Séance plénière |
Plenumvergadering |
du mardi 5 décembre 2006 Après-midi ______ |
van dinsdag 5 december 2006 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 15.07 heures et présidée par M. Herman De Croo.
De vergadering wordt geopend om 15.07 uur en voorgezeten door de heer Herman De Croo.
Ministres du gouvernement fédéral présentes lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Sabine
Laruelle, Laurette Onkelinx.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Cemal Cavdarli,
pour raisons de santé / wegens ziekte.
01 Projet de loi-programme et projet de loi portant des dispositions diverses: application de l'article 72, 4, alinéa 2 du Règlement
01 Ontwerp van programmawet en wetsontwerp houdende diverse bepalingen: toepassing van artikel 72, 4, lid 2 van het Reglement
En application de l'article 72, 4, alinéa 2 du Règlement, la Conférence des présidents de ce jour a disjoint un certain nombre d'articles du projet de loi portant des dispositions diverses (n°s 2760/1 et 2) pour être examinés sous la forme de projets de loi distincts.
De Conferentie van voorzitters van vandaag heeft, met toepassing van artikel 72, 4, lid 2 van het Reglement, een aantal artikelen afgesplitst van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen (nrs 2760/1 en 2) om deze als aparte wetsontwerpen te behandelen.
Un consensus n'ayant pas été atteint sur certaines dispositions dont plusieurs groupes politiques ont estimé devoir demander la disjonction, la séance plénière devra statuer en application de l'article 72, 4, alinéa 2, du Règlement.
Verschillende fracties waren van oordeel de splitsing te moeten vragen van andere bepalingen. Aangezien daarover geen consensus is bereikt zal de plenumvergadering moeten beslissen met toepassing van artikel 72, 4, lid 2 van het Reglement.
La Conférence a proposé de procéder à un seul vote nominatif pour l'ensemble des dispositions dont la disjonction est demandée:
De Conferentie heeft voorgesteld één enkele naamstemming te houden voor alle bepalingen waarvan de splitsing gevraagd is.
Il s'agit:
- pour
le projet de loi-programme, des articles 317 à 332.
- pour
le projet de loi portant des dispositions diverses, des articles 86 à 95
et des articles 485 à 496.
Het betreft:
- voor
het ontwerp van programmawet, de artikelen 317
tot 332.
- voor het wetsontwerp houdende diverse bepalingen de artikelen 86 tot 95 en de artikelen 485 tot 496.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
Dan zal ik bij toepassing van ons Reglement – de collega’s kennen dat – het woord verlenen aan wie het vraagt, uiteraard. Ik wil u eraan herinneren dat in deze ons Reglement erin voorziet dat per fractie één persoon gedurende maximaal tien minuten het woord zal krijgen.
Alvast ingeschreven zijn: de collega’s Tant,
Wathelet, Annemans, of vergis ik mij? Mme Gerkens est également inscrite. D’autres collègues sont-ils
inscrits? (Non)
Je rappelle que le débat porte, comme vous le savez, sur la décision de la Conférence des présidents de ce matin. Je donnerai la parole aux collègues dans l’ordre suivant: MM. Tant, Wathelet et Annemans et Mme Gerkens. Zij zullen het woord krijgen in dit debat. Collega Tant, u begint. Ik weet het, tien minuten is lang, maar u zult die spreektijd wel vol krijgen.
01.01 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-premier, mevrouw de minister, collega's, dit debat heeft de naam een proceduredebat te zijn, maar ik wou toch even onderstrepen dat het eigenlijk toch over veel meer gaat. Het gaat immers over de houding van de regering tegenover het Parlement. Het gaat over de wijze waarop de besluitvorming in dit land en dit Parlement tot stand komt. Het gaat over wat een parlement mag tolereren en niet mag tolereren. Het gaat ten slotte over de rol van het Parlement en de wijze waarop het debat in ons land zou moeten worden gevoerd of, en ik vrees dat het dit laatste wordt, vakkundig dood wordt gemaakt wat de bedoeling is voor een aantal belangrijke en gevoelige dossiers die, meer dan vele andere, een debat verdienen.
Enkele vaststellingen, voorzitter. De Kamer kan pas deze week beginnen met het debat over de programmawet en de ontwerpen houdende diverse bepalingen, en dat komt doodeenvoudig omdat de regering haar teksten veel te laat in het Parlement heeft ingediend. Voor zover mijn geheugen reikt, herinner ik mij geen enkele keer dat men zo laattijdig de teksten in dergelijke volumes ter tafel heeft gelegd. Dit is nooit gezien in dit Huis.
Dat was trouwens ook het geval met de begroting, zult u zich herinneren.
01.02 Geert Versnick (VLD): (…)
01.03 Paul Tant (CD&V): Zegt u het maar, mijnheer Versnick.
De voorzitter: U moet de heer Tant niet onderbreken.
01.04 Paul Tant (CD&V): Kunt u zich een jaar herinneren waarin de programmawetten later werden ingediend? Trouwens, dat is niet het enige.
Recent hebben wij met zijn allen een bepaling van ons Reglement uitdrukkelijk gewijzigd. Ik weet niet of u er toen was, mijnheer Versnick, maar de kans is groot dat u niet aanwezig was. Hoe dan ook, wij hebben toen met een vrij grote meerderheid bepaald op welke uiterlijke datum begrotingen moeten worden ingediend, te weten begin oktober.
Welnu, de begroting van de heer Reynders werd ingediend op 25 november. Mijnheer de voorzitter, ik heb daar een zeker begrip voor. Luidens de diagnose van minister Van den Bossche is het ministerie van Financiën een departement in crisis. Bovendien heeft de heer Reynders – is het niet, achtbare collega’s van de PS? – het dezer dagen bijzonder druk om de strijd te organiseren tegenover zijn partner in de regering. Er is dus wel een uitleg voor, maar die is, wat mij betreft, niet acceptabel. Dat is een eerste vaststelling.
Tweede vaststelling. De twee programmawetten en de twee ontwerpen houdende diverse bepalingen tellen niet minder dan 1.083 artikelen en 1.494 bladzijden. Wat het aantal bladzijden betreft, houd ik er dan nog geen rekening mee dat hele stukken van het advies van de Raad van State ontbreken, omdat de Raad van State zich zélf beriep op het feit dat er van hoogdringendheid geen sprake kon zijn, of in elk geval dat zij onvoldoende gelegitimeerd was. Pas sedert vrijdagavond beschikken de Kamerleden over al de documenten, mijnheer de voorzitter. De vraag rijst trouwens hoeveel amendementen er nog zullen volgen. Ik maak mij sterk dat er dat wat meer zouden kunnen zijn dan wij in een klassieke behandeling van een wetsontwerp in dit huis gewoon zijn, en dat zijn er al zeer veel dezer dagen.
De regering wil dat die ontwerpen voor het einde van het jaar goedgekeurd worden in Kamer en Senaat. Dat betekent dat er nog drie weken zijn om die ontwerpen te behandelen in de commissievergaderingen en in de plenaire zitting van beide vergaderingen. Wij weten nu dus al – laten we toch eerlijk zijn – dat een grondige bespreking niet mogelijk zal zijn, gezien de omvang van het werk en gezien de tijdsdruk waaronder gewerkt moet worden.
Wat is mijn derde vaststelling? Wij hebben in een brief aan u, voorzitter, gevraagd dat de diensten van de Kamer zouden nagaan of alle artikelen in de programmawetten en de ontwerpen houdende diverse bepalingen verband houden met de uitvoering van de begroting. U gaat er prat op, voorzitter, dat u dat onmiddellijk hebt gedaan, wat nochtans niet waar is! Het deel programmawet – deel 2 – dat laatst werd ingediend, werd nooit aan het advies van onze diensten onderworpen. Het gaat daar onder meer over kansspelen en weddingschappen. Daarvoor hebt u, voorzitter, naar mijn gevoel een truc toegepast: u houdt de schijn hoog dat u op de eerste vraag de ventilatie heeft laten maken, wat u in werkelijkheid nochtans niet hebt gedaan.
Ik dank de diensten van de Kamer voor de objectiviteit, waarmee ze, naar mijn gevoel, in dezen hebben gewerkt. Het resultaat van het onderzoek, van, zeg maar, een onpartijdig onderzoek, leidt tot de vaststelling dat wat de programmawetten betreft ongeveer een vijfde van de bepalingen begrotingsvreemd zijn. Drie vierden van het onderzochte wetsontwerp houdende diverse bepalingen heeft niets met de begroting of het budget te maken. Dat zijn gewoon vaststellingen, geen beweringen van een oppositie die van kwade wil is. De waarheid is dat degenen die geacht worden – ik denk dat dit nog altijd het uitgangspunt is van ons allemaal – op een objectieve wijze tegen die zaken aan te kijken, tot de gestelde conclusie komen.
Met andere woorden, voorzitter, de ontwerpen zijn niet in overeenstemming met de wijziging van het Kamerreglement, dat wij in grote consensus – met eensgezindheid op één stem na! – in het voorjaar van 2005 hebben aangebracht. Ik citeer even artikel 72, 4: "Ontwerpen van programmawet of andere wetsontwerpen houdende diverse bepalingen ter uitvoering van de begroting mogen alleen bepalingen bevatten die duidelijk verband houden met het budgettaire oogmerk". Dat geldt dus voor, in absolute termen uitgedrukt, de meerderheid van de bepalingen die u worden voorgelegd, niet. De meerderheid van de bepalingen is dus begrotingsvreemd.
Ook de regering, die vorig jaar deelnam aan de bespreking van ons voorstel tot wijziging van het Kamerreglement, nam een stelling in die zij vandaag totaal verlaten heeft of achter zich laat. Ik citeer de toenmalige minister van Begroting, Johan Vande Lanotte, die zei dat hij met ons voorstel van Reglement akkoord ging: "Over bepalingen waarvan wordt aangenomen dat zij rechtstreeks bijdragen tot de uitvoering van de begroting, moet verplicht vóór eind december worden gestemd en als het gaat over bepalingen die volgen op een begrotingscontrole, vóór eind juni." Dat geldt dus alleen voor bepalingen die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de begroting en bij uitbreiding, wat de diverse bepalingen betreft, minstens een budgettaire of financiële implicatie hebben.
Vierde vaststelling. Na het overzicht van de diensten van de Kamer heeft de regering moeten toegeven dat zij in de fout was gegaan. Wij appreciëren op dat punt de tegemoetkomendheid waarvan zij blijk geeft. We betreuren alleen dat men voor een aantal thema's, om redenen die ik u straks even ten gehore breng, niet één stap verder is willen gaan om in volledige samenspraak binnen gans de Kamer tot een aantal werkafspraken te komen. Daarover zal ik straks een woord meer vertellen.
Na het overzicht van de diensten van de Kamer, heeft de regering op de Conferentie van voorzitters deze voormiddag een tegenvoorstel gedaan en ons een overzicht bezorgd van artikelen waarvan ze bereid was die uit de ontwerpen te lichten omdat ze niets met de uitvoering van de begroting te maken hadden. Ik denk dat de oppositie op dit punt toch wel haar werk heeft gedaan. Ze heeft dankzij de medewerking van de diensten van de Kamer de regering zo ver gekregen om op een aantal punten, die haar wellicht niet zo essentieel leken, een eindje in de richting van ons standpunt te komen.
Het is de moeite de nota die de regering heeft ingediend en die op uw bank ligt, even te bekijken. De oppositie is de regering een eind tegemoetgekomen en is voor een groot deel akkoord gegaan met de argumentatie en met het voorstel van de regering, maar er blijft een verschil van mening over een aantal hoofdstukken of artikelen. Zo vragen wij dat de artikelen die betrekking hebben op de Apetra-wet, op de schijnzelfstandigheid en op de aanpassing van de snel-Belgwet, uit de ontwerpen zouden worden gelicht en als afzonderlijke ontwerpen bij het Parlement worden ingediend om een normale behandeling zonder tijdsdruk toe te laten.
Bij uitbreiding kunnen wij trouwens aan de opsomming van de drie onderwerpen in kwestie ook nog de kansspelen toevoegen, omdat ze via een truc onbesproken bleven.
Collega’s, waarom nemen wij vanuit de oppositie, alsook als welmenende Kamerleden, dat standpunt in?
Ten eerste, de motivering van de regering om de artikelen in het ontwerp te behouden, is totaal onvoldoende en totaal ongeloofwaardig. Ik toon het met een paar voorbeelden aan.
Voor de aanpassing van de nationaliteitswetgeving geeft de regering als reden op dat de aanpassing noodzakelijk is om – ik citeer – “dringende rechtszekerheid te creëren”. Wat een hypocrisie, collega’s! Bij de bespreking van de snel-Belgwet in december 1999 werd er door de oppositie uitdrukkelijk op gewezen dat de wet een groot aantal toepassingsproblemen zou creëren. Dat werd nadien bevestigd door de actoren die de wet moeten toepassen, en tijdens evaluaties van de wet in en buiten het Parlement. De regering bleef echter doof voor onze kritiek en wilde de wet, uiteraard om politieke redenen, niet wijzigen.
Ook de huidige minister van Justitie, mevrouw Onkelinx, die in ons midden is, antwoordde eind 2003 en in de loop van 2004 op interpellaties en vragen dat de wet niet hoefde te worden gewijzigd. Zij had immers geen weet van toepassingsproblemen. Blinden kan het natuurlijk niet kwalijk worden genomen dat ze niet zien en zeker niet willen zien.
Een tijdje geleden deed de minister haar blinddoek af. Zij verklaarde zich bereid om de wet op een aantal punten te wijzigen en ook nog meer te versoepelen. Mevrouw de minister, wanneer de regering gedurende zes jaar niets aan de problemen in verband met de snel-Belgwet heeft willen doen, dan is het volkomen ongeloofwaardig de aanpassing in het ontwerp houdende diverse bepalingen op te nemen en daarbij nu ook op de oppositie een beroep te doen om de hoogdringendheid te erkennen. Wat een hypocrisie! (Applaus.)
Mijnheer de voorzitter, de echte reden waarom de regering de aanpassing van de snel-Belgwet in het ontwerp houdende diverse bepalingen heeft opgenomen, is dat de meerderheid verdeeld is en dus het politieke debat over de materie niet wil voeren.
Hetzelfde geldt – dit hebben wij recent kunnen vernemen aan de hand van discussies binnen de regering, waarover wij iets hebben gehoord – voor het dossier over de schijnzelfstandigen.
Collega’s, het zijn dus niet toevallig net die onderwerpen, die politiek belangrijk zijn en dus echt een debat verdienen, waarvan de regering het debat per se onmogelijk wil maken. Als dat hun houding is, wens ik de leden van de meerderheid proficiat met hun houding.
Diegenen die – eigenlijk waren jullie dat allemaal, maar sommigen hebben het expressis verbis gezegd – medepleitbezorgers waren van de betrokken bepaling in het Reglement, leggen het nu zonder enig probleem naast zich neer. Dat is op zichzelf erg, maar het is nog erger – ik herhaal het – dat men op die manier het Parlement het debat onthoudt over voor de samenleving essentiële thema’s. Als u dit doet, dan moet u er zich van bewust zijn dat u eigenlijk een stuk relevantie wegneemt van dit huis.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik geef een mooie illustratie. De Apetra-wet moest normaal van toepassing worden – wij hebben ons, ook in de commissie, beijverd om de wet met grote spoed te bespreken en goed te keuren – op 1 april 2005. Kijk waar wij nu staan. De wet is eigenlijk nog altijd niet van toepassing, want Apetra, de instelling die de wet moet waarmaken, bestaat nog niet eens.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, mag ik eraan herinneren dat dit het vervolg is van de petroleumsoap, die vorig jaar rond deze tijd volkomen actueel was in dit huis? Weet u dat nog? Minister Van den Bossche legde toen hoge verklaringen af over het feit dat de petroleumsector 120 miljoen euro op tafel zou leggen. In de werkelijkheid werd het 12 miljoen. Ik wijs erop hoe zij op dat punt opnieuw een communicatiefout heeft gemaakt – ik noem het een leugen – wanneer zij gezegd heeft dat het over een vrijwillige bijdrage gaat. Het gaat niet over een vrijwillige bijdrage, want men wil het nu opleggen bij wet, nadat men eerst geprobeerd heeft om het via een koninklijk besluit te doen. Zo kon het erdoor zonder dat het Parlement er veel zou van merken.
De voorzitter: Collega Tant…
01.05 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb gedaan.
De voorzitter: U hebt al lang gedaan.
01.06 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb gedaan als ik gedaan heb.
De voorzitter: U bent al 15 minuten aan het spreken.
01.07 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, uw rol is ervoor zorgen dat hier gezegd kan worden wat gezegd moet worden.
De voorzitter: Binnen de daarvoor voorziene tijd.
01.08 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u zult mij er niet van afbrengen om het hier nog eens nadrukkelijk te herhalen. Wie toen aandachtig geluisterd heeft, weet dat mevrouw Van den Bossche gezegd heeft dat de sector bereid was vrijwillig 12 of 14 miljoen op tafel te leggen. Vandaag legt men het bij wet vast. Om er zeker van te zijn dat zij betalen – u moet de tekst eens lezen – bepaalt men bovendien dat er boetes opgelegd kunnen worden, voor wie zich onttrekt, die het tienvoudige uitmaken van wat normaal betaald moet worden. Op die manier rekent men misschien erop om toch nog aan 120 of 140 miljoen euro te komen.
Mijnheer de voorzitter, ik besluit. Wij vragen het voorstel van de regering te verwerpen en ons de kans te geven om een volwaardig debat te voeren over de belangrijke politieke thema's die ik zopas heb opgesomd.
Ik zou u kunnen citeren, mijnheer de voorzitter maar vrees u te exciteren door te verwijzen naar het debat over de wijziging van ons Reglement. U hebt toen verklaringen afgelegd die volkomen haaks staan op de houding die u thans en wellicht ook bij de stemming zult aannemen.
Collega's, voor deze programmawet en de ontwerpen houdende diverse bepalingen geldt meer dan ooit de weinig eervolle omschrijving van vuilbakwetten. Dat de bespreking door de grote tijdsdruk niet zal kunnen verlopen zoals het hoort, hoeft geen betoog. Dat deze werkwijze de kwaliteit van de wetgeving niet ten goede komt, is eveneens een zekerheid. Ik ga hier niet verder op in. Ondertussen is duidelijk genoeg wat de echte inzet is van de stemming die we straks houden.
Dames en heren van de meerderheid, u zult straks stemmen om een artikel uit ons Reglement waarvan we ons samen hebben wijsgemaakt dat het een behoorlijk debat over de begroting en de programmawet moest mogelijk maken, buiten werking te stellen. Dit is totaal bedenkelijk in uwen hoofde. Als dat de rol is die u meent te moeten spelen, moet u stoppen met buitenshuis en ten opzichte van jonge parlementsleden verklaringen af te leggen over het belang van het Parlement. U zult het mee hebben helpen vermoorden!
Le président: Il est évident que tout peut être dit ici, mais dans le temps prévu par le Règlement.
01.09 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, pour commencer, il conviendrait de remettre en perspective ce qui nous occupe aujourd'hui et la raison pour laquelle l'urgence est continuellement invoquée par ce gouvernement pour faire passer ses lois-programmes et lois portant des dispositions diverses.
En effet, il est bon de rappeler que les notes de politique générale ont été déposées avec un retard considérable. Le Règlement, dont on parle beaucoup aujourd'hui, prévoyait que ces notes de politique générale devaient être déposées pour le 31 octobre et pourtant la dernière d'entre elles l'a été le 24 novembre. C'est vrai qu'il s'agissait de celle du ministre des Finances, que son emploi du temps est fort chargé et qu'un certain nombre de ses fonctions lui prennent beaucoup de temps. Mais cela fait quand même 24 jours de retard pour le dépôt de ses notes de politique générale. Le gouvernement a tout de même la politesse de nous envoyer deux ministres féminins qui, elles, avaient toutes deux déposé leur note de politique générale dans les délais, ce qui dénote sans doute une qualité féminine.
En conséquence, évidemment, ce retard décale tout le calendrier: le budget est également déposé avec retard, la Cour des comptes n'a pas le temps nécessaire pour rendre son avis et doit travailler dans la précipitation. La Cour des comptes a quand même jugé que la comptabilité de l'État est désuète. Je sais que vous n'aimez pas entendre ce que disent les organismes indépendants, mais ils l'ont pourtant dit!
Ainsi, le retard s'est fait ressentir sur cette loi-programme et cette loi portant des dispositions diverses, déposées tardivement, ce que M. le président a encore rappelé en Conférence des présidents.
De plus, comme il est beaucoup fait référence au Règlement, je me permettrai de vous en lire un passage que M. Paul Tant a lu tout à l'heure. Il me paraît nécessaire de vous le lire car, manifestement, il est important de vous le rappeler: "Les projets de loi-programme et les autres projets contenant diverses dispositions" – ce qui est à l'étude aujourd'hui – "ne peuvent compter que des dispositions présentant un lien manifeste avec l'objectif budgétaire".
Si l'opposition avait dit que ces dispositions de la loi-programme et de la loi portant des dispositions diverses n'avaient pas de lien manifeste avec le budget, vous nous auriez rétorqué que ce n'était que l'avis de l'opposition! Dès lors, nous avons demandé aux services d'effectuer le travail, ce qu'ils ont fait. Ils ont d'ailleurs très bien travaillé, comme toujours d'ailleurs. Je crois que personne ne dira le contraire.
Les services nous indiquent que seulement trois dispositions sur quatre de la loi-programme ont un lien avec le budget! Pire!
01.10 Melchior Wathelet (cdH): Il s'agit simplement de respecter le Règlement! Je sais que cela ne vous obsède pas. Je sais que respecter un minimum le Règlement dans cette Chambre n'est pas votre souci majeur mais nous, cela nous tient à cœur. J'estime qu'il est bon de soulever les questions posées!
Quatre cinquièmes des dispositions de la loi portant des dispositions diverses n'ont aucun lien avec le budget! Ce n'est pas moi qui l'affirme, ce sont les services dans la note qu'ils ont déposée à la Conférence des présidents. Même le gouvernement s'en rend compte! Il change lui-même, il retire certaines dispositions car celles-ci n'ont aucun lien avec le budget.
Cette loi-programme et cette loi portant des dispositions diverses vont au-delà de ce que le Règlement permet de faire. En outre, ces deux lois insèrent des réformes qu'elles qualifient elles-mêmes de réformes fondamentales. Quels sont les problèmes posés? On va devoir travailler dans l'urgence et on va se priver de certains avis.
Je prends par exemple le titre XIII de la loi-programme pour lequel le CNT n'a pas pu remettre son avis normalement, où l'on ne peut pas suivre l'avis du Conseil d'État étant donné que ce dernier n'a pas le temps d'inclure dans l'ensemble du texte tous les problèmes qu'il relève. L'Organisation internationale du Travail a également émis un certain nombre de recommandations qu'on ne parvient pas à prendre en considération parce qu'on doit aller trop vite.
Par ailleurs, je rappelle que le gouvernement avait annoncé, à de nombreuses reprises, qu'il déposerait un projet spécifique sur la nature des relations de travail pour permettre un réel débat. Or il les insère dans la loi-programme. Est-ce le débat qui fait peur? J'en viens à me le demander! Refuse-t-on de parler de la nature des relations du travail, des services de recherche d'informations sociales en matière de lutte contre la fraude sociale et le travail illégal? Refuse-t-on d'en parler? Est-ce la raison pour laquelle on met la charrue avant les bœufs? Est-ce la raison pour laquelle on veut se priver des avis d'organismes indépendants? C'est cela que vous voulez?
Vous refusez les vrais débats car, peut-être, en avez-vous peur!
Attention! Il y a danger à aller vite, à se précipiter. Je donnerai deux ou trois exemples. J'irai même jusqu'à reprendre des questions posées par des parlementaires MR et je suppose qu'ils ne vont pas me le reprocher! Combien de questions et d'interpellations vous a-t-on posées à propos de la loi sur les armes, madame la ministre? N'a-t-elle pas été adoptée un peu trop rapidement? À vous entendre, c'est le Parlement qui a voté trop vite et ce n'est pas de votre faute.
01.11 Laurette Onkelinx, ministre: Vous avez voté cette disposition, n'est-ce pas?
01.12 Melchior Wathelet (cdH): Bien sûr!
01.13 Laurette Onkelinx, ministre: Vous n'avez pas invoqué l'urgence!
01.14 Melchior Wathelet (cdH): J'ai même déposé des amendements qui, s'ils avaient été adoptés, auraient évité des problèmes.
01.15 Laurette Onkelinx, ministre: Nul ne peut invoquer sa propre turpitude!
01.16 Melchior Wathelet (cdH): Madame la ministre, je dis qu'on a été trop vite. Je dis que les amendements que j'avais déposés auraient permis d'éviter les situations difficiles qu'on rencontre aujourd'hui.
01.17 Laurette Onkelinx, ministre: Vous
avez accepté de voter cette loi dans l'urgence! (Applaudissements)
01.18 Melchior Wathelet (cdH): Bien sûr qu'il y avait urgence et bien sûr que je l'ai votée. Je vais observer si tous les parlementaires qui ont déposé des questions sur ce projet de loi applaudissent, notamment dans le groupe MR. Je n'en vois pas! Je vois que d'autres parlementaires ont également posé des questions.
Je constate que, quand on accélère, qu'on va trop vite, on passe à côté de certaines questions. Au sujet d'APETRA, en avril, en commission, le ministre nous disait qu'il fallait aller vite. On est allé tellement vite qu'il a fallu recommencer lors de la précédente loi portant des dispositions diverses. On est allé tellement vite qu'il y a encore des dispositions dans le présent projet de loi à ce sujet.
En matière de santé, prenez l'article 228 de la loi-programme ou l'article 35bis de la même loi, insérée par la loi du 10 août 2001 et modifiée par les lois du 27 avril 2005, du 27 décembre 2005 et du "…2006", vous constatez que cette loi qu'on doit déjà modifier n'est même pas encore entrée en vigueur et qu'on ne peut donc pas préciser dans le texte la date de la modification! On modifie cette loi quatre fois en un an et demi! (Applaudissements)
Attention! Respectons le travail parlementaire, accomplissons-le correctement.
De plus, l'urgence est invoquée par un gouvernement qui se met lui-même dans l'urgence. Madame la ministre, on ne peut vous reprocher personnellement de déposer tardivement vos notes de politique générale: vous êtes la première à l'avoir fait et je le reconnais. Mais aujourd'hui, le gouvernement invoque l'urgence: c'est lui-même qui invoque sa propre turpitude, pour reprendre vos mots.
Les articles 93 et 95 de la loi-programme sur le fameux Fedcom, monsieur Van Biesen, devaient entrer en vigueur en 2003. Que fait-on aujourd'hui? Reporter l'entrée en vigueur en 2007. Le Code de la nationalité, cela fait six ans qu'on en parle.
À présent, le gouvernement, alors qu'il n'a pas pris de décision au cours de ces dernières années, invoque la sécurité juridique pour aller plus vite.
Dernier exemple, peut-être plus anecdotique, mais qui démontre bien pourquoi le gouvernement est de mauvaise foi pour invoquer l'urgence. Il invoque l'urgence pour transposer une directive. Pourquoi? Parce qu'il a été mis en demeure par la Commission. Ce qu'il oublie de dire, c'est qu'il a été mis en demeure depuis décembre 2004! Depuis deux ans! Et aujourd'hui, c'est lui qui invoque l'urgence, alors qu'il a disposé de ces deux années pour travailler correctement. Aussi, venir invoquer l'urgence maintenant, alors qu'il est lui-même responsable de l'urgence, c'est inacceptable!
En
conclusion, l'opposition est vraiment mise sur le gril et elle est, de temps en
temps, pointée du doigt. Je voudrais que l'on ne puisse pas reprocher à
l'opposition au Parlement fédéral de ne pas avoir fait son travail, de ne pas
avoir souligné dans ce texte, tous les mauvais textes, tous les textes qui
posent question, tous les textes que l'on doit vraiment rediscuter. Je pense à
celui sur la lutte contre la fraude sociale. Je pense à celui sur le statut des
indépendants, sur APETRA, aux dispositions relatives à la Fedcom.
Toutes ces
dispositions doivent être fondamentalement analysées et doivent faire l'objet
de projets spécifiques parce qu'elles le méritent. C'est la raison pour
laquelle je voulais absolument attirer votre attention sur ces textes-là. Il en
va du respect de notre Règlement. Il en va du travail parlementaire. On ne doit
pas pouvoir pointer ce dernier du doigt. Ce travail doit être bien exécuté.
Pour ce faire, il faut s'en donner les moyens. C'est la raison pour laquelle je
pense qu'il suffit aujourd'hui, de simplement respecter les services et le
Règlement et de sortir de cette loi-programme et de cette loi portant des
dispositions diverses, toutes les dispositions qui ne respectent pas le
Règlement.
01.19 Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb een kleine dienstmededeling voor de collega's van de meerderheid die zo enthousiast zijn.
Ik krijg hier net het volgende document, waarin staat: "Mijnheer de fractievoorzitter, bijgaand amendement werd net ingediend - gebracht door een chauffeur - door minister Verwilghen op het wetsontwerp diverse bepalingen. Het advies van de Raad van State zou nog volgen."
Ik heb dat ondertussen reeds ontvangen via een andere post en hierbij bijgevoegd.
Weet u waarover het gaat? Het gaat om een ontwerp van minister Verwilghen, dat te maken heeft met de wet tot invoering van een eenmalige bijdrage ten laste van de gassector. Wij krijgen nu allemaal amendementen die we moeten bespreken en die te maken hebben met wat een gasonderneming is.
Wat collega's Tant en Wathelet hebben gezegd en wat collega Annemans zal zeggen, betreft de werkwijze waarop wij in dit Parlement aan wetgevend werk moeten doen.
Weet u waarin die minister en zijn kabinet dan nog slagen? Zij slagen erin om “artikel 126tris” te schrijven, in plaats van “artikel 126ter”. De Raad van State moet niets anders doen dan taalcorrecties aanbrengen.
Mijnheer de voorzitter, dat is dus de wijze waarop u zegt dat uw boetiek hier draait. Welnu, uw boetiek draait niet!
01.20 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik kan mij daar alleen met handen en voeten bij aansluiten. U hebt maar een paar maanden meer om het regnum De Croo in deze Kamer af te ronden en om te laten zien aan de wereld, of ten minste aan Vlaanderen, op welke manier deze Kamer door u is bestuurd. Als ik in uw plaats zou zijn, zou ik proberen, mijnheer de voorzitter, ervoor te zorgen dat dat laatste stukje van uw parcours niet al te veel blutsen meer aan het eventuele imago van een goede en krachtige Kamervoorzitter zou toebrengen.
Ik roep u zelf tot getuige van het aantal keren dat u mij ooit in een proceduredebat hebt gezien. Ik meen niet dat u mij erop kunt betrappen dat ik in mijn toch niet zo heel korte parlementaire loopbaan een proceduredebat voerde. Eigenlijk nooit. En zeker niet een proceduredebat over een programmawet. Ik kan mij niet herinneren dat ik daar ooit een woord over gezegd zou hebben. Dus moet ik mij een beetje verontschuldigen bij de collega’s omdat zij, samen met de collega’s van de oppositie trouwens, naar hier geroepen zijn om over deze aangelegenheid mee te oordelen. Mijn excuses daarvoor, maar u hebt één troost, collega’s: als u hier buitengaat – zelfs wanneer u ons ongelijk zou geven – kunt u tenminste in geweten zeggen: het is misschien toch nog dank zij dat debatje van de oppositie een Parlement gebleven. Want als u dit debat niet had moeten ondergaan en dus niet in arren moede naar hier zou zijn gereden, of niet verplicht geweest was naar hier te rijden, zou u daadwerkelijk bij uzelf, in uw eigen hart kijkend, hebben moeten vaststellen en moeten vragen: is dit nog wel een Parlement?
Waarom vragen wij dus dat u dit debat even zou aanhoren voor u alles wegstemt? Omdat die formele bepaling van artikel 72 niet enkel een formele bepaling is. Daar zit een ratio legis achter, daar zit een mentaliteit achter, daar zit de vaststelling achter dat wij in de loop der jaren langzaam dat systeem van programmawetten en wetten houdende diverse bepalingen hebben zien degraderen en zien afglijden tot een aanval op het instituut Parlement zelf, tot een aanval op wat de belijdenis zou moeten zijn van een democratisch regime.
Natuurlijk zijn er zaken die wij hier moeten vaststellen. Ik zal mij beperken tot slechts enkele van die zaken. Ik zal geen uitgebreide lijst geven. Natuurlijk zijn er zaken waarvan onmiddellijk duidelijk is dat u hier wetgeving door deze Kamer hebt gejaagd, door dit Parlement hebt gejaagd – overigens ook toen met nauwelijks een debat – die nu al opnieuw gewijzigd moet worden. Ik verwijs naar de wet houdende diverse bepalingen, artikel 53 en volgende, over aanhoudingen, over inbeslagnames, bepalingen over de Wapenwet, enzovoort. Ik zal het lijstje hier niet verder uitbreiden.
Er zijn wel twee zaken die mij fundamenteel storen in heel de combinatie. Het is immers een combinatie, het is geen programmawet en een wet houdende diverse bepalingen, neen, er zijn twee programmawetten gemaakt en twee wetten houdende diverse bepalingen, precies in een poging om artikel 72 te omzeilen. Ik heb het dan, ten eerste, over de wet inzake de nationaliteit. Wij vinden daar een aantal goede zaken in. Als we eindelijk, na zoveel maanden en jaren discussie, na tientallen en honderden interpellaties, vaststellen dat u de adviestermijn voor het parket, die wij hier te vuur en te zwaard hebben verdedigd gezien door de heer Eerdekens, god hebbe zijn politieke ziel ondertussen, stelden dat de adviestermijn van een maand voor de parketten waanzin was en dat u die moest verlengen, en wij zien nu dat u die verlengt, dan applaudisseert Vlaams Belang voor u, mevrouw Onkelinx. Een tweede maatregel die stelt dat de illegaliteit als termijn niet meer zal meetellen, is natuurlijk een maatregel die al lang had moeten genomen worden. Zelfs de vervallenverklaring wegens frauduleuze verkrijging wordt nu mogelijk gemaakt. Dat zijn drie details waarvan wij zeggen dat het op zichzelf goede maatregelen zijn.
Dergelijke aanzetten tot een fundamenteel debat over de snel-Belgwet worden echter vervolgens afgeknipt en in een programmawet en in een wet houdende diverse bepalingen gestoken om ons te kans te ontnemen hier in het gremium te debatteren over een evaluatie van de hele snel-Belgwet, over een uitbreiding of een inperking van het principe van de snel-Belgwet en over het feit dat u in die wet houdende diverse bepalingen tersluiks ook nog eens de dubbele nationaliteit voort promoot als principe en de nationaliteitsverklaring als een mogelijkheid van heel die mallemolen aan mogelijkheden om de Belgische nationaliteit te verkrijgen, die u bevestigt, nog meer verstevigt. Wanneer wij daarover een debat willen en dus fundamenteel naar aanleiding van uw drie bepalingen graag eens een debat zouden hebben over wat de publieke opinie in Vlaanderen denkt van uw snel-Belgwet, waarvan de principes overeind blijven, omdat de VLD intern niet in staat is om daarover een serieus debat aan te gaan met Onkelinx, laat staan met de Kamer, en wij moeten dat allemaal vaststellen, dan zeg ik dat er goede bepalingen zijn, maar dat men veel verder had moeten gaan. Het moest in een bredere context gezien worden. Die moet dus grondig herzien worden.
Wat u dus probeert te ontlopen, is het fundamentele debat. Dat is een voorbeeld waarom wij zeggen dat wat hier vandaag gebeurt, het ontlopen van een normaal politiek debat in een democratie is. Dat normale politieke debat moet in het Parlement gebeuren en niet in een commissiezaal, dan nog verknipt in twee programmawetten en twee wetten houdende diverse bepalingen, ons de mogelijkheid ontnemend om het debat hier te voeren en het versluizend naar de Kamer. Je reinste bedrog.
Ik weet niet of u dat beseft, maar wat Onkelinx doet, is – aan de hand van een wet houdende diverse bepalingen – een volmachtenwet door de Kamer, door het Parlement, sleuren, om heel de goksector, de hele gokindustrie en alles wat ermee te maken heeft – de erkenningen, de samenstelling van de kansspelcommissie, alle manieren waarop er gegokt zal worden in België – over te hevelen naar haar eigen kabinet. Dat wordt door uzelf, als u die wetten goedkeurt, onttrokken aan het Parlement. Het wordt onttrokken aan een normale parlementaire controle. Ik aarzel niet – dat is voor een stuk een inhoudelijk debat, dat geef ik toe – om hier in één zin te zeggen dat Onkelinx in handen is van de goksector, van de gokindustrie. Dat de Parti Socialiste, als kapitalistische partij, en de VLD, als kapitalistische partij, daarin meegaan, kan ik nog begrijpen. Maar dat de sp.a, de progressieven van het moderne socialisme, de gokindustrie overhevelen naar het ministerieel kabinet, is een puur schandaal.
01.21 Minister Laurette Onkelinx: (…)
01.22 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mevrouw Onkelinx, u maakt zich boos, maar ik ben bereid om, aan de hand van boosheid en aan de hand van het dossier, een debat te voeren over de artikelen die u nu voorstelt. Ik ben zelfs bereid om te erkennen dat wat ik hier gezegd heb, overdreven en psychiatrisch is, zoals u trouwens alles psychiatrisch noemt wat u niet aanstaat. Ik ben evenwel niet bereid om de behandeling van zulke principes en van zo’n belangrijk ontwerp tussen twee plooien van uw programmawet en van uw wet houdende diverse bepalingen te behandelen, zoals wij hier straks, deze namiddag, met stemmingen aangehecht, zullen moeten doen zonder dat er enig debat over gevoerd kan worden.
Dat is een voorbeeld van de essentie waar het hier vandaag over gaat. Collega’s, u stemt zoals u wil, maar ik zeg u dat als dit doorgaat zoals deze meerderheid aan de Kamer voorstelt van het te doen, dan is dit – en ik spreek voor de eerste keer vanop deze tribune in een proceduredebat – geen Parlement meer te noemen.
De voorzitter: Mijnheer Annemans, de woorden waarmee u zegt dat de minister onder de gokmaffia (…)
01.23 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)
De voorzitter: (…) die woorden zal ik laten schrappen. Ik vind die onaanvaardbaar.
01.24 Gerolf Annemans (Vlaams Belang): (…)
De voorzitter: Ik vind dat onaanvaardbaar!
01.25 Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, in mijn studentenclub was degene die geen praeses kon worden, een zedenmeester.
De voorzitter: Ik moet zeggen dat ik u niet verstaan heb.
01.26 Pieter De Crem (CD&V): Ik ga er niet mee akkoord dat u eigenhandig beslist welke woorden geschrapt worden. Dat kunt u niet doen!
De voorzitter: Mijnheer De Crem, dat is mijn bevoegdheid en ik zal daar niet op toegeven.
01.27 Pieter De Crem (CD&V): (…) altijd aan herinneren.
01.28 Marie Nagy (ECOLO): Monsieur le président, la pratique consistant à gouverner via des lois-programmes, des lois fourre-tout rend le travail parlementaire difficile, voire impossible. Ce constat est d'ailleurs assez largement partagé par les différents groupes politiques. C'est pour cette raison – le collègue Tant l'a rappelé – que le Règlement de la Chambre a été modifié en son article 72. Ce dernier est extrêmement précis de façon à baliser le travail parlementaire et le travail du gouvernement, mais aussi à éviter que le Parlement soit mis hors-jeu.
Je voudrais vous citer deux exemples du mépris profond du gouvernement pour le travail parlementaire.
Le premier concerne le Fonds amiante. Ma collègue Muriel Gerkens et d'autres parlementaires ont mené un travail approfondi depuis deux ans. Une proposition de loi a été rédigée en collaboration avec les organisations syndicales et patronales ainsi qu'avec les victimes de l'amiante. Ce travail exemplaire sur le plan de la démocratie est complètement court-circuité par le projet de loi-programme qui nous est présenté aujourd'hui. Quel mépris pour le Parlement! Quel mépris pour le travail de concertation effectué par les parlementaires de l'ensemble des groupes politiques et les différentes organisations! Aujourd'hui, le gouvernement souhaite mettre une plume à son chapeau et court-circuite complètement le travail des députés.
Les victimes de l'amiante méritent pourtant un peu de respect. Monsieur, mesdames les ministres, je vous invite donc à essayer – mais cela ne sera vraisemblablement pas possible vu le calendrier que vous vous imposez – d'organiser une audition de ces victimes afin qu'elles vous donnent leur point de vue sur le projet déposé par votre gouvernement.
Mesdames, messieurs les parlementaires, nous nous trouvons ici face à un exemple flagrant de mépris profond de votre travail.
J'en arrive à mon deuxième exemple qui a déjà été cité par d'autres collègues. Il a trait à l'adaptation de la loi sur la nationalité.
Sur le fond, certains éléments des propositions déposées méritent débat. Il ne s'agit en aucun cas de problèmes inconnus ou de problèmes qui ne font pas déjà l'objet de propositions de loi. Toujours est-il qu'ils méritent d'être discutés sérieusement en commission.
Madame la ministre de la Justice, vous nous avez habitués à d'autres types de débats. Vous avez bâclé une modification importante du Code de la nationalité. Vous vous êtes contentée de dire qu'il fallait lutter contre les abus pour tenter de justifier la restriction du droit à la nationalité.
Certaines choses étaient prévisibles et étaient prévues. Toutes les adaptations du Code de la nationalité qui découlent de la modification de la loi sur les étrangers votée avant les vacances ont été mises en évidence au moment de la discussion de cette loi en commission de l'Intérieur. Il n'y a aucune raison de les inclure dans une loi-programme.
De même, que vient faire la modification du Code de la nationalité concernant la double nationalité dans une loi-programme? Quelles sont les incidences budgétaires de ce projet? Monsieur Borginon, nous avons parlé de la double nationalité; vous savez que la majorité des groupes politiques est favorable à cette modification. Pourquoi cette question ne mérite-t-elle pas un débat à elle toute seule pour modifier la loi alors que des propositions de loi ont été déposées, certaines depuis 2003, d'autres depuis 2004? Que viennent faire ces dispositions dans la discussion qui nous occupe aujourd'hui?
Ce gouvernement gouverne autour des lois-programmes pour éviter les débats sur des points qui sont parfois délicats et pour court-circuiter et mépriser le travail des parlementaires. C'est insatisfaisant, c'est scandaleux!
Chers collègues, vous pouvez aujourd'hui décider d'appliquer ou non le Règlement. Estimez-vous que votre rôle de parlementaire peut être gommé ou disparaître au bon gré d'une décision du gouvernement? Êtes-vous à ce point obéissants pour que, sur un simple claquement de doigts du gouvernement, vous ne respectiez ni votre travail ni vous-mêmes en tant qu'institution? Il faut dénoncer cette manière de fonctionner.
Madame la ministre, de nombreuses autres choses sont bien plus urgentes, par exemple, la modification de la loi sur les loyers et toutes les mesures concernant les locataires qui pleurent depuis des années pour que des modifications soient apportées. Vous n'abordez pas ce type de questions!
Madame la ministre, là où un débat parlementaire
pourrait avoir lieu, notamment à propos de la nationalité, là où les
parlementaires ont travaillé - le Fonds amiante par exemple -, vous montrez
votre vrai visage. Pourquoi ne fermez-vous pas le Parlement? Pourquoi
travaillons-nous ici? Pourquoi faire semblant de croire qu'il y a un débat
parlementaire? Pourquoi a-t-on encore besoin de dire aujourd'hui que le
Parlement fonctionne? Fermez-le! Ainsi, le gouvernement travaillera peut-être
mieux! (Applaudissements)
De voorzitter: Mijnheer Annemans, u hebt de term "gokmaffia" niet gebruikt. Ik heb het gecontroleerd. Ik wil objectiviteit.
01.29 Alfons Borginon (VLD): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil even kort interveniëren om het geheel toch een klein beetje te dedramatiseren. Als de heer Annemans op de tribune komt om te zeggen dat het de eerste keer is dat hij in zulk proceduredebat moet interveniëren, is hij niet de enige: ik denk dat iedereen hier voor de eerste keer in dit proceduredebat is betrokken, om de heel eenvoudige reden dat de bepaling van het reglement, die wij moeten toepassen, pas van vorig jaar dateert.
Als u kijkt naar wat er in dat reglement staat, staat daar alleen maar dat wanneer er een wet wordt ingediend in uitvoering van de begroting, de Conferentie van voorzitters er dan de bepalingen uit moet halen die niet tot de begroting behoren. In principe gaat het dus over de programmawetten, maar het is niet omdat iets anders noemt, dat het geen wet zou kunnen zijn in uitvoering van de begroting. Dat is de reden waarom we tot dit debat overgaan. Dat neemt niet weg dat de Kamer wel degelijk het recht heeft het debat te voeren in de commissies, over allerlei mogelijke andere, dringende bepalingen waarover moet gestemd worden, ook al hebben ze niets met de begroting te maken.
Wanneer de diensten van de Kamer een analyse hebben gemaakt van deze teksten, is de regering daar toch wel voor een keer, denk ik, bijzonder correct mee omgegaan. Zij hebben serieuze inspanningen gedaan om voor zichzelf uit te maken wat nu echt begrotingstechnisch is en wat niet, en welke van de dringende bepalingen echt dringend zijn en welke niet. Men heeft er een hele reeks zaken uitgehaald, zodanig dat uiteindelijk in de Conferentie van voorzitters nog slechts het debat overbleef over een drietal elementen: Apetra, de nationaliteit en de schijnzelfstandigen. Dat is in het algemeen vijf tot tien procent van de wetten waarover het gaat.
Dat wilde ik toch nog even in herinnering brengen van de Kamer. Ik denk dat het een nuttig debat is waarbij wordt getracht zuivere wetten te maken met enerzijds een programmawet en anderzijds een wet houdende dringende bepalingen, en eventueel nog een wet houdende niet-dringende bepalingen. Ik denk dat het debat van vandaag niet van aard is om te zeggen dat deze Kamer niet voort zou kunnen werken.
01.30 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, om u toe te laten naar behoren uw rol te spelen, verwijs ik nog naar artikel 24, derde lid van ons reglement, dat bepaalt dat alle voorstellen die betrekking hebben op een ontwerp dat is geagendeerd, automatisch aan het ontwerp worden toegevoegd. Ik zou de diensten van de Kamer dus willen vragen – u zult ze daartoe de opdracht willen geven – om na te kijken of er over de diverse onderwerpen die in de programmawet aan bod komen, bepalingen of voorstellen zijn die daarmee verband houden en dus automatisch aan het ontwerp van programmawet en aan de agenda van de diverse commissies worden toegevoegd.
De voorzitter: Ik zal dat laten nakijken, mijnheer Tant.
01.31 Paul Tant (CD&V): Mijnheer de voorzitter, een secondje. Als u dit wilt toepassen, moet u eerst even de tijd nemen om na te kijken wat er allemaal aan wetgevende initiatieven hangende is en ik hoef dat niet te vragen want het Reglement bepaalt dit zelf. Doen, voorzitter!
De voorzitter: Ik zal laten stemmen over het voorstel van verschillende collega's. Wees zeer aandachtig over wat ter stemming komt.
01.32 Pieter De Crem (CD&V): … is natuurlijk niet neutraal. U hebt de uiteenzetting gehoord van meerdere collega's alsook het laatste, bijzonder belangrijke betoog van collega Tant. Ik zou graag weten of de commissies vandaag nog kunnen samenkomen.
De voorzitter: We zullen zien. Ik zal eerst dit laten oplossen. Het ene na het andere natuurlijk.
01.33 Pieter De Crem (CD&V): Maar we gaan wel het Reglement toepassen!
De voorzitter: Wij hebben de Kamer samengeroepen in toepassing van artikel 72, 4, lid 2 van het Reglement.
Nous allons voter sur la proposition faite par des groupes politiques au sein de la Conférence des présidents qui veulent disjoindre de l'actuel projet de loi-programme les articles 317 à 332 et du projet de loi portant des dispositions diverses les articles 86 à 95 et 485 à 496.
Zij die deze bijkomende splitsing wensen stemmen ja, de anderen stemmen nee.
Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
42 |
Oui |
Nee |
86 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
128 |
Total |
Bijgevolg verwerpt de Kamer het voorstel tot bijkomende splitsing.
En conséquence, la Chambre rejette la proposition de disjonction supplémentaire.
Ik sluit de
vergadering.
01.34 Pieter De Crem (CD&V): Mijnheer de voorzitter, dat hadden we niet afgesproken! Na de stemming zou u een mededeling doen met betrekking tot de werking van de commissies, in toepassing van het artikel 24, ten derde.
De voorzitter: Die wordt rondgedeeld.
01.35 Pieter De Crem (CD&V): Die wordt niet rondgedeeld. Ik wil van u daaromtrent een toelichting.
De voorzitter: Ik kan dat allemaal aflezen, als u wilt.
01.36 Pieter De Crem (CD&V): Lees dat eens af.
De voorzitter: Die wordt aangepast aan wat we zojuist beslist hebben. Die wordt rondgedeeld.
01.37 Paul Tant (CD&V): Dat is de vraag niet.
01.38 Pieter De Crem (CD&V): Hoe gaat u het artikel toepassen?
01.39 Paul Tant (CD&V): De vraag is hoe u ervoor zorgt dat artikel 24, derde lid toegepast wordt.
De voorzitter: Ik zal vragen aan de diensten wat dat allemaal betekent natuurlijk. Ik heb daarvan op dit ogenblik geen idee.
Ik zal dat nakijken, mijnheer De Crem.
01.40 Pieter De Crem (CD&V): Wat gebeurt er nu met de bijeenkomst van de commissies?
De voorzitter: De verdeling per commissie wordt rondgedeeld op basis van wat we nu beslist hebben. Ik kan het toch niet vroeger doen.
Dit is het einde.
01.41 Pieter De Crem (CD&V): Dat is zeker het einde.
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 7 december 2006 om 14.15 uur.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 7 décembre 2006 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten om 16.08 uur.
La séance est levée à 16.08 heures.
L'annexe est reprise dans une brochure
séparée, portant le numéro consécutif CRIV 51 PLEN 247 annexe. |
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met volgnummer CRIV 51 PLEN 247 bijlage. |