd.

Misschien moeten we een nieuwe website maken,
www.meermoed.be, voor de mensen die niet aan de zijkant gaan
staan, voor de mensen die risico durven nemen bij het beleggen van
hun kapitaal en voor mensen die beseffen dat langer werken
noodzakelijk is nu we ook allemaal langer gezond leven.

Als er iets is dat me bij de voorbije onderhandelingen is opgevallen,
dan is het wel de moed. Er zijn politici met moed en politici zonder
moed. Er zijn onderhandelaars met moed en onderhandelaars zonder
moed. Er zijn mensen met een plan dat ze niet kenbaar maken omdat
ze gokken op het mislukken van de regering om dan zo door de grote
poort binnen te komen als zakelijke bestuurders die respect hebben
voor de mensen en die zogezegd geen beloftes doen. Er is een
politieke partij met een plan met veel mooie foto's, maar dat financieel
niet berekend is; met keuzes waarover ze liever niet communiceren
omdat hun electoraat dat niet wil. Er moet echter wel een plan zijn om
altijd te kunnen zeggen dat men wel zouden kunnen meebesturen
maar dat het de anderen zijn die het niet willen. Er zijn politieke
partijen die in de clinch gaan met hun bevriende vakbeweging omdat
die laatste conservatief is, niet ver genoeg vooruit denkt en de
toekomst van onze economische groei en de betaalbaarheid van de
sociale zekerheid op het spel zet; omdat die laatste droomt dat de
pensioenen altijd betaalbaar zullen blijven zonder hervormingen en
denkt dat het eindeloopbaandebat ertoe strekt langer niet te werken in
plaats van langer te werken. Er zijn ook politieke partijen die vinden
dat hun bevriende vakbeweging te ver gaat, te doordacht is, teveel
constructief meedenkt en hun bevriende vakbeweging is bovendien
van oordeel dat de oplossingen van de regering het overdenken
waard zijn.

Het moet mij van het hart dat het het ACV siert de moed te hebben
gehad om de onderhandelingen op een constructieve manier te
voeren. Vasthouden aan principes mag, maar afstappen van taboes
en dogma's moet. De premier heeft dinsdag terecht gezegd dat we
niet verkozen zijn om te doen wat leuk is maar om te doen wat
noodzakelijk is.

Wat is de essentie van dit debat? Er zijn 66 maatregelen, ze zijn
overlegd met de sociale partners, ze zijn bekend, ze zijn
becommentarieerd. Het zijn beslissingen waarover veel is gepraat
met de sociale partners, de sociale partners die terecht hun rol
opeisen, de sociale partners die veel moed hebben, die hun militanten
01.17 Annemie Turtelboom
(VLD): Les commentaires que
j'entends depuis hier traduisent
invariablement le même clivage.
Chacun procède aux mêmes
analyses, mais sans toujours
proposer de solutions concrètes.
Certains politiques ou
négociateurs font montre d'un
certain courage, d'autres pas.
D'aucuns ont un plan mais se
refusent à le dévoiler parce qu'ils
misent sur un échec du
gouvernement et souhaitent se
poser en gestionnaires rationnels
respectueux d'autrui. D'autres
encore ont un plan convaincant qui
n'est toutefois pas étayé
financièrement et dont la teneur
n'a pas été communiquée pour
des raisons électorales. De tels
plans servent à démontrer qu'on
est à même de participer à la
gestion mais qu'on n'est pas
appelé à le faire. Certains partis se
heurtent à leur propre syndicat
aux réactions conservatrices,
tandis que d'autres considèrent
que le syndicat qui leur est
pourtant proche va trop loin. C'est
tout à l'honneur de la CSC d'avoir
participé aux négociations dans un
esprit constructif. Si l'on peut se
tenir à des principes, on a le devoir
de renoncer à ses dogmes.

Les 66 mesures du gouvernement
ont fait l'objet d'une intense
concertation avec les partenaires
sociaux qui revendiquent à juste
titre leur rôle et cherchent à
convaincre leurs militants de la
nécessité de faire sauter certains
tabous pour assurer le
financement à long terme de la
sécurité sociale. Le gouvernement
a pris des décisions politiques
mais il appartiendra à chaque
homme et femme politique de
contribuer à faire changer les
mentalités.
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
35
willen overtuigen dat je soms moet afstappen van taboes om op lange
termijn de betaalbaarheid van de ganse sociale zekerheid veilig te
stellen. Het zijn bovendien beslissingen waarmee de regering knopen
heeft doorgehakt. De 66 maatregelen die hier deze week zijn
voorgesteld en becommentarieerd, zijn politieke beslissingen. Aan de
mentaliteitswijziging zal elk verantwoord politicus moeten werken. De
arbeidsmarkt zal verder hervormd en gemoderniseerd moeten
worden. Worden de brugpensioenen afgeschaft? Neen. Wordt de
pensioenleeftijd van 65 jaar ter discussie gesteld? Neen. Ik doe echter
niet mee met de politici of de sociale partners die zeggen dat het
maar 100.000 bruggepensioneerden zijn of 7% van de oudere
werknemers en dat we er dus af moeten blijven, dat de pensioenen
wel betaalbaar zullen blijven en dat we dan bovendien de jobs van de
jongeren in gevaar brengen.

Gelukkig is dat laatste deze week nog eens ontkracht door een studie
van OESO, ook al bewezen de feiten het al heel lang. In 1974 werd de
eerste CAO voor brugpensioen gesloten en wat is het resultaat? Een
lage werkzaamheidsgraad bij jong en oud. Kijk maar in de praktijk: het
is bij ons zo, maar het is ook zo in de Scandinavische landen.

De vraag vandaag is: hebben alle collega's in dit Parlement
voldoende moed om erover na te denken hoe de hervormingen er
moeten uit zien? Wat moeten we doen aan de brugpensioenen,
bijvoorbeeld? Ik wil het eerst even hebben over de brugpensioenen bij
herstructureringen. Nogmaals, de analyses lopen gelijk, maar de
oplossingen ook. Zijn er überhaupt oplossingen? Volgens het plan van
de regering zal het brugpensioen veel strikter worden. Men komt
terecht in een tewerkstellingscel voor de duur van zes maanden, die
actief begeleidt naar een nieuwe job, op straffe van schorsing. Ook
nadien moet men beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt, opnieuw
op straffe van verlies van het recht op brugpensioen. Wat zegt nu het
CD&V-plan hierover? "De instroom in het brugpensioen bij
herstructurering willen wij daarom afremmen door leeftijdsneutralere
ontslagregels op te leggen, arbeidsduurvermindering voor oudere
werknemers te stimuleren en intensieve begeleiding". Samengevat is
dit een laatste redmiddel, alleen zeggen ze niet hoe ze dit
concretiseren. Wat zegt het VB-plan hierover? Veel, maar eigenlijk
mag niemand het weten, want hun kiezers zouden kunnen afhaken en
dat is dan ook weer niet bepaald zeer moedig.

Het conventioneel brugpensioen. Wie een beetje kan rekenen, kent
de analyse. Gedurende 45 jaar studeren en met pensioen gaan, kan
men niet betalen door 35 jaar te werken. Het plan van de regering
trekt de leeftijd in 2008 op van 58 naar 60 jaar. Wat zegt de oppositie?
Geen woord over de leeftijd waarop men met brugpensioen kan gaan,
wat nochtans het politieke debat was tijdens de voorbije
eindeloopbaanonderhandelingen. Of toch. Er was een enkeling,
mevrouw D'hondt, die in een kranteninterview zei dat de leeftijd niet
kan opgetrokken worden. In de officiële partijnota zwijgt men
daarover.

Ik kom bij het loopbaandebat. Het eindeloopbaandebat moet voor
sommigen een loopbaandebat zijn, dat zich ook richt tot jongeren, dat
zich ook richt op de financiering van de sociale zekerheid. Ik neem
even de proef op de som. Vorming en opleiding. In het plan van de
regering staat dat de sociale partners 1,9% van de loonmassa tegen
2006 moeten investeren in opleiding. Tegen 2010 moet aan 1 op 10

Il faut réformer et moderniser le
marché de l'emploi, mais les
préretraites et l'âge de la retraite à
65 ans ne seront pas remis en
question. Je n'emboîte pas le pas
à ceux qui affirment qu'il ne faut
pas toucher à la préretraite parce
qu'elle ne concerne que sept pour
cent des travailleurs âgés, que les
pensions pourront être payées et
qu'on met l'emploi des jeunes en
péril en détricotant le système des
préretraites. Une étude de l'OCDE
a infirmé cette idée.

La première CCT relative à la
préretraite a été signée en 1974,
avec comme résultat un taux
d'activité faible chez les jeunes et
les aînés. Le même phénomène
se produit dans les pays
scandinaves. Tous les membres
du Parlement ont-ils le courage de
mener une réflexion sur les
réformes?

Tout le monde analyse de la
même manière les préretraites
dans le cadre de restructurations.
Le gouvernement rend le système
beaucoup plus strict. Le plan du
CD&V tend à faire de la préretraite
l'ultime bouée de sauvetage, mais
cela ne se concrétise nulle part.
Quant au Vlaams Belang, il ne
dévoile pas son plan de peur de
perdre des électeurs.

Le gouvernement porte à 60 ans
l'âge de la préretraite
conventionnelle. L'opposition n'en
souffle mot. Seule Mme D'hondt a
affirmé qu'il ne fallait pas revoir à
la hausse la limite d'âge.

En ce qui concerne le débat sur
les fins de carrière, certains
s'emploient à l'élargir vers un
débat général sur les carrières,
englobant des aspects tels que le
financement de la sécurité sociale,
l'emploi des jeunes, la formation et
l'éducation. Le gouvernement
souhaite entre autres que d'ici à
2006, les partenaires sociaux
investissent 1,9 pour cent de la
masse salariale dans la formation
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
36
werknemers een vorming worden aangeboden. Worden de
doelstellingen niet bereikt, dan worden de bedrijven verplicht hun
inspanningen te verdubbelen. We weten allemaal dat openstaande
vacatures, het niet afgestemd zijn van vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt en knelpuntberoepen, onopgeloste problemen zijn van
de voorbije 15 jaar. Wat zegt de oppositie in haar plan? "De
ondernemingen moeten zich richten op het leervermogen van
werknemers, desnoods verplicht". Concreet? Moedig? Het is mij
eigenlijk niet helemaal duidelijk wat het is.

Een meer flexibele arbeidsmarkt. De regering wil verplichte
outplacement voor een werkgever die een vijfenveertigplusser
ontslaat. Doet hij dat niet, dan moet hij 3.600 euro betalen aan de
RVA. De werkgever is hiertoe verplicht. Terecht, want de
outplacementregeling die op dit ogenblik van toepassing is, wordt te
veel, zowel door werkgevers- als werknemersorganisaties, op de
werkvloer afgekocht. Wat zegt de oppositie over de flexibele
arbeidsmarkt in dat dikke plan? Ook betere werkomstandigheden
voorkomen vroegtijdig uittreden. Nogmaals, is dit concreet, laat staan
moedig?

De overuren. In het interprofessioneel akkoord van dit voorjaar heeft
de regering reeds de overuren financieel aantrekkelijker gemaakt,
zowel voor de werkgever als voor de werknemer.

Wat zegt de oppositie daar weer over? "Ook willen wij investeren in de
stelsels van ploegenarbeid en overuren indien de competitiviteit van
de betrokken bedrijven in het gedrang komt." De vraag is nu: zijn zij
voor of tegen? Hoeveel geld willen zij daarvoor dan vrijmaken?

Tot slot, beste collega's, wordt er in de nota ook niets gezegd over het
bijverdienen door gepensioneerden en eigenlijk zou ik nog een hele
tijd kunnen doorgaan.

Wat ik wil zeggen, is: het is bijzonder gemakkelijk plannen op te
stellen vol met zinnen als "Wij zijn tegen de oorlog, wij zijn voor de
vrede." Maar het concretiseren ervan, het uitwerken ervan in
concrete, moedige maatregelen, die aanmoedigen maar ook
bestraffen waar nodig, dat vraagt moed.

Ik stel vast dat de regering 66 moedige maatregelen heeft genomen
die kaderen in een duidelijke visie, 66 maatregelen die de
eindeloopbaan en de loopbaan concreet en grondig veranderen en
hervormen. De regering, beste collega's, is moedig. Het ACV is dat
ook. Ik kan nu alleen maar hopen dat de oppositie die moedige
houding voor een keer volgt.
et exige que les employeurs qui
licencient des travailleurs de plus
de 45 ans fassent des propositions
de reclassement professionnel. En
cas de refus, ils s'exposeraient à
des sanctions financières. Au
printemps, le gouvernement a en
outre rendu les heures
supplémentaires plus attractives,
tant pour les employeurs que pour
les travailleurs. Face à toutes ces
mesures concrètes, l'opposition
n'offre aucune solution de
rechange claire. De même, elle est
muette à propos des revenus
d'appoint des pensionnés.

Le gouvernement prend 66
mesures courageuses pour
réformer fondamentalement les
carrières et les fins de carrière. Le
gouvernement a donc fait preuve
de courage, tout comme la CSC.
J'espère que, pour une fois,
l'opposition aura aussi ce courage.

01.18 Muriel Gerkens (ECOLO): Monsieur le président, monsieur le
premier ministre, chers collègues, je voudrais embrayer sur la formule
utilisée par l'oratrice précédente. Elle disait qu'il était important d'oser
changer les mentalités et d'avoir le courage des réformes. C'est en
effet une phrase qui pourrait correspondre à mon intervention. Il me
semble que, dans la déclaration de ce gouvernement socialiste et
libéral, nous décelons une non-volonté ou une incapacité à saisir les
opportunités de ce qu'on appelle le développement durable, c'est-à-
dire les opportunités de création d'activités, de création d'emplois, de
qualité de vie, d'économies en matière notamment de soins de santé.
Je crois qu'il s'agit là de sujets hautement d'actualité.
01.18 Muriel Gerkens (ECOLO):
Uit de regeringsverklaring blijkt dat
deze socialistisch-liberale regering
niet in staat is de kansen die de
duurzame ontwikkeling biedt, meer
bepaald inzake de ontwikkeling
van economische activiteiten en
inzake jobcreatie, aan te grijpen. In
zal ingaan op de twee zwakke
punten van deze verklaring,
namelijk de energiekwestie, op
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
37

Je limiterai mon intervention à deux aspects, particulièrement faibles
dans la déclaration gouvernementale, qui résultent d'une non-action
du gouvernement depuis deux ans et, je le crains, se caractériseront
par une inertie dans les années à venir. Il s'agit du dossier
énergétique et d'un dossier à dimension européenne concernant la
position du gouvernement belge vis-à-vis du règlement européen
d'évaluation des substances chimiques REACH.

En ce qui concerne l'énergie, je ne répéterai pas tout ce que ma
collègue, Marie Nagy, a prononcé hier à cette même place.
Néanmoins, le sujet est enfin venu à l'actualité et peut être abordé
selon des portes d'entrée très diverses. Personnellement, je
l'aborderai via la porte "pouvoir d'achat".

Relancer l'économie d'un pays, relancer la confiance, c'est aussi
améliorer le pouvoir d'achat des citoyens. Une des manières
intéressantes de fonctionner est de diminuer les dépenses que ces
citoyens sont obligés de faire dans le panier énergétique: factures
d'électricité, de gaz ou de mazout.

Pour ce qui concerne les factures d'électricité, je profite du moment
pour vous rappeler que, sous le précédent gouvernement, dans lequel
Olivier Deleuze était ministre de l'Energie mais où les autres
partenaires étaient les mêmes que ceux de ce gouvernement, nous
avons diminué les tarifs d'électricité de 25 milliards de francs belges
entre 2000 et 2003. Le gouvernement actuel refuse, depuis 2003, de
diminuer les tarifs de l'électricité parce que le ministre Verwilghen
refuse de proposer au gouvernement un arrêté qui intégrerait la
diminution des coûts de transport et de distribution dans le tarif de
l'électricité. Il reste en outre un refus d'augmenter la concurrence
entre les producteurs d'électricité, de manière à jouer davantage sur
le coût de production; je ne m'y attarde pas.

Toujours est-il que, dans la compétence du gouvernement fédéral et
du ministre fédéral de l'Energie, il est possible de diminuer la facture
de 100 à 200 euros pour chaque consommateur, mais cette mesure
n'est pas prise. Or, je reste persuadée que, malgré ce que nous lisons
dans la déclaration à propos de la diminution du coût de l'énergie, de
la création d'activités, d'augmentation du pouvoir d'achat des
consommateurs, nous faisons actuellement des cadeaux à Electrabel
et à Suez et donc à M. Mestrallet qui ne manque certainement pas de
vous remercier pour cette inertie.

Dernière incise sur ce sujet: nous avons franchement l'impression
que les francophones du gouvernement fédéral oublient deux
Régions du pays ­ la Wallonie et Bruxelles ­ où le marché de
l'électricité n'est pas libéralisé et qui dépendent donc de la structure
fédérale pour élaborer ce tarif.

Un deuxième élément n'est pas pris en compte non plus et c'est une
deuxième gifle pour les consommateurs ­ c'est d'ailleurs l'occasion
d'en parler dans un contexte plus large que la commission de
l'Économie face à un ministre qui ne répond pas. Il s'agit du service
de médiation pour les citoyens qui pourraient se plaindre du choix des
tarifs. Il n'y a toujours rien. On accuse les Régions de ne pas vouloir
marquer leur accord et on promet quelque chose pour 2006. On verra
si le ministre tient ses promesses. En attendant, ceux qui encore une
nationaal vlak, en de chemische
stoffen, op Europees vlak.

Het energiehoofdstuk zal ik in het
licht van de koopkracht van de
bevolking benaderen. Om de
economie van een land aan te
zwengelen, moet ook de
koopkracht van de bevolking
worden opgekrikt, bijvoorbeeld
door de elektriciteits-, gas- en
stookolierekeningen te verlichten.
Wat de elektriciteitsrekeningen
betreft, herinner ik eraan dat
energieminister Deleuze er tijdens
de vorige regeerperiode in
geslaagd was de
elektriciteitstarieven tussen 2000
en 2003 met 25 miljard Belgische
frank te doen dalen, wat door de
huidige regering wordt geweigerd.
De heer Verwilghen is immers niet
bereid een besluit voor te stellen
waarbij de vermindering van de
transmissie- en de distributiekost
in het elektriciteitstarief zou
worden doorgerekend of waarbij
de concurrentie tussen de
elektriciteitsproducenten zou
worden opgedreven.
Hoewel de federale regering over
de nodige middelen beschikt om
de elektriciteitsfactuur van de
consument met 100 à 200 euro te
doen dalen, weigert ze zo'n
maatregel te nemen. Die laksheid
is pure winst voor Electrabel en de
heer Mestrallet.

Op te merken valt dat de
Franstaligen in de federale
regering vergeten dat in Wallonië
en Brussel de elektriciteitsmarkt
niet geliberaliseerd is. Die twee
Gewesten hangen dus af van het
federale niveau voor het
vaststellen van hun tarieven.
Er ontbreekt nog een tweede
element in de verklaring: een
ombudsdienst voor de burger. In
de commissie had minister
Verwilghen het over
de
verantwoordelijkheid van de
Gewesten en stelde hij een
akkoord in het vooruitzicht voor
2006. Wij hopen dat hij zijn
beloften zal houden, en
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
38
fois peuvent se réjouir de la situation, c'est Electrabel-Suez et M.
Mestrallet.

Je ne reviendrai pas sur l'OPA de Suez sur Electrabel si ce n'est pour
en souligner quelques aspects complémentaires à la discussion
d'hier. J'aimerais des explications bien plus précises tout en me
doutant qu'elles ne viendront pas sur les garanties qui ont été soi-
disant obtenues de Suez concernant le maintien du centre de décision
chez nous. Même si un bureau se trouve chez nous physiquement, on
sait que les décisions se prennent à Paris et que Suez n'a pas
respecté ses engagements antérieurs. Quel est l'élément qui laisse
croire qu'on pourrait lui faire confiance cette fois-ci?

Parmi les choses qui m'inquiètent beaucoup, c'est qu'on dise dans la
déclaration que Suez continuera à être majoritaire au sein de Fluxys,
gestionnaire du réseau de transport de gaz et exploitant du terminal
de Zeebrugge. On ne s'inquiète pas davantage de la chose alors que
le marché du gaz est le marché d'avenir dans le secteur de l'énergie.
Si Suez veut rester majoritaire dans le segment du gaz, c'est parce
qu'il sait qu'il y a là des intérêts financiers et de maîtrise du marché
énergétique. Une fois encore, M. Mestrallet doit vous remercier du fait
que vous n'ayez pas exigé la présence majoritaire de l'État belge
dans Fluxys par l'intermédiaire des intercommunales et des
communes.

Il n'y a rien non plus ­ et c'est même paradoxal ­ au sujet des
provisions nucléaires. Pour le moment, quatre milliards sont mis de
côté à la suite d'une décision prise par le gouvernement précédent,
mais dans une société privée filiale d'Electrabel plutôt que dans un
fonds public. Parce que les libéraux avaient refusé à l'époque qu'on
utilise un fonds public, qu'on utilise l'ONDRAF comme dépositaire de
cette somme. Ou bien Electrabel était belge et il y avait des garanties
concernant les possibilités d'investissement de cet argent. Mais,
aujourd'hui, c'est Suez qui va en être le dépositaire. Electrabel devient
française. Suez nous a démontré dans d'autres régions qu'il était
capable de perdre de nombreux millions en raison d'une mauvaise
gestion et de mauvais placements. Donc, ces provisions sont
tributaires des choix qu'il va faire.

En commission, le ministre Verwilghen avait déclaré qu'il n'était pas
nécessaire de prendre des mesures de précaution supplémentaires,
la loi étant suffisamment claire sur cette question. Or, je lis dans la
déclaration que des dispositions ont été prises pour renforcer les
assurances. J'aimerais savoir ce qui a été fait alors qu'en principe rien
ne devait se faire. En outre, je ne comprends pas pourquoi on ne
s'approprie pas la gestion et le contrôle de ces sommes.

Enfin, dans le domaine énergétique, ce qui est vexant et frustrant
dans cette déclaration et dans les projets du gouvernement, c'est
qu'on essaie de créer plus d'emplois au travers de mesures pour les
jeunes, pour les plus âgés, pour la création d'activités, qu'il y a tout un
secteur d'activité lié à la production et à l'économie d'énergie qui ne
demande qu'à être développé, qui se développe dans les pays voisins
via des accords entre patrons, syndicats, État et ONG mais, qu'en
Belgique, il n'y a rien de ce genre!

Aussi est-ce quelque peu désespérant de se dire que l'Etat belge
renonce à développer un créneau d'activité et à le soutenir, alors qu'il
onderstrepen dat Electrabel-Suez
en de heer Mestrallet eens te
meer goed garen spinnen bij de
situatie.

Ik vestig uw aandacht op de
vermeende garanties die van Suez
verkregen werden met betrekking
tot het behoud van het
besluitvormingscentrum in België.
Het zou niet de eerste keer zijn dat
Suez zich niets aantrekt van zijn
verbintenissen, en ik vraag me
dan ook af wat die garanties waard
zijn.

In de verklaring lees ik bovendien
dat Suez
meerderheidsaandeelhouder van
Fluxys blijft, en dat is bepaald
zorgwekkend, want het gaat hier
om een potentiële groeimarkt. Wij
betreuren dat de regering niet
geëist heeft dat de Belgische Staat
een meerderheidsbelang zou
behouden via de intercommunales
en de gemeenten.

Voorts wordt er niet gerept over de
nucleaire provisies ten belope van
zo'n vier miljard Belgische frank
die de vorige regering aangelegd
heeft via een particuliere
vennootschap, tevens filiaal van
Electrabel. Ter herinnering: de
liberalen hebben indertijd
geweigerd dat geld bij de
overheidsinstelling NIRAS onder te
brengen. Op die manier wordt
Suez de depositaris van de
nucleaire provisies, en beslist
Suez nu over de besteding ervan.
In de commissie beweerde
minister Verwilghen dat extra
voorzorgsmaatregelen nergens
voor nodig waren. Het verwondert
mij dan ook dat er in de verklaring
sprake is van een uitbreiding van
de verzekeringen.
Dan is er nog een laatste element:
de regering blijft bij de pakken
zitten met betrekking tot de
mogelijkheden om banen te
scheppen in de energiesector. In
onze buurlanden worden
akkoorden gesloten tussen de
werkgevers, de vakbonden, de
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
39
en a les moyens. Depuis décembre 2002, grâce aux cotisations sur
l'électricité, 25 millions d'euros sont affectés annuellement dans un
fonds appelé Fonds Kyoto. Rien n'a encore été utilisé du montant
épargné normalement destiné à du tiers investissement pour que les
bâtiments publics puissent se lancer dans des travaux permettant de
réaliser des économies d'énergie. Donc, rien!

Il était question d'élaborer une société anonyme composée à la fois
de fonds publics et de fonds privés, afin de disposer de plus d'argent
pour investir davantage. Nous avions marqué notre accord en mai
2004. En février 2005, les statuts de cette société anonyme sont enfin
élaborés et aujourd'hui, rien n'est encore entrepris: aucun audit sur la
consommation d'énergie et aucun projet d'investissement. Cela
signifie une absence de relance de tout le pan d'activité économique
qui pouvait y être relié. Ne parlons pas des particuliers, pour lesquels
on pourrait également proposer le soutien à des tiers investisseurs
pour les aider à faire des investissements, qui pourraient être
remboursés via les économies d'énergie! Peut-être cette stagnation
est-elle due à un refus de changement des mentalités, un refus d'oser
le changement, un ringardisme dans les familles politiques qui
composent le gouvernement? En tout cas, on rate le coche d'un
développement économique plus intéressant.

Le deuxième aspect que je voudrais aborder concerne le projet de
règlement européen REACH. La déclaration gouvernementale
contient un paragraphe sur ce point. Cela signifie que ce dossier est
important. En effet, la déclaration contient très peu au sujet des
politiques européennes. Si je me permets de l'aborder aujourd'hui,
c'est en raison de son caractère particulièrement complexe. Au
niveau européen, on se rend compte que sont concernés par ce
projet de règlement neuf commissions qui doivent donner des avis,
trois commissions qui doivent voter, le Conseil des ministres
Environnement et le Conseil des ministres Compétitivité. Au niveau
de la Belgique, les ministres de l'Environnement et de l'Economie
seront concernés ainsi que le gouvernement fédéral et les
gouvernements des entités fédérées. C'est un sujet compliqué, que
nous ne parvenons généralement pas à traiter en commission.

La déclaration gouvernementale mentionne que le gouvernement
belge suivra la proposition de la présidence britannique. Etant donné
l'importance de ce règlement, je me permettrai de m'étendre sur le
sujet.

Ce projet REACH est, pour l'Union européenne, le test quant à sa
capacité de concrétiser une politique alliant tous les aspects du
développement durable. En effet, ce projet a pour vocation le
développement économique qui privilégie l'innovation et la
commercialisation de nouveaux produits, ce qui signifie aussi
favoriser la création d'emplois. C'est veiller à ce que les produits se
trouvant sur le marché respectent la santé et l'environnement pour
ceux que nous sommes aujourd'hui et pour les générations futures.
C'est aussi améliorer la qualité de vie. C'est permettre la participation
citoyenne, une consultation au sujet du projet de règlement ayant eu
lieu et 6.000 réactions ayant été transmises via les sites de l'Union
européenne. Enfin, c'est le principe de la bonne gouvernance; les
autorités publiques prennent en charge le fait de réguler l'activité
économique de manière à ce qu'elle respecte l'environnement et la
santé des citoyens.
overheid en de NGO's, terwijl men
in ons land geen gebruik lijkt te
willen maken van de
mogelijkheden die dat
marktsegment biedt, ook al
beschikt men daartoe over de
nodige middelen. Sinds december
2002 wordt immers jaarlijks 25
miljoen euro uitgetrokken voor het
Kyoto-fonds, onder meer voor het
uitvoeren van werken dank zij
welke energiebesparingen in de
openbare gebouwen zouden
kunnen worden gerealiseerd. Tot
dusver werd echter nog geen geld
uit dat fonds aangewend.
Op te merken valt eveneens dat
wij in mei 2004 hebben ingestemd
met de oprichting van een
naamloze vennootschap die met
openbare en privéfondsen wordt
gefinancierd. Er werd echter nog
geen enkele audit over het
energieverbruik uitgevoerd en
geen enkel investeringsproject
opgezet. Een en ander toont
duidelijk aan dat men geen werk
wil maken van het aanzwengelen
van een economische sector die
toekomstmogelijkheden biedt.

De komende vijftien maanden zal
het ontwerp van verordening
REACH tot de topprioriteiten van
Europa behoren. Het is een
testcase waaruit zal blijken of de
Europese Unie in staat is om
concreet gestalte te geven aan
een beleid dat alle aspecten van
de duurzame ontwikkeling omvat.
Dit ontwerp is een antwoord op de
klacht van de scheikundige
industrie dat een voorbijgestreefde
richtlijn uit 1981 ze belet te
innoveren.
We hebben
ook moeten
vaststellen dat de Europese
verordening uit 1993 een maat
voor niets is geweest.
De Commissie heeft dus terecht
een ontwerp van verordening
voorgesteld dat een aantal
verplichtingen inzake de analyse
en de evaluatie van de toxiciteit
van de chemicaliën en de
risicobeheersing bij het gebruik
van die stoffen gedurende hun
ganse levensduur oplegt.
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
40

Ce projet émane des entreprises elles-mêmes, il est intéressant de le
rappeler vu leur position à cette date. Ce sont les entreprises
chimiques elles-mêmes qui disent que la législation actuelle, qui
existe depuis la directive de 1981 et qui oblige les industriels à
signaler et à évaluer la toxicité des nouvelles substances chimiques
qu'elles produisent, ne permet pas l'innovation. En effet, alors que
100.000 substances existaient avant 1981, seules 4.000 nouvelles
substances chimiques ont été créées depuis. La législation
européenne actuelle ne permet donc pas aux entreprises d'innover et
ne les stimule pas suffisamment puisqu'elles préfèrent utiliser des
vieilles substances qui datent d'avant 1981. C'est aberrant dans une
société où la chimie incarne la voie du progrès: en 20 ans, quasiment
aucune substance chimique nouvelle n'a été produite.

Mais on doit aussi constater qu'il y a un échec des règlements
européens qui datent de 1993 et qui imposent aux industries d'évaluer
et de contrôler les risques des substances chimiques soupçonnées
d'être dangereuses. Depuis 1993, l'industrie chimique a identifié 141
substances qui devaient être examinées de manière prioritaire parce
que particulièrement dangereuses; or, seulement 27 substances ont
été évaluées. La situation est tout à fait catastrophique; nous
baignons dans des substances chimiques dont nous ignorons la
toxicité.

Je ne vais pas m'étendre trop longuement sur ce qui figure à ce sujet
dans la déclaration gouvernementale mais quels sont les enjeux du
projet de règlement REACH? Ce règlement impose que, pour pouvoir
être commercialisée, toute substance - c'est valable pour les
substances d'avant 1981 - devra être accompagnée d'une étude de
sa toxicité et d'un livre de bord sur la sécurité, indiquant ce qu'il
convient de faire pour maîtriser les risques de façon à ne pas
contaminer les travailleurs et les utilisateurs de cette substance.

En ce qui concerne ces substances, il a été décidé que l'on
examinerait en premier lieu celles produites en grande quantité
partant du principe qu'une substance dangereuse devrait être
remplacée par une autre moins dangereuse.

Le lobby industriel de la chimie se dit ennuyé et a fait savoir que ce
genre de règlement leur coûterait beaucoup trop cher. C'est ainsi
qu'une série d'études ont été faites à l'initiative de la Commission
européenne, des ONG, mais aussi de la CES (Confédération
européenne des syndicats) pour arriver à la conclusion que le coût qui
sera supporté par les entreprises correspondra aux gains engrangés
en préservant la santé des travailleurs. Il faut savoir que chaque
année, au niveau européen, 600 millions d'euros servent à supporter
le coût des soins liés aux maladies de la peau des travailleurs. 600
millions d'euros servent également à couvrir les coûts des soins liés à
l'asthme et aux maladies respiratoires des travailleurs. Il n'est bien
entendu question ici que des travailleurs du secteur. Le coût n'est
donc pas un argument à utiliser.

La présidence britannique a modifié le texte de la Commission tout en
faisant savoir qu'elle était favorable à un projet REACH intéressant.
Par ailleurs, elle ne maintient pas l'obligation de substituer une
substance chimique lorsque cette dernière est toxique et lorsqu'il
existe des substances moins toxiques pouvant la remplacer.
De termijnen werden vastgesteld.
Elke schakel wordt dus
verantwoordelijk voor de schade
op het vlak van volksgezondheid
of milieu die uit een gebrekkige
informatie zouden voortvloeien,
waarbij de producent de eerste
verantwoordelijke blijft.

De chemielobby's willen vandaag
niet het risico lopen de
verantwoordelijkheid te moeten
dragen voor de gevolgen van het
gebruik van hun stoffen en willen
de toepassing van substitutie
beperken. Het standpunt dat het
Britse voorzitterschap hieromtrent
inneemt geeft geen voldoening.

De Belgische regering moet de
verplichte toepassing van
substitutie voor giftige stoffen
steunen en eisen dat de
economische belangen die op het
spel staan duidelijk worden
omschreven. De economische
kostprijs voor de werkgevers als
gevolg van de blootstelling van
hun werknemers aan chemische
stoffen bedraagt 2,3 miljard op tien
jaar. Alle chemische stoffen, ook
wanneer er minder dan tien ton
wordt van geproduceerd, moeten
aan drie veiligheidstest moeten
onderworpen. Enkel de chemische
industrie is in staat te zeggen
welke stoffen het gevaarlijkst zijn.
Ik wens dat de regering met de
documenten en studies van het
Europees Verbond van
vakverenigingen rekening houdt.
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
41

Le gouvernement belge ne peut se satisfaire d'une telle position. Si le
principe qui dit que "la substitution devra avoir lieu sauf si, pour des
raisons économiques, cette substitution était vraiment trop chère" est
retenu, le gouvernement belge doit savoir que l'évaluation du coût doit
se faire non seulement en tenant compte du coût économique et le
chiffre d'affaires d'une entreprise ou les investissements qu'elle
devrait consentir pour changer de substance, mais aussi en intégrant
l'impact, en termes de coût, sur la santé des travailleurs.

Par ailleurs, qui devra prouver la toxicité et déterminer l'ordre de
l'examen des substances? Il s'agit là d'un enjeu capital. Je voudrais
attirer l'attention du gouvernement belge sur le fait que si on a décidé
d'examiner les substances chimiques produites en grande quantité
avant d'examiner celles produites en petites quantités, c'est parce que
l'on voulait se baser sur un critère objectif. On voulait aussi renverser
la charge de la preuve. Autrement dit, ce sont les entreprises qui
doivent présenter la caractéristique de la substance chimique qu'elles
produisent, les mesures à prendre pour se protéger. Elles doivent
introduire leur dossier auprès du service ad hoc au niveau national où
auprès de la Commission européenne qui vérifiera l'exactitude et le
suivi de la méthodologie avant de donner l'agrément et le droit à la
commercialisation.

Les lobbies de l'industrie chimique ont pour but de changer la priorité
et de commencer l'examen des substances en analysant d'abord la
substance la plus dangereuse, ce quelle que soit la quantité produite.
J'espère donc que le gouvernement belge ne tombera pas dans le
piège de cette proposition. En effet, seule l'industrie chimique est
capable de dire si une substance est plus dangereuse qu'une autre et
doit donc être examinée en priorité.

On va revenir à une situation où les Etats devront essayer de prouver
la toxicité d'une substance face à des lobbies de l'industrie chimique
qui, eux, disposent de toute une armée de chimistes et qui, comme
on l'a constaté depuis 1993, refusent ou mettent des bâtons dans les
roues dans l'évaluation des substances.

J'aborde maintenant un autre élément très important sur lequel
j'insiste auprès du gouvernement belge car, apparemment ­ au vu de
sa déclaration ­, il ne compte pas y prêter attention. Ce projet de
règlement est raisonnable car il ne s'appliquera qu'aux substances
produites à plus d'une tonne par an. On n'évaluera que 30.000
substances chimiques sur les 100.000 qui occupent tout notre
espace. Pour ce qui est des substances produites en petites quantités
­ moins de 10 tonnes ­, la présidence britannique propose que les
tests soient minimaux et ne respectent même pas le degré minimal
existant actuellement pour évaluer la toxicité d'une substance, c'est-à-
dire trois tests en dehors de l'expérimentation animale.

Sur ce point, le gouvernement belge doit être attentif et doit se donner
la possibilité de voter et de défendre un projet nettement plus fort que
celui proposé par la présidence britannique. Je l'invite à tenir compte
des documents ainsi que des études réalisées par la Confédération
européenne des syndicats.

Il est rare que les syndicats se mobilisent pour conseiller au monde
entrepreneurial de tenir compte des dimensions environnementales et
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
42
de la santé. En effet, le coût des travailleurs malades à cause de ces
substances empêche les entrepreneurs d'accroître leurs activités et
d'investir dans l'avenir et dans des substances positives pour
l'environnement, la santé et l'économie.

Monsieur le président, tels étaient les points spécifiques sur lesquels
je voulais insister. On a rarement l'occasion de pouvoir s'adresser au
gouvernement sur ce genre de sujets car on y travaille au sein des
commissions alors qu'ils mettent en cause de multiples compétences
au sein du gouvernement.

De voorzitter: Collega's, ik wil van dit moment misbruik maken. Op 13 oktober 1985 werd een jong
kamerlid in Limburg verkozen. Dezelfde dag verjaarde hij. Vandaag is hij twintig jaar in het Parlement en
vijftig jaar jong. Vice-eerste minister Dewael, vriend Dewael, ik begroet u. (Applaus)

Mijnheer De Man, u krijgt het woord. Het zal misschien niet in dezelfde stijl zijn.
01.19 Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter,
collega's, ook na de beleidsverklaring van dinsdag blijft het Vlaams
Belang erbij dat de softe aanpak van de huidige, linkse regering de
bevolking opzadelt met een pak harde criminaliteit. We zijn van
oordeel dat paars niet alleen faalt inzake misdaadbestrijding ­ een
aantal recente voorvallen toont aan dat zelfs zware misdadigers na
een veroordeling opnieuw mogen toeslaan ­, maar dat ook de ware
omvang van het onveiligheidsprobleem wordt verborgen voor de
burgers.

Ik begin met dat laatste.

Wanneer we de eerste minister mogen geloven ­ het staat in zijn
verklaring ­, zou de veiligheidsmonitor bewijzen dat het
onveiligheidsgevoel daalt. Wanneer we de minister van Binnenlandse
Zaken mogen geloven, dalen ook de criminaliteitscijfers. Het is
dezelfde minister Dewael die deze zomer, niet toevallig na de
beëindiging van de werkzaamheden van de Kamer, de media een
beknopt overzicht gaf van de recentste statistieken.

Mijnheer de voorzitter, het is trouwens een echte schande dat
bedoelde minister wekenlang, om niet te zeggen maandenlang,
belooft om de cijfers aan het Parlement te bezorgen en dan, in plaats
van het Parlement voor te lichten, deze instelling in feite voor schut
zet. Ik weet dat bedoelde minister liever in Knokke flaneert, maar u,
mijnheer de voorzitter, zou hem toch eens moeten wijzen op het
controlerecht van de Kamer.

Het was leep gespeeld van de heer Dewael. De dag nadat het reces
inging, kwam hij plotseling op de proppen met de statistieken.
Mijnheer Dewael, het is leep, maar echt mooi en democratisch is dat
allemaal niet.

Ondertussen zouden uw cijfers een daling met 2,7% bewijzen.
Natuurlijk zijn enkele opmerkingen hier op hun plaats.

In de eerste plaats kreeg de publieke opinie via de pers een selectie
van data. Het globale plaatje bleef achterwege. Mijnheer Dewael,
natuurlijk kan men statistieken op die manier alles laten zeggen wat
men wil.
01.19 Filip De Man (Vlaams
Belang): Le Vlaams Belang
dénonce le laxisme gauchiste du
gouvernement dans le domaine de
la lutte contre la criminalité. Après
avoir été condamnés, de grands
criminels peuvent ainsi récidiver
tout à loisir. Et le gouvernement
continue de nier le sentiment
d'insécurité que ressentent nos
concitoyens.

Le premier ministre prétend, en se
fondant sur le moniteur de
sécurité, que l'insécurité se réduit,
le ministre de l'Intérieur parlant
quant à lui d'une baisse des
chiffres de la criminalité. Pendant
des mois, il a promis de
communiquer ces données au
Parlement mais il ne nous les a
transmis que le lendemain du
début des vacances
parlementaires. Je demande
solennellement au président de
rappeler aux ministres que la
Chambre détient un droit de
contrôle.

Les chiffres communiqués sont
censés traduire une baisse de la
criminalité de 2,7 %. C'est
difficilement vérifiable étant donné
que la presse n'a obtenu que des
données sélectives. Sans aperçu
global, on peut évidemment
prouver tout et n'importe quoi !

Les statistiques ne reflètent que
les faits qui ont donné lieu à la
rédaction d'un procès-verbal. Or, il
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
43
Ten tweede, uw officiële statistieken geven enkel de geverbaliseerde
feiten weer. Er blijft dus heel wat criminaliteit verborgen.

Ten derde, uit de veiligheidsmonitor ­ ik mag wel zeggen: uw
veiligheidsmonitor, want hij wordt toch door uw diensten uitgevoerd ­
blijkt dat de aangiftebereidheid van de burger significant is gezakt. U
hebt dat op uw persconferentie niet gemeld. U bent dat vergeten. U
was met andere zaken bezig. De euforische berichten van de regering
worden echter wel door haar eigen veiligheidsmonitor
tegengesproken.

Volgens de monitor wordt gemiddeld slechts 35% van de misdrijven
gemeld aan de politiediensten, dus een goed derde. Meer nog
collega's, slechts een kwart van de misdrijven wordt daadwerkelijk
opgenomen in een pv. Bovendien neemt de lage aangiftebereidheid
nog verder af. De percentages voor 2004 liggen volgens de
veiligheidsmonitor nog lager dan voor 2002, zowel voor de meldingen
als voor de pv's.

Dus mijnheer de minister, als het officiële criminaliteitscijfer in 2004
volgens uzelf met 2,7% daalde, dan wil dat helemaal niet zeggen dat
het werkelijke aantal misdrijven daalde. Er is alleen maar sprake van
een toegenomen moedeloosheid bij veel burgers die jammer genoeg
het nut van een aangifte niet meer zien. Meer nog, de
veiligheidsmonitor bewijst, mijnheer Dewael, een toename van de
criminaliteit tussen 2000 en 2004. aangezien het officiële cijfer voor
die jaren nauwelijks wijzigde. Het gaat telkens over om en bij één
miljoen geregistreerde feiten, maar de aangiftebereidheid is dus
significant gedaald.

Het is dus altijd hetzelfde met die Dewael. De mensen iets wijsmaken
en beloven, beloven, beloven. Wij hebben dat vorige week nog gezien
wanneer werd geprotesteerd tegen geweld tegenover politiemensen.
Hij zegt natuurlijk meteen tegen de 40.000 politiemensen dat hij het
ook een schande vindt en dat het een schande is dat geweld tegen
hen niet strenger wordt bestraft. Weeral leep van Dewael, maar
waarop wachtte de minister de voorbije jaren? Waarop wachtte de
VLD? Jullie zijn al 6 jaar aan de macht en het enige wat uw fractie in
de Kamer heeft gepresteerd, is het links beleid van Onkelinx
"cochonneren". Dat is precies het tegenovergestelde van wat u de
politie vorige week voorhield, mijnheer de minister.

Dat is dus Dewael ten voeten uit: altijd klaar om een protest of een
regelrecht drama te recupereren in de hoop wat kiezers terug te
winnen, maar verder niets. Men mag hem een jaar of meer niet
gehoord of gezien hebben, maar hij vertelt nog altijd hetzelfde. Wij
hebben dat mogen meemaken. De faciliteiten moesten worden
afgeschaft. De illegalen zouden worden opgespoord. De criminaliteit
daalt en daalt en daalt en binnenkort moeten de criminelen in staking
gaan om de cijfers van de heer Dewael nog te doen kloppen.
Collega's, ik zeg u dat die minister iemand is die zelfs in de kletsende
regen nog droog over straat geraakt.

Inzake de drugsproblematiek is dat hetzelfde. Volgens de regering
kampen wij drugstoerisme. De drugsproductie verschuift naar ons
land. Er is steeds meer drugsoverlast en men gaat dat dus nu
aanpakken. Collega's, wie heeft er echter voor gezorgd dat meer
jongeren dan ooit tevoren met drugs beginnen? Wie heeft er door de
ressort du moniteur de sécurité du
premier ministre que 35 %
seulement des citoyens se
donnent encore la peine de faire
une déclaration à la police. A
peine un quart des délits font
l'objet d'un procès-verbal. Les
affirmations du gouvernement sont
donc contredites par un
instrument qu'il a lui-même créé.
Dès lors, lorsque le ministre
déclare que les chiffres de la
criminalité ont diminué de 2,7%,
cela ne signifie pas que le nombre
de délits a diminué mais bien que
l'abattement s'empare des
citoyens. La criminalité a même
augmenté puisque les chiffres
officiels n'ont guère évolué entre
2000 et 2004.

Le ministre Dewael se contente de
promesses et de propos lénifiants.
Qu'attend-il depuis six ans pour
prendre des mesures contre la
violence dont sont victimes les
policiers au lieu de se borner à la
qualifier de grave?

Concernant le problème de la
drogue, le gouvernement indique
que la narcoproduction se déplace
de plus en plus vers notre pays et
affirme vouloir s'attaquer au
phénomène. Or, ne sont-ce
précisément pas le VLD et le sp.a
qui, au travers de la nouvelle loi
sur les drogues, ont provoqué une
augmentation de la consommation
de cannabis et ont fait en sorte
que de plus en plus de jeunes
passent en outre aux drogues
dures ?

Quant à la réforme des services
de police, on peut lire dans la
déclaration du
gouvernement que la
promesse d'une présence
policière accrue dans les rues est
bien davantage qu'un slogan.
Voilà qui ne manque pas
d'étonner, puisque, selon le
Comité P, les 3 232 policiers
supplémentaires promis depuis
deux ans se font attendre. Le
corps de sécurité censé décharger
la police d'une série de tâches
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
44
nieuwe drugswet voor gezorgd dat de vraag naar cannabis alsmaar
toeneemt? Wie heeft ervoor gezorgd dat uit die steeds groter
wordende groep van cannabisgebruikers derhalve ook meer jongeren
overstappen naar hardere drugs?

Wel, dat zijn de VLD, de sp.a, overigens nadat CD&V onder Dehaene
al een eerste aanzet had gegeven.

Ik kom tot de politiehervorming dan. Op bladzijde 15 van haar
verklaring schrijft de regering: "Meer blauw op straat is niet langer een
slogan." Maar wat zegt het comité P in zijn jongste verslag, verslag
dat wij onlangs besproken hebben in Hertoginnendal met het comité
P? "Volgens de minister" ­ ik citeer nu het comité ­ "zouden er 3.232
agenten meer op straat komen, maar dat is voor het ogenblik nog niet
voldoende zichtbaar." Ik herinner u eraan, collega's, dat de belofte
van minister Dewael ondertussen 2 jaar oud is.

Hetzelfde geldt voor het veiligheidskorps. Dat moest de politie
ontlasten van een aantal taken dat niet echt als politiewerk
beschouwd moet worden. Daarmee ga ik akkoord. Ik heb het dan
over de bewaking van rechtbanken en hoven en het transport van
gedetineerden. Welnu, het veiligheidskorps, waarmee de regering al
een paar jaar pronkt, is nog steeds niet volledig ingevuld. Ook wat dat
betreft luidt de vraag: waarom moet dat zo lang duren?

Inzake ASTRID was het comité P ook enigszins kritisch. Het comité P
schrijft dat het nog tot 2007 zal duren vooraleer het systeem volledig
geïmplementeerd is. Wanneer men dan weet dat het voormalig
minister Tobback was, minister van Binnenlandse Zaken begin jaren
'90, die ASTRID in de steigers heeft gezet in 1992, moet men toch
toegeven dat in men dit land zeer traag werkt, of althans dat de
overheid in dit land zeer traag werkt.

Wanneer ik zie dat de telecombedrijven erin slagen hun netwerken op
enkele jaren tijd op te zetten en dat het bij Binnenlandse Zaken 15
jaar moet duren, heb ik daarbij toch mijn bedenkingen, mijnheer de
minister.

Al bij al, zou ik zeggen, krijgt u dus een onvoldoende. Dat zal u
geenszins verbazen. De geschiedenis tussen u en ons in de
commissie bewijst niets anders.
n'est toujours pas au complet. Et
toujours selon le Comité P, le
système Astrid ne sera totalement
mis en oeuvre qu'en 2007.
Pourquoi tout cela prend-il
tellement de temps ? Alors qu'une
entreprise de télécommunications
parvient à créer un réseau en
quelques années, il faut pas moins
de 15 ans aux pouvoirs publics
pour faire de même !

A mes yeux, le ministre de
l'Intérieur ne mérite qu'une
mention «insuffisant»!
De voorzitter: Nu volgt mevrouw Roppe en dan zal ik de ochtendvergadering sluiten. Ik moet de Kamer
eraan herinneren dat wij niet vóór 16.16 uur kunnen stemmen.

(Protest van de heer De Man)

(...): (...)

De voorzitter: Mijnheer De Man, het is gedaan. Het is mevrouw Roppe die nu het woord heeft.
01.20 Filip De Man (Vlaams Belang): (...) Maar hij wil niet
antwoorden.
De voorzitter: Gij wordt graag geprovoceerd. Dat is het. (Twistgesprekken tussen de heer De Man en
minister Dewael
)
01.21 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik maak 01.21 Annemie Roppe (sp.a-
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
45
van deze gelegenheid graag gebruik of misbruik om u te feliciteren
met uw 50
ste
verjaardag. Limburgers onder mekaar zijn graag
hartelijk.

Collega's, met veel aandacht heb ik gisteren het debat en de
uitspraken over de regeringsverklaring gevolgd. Ze waren niet altijd
boeiend en zeker niet altijd even inspirerend. Even kwam de
uitspraak: "Schenk nooit aandacht aan hetgeen critici zeggen. Er is
nog nooit een standbeeld opgericht ter ere van een criticus" in me op.
Dat is een hele geruststelling ten opzichte van sommigen van mijn
collega's.

Bepaalde opmerkingen van kritiek hebben me gisteren erg gestoord,
omdat ik ze zo ongegrond en goedkoop vind, dat ik het nodig acht
hierop even in te gaan. Die negatieve benadering brengt immers niets
bij en is alleen een bijkomende voedingsbodem voor verzuring waar
wij met spirit zo graag tegeningaat.

Inkomsten vinden is nodig om de maatschappelijke uitdagingen van
globalisering, vergrijzing en sociale zekerheid aan te kunnen.
Daarover bestaat geen twijfel op deze banken. De keuzes die moeten
gemaakt worden, zijn moeilijke politieke keuzes die altijd betwistbaar
zijn en blijven.

Collega Daems heeft er reeds op gewezen dat we ernstig moeten
blijven als we discussiëren over de werkwijze. Ik wil eraan toevoegen
dat we eerlijk moeten blijven. Het ligt niet in mijn aard iets te
verdedigen alleen omdat we deel uitmaken van de meerderheid,
evenmin om iets af te breken alleen omdat we in de oppositie zouden
zitten.

Ik wil dieper ingaan op het meer fiscale gedeelte van de
beleidsverklaring die de eerste minister dinsdag in de Kamer heeft
afgelegd.

In de eerste plaats, wat de regularisatie betreft, vorig jaar heb ik
namens spirit vanop het spreekgestoelte met overtuiging de EBA
verdedigd. We waren immers de mening toegedaan dat al degenen,
ook kleine zondaars, die niet altijd zelf verantwoordelijk waren voor
hun daden, de kans moesten krijgen om berouwvol naar de
schaapsstal terug te keren. Dat onze christelijke oppositie met haar
desinformatie, soms zelfs met foute berichtgeving er mede
verantwoordelijk voor is dat de operatie niet geslaagd is, zoals kon
worden verwacht en niet heeft opgebracht hetgeen begroot was, was
een pijnlijke vaststelling. Het slechts gedeeltelijk slagen van de EBA
of het halen van minder groot succes dan mogelijk was geweest,
heeft de regering ertoe moeten brengen bijkomende maatregelen
voor te stellen die wij nu graag "regularisatie" noemen, die niet
vergelijkbaar is met de EBA, laat staan dat we zouden kunnen
spreken van een tweede EBA.

Het zou trouwens zinloos zijn een mislukte maatregel te vervangen
door eenzelfde maatregel. Het verleden heeft voldoende aangetoond
dat op die wijze enkel een nieuwe mislukking zou kunnen worden
bevestigd.

De kritiek op die regularisatie is natuurlijk verwacht en voor een deel
zelfs begrijpelijk. Niet eerlijk lijkt me echter de kritiek, terug vanuit
spirit): Certaines critiques
exprimées hier lors du débat m'ont
parues infondées et faciles. Une
approche négative est une cause
supplémentaire d'aigrissement.
Pour relever les grands défis
sociaux, il faut des recettes,
chacun en convient. Les choix qui
sont faits sont des choix politiques
difficiles. Il faut rester honnête
dans ce débat.

L'an dernier, j'ai résolument
défendu la DLU au nom de Spirit.
Nous estimions qu'il fallait donner
aux pécheurs en matière fiscale la
possibilité de faire amende
honorable. En pratiquant la
désinformation et en répandant
même des informations erronées,
le CD&V a contribué à faire en
sorte que l'opération ne donne pas
les résultats escomptés. C'est
pourquoi le gouvernement a dû
imaginer une régularisation qui n'a
toutefois rien en commun avec la
DLU.

Par conséquent, il n'est
absolument pas question d'une
«deuxième DLU». Prendre une
fois encore une mauvaise mesure
ne serait guère efficace. La
critique à l'encontre de la nouvelle
mesure est compréhensible, bien
que l'exigence des démocrates-
chrétiens d'accorder une
compensation à tous les frères et
soeurs honnêtes n'ait évidemment
aucun sens.

L'opposition s'est également
beaucoup agitée à propos de
l'impôt sur certains fonds de
placement. J'ai déjà entendu bien
des absurdités à ce sujet.

La mesure étant encore imprécise,
on donne à penser qu'il ne s'agit
que d'une première étape vers
une taxation des organismes de
placement et que d'autres
mesures suivront.

Si le gouvernement a choisi cette
catégorie restreinte parmi
l'ensemble des produits de
placement, c'est parce que,
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
46
christelijke hoek, om een compensatie nodig te vinden voor diegenen
die steeds trouw hun belastingen hebben betaald. Onze christelijk
geïnspireerde broeders en zusters ­ ik betreur dat niemand van hen
momenteel aanwezig is ­ zouden toch moeten weten dat in de
parabel over de verloren zoon-zondaar die in het vaderhuis
terugkeert, ook geen compensatie wordt gegeven aan de brave zoon,
die steeds voorbeeldig in het vaderhuis is gebleven. Trouwens, wie
zal in deze context kunnen garanderen wie de echt brave zoon is, in
dit landje waar op een scheve schaats rijden als sympathiek of als
een nationale sport wordt aangezien? Bovendien gaan de
opbrengsten van die regularisaties ­ of, anders gezegd, die laattijdig
betaalde belastingen ­ terug naar de gemeenschap die er in
solidariteit van zal kunnen genieten.

Ten tweede, de taxering van bepaalde beleggingsfondsen. Ook
daarover wordt, blijkbaar door de oppositie, graag weer heel veel mist
verspreidt. De meesten onder u hebben het debat gisterenavond
gemist, wij waren nog bijna met tien parlementsleden en twee
ministers. Maar de onzinnige vergelijkingen die gisteren door mijn
collega aan de rechterzijde zijn gemaakt, waren zo hallucinant dat
duidelijk werd dat er kritiek werd gegeven omwille van de kritiek, maar
niet om de inhoud.

Het is natuurlijk niet nodig om de dingen te begrijpen om erover te
redeneren, maar de nonsens die ik hier gisteren hoorde vertellen door
een zogenaamde specialist in fiscale zaken, was zo gortig dat ik me
verplicht voel om te reageren.

Ik ben de eerste om toe te geven dat de aangekondigde maatregel
meer duidelijkheid verdient. Ik kan misschien beter dan wie ook uit de
oppositie kritiek leveren op de aangekondigde maatregel aangezien ik
mijn vorig leven met veel enthousiasme in de sector van
beleggingsinstellingen - ICB's voor de liefhebbers van afkortingen -
heb gewerkt en deze sector heel goed heb gekend.

Rationeel zijn er natuurlijk elementen die deze bijkomende taxering
kunnen verantwoorden. Spijtig genoeg wordt echter, mede door de
nog onduidelijkheid van de maatregel, de indruk gewekt dat met deze
maatregel slechts de eerste stap naar taxering van
beleggingsinstellingen is gezet en dat ten opzichte van deze sector
nog bijkomende stappen in overweging kunnen worden genomen.

Ook in dit debat moeten we eerlijk blijven. De regering heeft blijkbaar
voor deze beperkte groep binnen de beleggingsproducten gekozen
omdat deze groep, in tegenstelling tot de ICB's die in andere meer
risicohoudende producten beleggen, minder bijdraagt in het globale
pakket van belastingen dan andere producten die dat wel doen, ofwel
via de vennootschapsbelasting ofwel via taxering van dividenden. Het
gaat hier dus niet over de hele ICB-sector, waar ongeveer
170 miljard euro wordt beheerd, maar wel degelijk over een beperkt
gedeelte hiervan. Dat gedeelte zou volgens de laatste cijfers,
afhankelijk van de juiste omschrijving, ongeveer 45 miljard kunnen
bedragen.

Vervolgens wordt door de oppositie duidelijke kritiek gegeven op een
nog erg onduidelijke maatregel. Het zou dus logisch zijn dat op die
onduidelijkheid wordt gewezen - quod non. Daardoor wordt nog maar
eens aangetoond dat het gaat om kritiek voor de kritiek zonder meer.
contrairement aux Organismes de
placements collectifs (OPC) qui
investissent davantage dans des
produits à risques, ils rapportent
moins au Trésor public que les
autres, qu'il s'agisse de l'impôt des
sociétés ou de la taxation des
dividendes. La mesure ne
concerne donc pas tout le secteur
des OPC mais une petite partie
seulement, qui
représenterait quelque 45 milliards
sur un total de 170 milliards.

CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
47
Ik wil hier graag wijzen op enkele onduidelijke elementen.
01.22 Hendrik Bogaert (CD&V): Ik begrijp de stelling van mevrouw
Roppe niet helemaal.

De maatregel is inderdaad onduidelijk, maar de richting is volgens mij
toch heel duidelijk. In vermogen zijn er roerende en onroerende
bestanddelen. Hier worden niet de onroerende bestanddelen extra
belast, maar wel de roerende bestanddelen, met name de inkomsten
uit de roerende vermogensbestanddelen. We zitten met andere
woorden heel dicht bij een vermogensbelasting op de roerende delen
van een vermogen.

U bekritiseert de oppositie omdat wij daarover iets zeggen. Het is
echter de VLD zelf die heeft gezegd dat er nooit een belasting op
vermogen zou komen. En nu komt er al een vermogensbelasting, niet
voor alle producten, maar voor een deel ervan.

Ten tweede, als het de bedoeling is om een discriminatie weg te
werken tussen enerzijds de obligaties en anderzijds
beleggingsfondsen met minstens 40% obligaties, waarom hebt u dan
niet ervoor gekozen om gewoon het tarief te doen dalen van 15%
naar bijvoorbeeld 7,5%, en dan het tarief voor die beleggingsfondsen
op te trekken van 0 naar 7,5%, mevrouw Roppe? Dat zou natuurlijk
ook het opheffen van een discriminatie geweest zijn. De regering
heeft daarvoor niet gekozen.

Ten derde, gisterenavond heb ik het verschil afgewogen tussen
enerzijds de extra aftrek voor het pensioensparen en anderzijds de
potentiële kosten voor mensen die dat soort beveks hebben. Ik ga niet
akkoord met uw kritiek dat het onzinnig is om dat te doen. Het is
gewoon berekenen wat de maatregel concreet kan betekenen voor de
mensen. De conclusie van zowel de eerste minister als ikzelf was dat
niet iedereen meedoet aan pensioensparen, dat niet iedereen een
bevek heeft en dat er dus een verdere analyse nodig zal zijn om de
twee af te wegen. Ik ga dus niet akkoord met uw lezing ervan, maar ik
zou u graag horen weerleggen dat het een vermogensbelasting is.
Dat is misschien een interessante vraag.
01.22 Hendrik Bogaert (CD&V):
Vous avez raison, cette mesure
est encore trop imprécise mais ce
qui est clair, en revanche, c'est la
direction dans laquelle s'engage le
gouvernement. Ce nouvel impôt
s'apprente beaucoup à un impôt
sur le patrimoine qui toucherait la
partie mobilière des patrimoines.
Le VLD avait pourtant juré qu'il n'y
aurait jamais d'impôt sur la
fortune.

S'il s'agissait de supprimer la
discrimination entre les obligations
et les fonds de placement
comportant au moins 40 %
d'obligations, pourquoi n'avoir pas
porté les deux taux à 7,5 % ?
A en croire les critiques entendues
hier, établir une comparaison entre
l'accroissement du montant
déductible de l'épargne-pension
et les frais potentiels à charge des
détenteurs de SICAV n'aurait
aucun sens. J'ai dû constater,
avec le premier ministre, que
l'épargne-pension et la possession
de SICAV ne sont pas le fait de
tout un chacun et qu'il faudra donc
affiner l'analyse. Mais j'aimerais
qu'on me prouve qu'il ne s'agit pas
d'un impôt sur le patrimoine.

01.23 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Indien elke taksering op
dividenden of opbrengsten een vermogensbelasting is, dan hebt u
natuurlijk gelijk, maar dat is niet het geval. Op dividenden die
uitbetaald worden, worden er ook gelden ingehouden. Op anderen
producten, zoals kasbons, worden er ook belastingen ingehouden. Op
opbrengsten uit spaarboekjes wordt er boven een bepaald bedrag ook
roerende voorheffing ingehouden. Wanneer u dan spreekt over een
vermogensbelasting, dan is dat onwillig of met opzet proberen te
overtuigen dat men naar een vermogensbelasting aan het gaan is,
quod non.

U spreekt over pensioensparen en over de vergelijking die u
gisterenavond gemaakt hebt. De eerste minister heeft duidelijk
gezegd dat u op dat ogenblik slechte vergelijkingen aan het maken
was. Op een bepaald moment spreekt men over
pensioenspaarfondsen als de derde pijler van de pensioenopbouw,
waarop heel wat mensen kunnen intekenen en waaraan fiscale
voordelen zijn verbonden. Dat vergelijkt u dan met een product van de
beleggingsinstellingen, wat helemaal niet fiscaal interessant is, zoals
01.23 Annemie Roppe (sp.a-
spirit): Ce raisonnement est exact
si l'on considère toute taxe sur les
dividendes ou sur les revenus
comme un impôt sur le patrimoine,
mais ce n'est pas le cas.
Des sommes sont également
retenues sur les dividendes et sur
d'autres produits. Le produit
revenus des livrets d'épargne est
soumis au précompte mobilier à
partir d'un certain montant. Soit M.
Bogaert est de mauvaise foi, soit il
cherche délibéréement à
convaincre les citoyens que nous
allons vers un impôt sur le
patrimoine, ce qui n'est pas le cas.
La comparaison entre les fonds
d'épargne-pension qui sont
13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
48
dat bijvoorbeeld met het pensioensparen wel het geval is. Op dat
ogenblik maakt u vergelijkingen die helemaal niet opgaan.
fiscalement avantageux et les
fonds de placement qui ne le sont
pas ne tient pas. Le premier
ministre l'a déjà clairement indiqué
hier soir.
01.24 Hendrik Bogaert (CD&V): Mevrouw Roppe, laten wij daarover
eerlijk zijn, ik heb toch helemaal niet geïnsinueerd dat die twee
producten hetzelfde zijn.
01.24 Hendrik Bogaert (CD&V):
Je n'ai nullement affirmé que les
deux produits soient identiques.
01.25 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Toch wel. U hebt de
opbrengsten van het ene en de aftrekken van het andere naast elkaar
gezet, terwijl het over twee onvergelijkbare factoren ging.
01.25 Annemie Roppe (sp.a-
spirit): Si, puisque vous mettez en
parallèle les recettes générées par
un produit et la déduction fiscale
qu'autorise un autre. Cela n'a
aucun sens.
01.26 Hendrik Bogaert (CD&V): U moet toch geen twee identieke
producten hebben om een berekening te maken. De eerste minister
zelf heeft de link gemaakt tussen de beveks en de verhoogde aftrek.
De verdediging van de eerste minister en van de regering is de
volgende. Men zegt dat dit een maatregel is waar de VLD absoluut
tegen is en die is opgedrongen door de socialisten, maar er is wel een
verhoogde aftrek voor pensioensparen. Dat is de redenering die wordt
gevolgd. Het is in die politieke context toch logisch dat iemand ­ die
analyse komt er de volgende dagen sowieso ­ gaat kijken of een
doorsnee gezin in de betrokken situatie er iets uithaalt ­ om mij zo
even uit te drukken - of moet bijlagen. Dan zal er op een bepaald
ogenblik een break-even-punt komen. Gisterenavond zegden jullie dat
het een erg hoog break even-punt was. Ik wil hier even een statistiek
in het debat brengen. Het gemiddeld vermogen van gezinnen in
België is 7 miljoen oude Belgische frank. Dat is heel wat. Als u dan
een break-even-punt van een paar duizend euro hoog vindt, dan
stemt dat niet helemaal overeen met de realiteit in België. Gelukkig
dat die mensen zoveel sparen.

Mevrouw Roppe, wij hebben gisteren gesproken over een
beleggingsfonds van 10.000 euro. Jullie zeiden dat dit gigantisch veel
was. Sommigen in de zaal zeiden dat ze dit niet hadden. Dat kan
allemaal zijn.
01.26 Hendrik Bogaert (CD&V):
Un simple calcul ne nécessite pas
deux produits identiques. Le
premier ministre a lui-même fait le
rapprochement entre les SICAV et
la majoration de la déduction pour
l'épargne-pension. Le break even,
le moment où les bénéfices d'une
mesure compensent les pertes
occasionnées par une autre
mesure, n'est pas du tout aussi
élevé que ne le laisse entendre la
majorité. Si l'on considère le
volume moyen de l'épargne dans
notre pays, le break even sera
rapidement atteint.

01.27 Annemie Roppe (sp.a-spirit): U sprak over 20.000 euro.
01.28 Hendrik Bogaert (CD&V): Een zelfstandige echter die moet
rondkomen met een maandelijks pensioen van 500 euro en met een
spaarvarken van 10.000 euro, zal wel wat problemen hebben.
Gelukkig zijn er heel wat zelfstandigen die meer dan 10.000 euro
gespaard hebben, want als men met 500 euro per maand nog zoveel
jaar verder moet, dan denk ik dat men een probleem heeft.
01.29 Annemie Roppe (sp.a-spirit): Mijnheer Bogaert, ik hoop dat wij
deze discussie in de commissie voor de Financiën kunnen
voortzetten. Ik ben zeker niet goed geplaatst om een VLD-standpunt
in te nemen, laat staan om een VLD-standpunt te verdedigen. Dat is
zeker niet mijn rol, laat staan mijn bedoeling.

Mijn boodschap is de volgende. Waarop ik zeker de nadruk wil
leggen, is dat u door de manier waarop u gisteren hebt gereageerd en
01.29 Annemie Roppe (sp.a-
spirit): Je maintiens que, par ses
interventions d'hier et de ce jour,
M. Bogaert a délibérement voulu
dresser un écran de fumée dans
un dossier qui comporte
effectivement encore des zones
obscures. Il convient dès lors de
CRIV 51
PLEN 163
13/10/2005
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
49
door de voorbeelden die u ook vandaag aanhaalt, probeert mist te
zaaien over iets dat inderdaad nog onduidelijk is. Ik wil de nadruk
leggen op het feit dat er zo snel mogelijk duidelijkheid moet komen en
dat daaraan moet worden gewerkt alvorens ten gronde kritiek
gegeven of gevraagd kan worden.

Ik wou nog even terugkomen tot mijn betoog en zeggen dat er
natuurlijk elementen zijn om deze bijkomende taksering te
verantwoorden.

Ik zal een opsomming geven van een aantal onduidelijke elementen.

Vraag is of het enkel gaat over producten die geviseerd worden door
de Europese Spaarrichtlijn, dus enkel over de ICB's met een
Europees paspoort of worden ook de Belgische producten geviseerd?
Dat maakt een heel groot verschil in de berekening. Gaat dezelfde
belastingvrijstelling die bij de spaarboekjes geldt, ook bij deze
intresten in aanmerking worden genomen vermits het ook over
zogenaamde spaarproducten gaat? Gaat men zich richten op de
Europese omschrijving van intresten of veeleer op de Belgische?
Volgens fiscalisten bestaan terzake grote verschillen. Gaat het alleen
over de transparante sector van ICB's of viseert men eveneens de
minder transparante sector van verzekeringsproducten waar andere
of zelfs geen beleggingsnormen qua transparantie en spreiding
gelden? Gaat het hier alleen over particuliere beleggers en spaarders
of gaat het ook over VZW's en rechtspersonen? Gaat het over
bestaande of over toekomstige producten? Gaat het ook over
kapitaalgegarandeerde producten waarbij in het positieve geval de
kapitaalgarantie niet onmiddellijk meer haalbaar is? Zal het voor
iedereen duidelijk zijn op welke meerwaarde de roerende voorheffing
wordt berekend en hoe dit zal gebeuren? Ik kan deze vragenlijst
gemakkelijk nog aanvullen. Al deze aspecten zullen moeten worden
uitgeklaard. Ik pleit voor een spoedig en grondig overleg met de
sector om het juiste toepassingsveld te kennen.

Indien de kritiek van de oppositie ­ ik wil dit herhalen ­ eerlijk was
geweest, dan was zij precies op deze onduidelijkheden gericht
geweest die ik graag beaam en waarvoor ik een overleg met de
sector ­ dat trouwens reeds gepland is ­ ondersteun.

Laat ik ten slotte ook nog iets zeggen over de pensioenspaarfondsen,
waarover we het gisteravond ook al hadden.

Al jaren werd gevraagd naar een uitbreiding van de derde pijler.
Eindelijk komt er nu een ernstige verhoging. Het bedrag wordt
fundamenteel opgetrokken met 25%, namelijk van 625 euro per jaar
naar 780 euro. Dat kan enkel maar worden toegejuicht. Zoals de
eerste minister gisteravond nog meedeelde, maken blijkbaar meer
dan 1,5 miljoen Belgen gebruik van de pensioenspaarmogelijkheid,
die fiscaal aftrekbaar is.

In 2004 werd op die wijze 520 miljoen euro verzameld. Het potentieel
ligt echter veel hoger, volgens schattingen zelfs driemaal hoger, zowel
in bedrag als in aantal gegadigden.

De beleggingsregels voor dat product zullen als onrechtstreeks effect
een verhoogde belegging in aandelen, alsook in obligaties en
vastgoed tot gevolg hebben, wat op zichzelf ook een goede zaak is. Ik
clarifier d'urgence la situation.

Ainsi, que reste-t-il à préciser ?
S'agit-il exclusivement de produits
visés par la directive européenne
sur l'épargne ou les produits
belges sont-ils également
concernés? Il s'agit de produits
d'épargne, mais bénéficient-ils de
la même exonération fiscale que
les livrets d'épargne? Se fonde-t-
on sur la définition belge ou
européenne de l'intérêt? S'agit-il
uniquement des OPC ou les
produits d'assurance moins
transparents sont-ils également
concernés? Vise-t-on les
épargnants particuliers ou
également les asbl et les
personnes morales? Est-il
question de produits actuels ou
futurs, etc.? Je préconise une
concertation approfondie avec le
secteur pour définir clairement le
champd'application.

L'extension des fonds d'épargne-
pension a été demandée pendant
des années. Plus d'un million de
Belges recourent à l'épargne-
pension fiscalement déductible. Le
montant déductible est porté à
780 euros, ce dont nous nous
félicitons. En 2004, le montant de
l'épargne s'élevait à 520 millions
d'euros, mais le potentiel serait
encore trois plus élevé. J'espère
qu'une large campagne
d'information sera menée à cet
égard.

Spirit conservera au
gouvernement son soutien.

13/10/2005
CRIV 51
PLEN 163
CHAMBRE
-4
E SESSION DE LA
51
E LEGISLATURE
2005
2006
KAMER
-4
E ZITTING VAN DE
51
E ZITTINGSPERIODE
50
hoop dat zowel door de financiële sector als door de minister van
Financiën de nodige inspanningen zullen worden geleverd om de
mogelijkheid van pensioensparen op ruim vlak aan de bevolking
kenbaar te maken. Ik kan u nu reeds verzekeren dat wij om
bovenvermelde redenen met spirit de maatregel heel erg toejuichen.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister,
collega's, ik sluit mijn uiteenzetting graag af met te herhalen dat spirit
de regeringsverklaring zal ondersteunen. Tegelijkertijd blijf ik heel
sterk aandringen op snelle duidelijkheid over de recent gekozen
maatregelen.

Ik dank u alleszins voor het geduld bij het luisteren, voor uw talrijke
opkomst en voor uw niet nalatende aandacht.

De voorzitter: collega's, tijdens de namiddagvergadering zullen er wellicht ook nog replieken en
stemverklaringen volgen. Ik vermoed dat de stemming even na 16.00 uur kan beginnen.

Mijnheer de vice-eerste minister, de stemming mag niet beginnen voor 16.16 uur.

De vergadering is gesloten.
La séance est levée.

De vergadering wordt gesloten om 13.13 uur. Volgende vergadering donderdag 13 oktober 2005 om 14.15
uur.
La séance est levée à 13.13 heures. Prochaine séance le jeudi 13 octobre 2005 à 14.15 heures.






Ce compte rendu n'a pas d'annexe.

Dit verslag heeft geen bijlage.